De ‘Long Wall’

Krijgsgevangene Adriaan Westermann (1904 – 1971) verbleef 14 maanden in kamp Fukuoka 17, Omuta, Japan. Het door hem bijgehouden dagboek geeft inzicht in de werkzaamheden in de mijn, en leert ons het Japanse jargon van de kolenwinning. 

Door Adriaan Westermann

Het is eind augustus 1945 en we leven weer in vrede. Tussen juni 1944, de maand van onze aankomst in Japan, en nu liggen veertien maanden van slavernij, maanden die in het teken stonden van de ‘long wall’.

Fukuoka 17, Omuta, Japan

Fukuoka 17, Omuta, Japan

We zaten in de grote zaal boven de mijn in Omuta en kregen instructie. De zaal had een podium. Aan één van de zijmuren hing een klein kastje, gemodelleerd als een mooi versierd huisje, met daarin het rode schijnsel van enkele electrische peertjes. In het huisje woonde de Mijngod, voor wie we de pet moesten afnemen en buigen. Het kan ook zijn, dat de Mijngod voorbij de exercitieplaats van de mijn in een manshoog stenen huisje woonde en dat dit kleine houten huisje in ons leslokaal een kopie was. Hoe het ook zij, de Japanners hadden een bijzondere eerbied voor deze god. Hij beschermt hen, of vernietigt hen onder vallende stenen en kolenlagen. Door zíjn toedoen gaan ze ofwel na het werk ongeschonden naar huis, ofwel zij worden verminkt of dood naar boven gedragen. Hetzelfde geldt voor de krijgsgevangenen. Ook wíj namen voor en na het mijnwerk voor de Mijngod de pet af, en bogen op het uitgeschreeeuwde commando “Tadsjeboo!”   

In die eerste dagen van juni 1944 was het nog niet zo ver. We zaten bovengronds in de mijnzaal en op het podium gaf onze ‘driestreper’, een Japanse ingenieur, instructie. Naast hem stond de tolk Jamauchi, die het Japans in het Engels vertaalde. Onze vaandrig vertaalde dat dan vervolgens weer in het Nederlands. De Japanse woorden moesten we in koor herhalen, en trachten te onthouden. De driestreper tekende op een schoolbord en vertelde over het werk in de mijn.

Het was een vrij gemoedelijk gedoe. We kregen de indruk weer eens als mens behandeld te zullen worden. We zaten op banken en niet op de grond. We hadden voldoende gegeten en waren vrij goed gehuisvest; we hadden zelfs nieuwe kleren gekregen. Het had iets van een interessante excursie, waarbij het bedrijf werd uitgelegd door een welwillende expert. Vrolijk en glimlachend tekende de driestreper, en vriendelijk lachend herhaalde de tolk. Afgezien van het vreemde in een mijn te zullen werken, verwachtten we wel iets van dit nieuwe leven. De gehele omtrek was grijs en grauw van de kolen, maar toch, het leek op iets van een redelijk bestaan.

De instructie

Onder deze omstandigheden maakten wij kennis met de eerste long wall, geschetst met krijt op een zwart bord. Kolen zijn geformeerd in lagen van 1,5 meter tot 4 meter dik, tussen lagen van lei – of zandsteen. Stoot men met een hoofdgang, die in een helling naar beneden is gelegd, op een kolenlaag, dan zou men eenvoudigweg doorgaande, de kolen kunnen delven, doch dit is niet de meest praktische methode. Beter is het om een dwarsgang te maken op de plek waar de kolen beginnen. Men graaft dan in lengterichting een gang langs het begin van de laag. Deze dwarsgang wordt gestut met balken (kobokoes), zoals bijna iedere gang in een mijn gestut behoort te zijn. Dit systeem van twee opstaande balken, met een bovenbalk tegen het plafond, heet een wakoehari.

Wakoeharis

Wakoeharis

De wakoeharis worden in de gang geplaatst om de 1, 2 of 3 meter en zijn 3 tot 5 meter breed. In de aldus verkregen dwarsgang wordt een ijzeren goot gelegd, de trafoe, en daarin loopt een  ketting met uitsteeksels. De uitsteeksels slepen de ingeworpen kolen mee. De ketting is een ketting zonder eind, wordt voortbewogen door een motor en het teruglopende gedeelte loopt bovenover, over dwarse balkjes, die in de wakoehari zijn gespijkerd. Dergelijke dunnere balkjes heten naroegis.

In de kolenwand, dus in de lengterichting van de laag, en dus buiten de wakoeharis, wordt geboord, waarna men met dynamietpatronen de wand laat springen. Als de kolen niet te hard zijn, is het ook mogelijk om met de pikhouweel (de soeroebasji) de kolen los te werken. De kolen vallen, met het springen van de wand, meteen in de goot of moeten erin geschept worden. Dit laatste gebeurt met platte schoppen (skob of skoberoe). Het kolendelven heet saitan, en als het op de hierboven beschreven wijze geschiedt, noemt men het in het Engels long wall extraction. De long wall kan 50 meter lang zijn; in verband met goot en aandrijving is dit waarschijnlijk een economische lengte.

Dit alles schetste Driestreper op het schoolbord en accentueerde met zijn dikke vooruitstekende lippen de Japanse vaktermen. Het gaf hem een geprononceerd aapachtig uiterlijk, zodat hij voortaan door ons met de naam ‘Aapje’ werd aangeduid.

De iwamaki

Het delven: 'saitan'

Het delven: ‘saitan’

De saitanploeg graaft dus de kolen weg; dit kan gebeuren over een breedte van 1,5 meter, waarna men de wakoehari´s uitbreidt met één opstaande kobokoe (asi) en één plafond-ondersteuning (hari). De volgende ploeg is werkende aan de ‘long wall preparation.’ Dit betekent, met de daaropvolgende boorploeg, het klaarmaken van de long wall voor de volgende extractie. De motor en goot moeten verlegd worden naar de kolenwand toe, dat doet de kikai. En dan moeten op de plaats, waar de goot heeft gelegen, op geregelde afstanden van bijvoorbeeld 6 meter, vijf iwamakis van bijvoorbeeld 4 meter lang worden gebouwd om het plafond te ondersteunen. Een gemiddelde iwamaki is groot: 4 meter lang, 1,5 meter breed en 2,5 meter hoog (15 kubieke meter) en wordt gemaakt door 8 man.

Men begint een iwamaki met het opstapelen van zware stenen langs de rand. Het binnenste wordt opgevuld met de nog verspreid liggende kolen en steengruis. De buitenzijde wordt nu opgebouwd met beurtelings één zware kobokoe (balk) aan de voorzijde, en dan twee zware, maar kortere, kobokoes voor de zijkanten van de iwamaki. Tussen de kobokoes wordt de iwamaki afgedicht met kleinere stenen en onderwijl volgeschept met steengruis en kolen totdat het plafond is bereikt. De hoogste balken worden met stenen (botas) tegen het plafond vastgezet.

Wanneer de eerste iwamakis in een long wall worden gezet, rust de achterzijde tegen de steen- of kolenlaag en heeft een eigen voorwand van balken en stenen. De iwamakis die daarna met het verleggen van de goot dagelijks gebouwd worden, rusten met hun achterzijde tegen de voorzijde van de iwamaki´s van de vorige dag. De long wall extractie wordt dus, in het hierboven genoemde geval, steeds gevolgd door vijf muren van een breedte van 4 meter die het plafond ondersteunen. Deze muren worden daarbij elke dag ongeveer 1,5 meter uitgebreid.

