De eigenaar van het kasboek

In een hier eerder gepubliceerd artikel, over de kosten van het levensonderhoud in Batavia, moest de auteur Theo Stevens gissen over de herkomst van een door hem bestudeerd kasboek. Uiteindelijk noemde hij de eigenaren – om ze maar een naam te geven –  ‘de heer en vrouw Vermeulen’. Hij hoopte echter dat de werkelijke eigenaren ooit zouden worden gevonden. Java Post ging op zoek, en vond.

Kebon Sirih, ca. 1910

Door Bert Immerzeel

Was het in 1993 bijna ondoenlijk om dit soort vragen te beantwoorden, tegenwoordig kunnen we veel meer. Niet dat het gemakkelijk is, het vergt enig inzicht en uithoudingsvermogen, maar het kán. Delpher, de digitale krantenbak van de Koninklijke Bibliotheek, geeft ons die mogelijkheid.

Welke aanwijzingen gaf Stevens ons? Het kasboek was in bezit van een familie waarvan de man waarschijnlijk werkte bij het Departement van Marine te Batavia. Het paar huwde in september 1903, in juli 1904 kwam er een zoon Jan, en in november 1906 een dochter Marietje. Dat is het wel zo´n beetje. En o ja, er werd waarschijnlijk enkele malen verhuisd, en een paard en wagen aangeschaft, en weer verkocht.

Huwelijken en geboorten vonden niet altijd hun weg naar de kranten, maar hier konden we wel eens geluk hebben, omdat we weten dat het gezin een abonnement op één-, en later zelfs op twee kranten had. Een paar uur dwalen door vergeeld krantenpapier was voldoende om me op het spoor te zetten…  Lees verder

Geplaatst in 9. Java Post | 18 reacties

De kosten van het levensonderhoud in Batavia

Ongeveer 25 jaar geleden kreeg Theo Stevens, destijds universitair hoofddocent geschiedenis in Amsterdam, een kasboek toegezonden. Het bleek een schat aan gegevens te bevatten met betrekking tot de kosten van levensonderhoud van een Europees gezin in Batavia, in het eerste decennium van de vorige eeuw. In Moesson deed hij verslag.  

Door Theo Stevens

Een pakketje dat mij onlangs werd toegezonden, bevatte een cahier met harde  kaft. Op de omslag ervan staat het woord ‘Kasboek’ en de volgende aanduiding is ‘Naamlooze Vennootschap Boekhandel Visser & Co, Weltevreden’. Zo op het eerste gezicht geen spannende lectuur, maar al bladerend bleek ik een overzicht in handen te hebben van de maandelijkse inkomsten en uitgaven van een gezin uit Batavia aan het begin van deze eeuw. Om heel precies te zijn: de periode september 1903 tot en met juli 1908. Onmiddellijk de gulle afzendster opgebeld, met de vraag hoe de daar nou aan gekomen was. Jammer genoeg kreeg ik niet veel meer te horen dan… ergens op de kop getikt.

Een pagina uit het kasboek

Dit verhaal is een reconstructie op grond van tekst en cijfers uit een kasboek. Wat kun je over de familie te weten komen? De ouders van meneer Vermeulen woonden niet in Indië, want als er in 1904 een cadeau van ‘Pa en Moeke’ arriveert, moet er een flink bedrag aan invoerrechten betaald worden. Ik weet niets van de identiteit van het echtpaar en zelfs hun leeftijd is onbekend, al kan worden aangenomen dat meneer omstreeks 1875 geboren is. Ook wordt niet duidelijk waar zij in Batavia woonden.  Lees verder

Geplaatst in 9. Java Post | 7 reacties

De steunverlening in Djokjakarta

Bijna alles wat we weten van de buitenkamp-situatie en de steunverlening in Djokjakarta tijdens de Japanse periode, weten we van Géza Szabó, een destijds in Djokja woonachtige tandtechnicus van Hongaarse afkomst.
Szabó (geboren 1910) publiceerde zijn memoires in Nederland in 1989 onder de titel ‘Van poesta tot polder’[i].  Door zijn Hongaarse afkomst kon hij buiten de kampen blijven. Reeds aan het begin van de oorlog trad hij in contact met de geestelijkheid in Djokja om zijn diensten aan te bieden. Toen in september 1943 ook de geestelijken werden opgepakt, stond hij er alleen voor.

Door Géza Szabó

Géza Szabó

“Direct na de capitulatie werden de militairen van het Nederlands-Indisch leger en de leden van de Landstorm opgepakt en vastgezet. Voor de achtergebleven gezinnen van deze geïnterneerden – naast Nederlanders ook veel Ambonezen, Timorezen en Menadonezen – hielden de inkomsten daarmee van de ene op de andere dag op. Al snel was er geen geld meer om eten te kopen. In dezelfde benarde situatie bevonden zich de lagere ambtenaren en tuinemployé’s voor wie ineens geen werk meer was, aangezien de meeste cultuurondernemingen moesten sluiten. Kort nadat de militairen waren geïnterneerd, werden ook Nederlandse burgers groepsgewijze vastgezet.(…) Zij werden voorlopig ondergebracht in Fort Vreedenburgh, het voormalige militaire kampement in Djokja dat door iedereen de ‘Benteng’ werd genoemd. Het kamp was omgeven door een hoge muur van prikkeldraad. (…)  Lees verder

Geplaatst in 9. Java Post | 13 reacties

Vergeet die medaille, opa, wij weten beter

Jeftha Pattikawa schrijft zijn overleden opa, over een veel te laat eerbetoon voor Molukse KNIL-militairen.

