Door Jan Somers
Aangezien mijn vader meestal op zee was, moest mijn moeder elke maand salaris (traktement) ophalen bij ’s-Landskas. Af en toe mocht ik mee. Ik herinner me nog dat de Chinese kassier een enorm lange duimnagel had. Volgens mijn moeder handig om bankbiljetten te tellen, maar daar had ik zo mijn twijfels bij.
Kort voor de Slag in de Javazee[i] moest mijn moeder het salaris ophalen bij het Gouverneurskantoor. Mij was verteld dat de goudvoorraad van de Javasche Bank in veiligheid was gebracht, evenals papiergeld. Mijn moeder kreeg drie maanden salaris mee, in zakjes muntgeld. Heel veel dubbeltjes en kwartjes, te zwaar om naar Australië over te vliegen. Dit zou het laatste salaris zijn dat mijn ouders in hun leven kregen uitbetaald.
In mijn school tegenover ons huis waren sinds het begin van de oorlog militairen gelegerd. De school was op een dag uitgestorven, op een paar militairen na. Deze militairen waren bezig militair materieel, zoals geweren, kapot te slaan en in waterbakken te doen om te laten roesten. Ze werden hierbij geholpen door jongetjes uit de straat, niet wetend dat dit volgens het oorlogsrecht niet geoorloofd was. Zelf had ik andere ambities. Ik had goedangs vol met blikconserven ontdekt, en met een vooruitziende blik sjouwde ik mij een ongeluk tassen vol mee naar huis. Ook vond ik een groot vat met drinkwater, nuttig omdat de drinkwatervoorziening was afgesloten en we aangewezen waren op onbetrouwbaar putwater. Al met al gingen we de bezetting in met voldoende voorraad voor enkele maanden. De dag daarop vond de intocht van de Japanners plaats, toegejuicht door langs de straten staande Indonesiërs.
Registratie
Mijn vader werd nog enkele weken tewerk gesteld op het Marine Etablissement, dat was niet zo’n succes, en hij werd al gauw als krijgsgevangene afgevoerd. Bij de rasregistratie werd mijn moeder geclassificeerd als belanda indo en hoefde dus niet naar het vrouwenkamp dat inmiddels aan de Reinierszboulevard was ingericht. Mijn broer en zus werden belanda kira kira betoel (3/4 blank) geregistreerd en dus geïnterneerd; mijn zus in het vrouwenkamp, mijn broer naar West-Java. Ik ‘verloor’ mijn pendaftaran met belanda kira kira betoel en ging logeren bij kennissen in Lawang. Dat waren mensen met een nogal donkere huidskleur tegen wie ik gewoontegetrouw ‘tante’ en ‘oom’ zei. Er was een mooie tante bij waardoor de behandelende ambtenaar mij ook als belanda indo registreerde.
Zolang mijn zus nog in Soerabaja in het kamp zat kon ik haar voorzien van wat extraatjes. Op de fiets met een tasje eten stond ik dan ‘s-avonds samen met de dochter van baboe Soep in een zijstraatje te wachten tot de Japanse patrouille was gepasseerd, snel naar het gedek, het meisje staand op de bagagedrager het tasje overgeven. Meestal kreeg ik van mijn zus dan een zak met kleren van andere vrouwen mee om te verkopen. Daar had baboe Soep wel Chinese klanten voor. Voor mijn moeder werd de huishuur te veel, we gingen samenwonen met twee incomplete Molukse gezinnen, en zwierven van huis naar huis, steeds kleiner. Gelukkig kon ik nog wat verdienen met het bezorgen van bloemstukken, vooral bij Chinese families. Geen salaris, alleen fooien.
Gestolen waar
Er scheen veel te worden gestolen bij grote bedrijven zoals Unilever, vooral zeep, margarine, schoenen en kleren. Ik weet niet meer hoe of ik erop kwam, maar ik zag daar wel een bijdrage aan ons huishoudbudget in. Op Pasar Toeri, in de benedenstad, zag ik kramen vol met dat gestolen spul. Palmolivezeep, Sunlightzeep, Luxzeep, Blue Band margarine, tegen lage prijzen. Ik denk dat die dieven er snel van af wilden vanwege de zware straffen. Regelmatig reed ik er heen, tien kilometer heen, tien kilometer terug, met volle tassen. In de wijk Darmo waar ik woonde wist ik alles vrij snel te slijten, meest aan Chinese families, die hadden nog geld. Maar ik kende ook een mevrouw die Japanse officieren te vriend had (netjes gezegd) en die mijn spullen voor goed geld aan hun wist door te geven, zwijmelend over een zielig, hongerend Indisch jongetje. Daar tussendoor wist ik op Pasar Toeri ook nog breikatoen in te slaan en te verkopen aan mensen die er sokken van breiden voor de verkoop, vooral aan Japanse militairen. Dat betekende ook dat ik van fietsspaken breipennen moest maken en verkopen. Een druk bestaan voor een jongen van veertien.