Het bouwen van de iwamaki

Het bouwen van de iwamaki

Om de stenen voor de iwamakibouw te verkrijgen wordt elke dag geboord in de plafonds tussen de iwamaki´s; dynamietpatronen worden in de gaten geplaatst en op het teken “Maito!” verdwijnt ieder in de hoofdgang en laat men het plafond (tenjo) over een dikte van 0,5 tot 1 meter springen.
Allerlei variaties heeft men in de iwamaki-bouw; al naar gelang de hoeveelheid materiaal die beschikbaar is, gebruikt men veel hout, gruis, stenen of steenkool. Steenkool gebruiken is natuurlijk weinig economisch, maar het bouwt vlug omdat de kolen zo veel lichter zijn dan stenen.
Dit laatste werd door Aapje dan ook niet verteld; driestrepers kennen zogenaamd alleen iwamakis die boordevol zitten met ‘stenen.’ Tweestrepers (sjoteitjos) en éénstrepers (buntaitjos) weten dat dikwijls steenkool wordt gebruikt; werklieden en krijgsgevangenen maken zo veel mogelijk ‘luchtgaten’ in de iwamakis en gebruiken zo veel mogelijk steenkool om vlug klaar te kunnen zijn  met het werk.

Dit is de praktijk van de iwamaki-bouw, die we, toen we in juni 1944 rustig zaten te luisteren naar de uitleg van het aapje, nog niet kenden. Hoe op dat moment precies onze gevoelens waren, weet ik niet meer. Over het algemeen heeft een krijgsgevangene van Nippon een tamelijk simpel gevoels- en denkleven. Het verleden is nooit vorige maand of vorige zondag, maar steeds ‘de vrijheid in het verleden.’ De toekomst is nooit volgende week, maar steeds ‘de vrijheid in de toekomst.’ Het heden is ‘de eerstkomende hap.’ Dit zijn de grote lijnen van zijn denken. Of we erg lang nadachten over de les van het aapje betwijfel ik dus. Het woord iwamaki en long wall zei ons op dat moment nog niets. We gingen het lokaal uit en begonen aan het meegebrachte potje rijst met pickles.

Onze eerste ervaringen in de mijn

En hoe verging het onze sectie in de mijn?
We werden eerst enige tijd ingezet als dagploeg aan het mijnleven te kunnen wennen. We bouwden hier en daar iwamakis,  zetten wakoehari, werkten aan de spoorbaan en legden electrische leidingen uit.
Vervolgens werd onze sectie ingedeeld bij de long wall preparation en ging meelopen in shifts. De eerste dagshift van 06.00 tot 14.00 uur; de tweede shift van 14.00 tot 22.00 uur; de derde of nachtshift van 22.00 tot 06.00 uur. Eens in de tien dagen wisselen na de jasmé (vrije dag).

En we maakten de long wall mee in al zijn vormen. In de sankata van de honso: de honso is de laagste verdieping en sankato betekent de derde gang van de hoofdgang van deze honso. Vanaf het laatste station, waar het personentreintje ophoudt, moeten we naar beneden. De honso heeft veel water, op weg naar het werk worden we al nat en moeten door het water plassen.

Het magazijn: 'mihari'

Het magazijn: ‘mihari’

Enkele krijgsgevangenen halen schoppen en pikhouwelen uit de mihari (magazijnen). De meesten nemen al vast een balk mee van de houtstapelplaats, en enkele anderen rennen naar beneden om voor de iwamaki  al vast het losse hout te verzamelen dat bij de long wall is achtergelaten door de saitan- of wakoehariploegen. Dit spaart enige malen lopen en sjouwen uit van de houtstapelplaats.

We beginnen te leven als machines: zó veel brandstof geeft zó veel arbeidsvermogen, en als de machine overbelast wordt, slijt hij overmatig. In het begin was dat overigens nog niet zo te merken. De hoeveelheid rijst was vrij groot en vermengd met wat bonen; er kwam ook nog wel wat vis, vlees en groente aan te pas. Later werd dat wel anders.

Als een preparationploeg binnenkomt, is de saitan, het eigenlijke kolendelven,  meestal nog aan de gang. Ieder van ons zakt dan neer op zijn schop of balk en begint of te eten of te slapen. Mijnlucht maakt iemand slaperig; er heerst bij het begin van een gang meestal een aangename temperatuur, precies zo warm dat men er naakt kan rondlopen. Bijna iedereen die werkt in een Japanse mijn, loopt, op een lendendoek na, ‘naakt’. De mijnlamp staat op de mijnpet en de batterij hangt aan een rubberriem. We hebben rubberschoenen aan en zwarte beenwindsels. Deze been- en voetbedekking beschermt in het geheel niet. Een steen uit het plafond of uit de iwamaki schaaft en schramt onze lichamen en verbrijzelt de voeten geheel of gedeeltelijk.
Van een sectie van 50 man zijn meestal wel 2 of 3 man thuis met verwonde voeten. De ketting loopt met krijsend geweld door de trafoe; men kan elkaar moeilijk verstaan, maar slapen gaat goed. We zijn elke dag 12 of 13 uur weg van het kamp, en de preparatieploeg snurkt rustig tot dat de motor stopt.
Tientallen gitzwarte kerels, Amerikanen en Japanners, passeren ons. De kolenschoppen over de schouder, zwetend, zwart als roet, soms vloekend en tierend en bloedend van wonden komen ze ons voorbij. Onze tijd is gekomen. De iwamakis moeten erin.

‘Maito!’

Bij binnenkomst is het nu ‘doodstil’; hier en daar kraakt een stut. Opeens valt er een steen of stort een deel van een kolenwand in. Voorzichtig scharrelen we naar binnen en bekijken de situatie: of de iwamakis hoog of misschien extra breed zullen worden, of er veel stenen zijn, of er kolen liggen, en hoeveel hout er nodig zal zijn. We lichten de ketting en demonteren die in stukken. Tillen de aan elkaar gepaste delen van de goot uit en wringen die tussen de palen door naar de kant van de kolenwand. Nu is de plaats vrij voor de iwamaki.

Het delven: 'saitan' (2)

Het delven: ‘saitan’ (2)

Onze meest energieke mannen graven hard in het gruis en de kolen om een goede ondergrond voor de fundatiestenen te krijgen. Anderen rollen grote stenen aan en nog weer anderen gaan het hout halen voor de verdere opbouw. Dikwijls gaat dit door lange en nauwe gangen. Is de toestand dusdanig, dat de iwamaki op tijd, dus in een uur of zes, is af te krijgen, dan tracht ieder mee te werken om dat te bereiken. Maar is de iwamaki onmogelijk grooot, dan ontstaat er al gauw verdeeldheid. De sterkste mannen stomen door, de zwakkeren zien er het hopeloze van in en sparen krachten voor het opjagen van de Japanse overlieden aan het einde van de shift. Want veel van die overlieden zijn je reinste honden. We hadden er één die altijd maar raak sloeg, die schold en herrie maakte van jewelste, en die alles vlugger wilde laten doen dan mogelijk was.