Molukkers in Nederland, jaren ´50

Door Jeftha Pattikawa

Lieve opa,

Dit geloof je niet. Ik las afgelopen week dat de laatste nog levende Ambonese KNIL-militairen alsnog een eerbetoon en de veteranenstatus ontvangen van Defensie en de medailles waar zij recht op hebben. Ik vroeg me af of het een bericht uit de jaren vijftig betrof omdat onder meer de NOS het had over ‘Ambonezen’. Had ik iets gemist? Boven het artikel prijkte toch echt de datum 30 oktober 2017. Bijna 70 jaar na jullie komst in Nederland. Ik vraag me af of er überhaupt nog Molukse KNIL-militairen in leven zijn.  Lees verder

Geplaatst in 9. Java Post | 26 reacties

Het drama van Indisch Bronbeek

Indisch Bronbeek in Bandoeng, gebouwd in 1924 op een fundament van naastenliefde, was geen geluk beschoren. In november 1945 werd het bezet door Indonesische jongeren. De gevolgen waren niet minder dan verschrikkelijk.

Identificatie slachtoffers door O.D.O.

Op 17 oktober 1945 arriveerden de eerste Britse troepen in Bandoeng. Samen met tweeduizend Japanners waren zij verantwoordelijk voor de bescherming van een 60 duizend Europeanen, een vrijwel onbegonnen zaak omdat de te beschermen personen over de hele stad verspreid wonen. Zelfs als in november de Indo-Europeanen uit Zuid-Bandoeng gesommeerd worden naar het gebied boven de spoorlijn te trekken, is de Geallieerde troepenmacht onvoldoende om excessen te vermijden. Vooral de perifere gebieden van Bandoeng, zoals Bronbeek in het noord-westen, blijven onbeschermd.  Lees verder

Geplaatst in 9. Java Post | 33 reacties

Nederland runde eeuwenlang een drugskartel (en betaalde er zijn oorlogen mee)

Nederland verdiende als kolonisator niet alleen geld met specerijen, maar ook met opium. Daarmee betaalde het zijn koloniale oorlogen. In de Maand van de Verzwegen Geschiedenis betoogt Ewald Vanvugt dat ook dát in de geschiedenisboeken moet komen.

Drie opiumschuivers [TM-10012183]

Door Ewald Vanvugt

Tijdens onderzoek in een bibliotheek op Bali deed ik twee historische ontdekkingen die nauw met elkaar zijn verknoopt: dat de Nederlandse overheid in Oost-Indië gedurende eeuwen op grote schaal in opium handelde; en het haast onvoorstelbare feit dat de overheid met de winst van deze handel de koloniale veroverings- en bezettingslegers financierde. Het verrassendst was het feit dat alle moderne boeken zwijgen over de Nederlandse opiumhandel in Azië.

Uit de bibliotheek op Bali bracht ik in 1984 deze basiskennis mee: in de VOC-tijd en onder koning Willem I handhaafde de overheid het monopolie op de opiumhandel in Oost-Indië steeds strikter en in een steeds groter gebied. De winst op opium was namelijk de voornaamste bron van contant geld voor soldij van militairen en ambtenaren.

De Nederlandse geschiedenisboeken vermeldden over dit alles niets. Bij navraag onder bevriende geleerden wisten ook zij hierover niets. Hoogst verbaasd heb ik vervolgens om allerlei redenen met grote haast de Nederlandse opiumgeschiedenis geschreven, vooral om niet langer een van de weinigen te hoeven zijn die deze verschrikkelijke geschiedenis van opium en oorlog nog kende.  Lees verder

Geplaatst in 1. Het vooroorlogse Nederlands-Indië | Tags: , | 21 reacties

Indisch Bronbeek als romoeshakamp

Was Indisch Bronbeek in Batavia bedoeld voor een zorgeloze oude dag van ex-KNIL-militairen en hun gezinnen, de Japanners dachten daar anders over. De wijk bleek eenvoudig te gebruiken als interneringskamp.