Aan die handel kwam in 1944 abrupt een eind toen ik werd opgepakt door de PID en overgedragen aan de Kenpeitai. Hoe dat precies was gegaan weet ik niet meer zeker, en op dat moment wist ik ook niet waarvoor ik was opgepakt. In eerste instantie dacht ik aan heling en zwarte handel. In mijn reconstructie denk ik dat een hele woonwijk was afgezet en dat alle mannen/jongens die thuis en op straat werden aangetroffen werden opgepakt. Net als een visser die zijn netten binnenhaalt, de bijvangst overboord gooit en het waardevolle spul verder verwerkt. Pas na enkele weken verhoor begreep ik dat het om drie onderwerpen ging: 1) Een luchtaanval op machinefabriek Braat waarbij de vliegtuigen naar hun doel zouden zijn geleid door signalen vanaf de grond[ii], 2) Onderzoek inzake de opgerolde verzetsgroep Meelhuijsen, 3) Een klein illegaal wapendepot in de dierentuin waar ik toen in de buurt woonde.
Alleen blauwe plekken
De eerste verhoren vonden plaats door Indonesische rechercheurs van de PID op het hoofdbureau van politie. Daarna werd ik gehuisvest in de Werfstraatgevangenis met verhoren bij de Kenpeitai in het gebouw van de Raad van Justitie en naderhand vooral in de gevangenis, door de PID en de Kenpeitai. Ik had de ‘luxe’ van een éénpersoonscel met een buitenkooi voor overdag. Soms kreeg ik een medegevangene te logeren, mogelijk om in een wat informele sfeer wat meer te weten te komen, wat er later uit kon worden geranseld. Ik had het geluk niets van de genoemde onderwerpen af te weten zodat ik niet hoefde te liegen.
De ondervragers van de PID wisten harder te meppen dan de Japanners die zich meestal beperkten tot luisteren en toekijken. Die PID-ers droegen altijd een donkere bril, vandaar mijn hekel aan dragers van zonnebrillen die deze ook nog ophouden tijdens een gesprek. Het staat ingebrand op mijn netvlies: een kale kamer met een getralied raam met matglas hoog in de muur achter mij. Het stonk er naar zweet. Rechts voor mij de deur, links voor mij een tafel met twee stoelen waarop de Japanners zaten. Op die tafel twee karwatsen. Alleen al het zien van die karwatsen was akelig. Zo’n karwats bestaat uit repen leer die bij het handvat gevlochten waren om een stok. De PID-ers sloegen gelukkig alleen met het handvat. Dat had het voordeel dat je geen open striemen kreeg die konden ontsteken. Alleen blauwe plekken.
Terugkijkend heb ik het idee dat de Japanners niet veel in mij zagen en dat de PID-ers alleen wilden scoren voor hun eigen carrière. Na een paar weken werd het rustiger, ik mocht zelfs in de keuken werken. Lobak schoonmaken, de wortel voor de Japanners, het groen voor de gevangenen – hetgeen (onbedoeld) voor de nodige vitaminen zorgde. Bij het rondbrengen van de bakjes eten zag je wel een hoop ellende.
Eind 1944 werd ik vrijgelaten, kreeg twee kwartjes voor de tram, en werd op een melkerij even buiten Soerabaja tewerkgesteld. Maar dat is weer een ander verhaal.
x
Het vervolg op dit verhaal werd eerder gepubliceerd in de Java Post: ´Een melkboer in oorlogstijd´.
x
[i] Javapost 09-06-2011: ´De werkelijkheid was ver weg´
[ii] Javapost 11-11-2010: ´De bewogen geschiedenis van Braat NV´
Ik heb in 8 verschillende Japanse kampen gezeten in Midden-Java. Ik heb mijn memories in een boek geschreven en ben altijd heel benieuwd om andere verhalen te horen…
Ja, de intocht in Lawang herrinner ik me ook nog overduidelijk, we moesten op een rij aan de kant van de weg staan, en toen de kolonne jappen kwam aanmarcheren moesten we op bevel van een militair diep buigen en zo blijven staan tot de voorop rijdende auto`s met kopstukken gepasseerd waren. Ik herrinner me nog dat de soldaten allemaal in de maat zongen, het klonk ongeveer zo: “amato kombonè, komarina ba,…. sampai si gò goto nè kona….. ” , ik weet niet of de woorden correct zijn (spreek geen japans) maar het klonk wel zo, verder ben ik de woorden van het vervolg vergeten, maar de wijs staat voor altijd in mijn geheugen gegrifd.
Saya sedang menulis buku sejarah tentang Lawang….bolehkah saya meminta referensi sejarah dan foto tentang lawang?