Want de ruimte voor de iwamakis is onmogelijk klein. De kikai is bezig om de motor te verplaatsen en goot en ketting te leggen. De wakoehariploeg ondersteunt hier en daar het plafond extra. De Japanners schreeuwen daarbij en doen overdreven flink. Als Tweestreper komt kijken is helemaal de boot aan. Geschop, geschreeuw, geroezemoes. Men scheidt uit met clandestien in de kolenlaag te pikken. We vloeken, bouwen en sjouwen. De iwamaki groeit en dan zit zo langzamerhand de dynamiet in de boorgaten van de plafonds. Onze maitosan (Mijneer Dynamiet) kondigt dit aan door aanhoudend “Maito!” te gillen. We gooien het gereedschap op de half hoge iwamaki en verdwijnen. We vallen in de hoofdgang weer meteen in slaap; een enkeling eet, de meesten hebben hun potje al op.

Doffe klappen door de mijn, het lijkt wel luchtafweer, en dan weer stilte en een dikke witte dynamietmist met een scherpe reuk trekt ons voorbij. De buntaitjo´s gaan naar binnen om op te nemen hoe het plafond is gesprongen. Meestal komen grote blokken naar beneden, veel gruis. De balken van vroegere wakoehari´s steken daar doorheen. Het maakt een wanordelijke indruk.
Dan komen wij. Bouwen de iwamakis af met het nieuw verkregen materiaal. Hoe dikwijls hebben we niet getwijfeld of dat ding wel af te krijgen was? Met loodzware armen werd geschopt; met knikkende knieën kwamen de kobokoes (balken) binnen. Uitgeput.

Gevaar

Er was altijd veel gevaar, vooral op onze tweede plaats, Ichkata. In het begin leek het plafond mooi, hard en gelijk, en de long wall was droog. Maar men moest 20 tot 30 meter lang diep gebukt gaan door een snikheet gangetje, dus kruipen om binnen te komen. En dan nog met de palen bij ons. We sleepten maar, vreugdeloos.
Later werd het plafond slechter, op vele plaatsen water, en dan gaat het, we weten het nu zo goed, ook steeds slechter met de long wall.
Overal beginnen grote brokken steen uit de plafonds te vallen. Men probeert dit te ondervangen door naroegis boven de wakoeharis te schuiven. En dan gaan al die losse keien op het hout hangen. Het wordt onveilig; de steen is dikwijls geen steen meer, het is pap, een soort cementachtig mengsel.
Plotseling stort er iets in. Iemand wordt eruit gedragen. Wie is het? Wat? Schaafwond aan hoofd en schouders? Gesloft!

Barak Nederlandse krijgsgevangenen

Barak Nederlandse krijgsgevangenen

Men ‘sloft’ of men ‘tikt’ hem. En een mens van boven heeft niet al te veel oppervlakte, dus gelukkig komt sloffen meer voor dan tikken. Men sloft nog harder, als het een ‘minor injury’ is. Dat betekent hospitaal-opname of kwartierziek en wel ‘met een slip’, dus doorbetaling (10 cent per dag), en wel cigaretten en niet werken. Niet meer twaalf uur van het kamp weg, niet meer opgejaagd worden door die verduivelde Japanners, niet meer doodmoe naar die mijn. Aan de andere kant, minder rijst en géén mijnbroodjes. Voor- en nadelen dus, maar de nadelen wogen wel het zwaarst.

Ook de extractie van de long wall in de Ichkata kwam tot een einde. We gingen nu naar de Rokoekata. Eerst aan de benedenzijde; daar was een long wall die nogal eens instortte. Hammond kwam onder een instortend plafond. We hoorden de ondersteuning al hier en daar kraken en bleven bij onze iwamaki wat uit de buurt, maar Hammond, naast ons, bleef doorwerken. Op een baar werd hij thuisgebracht en moest maanden in het hospitaal blijven. Hij loopt nu nog mank.

Kou

Deze long wall werd al te slecht. We begonnen aan de exploitatie van de long wall boven. Deze lag dichter bij de mihari (magazijn). Het was nu februari 1945, hartje winter in Japan. Alles was koud en bleef koud. We aten in bed onder de dekens. We deden alles met de winterjas aan en de kraag op, zoveel mogelijk, maar bij het passeren van de wacht moet die weer snel neer.

De Japanse soldaten zijn en blijven kinderlijk in hun optreden. Men mag géén doek om zijn oren binden, géén doek om zijn hals hebben, géén kraag opzetten, géén handschoenen aanhebben en de handen niet in de zakken steken. Dit alles is de soldaat, al is het dan maar een krijgsgevangene, onwaardig. Maar we zijn geen soldaten meer, alleen maar vermoeide, afgezakte, verkleumde en vermagerde stakkers, die in de sleur meelopen of longontsteking en oedeem krijgen, en mogen pas, vaak wanneer het te laat is, in het hospitaal worden opgenomen.

Onze sectie brengt het tot een getal van maar 20 man (van de 50) naar de mijn. Tien in het hospitaal, waarvan 2 met een minor injury, en 8 longontsteking of oedeem, 10 kwartierziek en 10 lichte dienst. De twaalfde sectie is damé-damé, zij krijgt de naam van een sabotage-sectie. Toch is dat niet het geval. Het werk is te zwaar. Onze tweestreper, een man met uitstekende kaken, een grote uilenbril en magere benen, eist veel van ons. Hij zit dan maar bij het werk en maakt de buntaitjos gejaagd en gehaast. Het komt voor dat we zó laat zijn, dat we van de honso (600 meter diep) naar boven moeten lopen of nog net met de lege kobokoetrein mee naar boven kunnen. ‘Boven’ is het dan weer haasten met baden en met de tweede bunch pas naar het kamp. Kaakmans had toch een goede zijde. Hij sloeg weinig en niet hard, wonderlijke eigenschap voor een Japanner. Maar wat het opvoeren van het werk betreft bleef hij steeds een grafkop.

Rol (Johannes Rol – JP) kwam onder de stenen. Dat gebeurde bij een klein ploegje, werkende in de gokata. Zij werkten daar onder de krakende wakoe´s, waarschuwden wel, maar de buntaitjo wilde opschieten. Korte tijd daarna kwamen 10 wakoeharis, met plafond en al, naar beneden. Rol zat eronder, de anderen hoorden hem roepen, antwoordden en begonnen de stenen op te ruimen. Na een uur waren ze bij hem. Hij zat als in een klein hokje tussen het hout en de stenen, ongedeerd, maar hier en daar wat gehavend.

In deze periode werd weer iemand anders zenuwziek. Die liep maar naar het plafond te staren en kon niet meer praten. Samen met Rol kwam hij in het hospitaal; later werden zij aangewezen voor kogai, d.w.z. het werk boven de grond.
Iemand die zo´n zenuwtik krijgt van de mijn gaat altijd naar boven kijken. Midden in de stralende zonneschijn ontdekt hij scheuren in het plafond en kruipt dan ergens onder, komt dan weer tevoorschijn, bekijkt zijn denkbeeldig plafond opnieuw,  en ziet dan stenen vallen. Na een paar dagen gaat het over. Het slachtoffer wordt weer normaal en begint te praten.

Het blijft koud. De enige warme plekken zijn in de mijn en onder de dekens. We gaan met alle kleren aan de mijn in, en slapen thuis ook met bijna alles aan. Alles is vuil, roetig en zwartig, en dag-in dag-uit verplaatst zich de long wall, en strekken de iwamakis zich daarachter voort.