Romushas bij terugkeer uit Japan, 1946 [NA]

Aanvankelijk werd Indisch Bronbeek met rust gelaten. In 1943 zou dat anders worden. Eén van bewoners, een destijds ongeveer 10-jarig meisje, herinnert zich:

“Na ongeveer twee à drie maanden na de capitulatie van Nederlands-Indië haar familie naar Indisch Bronbeek in de buurt van Meester Cornelis. In deze plaats woonde een groep Nederlanders en Indische Nederlanders bij elkaar. Haar vader was hier naar toegegaan omdat hij dacht daar veilig te zijn en om zo de bezetting door te komen. Echter de Japanners kwamen ook in Bronbeek. Alle vaders (mannen) van Europese afkomst werden weggevoerd naar het Grogolkamp. Ook haar vader. Hij overleed later in 1944 in dat kamp. Samen met haar moeder, een zuster en drie broers bleef zij achter in Bronbeek. De wijk bestond uit een aantal kleine huisjes. Met z’n zessen woonde zij in één zo’n huisje. Direct nadat de mannen waren weggehaald begon men met het aanleggen van een omheining van boomstammen (gedek).” Lees verder

Geplaatst in 9. Java Post | 8 reacties

Een Indisch Bronbeek

‘Bronbeek’ staat voor het militair tehuis in Arnhem: een statig landgoed, ooit ingericht voor invalide oorlogsmilitairen, maar nu vooral een museum dat leert van vervlogen tijden. Dat ook Nederlands-Indië zijn eigen Bronbeek heeft gehad, is minder bekend.   

KNIL-militairen in slaapzaal

De roep om een ‘Indisch Bronbeek’ was niet nieuw. Toen in 1895 de verminkten uit de Lombokkrijg terugkeerden, en in 1897 of 1898 uit Atjeh, werd in Indië al geopperd om naar het voorbeeld van ‘Arnhem’ een dak te bieden aan ex-militairen. Het bleef voorlopig bij een idee.  Lees verder

Geplaatst in 9. Java Post | 4 reacties

‘Indië is als erwtensoep: altijd groen en eeuwig heet!’

Nederland kende in de vooroorlogse jaren volkszangers voor wie de hele bevolking dichter naar de radio schoof: Speenhoff, Davids, Bandy, Pisuisse en Derby. Hadden zij ook succes in Indië? Met mate. Een reis van Willy Derby was niet geheel zonder moeilijkheden.

Willy Derby

Volgens het biografisch portaal van het Huygens Instituut groeide Willem Frederik Christiaan Dieben (1886-1944), beter bekend als Willy Derby, op in een arm gezin in een Haagse volksbuurt. Na zijn militaire diensttijd trok hij de wijde wereld in en kreeg allerlei baantjes als kelner en zanger-humorist. In 1914 keerde hij terug, en vond, mede dank zij zijn vrouw, een contract om op te treden in variététheaters in Den Haag en Rotterdam. Hij gaf hier nog enige voorstellingen samen met zijn broer, Lou Dieben (Bandy). Vanaf 1918 trad hij weer alleen op, nu onder de artiesten naam Willy Derby. Hij bracht een uitgebreid repertoire meezingers, maar had het meeste succes met zijn smartlappen. De meeste teksten waren afkomstig van zijn vriend Ferry van Delden.
In Indië was Derby bekend geworden door enkele uitzendingen via de PHOHI-omroep. Zijn liedjes ‘Hallo Bandoeng’, ‘Brief uit Indië’ en ‘Slamat tidoer’ zorgden hier voor voldoende populariteit om hem uit te nodigen.  Lees verder

Geplaatst in 9. Java Post | 4 reacties

Over deze Nederlandse slavernijgeschiedenis hebben we het nooit

Het is bekend dat Nederland slaven maakte en verhandelde. Maar daarbij gaat het altijd over Suriname en de Antillen – en nooit over Nederlands-Indië. Reggie Baaij betoogt dat ook dát in de geschiedenisboeken moet komen.

I Loeh Sari, slavin van de radja van Boeleleng, 1865. Foto: I. van Kinsbergen / Leiden University Library

Door Reggie Baaij

Nederland staat meer stil bij de slavernij. Sinds enkele jaren maakt het eigen slavernijverleden deel uit van het primair en voortgezet onderwijs. En als je tijdens de jaarlijkse herdenking van de afschaffing van de slavernij op 1 juli het nieuws kijkt, en politici invoelend acte de présence ziet geven, dan zou je bijna denken dat er in dit land sprake is van een diepgaand historisch besef als het gaat om het Nederlandse slavernijverleden.

Niets is minder waar. Afgezien van het feit dat het onderwerp op de scholen veelal beschamend oppervlakkig wordt behandeld (en niet zelden door docenten wordt vermeden), is dat wat wordt onderwezen en herdacht ook nog maar een deel van de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Het deel namelijk dat zich afspeelde in onze voormalige koloniën in de West: Suriname en de Antillen.

Dat ons land ook een meerdere eeuwen omspannend slavernijverleden heeft in het vroegere Nederlands-Indië, dáár wordt tot op heden volledig aan voorbijgegaan. Dit deel van het Nederlandse slavernijverleden ontbreekt geheel in ons collectieve geheugen, in onze nationale geschiedenis, in ons onderwijs en bij onze nationale herdenking.

Hoe kan dat? En waarom mogen we dit deel van onze slavernijgeschiedenis nooit meer negeren?  Lees verder

Geplaatst in 9. Java Post | 75 reacties