Nervositeit

Wouter Worms (1924-1945)

Wouter Worms (1924-1945)

Het is april 1945. Onze sectie gaat nu naar de Dai-rokoe (de tweede laag van boven). Vlakbij de mihari is een long wall en daar gebeurt het ongeluk met Worms. Ze werken in de stenen aan de zijkant van een iwamaki en daar komt het grote blok steen naar beneden. Onverwacht. Plotseling. Het is met één klap gebeurd. Worms strekt de armen nog uit en sterft met het lichaam onder de steen.

Daarna de long wall twee gangen verder naar links. Toen het daar te gevaarlijk werd, moesten we ook dáár stoppen. Vervolgens naar de Nikita rechts. Het werk was daar wel te doen, de iwamakis kwamen op tijd af. Met de zomer gaat onze sectie weer in groter getale naar de mijn. Soms meer dan dertig man.

Het wordt juli en mooi zomerweer. De oorlog komt dichterbij, er zijn enkele bombardementen en we moeten vaak de schuilkelder in.
De Japanners zijn onverdraaglijk. De Dairokoe-tweestreper slaat hard en gemeen, net als zijn leerling tweestreper ‘het Kuiken’. Het joch weet met zijn houding geen raad. Is dán weer vriendelijk, valt dan weer in slaap, en slaat er op los om niets.
De maito-king is gekker dan ooit; met een boor op iemands hoofd slaan is iets gewoons. Hij gilt en eschreeuwt en slaat de boorders om onzinnige redenen: er is geen luchtdruk, of een jackhammer is stuk. De kikai-kerels springen als apen en gillen en slaan. De Slang, een uiterst gemeen individu, slaat met zijn stok, ook voor en na het werk. De wakoehari-man heeft de militaire tik te pakken, zet mensen in de houding en rauscht er dan op los.
Het wordt slechter en slechter. Het is een gejaag bij de iwamakis om maar zo weinig mogelijk klappen te krijgen. De long wall verplaatst zich verder en verder en wordt weer natter en natter. Het is er niet fris meer; oppassen voor vallende stenen en kolenwanden die naar beneden komen.

“Hajakoe!”

12 Augustus 1945: een dag als alle andere. De iwamaki-bouw verloopt snel.
Er zit vaart in, er zijn hopen stenen en de kolenwand brokkelt gemakkelijk af. Het is nat, overal druppelt water. Men is nog bezig met boren en de maito is nog niet geweest. Dan begint het te kraken bij de tweede iwamaki. Een stut bezwijkt. We werken gejaagd en kijken telkens naar boven naar het plafond. Zware scheuren zitten erin. Een paar wakoes hebben het erg te verduren. De stutten gaan buigen. En dan komt de jarenlange Japanse mijnervaring tot bezinning: “Eruit! Eruit! Tenjo damé, hajakoe, hajakoe!!!!”

De krijgsgevangenen hollen naar buiten, struikelend en springend over balken, steengruis en kolen, naar de motor en de grote gang. Daar zijgen ze allen neer, en, gewoonte getrouw, velen vallen meteen in slaap. Twee minuten later stort de hele long wall in, van voor tot achter. Het plafond komt over de hele lengte in reusachtige blokken naar beneden, alles verpletterend: gereedschappen, kleren, bentos (eetkistjes), de trafoe en de wakoes. Een zware luchtdruk blaast de gang in. Het is zó´n stormvlaag dat de troep mannen verder stuift, elkaar vertrapt en holt naar nog veiliger oord. Maar, gelukkig, niemand wordt ernstig gewond, en weer sloft onze sectie.

We hebben slechts één dodelijk ongeluk gehad, een stuk of wat zware, en een ontelbaar aantal kleine. Het is 12 augustus en daar klapt de hele long wall in elkaar en wij overleven het! Zijn we er dankbaar voor? Nauwelijks. We zijn Nipponslaven, ons leven telt niet meer. Het is alsof de beslissing over leven en dood buiten ons omgaat en of de Long Wall eeuwig zal bestaan. We denken zelfs al weer aan een tweede winter in de mijn.

Drie dagen later zijn we vrij. De Long Wall heeft voor ons afgedaan.

x

_______________________________

Bronnen:
Bovenstaand verhaal is één van de hoofdstukken uit het persoonlijke, nooit eerder gepubliceerde, dagboek van Adriaan Westermann. De schrijver maakte deel uit van een groep van ca. 350 à 400 Nederlandse krijgsgevangenen die in het laatste oorlogsjaar in Omuta hebben gewerkt. De totale kamppopulatie bestond uit ca. 1700 gevangenen. De meesten Amerikanen, en verder Britten en Australiërs.
Meer informatie over het kamp is te vinden op volgende websites:
http://www.mansell.com/pow_resources/camplists/fukuoka/Fuku_17/fukuoka17.htm
waarop de in dit artikel gebruikte foto´s:
http://www.mansell.com/pow_resources/camppics/fukuoka/fuku-17/fuku17-pics.html
Het betreft hier afbeeldingen van Koreaanse mijnwerkers in Omuto t.t.v. de oorlogsperiode. Foto´s van Geallieerde krijgsgevangenen in de mijn zijn niet bekend.
Verder:
http://www.lindavdahl.com/index.html
waarop een namenlijst van geinterneerden:
http://www.lindavdahl.com/Front%20Pages/Camp%20Roster.html

Afbeeldingen van krijgsgevangenregistratiekaarten van de schrijver Adriaan Westermann en het in het verhaal vermelde slachtoffer Wouter Worms:

KGV-registratiekaart A. Westermann (1)

KGV-registratiekaart A. Westermann (1)

KGV-registratiekaart A. Westermann (2)

KGV-registratiekaart A. Westermann (2)

KGV-registratiekaart W. Worms (1)

KGV-registratiekaart W. Worms (1)

KGV-registratiekaart W. Worms (2)

KGV-registratiekaart W. Worms (2) Tekst op kaart: Dispatched to the Headquarters of Detached Camp of Main Camp on 25 July 1943;
Transferred to No.1 Branch Camp of Fukuoka POW Camp on 4 December 1943;
Interned to No.17 Branch Camp of Fukuoka POW Camp on 4 December 1944;
[Died of basilar fracture (Cremation)] Died of basilar fracture, left lower leg compound fracture and right front head contused wound at 17:45 on 26 April 1945. Cremation;
Fell ill on 26 April 1945 (collapse of the ceiling in a shrine);
Place of death: Mikawa coal mine, Saikou-cho (town), Omuta-shi (city), Fukuoka-ken (prefecture);
Place ashes are kept: Ittouen Cemetery in Omuta-shi (City) (JA298);
His ashes were handed over to American Major Shott, Robert William at No.17 Branch Camp of Fukuoka POW Camp on 14 September 1945.

Urn van Wouter Worms, te Menteng Pulo, Jakarta

Urn van Wouter Worms, te Menteng Pulo, Jakarta

Dit bericht werd geplaatst in 2. Japanse Bezetting, 1942-1945 en getagged met , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

51 reacties op De ‘Long Wall’

  1. jeetje, wat ben ik hier blij mee, mijn vader heeft in 16D, hernoemd 10D en later in 7B gevangen gezeten ik kon nooit een boek vinden over de gevangenen in de kolenmijnen, en nu in eens dit..
    dank je wel!!

  2. Coen van de Beek zegt:

    Wouter Worms was de zoon van de beste vriendin van mijn moeder. De ouders, voor ons oom en tante, zijn reeds lang geleden overleden, maar hij heeft een zuster die nog leeft.
    Wij hebben wel geweten dat een mijnongeluk de oorzaak is geweest van zijn dood, maar ons bereikte een andere lezing.
    Aangezien ik van net na de oorlog ben heb ik hem helaas nooit gekend, maar uit de verhalen die in onze familie rondgingen blijkt dat het een zeer geliefde en veelbelovende jongeman is geweest die eigenlijk graag in de diplomatie wilde, maar toch naar de KMA is gegaan in Bandoeng.
    De familie is nooit meer over het verlies van hun zoon gekomen.
    Volgens die verhalen is hij ontkomen aan de massaslachting die de Japanners na de capitulatie hebben aangericht onder de verdedigers van de Tjiaterpas bij Bandoeng om drie jaar later op nog maar 21- jarige leeftijd zo tragisch in een Japanse mijn om te komen.
    Deze geschiedenis leeft nog sterk in onze familie en het bericht ontroerde ons zeer.
    Daarom bij deze onze welgemeende dank aan de auteur en aan degenen die dit bericht
    op het net hebben gezet, Je blijft na de dood toch voortleven als er aan je gedacht of over je gepraat wordt.

    Met vriendelijke groet,

    Coen van de Beek

  3. Gijs Beynen zegt:

    Een vreselijk verhaal maar goed verteld. Ik zou nooit gedacht hebben, dat zo’n hel in de kolenmijnen interessant zou kunnen zijn, maar het is Westermann goed gelukt mijn interesse op te wekken en te houden.

  4. Wat een vreselijk ontroerend verhaal en wat ontzettend voor de familieleden van hen die het niet overleefd hebben. Zij die het wel overleefd hebben zullen voor hun verdere leven wel een enorme trauma overgehouden hebben ??

    Sorry maar ik haat die Jappen nog steeds voor wat zij hun slachtoffers aangedaan hebben! Hirohito is en blijft een oorlogsmisdadiger in mijn ogen – hij had terecht gesteld moeten worden!

    Met dank voor het verhaal,
    Gerard Lemmens

    • Coen van de Beek zegt:

      Geachte heer Lemmens,

      En in ieder geval niet in Nederland uitgenodigd hoeven te worden en ontvangen door ons vorstenhuis.

      Misschien is een troost te weten dat één van de belangrijkste Japanse legeronderdelen die Java veroverden, de 2e of Sendai divisie grotendeels vernietigd is door de US Marines op het eiland Quadalcanal in 1942 begin 1943.

      Na afloop van WWII lag Japan in puin met zeer veel burgerdoden. Hele legeronderdelen waren tot vrijwel de laatste man vernietigd. Het was wel zeer duidelijk wie de verliezer was.

      Nu heeft Japan – in economische zin – alles wat vroeger met veel wreedheid veroverd is en meer, maar dan zonder een schot te lossen.

      We rijden in Toyota’s etc, werken met Makita en Hitachi gereedschap en beklagen de Japanse burgers die te lijden hebben gehad onder tsunami en kernramp. Het kan verkeren…..

      Groet,
      Coen van de Beek

      • jpfpetbar zegt:

        Nou waarde Coen,
        Ik rij van m’n leven geen japse auto en gebruik ook geen Makita of Hitachi gereedschap en gelukkig m’n kinderen ook niet, helaas worden een hoop spullen van Europese merken oa. Phillips nu in China gemaakt. Alleen helaas mijn camera is made in japan, kan geen Leica betalen.

  5. Mijn vader heeft daar gezeten en ik ben gewoon blij met elk verhaal wat ik daarover kan krijgen.
    Ik heb geen haat tegen de Japanners in het algemeen, wel degenen die zich zo verschrikkelijk hebben gedragen en deze prime minister, zie YOUTUBE film. Verder vind ik wel verschrikkelijk dat nu ook met het kroningsfeest dat het Japanse koningspaar is uitgenodigd en ook komt. Boos ben ik op het koningshuis wat hun uitnodigt, hoe halen ze het in hun hoofd, je zou toch denken dat ze weten hoe gevoelig dat ligt bij de slachtoffers van de WO.
    Enfin voor wie het wil kijk maar naar deze film, hij is nagekeken of de vertaling goed is en het is helemaal juist

    • jpfpetbar zegt:

      Nom de Ju!
      Nog steeds ontkenning van de troostmeisjes in jappenland! Net zoals de ware geschiedenis van de japans agressie in Wo II niet in hun schoolboekjes te vinden is, heb dit zelf gehoord van een jap die in de USA had gestudeerd. En ach wat zielig die atoombommen, zonder die bommen zouden wij niet meer leven. Een standbeeld voor de troostmeisjes voor de japanse ambassade in Den Haag, uitstekend idee, ik wil meteen 100 euro bijdragen. De uitnodiging van het japanse koningspaar vooor het kroningsfeest, wij weten al lang dat het koningshuis er niet voor de Indische gemeenschap is, onze ouders waren wel goed genoeg hun leven te geven voor de majesteit, maar backpay enz. ho maar, ik vier ook geen feest op 30 april. WA als je een kerel bent reageer je hier op!

      • Coen van de Beek zegt:

        Geachte heer…., mevrouw…
        Ik vier ook geen feest op 30 april of wanneer dan ook. Te druk aan het werk.
        Als we onze keuze van auto’s, gereedschap etc. zouden moeten aanpassen aan de (wan)daden begaan door de makers of hun regeerders, zou er niet veel overblijven voor een lid van de Indische gemeenschap. Zelfs een DAF zou al dubieus zijn. Misschien een Volvo, of anders een Lada. De hedendaagse houding van de politieke klasse van een land is wat anders. In die zaken heeft Japan nog een lange weg te gaan. En het zou naïef zijn om ook maar iets te verwachten van de Nederlandse politieke klasse. Dit was me al zo lang geleden duidelijk, dat ik maar aan het werk ben gegaan en mijn eigen plan trek.
        Zonder die bommen zouden wij inderdaad niet meer leven. Typisch ook dat veel japanners er door gered zijn, waar je ze nooit over hoort. In deze kiezen ze, zoals velen voor een slachtofferrol.
        Typisch ook dat het monument in Hiroshima een geruïneerde Christelijke kerk is!
        Een Amerikaanse invasie op het eiland Kiushu, de enige plaats waar een grootschalige landing mogelijk zou zijn geweest, was volgepropt met Japanse troepen. Aangezien het gemiddelde verliespercentage door ervaring bij landingen op grote en kleine eilanden was vastgesteld op ca. 90% was te uitkomst goed te raden: vele honderdduizenden.
        De Japanse eindstrijd werd door hen samengevat onder de naam Ketsu-go, alles en iedereen, soldaten en burgers werden ondergeschikt gemaakt aan de eindstrijd.
        Ook na de atoombommen wilde de militaire kliek niet opgeven. Als je daarover leest is goed te zien waarheen ontspoorde leiders hun volk heen kunnen drijven. Zeer huiveringwekkend.
        Veel lezen over dit onderwerp maakt niet vrolijk, wel veel duidelijk.
        Maar ook hier geldt:” Nicht aergern, nur wundern”, al was het maar voor de persoonlijke gemoedsrust.
        Er zijn nooit mensen geweest die mijn “kerelschap” in twijfel hebben getrokken wanneer ze vlak voor me stonden. Ik ga er dan ook maar van uit dat het een vergissing is door emoties, die wat mij betreft op de verkeerde zijn gericht.

        Met vriendelijke groet,

        Coen van de Beek

      • Ed Vos zegt:

        jpfpetbar zegt:
        28 april 2013 om 12:28 am

        Mijnheer, dat u hier het onderwerp troostmeisjes aanhaalt vind ik uitstekend.
        Doch wat ik mij afvraag is, dat wanneer er een standbeeld voor zo’n troostmeisje komt, wat voor gezicht dat meisje (of die vrouw) dan zal krijgen? Een Hollandse gezicht, een “Indisch” gezicht?
        Een lezing van wikipedia leert dat die troostmeisjes voornamelijk Aziatisch waren:
        China (10%), Japan (40%), Korea (20%), Taiwan, de Filipijnen, Singapore, Maleisië, Birma, Nederlands-Indië, Thailand, Vietnam en een aantal eilanden in de Stille Oceaan.

        Ik heb het aantal niet geteld, maar dat het aantal Nederlandse toostmeisjes slechts een fractie is van het aantal Aziatische mag iedereen duidelijk zijn.

        Ik ben er een voorstander van dat er verhalen over de Jappentijd in Nederlands indie worden verteld. Maar vaak komt het bij me over dat de gewone Indonesische bevolking totala niet heeft geleden onder de japanse bezetting. Daarover – van hen – hoor je niets.
        Waarschijnlijk heeft hun collaboratie met de Jappen hen geen windeieren gelegd.

        Maar goed, wist u dat er naar schating van de 2.000.000 vrouwen die als dienstmeisje werken in Singapore, Maleisie, Saudie Arabie, Dubai velen vernederd, verkracht, vermoord en soms in stukjes gehakt in een vuilniszak worden gestopt?
        Daar zijn er een fors aantal bij die uit ons (uw?) geliefde indonesie komen., de zogenaamde TKW.
        Wanneer gaan wij ons hier in Nederland daarover druk maken?. Totdat een van de dienstmeisjes een Nederlandse blijkt te zijn, misschien?

        http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/5723/de-vergeten-lotgevallen-van-indonesiers-onder-de-japanse-bezetting.html

        http://www.digibron.nl/search/detail/012ddec414b5e8e958033a73/de-oorlogskinderen-van-nederlands-indie
        \

      • van Beek zegt:

        Ed vos, ik ben het compleet met u eens. De Indonesische slachtoffers worden vaak vergeten en hebben heel erg geleden. Nu nog worden er vele uitgebuit als pembantu in oa het midden-oosten.

        Ik zelf had een jongen van Arabische afkomst in de klas. Hij vertelde mij dat ook zijn familie daar een Indonesische bediende heeft. Die werd volgens hem ook hardhandig behandeld(als vuil). Ik vroeg aan hem waarom juist Indonesiers? En weet u wat hij zei tegen mij? Jullie volk is nederig en durft niet in opstand te komen. Daarom nemen wij Indonesiers ipv westerlingen of arabieren.

        Ik zie nog de beelden voor me. Indonesische vrouwtjes daar in een lange rij op het Soekarno hatta vliegveld, met hun paspoorten achter de arabier aan, op weg naar de plek waar ze geld zullen gaan verdienen voor de fam.

      • Ed Vos zegt:

        van Beek zegt:
        2 mei 2013 om

        De Indonesische slachtoffers worden vaak vergeten en hebben heel erg geleden.
        ——————————————————————————————————————

        Uiteraard zijn we nu off topic.

        Maar nu die troostmeisjes in Indonesie in die Jappenkampen.. Ik ben er zelf niet bij geweest. Die Jappen hadden helemaal geen voorkeur voor Nederlandse meisjes. Overigens, wanneer zo’n Jap zich inliet met een Hollandse dan zwaaide er zelfs wat. Laten het er een paar honderd(en) zijn.
        Dan waren het of vrouwen die of uit pure armoede een verhouding aangingen met een Jap, of uit ander motieven.
        Over deze vrouwen kun je onder andere lezen in het boek “De kracht van een lied” Helen Colijn.
        Je kunt er dan van uitgaan dat het voornamelijk inlandse (Javaanse) meisjes (of een enkele inlandse) waren die gedwongen werden om als troostmeisje te fungeren.

        Nou, ik vind het bijzonder dat een Nederlander(al dan niet indo) een standbeeld wil oprichten voor een inlands troostmeisje (en voor andere uit Japan, China, Korea).

        Zo twijfel ik dan ook om de motieven van een aantal die zich bezorgd maken over inlanders.

        Neem nou de papoea’s. Behalve een missionaris, wat heeft een totok of een indo nu met papoea’s? Weinig lijkt me..
        Welnu, mij lijkt me die bezorgdheid meer ingegeven te zijn door een unfinished mission van een indie-veteraan tijdens de Nieuw-Guinea crisis die het nog steeds niet kan verkroppen dat die Soekarno zijn zin kreeg.

      • Ed Vos zegt:

        Ed Vos zegt:

        3 mei 2013 om 1:09 am
        ————————–
        (of een enkele inlandse) lees (een enkele indische )
        p.s. die Jappen vonden de Nederlandse meisjes ook niet zo lekker ruiken.

      • Ed Vos zegt:

        Wanneer er dan toch een standbeeld moet worden opgericht, midden in Den Haag, dan voor alle de inlandse vrouwen die het al dan niet gedwongen deden met de Hollander (of de Jap ) en eender op welke plek dan ook, in het kamp. onder de kolong,voor het fornuis,

        Zie ook Surya Atmadja:
        ” Dacht ook iets gehoord te hebben van de verhalen (stiekem opgevangen) van mijn ouders/gasten over een klein groep Nederlandse of Indische vrouwen -vreemd dat Indonesische vrouwen niet genoemd werden die het “doen”met de Japanners/bezetters .

        Over de Indonesische vrouwen die met de Nederlanders in aanraking kwamen werd ook niet verteld, men wist het al lang .”
        ——- einde citaat

        Deze laatste opmerking is een “Indonesische benadering”, ik zou zeggen dat men het al lang wist dat de Nederlanders ook in aanraking kwamen met die indonesische vrouwen.

        .

      • W.(Bill) Zitman zegt:

        Ed Vos zegt: p.s. die Jappen vonden de Nederlandse meisjes ook niet zo lekker ruiken.
        Google even: Australian comfort woman Jan Ruff – O’Herne

      • Ed Vos zegt:

        W.(Bill) Zitman zegt:

        4 mei 2013 om 1:12 am

        Ed Vos zegt: p.s. die Jappen vonden de Nederlandse meisjes ook niet zo lekker ruiken.
        Google even: Australian comfort woman Jan Ruff – O’Herne
        ———————–

        Ja, ik pluk ook maar wat citaatjes uit boeken die ik her en der lees. Het laatste boek is die van Brigitte Ars “Troostmeisjes”. Overigens hadden die Duitsers ook hun troostmeisjes – seksslavinnen

        Ik weet niet of ik nu on – of offtopic reageer. Laatst was ik bij een besloten bijeenkomst van de creme de la creme van koloniaal Salatiga.

        Wat me opviel is dat er weinig gezegd werd over WAT er gebeurde (jappentijd-bersiapkampen), maar OVER die tijd.

        We zijn in een periode gekomen dat er veel boeken verschijnen over de tijd in Indie. Ik ben me er van bewust dat de auteurs die boeken ook schrijven binnen hedendaagse denkpatronen en denkkaders en visies Je moet daarbij natuurlijk ook voorzichtig zijn met wetenschappelijke over-rationalisaties, waarbij je bepaalde zaken bagateliseert, goedpraat of wegredeneert. Daarmee doe je personen die nog steeds met hun gevoelens in de knoop zitten tekort. Dat er een aantal van hen geen japanse producten kopen vanwege hun persoonlijke ervaringen kan ik respecteren, Van de andere kant zou je dus ook geen Duitse producten moeten kopen. Uiteraard is het we verstandig om na te gaan waar uw koffie vandaan komt of uw goedkope broek (Bangladesh), maar dit doen we dus niet op basis van volkerenhaat.,

        Nu terug op die troostmeisjes. Het probleem van de troostmeisjes is niet slechts het probleem van die ongure Jap, maar het probleem van hoe mannen denken over vrouwen en het probleem van de seksindustrie.
        Ik hoef u niet te vertelle dat er tegenwoordig ook sprake is van dwangprostitutie.
        Wat hebben wij nu geleerd van de troostmeisjes. Niets, helemaal niets. Zie onderstaand artikel

        Vleeskeuring voor blote vrouwen
        http://www.deondernemer.nl/deondernemer/652517/X-Factor-voor-naakte-vrouwen.html

      • Ed Vos zegt:

        Troostmeisjes voor Amerikaanse soldaten in Japan. Mannen zijn toch allemaal hetzelfde en denken slechts aan 1 ding of ze nou Jap zijn of niet

        http://www.geschiedenis24.nl/andere-tijden/afleveringen/2002-2003/De-Amerikaanse-bezetting-van-Japan.html

    • Wilhelm Paul von Grumbkow zegt:

      Het Koningshuis kent het Onze Vader.

      • W.(Bill) Zitman zegt:

        Wij ook Wilhelm, maar…….bent U op deze site niet een beetje verdwaald?

      • bo keller zegt:

        Maar nu die troostmeisjes in Indonesie in die Jappenkampen.. Ik ben er zelf niet bij geweest. Die Jappen hadden helemaal geen voorkeur voor Nederlandse meisjes

        Helaas heb ik dat wel van heel dichtbij ondervonden. De Japanse pooiers
        kwamen steeds terug, Het waren je zusters -familie en vriendinnen,ga maar daar
        tegenaan staan. Jappenkamp te Padang 1943.
        siBo

      • Wilhelm Paul von Grumbkow zegt:

        W.(Bill) Zitman kent de inhoud niet.

      • W.(Bill) Zitman zegt:

        Wilhelm,….leid mij niet in de verzoeking…….tot in de eeuwigheid – amen!

  6. Coen van de Beek zegt:

    Kan beter schrijven dan lezen, te snel en te druk met andere dingen en ga mijn hoed opeten.

    Coen vd Beek

    • Eppeson Marawasin zegt:

      @/…/ga mijn hoed opeten.@

      For though we tumble down the wall,
      And fire their rotten boats and all,
      I’ll eat my hat, if Jove don’t drop us,
      Or play some queer rogue’s trick to stop us.

      e.m. 😉

      • W.(Bill) Zitman zegt:

        Bert created Java Post – we have a chat…
        With perfect strangers – we’ve never met…
        Lots here agree – some get upset…
        About stupid things – I’ll eat my hat!

      • buitenzorg zegt:

        And I say: ‘Zo is het maar net.’ 😉

    • jpfpetbar zegt:

      Waarde Coen, pak Petbar is een heer. Dat WA was niet aan jou gericht maar aan de kroonprins die akahitho en z’n vrouw uitgenodigd heeft en daarmee blijk geeft lak te hebben aan zijn Indische onderdanen, net als zijn moeder overigens. Smakelijk eten met je hoed, maar ik eet liever mijn eigen nasi goreng op of ga naar Mulia hier in Dordt. Dat van Ketsu-go wist ik nog niet, heb je daar een site over?
      Fijne avond nog.

      • Coen van de Beek zegt:

        Beste pak Petbar,
        Er is een goed boek over het einde van het Japanse imperium: Downfall, van Richard B. Frank
        ISBN 0-679-41424-X(hc), andere boeken va deze schrijver over de gebeurtenissen in de Pacific zijn ook de moeite waard. In ieder geval is het een historisch wetenschappelijk opgezet werk dat veel mythen en misverstanden ontzenuwt.
        Wat ook interessant is, is het boek: Everyday a Nightmare, van William A. Bartsch, over de lotgevallen van een groep Amerikaanse P-40 piloten op Java. Het geeft een goed beeld van de ontreddering, die er op een gegeven moment op Java heerste en de hopeloosheid van de strijd.
        Waarschijnlijk ook goed via Amazon o.i.d. te verkrijgen.
        Als kind van de nasleep fascineert deze periode me bijzonder. Natuurlijk ook omdat ons eigen leven er zo nauw mee samenhangt.

        Groet,
        Coen van de Beek

  7. Manuela zegt:

    Heel veel dank voor het plaatsen van het verhaal over Fukuoka 17. Mijn opa heeft ook in dit kamp gezeten en in deze mijnen gewerkt en het is fijn, hoe schokkend soms ook de verhalen zijn, te lezen over hoe het er aan toe ging. Helaas is mijn opa half maart 1945 in Fukuoka 17 overleden en is mijn oma als weduwe met mijn moeder als klein meisje weer naar Nederland teruggekeerd. Er is nooit veel meer over gepraat waardoor dit soort verhalen zo vreselijk waardevol zijn!

    Manuela

  8. meneer van Beek, ze worden daar niet alleen uitgebuit, ze worden ook mishandeld en misbruikt, soms niet alleen door de “baas” maar ook door familieleden en bezoekers. Het is zo treurig n je kunt er zo kwaad over worden, maar wie kan er iets aan doen? De Indonesische regering doet er echt niets aan. Ik hoop dat het via mensenrechtenorganisaties wordt aangepakt, maar ik ben bang dat er niets zal gebeuren voor deze vrouwen. Kort geleden was er nog een reportage van een vrouw uit één van de Aziatische landen die hier in den Haag in een Ambassade van het midden oosten werd vastgehouden, ze mocht 2 jaar de deur niet uit! Op het moment van de uitzending was de ambassadeur al vertrokken en daar werd toen ook niets tegen ondernomen.

  9. Meneer Zitman, dit is ronduit achterlijk, dat tv programma bedoel ik. Wat ik niet begrijp is waarom die vrouwen zich voor zo iets lenen, maar misschien krijgen ze veel betaald?
    Voor wat betreft de troostmeisjes en de oorlog: de mensheid heeft helemaal niets geleerd en dat maakt me zo verdrietig, alles herhaalt zich gewoon en open en bloot. Vroeger wist men niet wat in de Jodenkampen gebeurde of in de Jappenkampen. Nu zien we het dagelijks op de buis en er wordt gewoon niets gedaan. Kijk naar Syrië, naar Nieuw Guinea, kijk naar haast ieder land op deze wereld: er is gewoon niets geleerd………

    • W.(Bill) Zitman zegt:

      Meneer de Brouwer, de reden dat ik op deze tv documentary wees, was merendeels om aan te tonen, dat de “reuk” van Nederlandse meisjes weinig uitmaakte voor de Jappen.
      Of deze mevrouw voor dit programma betaald werd, weet ik niet – MAAR ik weet wel dat ze, op aanmoedigingen van haar dochters, al jaren eerder wereldwijd aan het campagneren was, om (zoals de Korean vrouwen) de wereld te laten weten, wat er toen gebeurde. Ais dit dan ook voor haar een manier was om haar eigen opgeknoopte gevoelens te verwerken, dan vindt ik het mooi dat ze dan ook de moed had om haar eigen historie zo open te leggen. Een tv program komt dan goed te pas en zonder deze mensen zouden wij nu nog zo weinig weten.
      Maar of de mensheid hiervan leerd……..dit is een ander geval!

      • Ed Vos zegt:

        W.(Bill) Zitman zegt:

        4 mei 2013 om 1:30 pm
        dat de “reuk” van Nederlandse meisjes weinig uitmaakte voor de Jappen.
        ———————-

        Even een misverstand uit de wereld helpen.. Uiteraard zullen de Jappen wel de voorkeur geven hebben aan de eigen Japanse vrouwen – zelfde cultuur zoals hun eigen geisha’s – of Aziatische. Maar bij gebrek aan vrouwen zal het hen natuurlijk niets uitgemaakt hebben..Ook in die tijd stond de blanke vrouw in hoger aanzien dan de eigen Aziatische. Daar was de blanke kleur debet aan.
        Maar het was wel zo, dat voor de blanke vrouw in de bordelen meer betaald moest worden, zij meer opleverde dan de Aziatische, al was het maar als curiosoteit.

        Maar hoe meer je je verdiept in die troostmeisjes (nu seksslavinnen) valt het op dat er veel jonge meisjes daarin verzeild raakten, en meisjes uit de lagere (armere) regionen van de maatschappij.In onze tijd is daarin niet veel veranderd

        Op 1 vrouw stonden volgens opgave 30/50 mannen per dag wiens gezakt moreel moest worden omhooggekrikt
        .

      • W.(Bill) Zitman zegt:

        Ed, ik begreep je wel, maar dan moet hun “smaak” voor Nederlandse (Europese) dames nu wel veranderd/verbeterd zijn.
        Als we hier (in ons bedrijf) zaken met Japanse businessreizigers deden, dan moest er meestal een “escort” van een welgebouwde blonde meid bij ingbegrepen zijn. Als deze meid hem dan voor een paar dagen zou “troosten”, dan gingen die zaken nog beter – vooral als hij dan ook zelf “troostfoto’s (voor zijn vrienden thuis) kon maken.
        Die vieze Jappen………..!

      • Ha ha, dit is een Babylonische spraakverwarring! Ten eerste ben ik geen meneer, maar een mevrouw en mijn commentaar ging over deze uitzending: Vleeskeuring voor blote vrouwen
        http://www.deondernemer.nl/deondernemer/652517/X-Factor-voor-naakte-vrouwen.html

      • W.(Bill) Zitman zegt:

        Mevrouw de Brouwer, de verwarring is groter – U zat dan aan mij geadresseerd, over Ed Vos’s “vlees keuring voor blote vrouwen” te reageren. Helemaal niet erg – ik had dezelfde mening als U.
        Mijn verontschuldiging voor mijn “gender mix-up” – U heeft dat sportief en gelijkwaardig opgenomen. Welkom bij onze discussie – hier zouden meer vrouwen aan mee moeten doen! En tenslotte, bij Uw geboorte, had het maar een garnaaltje gescheeld, of U was wel een “meneer” geweest!

      • ai, te erg bent u met dat garnaaltje! ha ha ha. Sorry voor de verwarring met meneer’s Vos blote vrouwen, ik was Indowar…

  10. Wilhelm Paul von Grumbkow zegt:

    Heer Zitman maakt wel meer verwarringen

    • Wilhelm Paul von Grumbkow zegt:

      Zijn dit nu “gesprekken” onder fatsoenlijke mensen ?

    • W.(Bill) Zitman zegt:

      Menir Wilhelm, – beterr mij nit uitdaahen, ja…….nooit nit, al!
      (vertaald voor U van het onze vader – hierboven…”verzoeking”…..”eeuwigheid”)

      • HenkAnthonijsz (1926) zegt:

        Bill Zïtman,
        Waar bent u mee bezig?Zoals Eppeson Marawasin zich al afvraagt: zijn dit nu gesprekken onder fatsoenlijke mensen?Ik vind u vaak “vreemd”reageren.Maar ja er zijn nu eenmaal “vreemde”vogels op de wereld.Leef en laat leven.

      • W.(Bill) Zitman zegt:

        Meneer Anthonijsz – Ook U zit in de war – dit waren niet de woorden van Eppeson Marawasin, maar van Wilhelm Paul von Grumbkow.
        Eppeson Marawasin beweerde het tegendeel. Voortaan goed lezen!
        Maar met eerbied voor Uw leeftijd geef ik U gelijk – ik ben een “vreemde vogel”.

  11. Eppeson Marawasin zegt:

    @Zijn dit nu “gesprekken” onder fatsoenlijke mensen ?@

    Volgens mij wel hoor. De interactie tussen met name dhr. Zitman en mw. Brouwer n.a.v. hun onderlinge spraakverwarring kwam op mij tamelijk amusant over. Ik vond op enig moment de bejeging van dhr Zitman alleszins ‘gentlemanlike’ ten opzichte van Indo Lady Brouwer. Dewelke op haar beurt ‘Indolike’ riposteerde.

    Maar ook humor-smaken verschillen, waarvan acte …

    e.m.

  12. O.K. ik zal maar niet meer reageren. Was niet de bedoeling om te choqueren of iemand te beledigen. Ik vond het wel grappig wat meneer Zitman zei, maar misschien was het te plat voor sommige hoge heren onder u. Meneer Wilhelm Paul von Grumbkow, ik vind mezelf over het algemeen best wel fatsoenlijk, maar af en toe val ik uit mijn rol. Misschien een slechte opvoeding?
    Dat durf ik nu wel te zeggen want mijn beide ouders zijn in de hemel en kunnen mij geen gaplokkan meer geven. Gegroet! En fijne dag allemaal!

    • Ed Vos zegt:

      ik weet wel dat indische/indonesische vrouwen wel van wanten weten en weten waar Abraham de mosterd haalt.
      Schuin(s) praten, dat zijn ze wel gewend hoor en voor hen komt dat niet eens zo seksistisch over

      Wanneer eea in het openbaar – op dit forum bvb – gebeurt komt dat wel vreemd over bij buitenstaanders.

    • W.(Bill) Zitman zegt:

      Mevrouw de Brouwer, dat zou ik niet doen als ik U was. Ten eerste heeft Wilhelm helemaal geen gevoel voor humor. Ook leefd hij in een klein wereldje van “geloof” en probeerd dit aan anderen op te dringen. Toen (ergens anders op Java Post) ik hem attent maakte, dat hij zijn eigen geloof niet volgde/begrijpt – dreigde hij mij met “afterlife problemen”. Sinds – vervolgd hij mij met “steken onder water” en is hij (in mijn ogen) zoiets als “waar je op straat in stapt en aan je schoen blijft kleven” geworden. Gewoon geen aandacht aan geven – nogmaals U bent hier van harte welkom!

  13. Wilhelm Paul von Grumbkow zegt:

    Ik weet dat deze toegift u niet bevredigd, u moet echter willen inzien dat u werkelijk niet altijd gelijk heeft, u moet weten uw gevoelens te controleren en niet meteeen denken dat uw eerste ingeving de beste is, maar al te vaak is de waarheid niet van de oppervlakte te scheppen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s