Door Jan Somers
Na enkele maanden Kenpeitai/PID in Soerabaja werd ik vrijgelaten met tewerkstelling op een melkerij op Goenoengsari. Wat bleek? De eigenaar van de melkerij, Ab Croin, was de vriend van Mien Sigrist, een kennis van mijn moeder. Ab was Nederlander maar had om mij onbekende redenen een Belgisch paspoort. België was niet in oorlog met Japan en Croin had mijn vrijlating bewerkstelligd. Wat vriendjespolitiek al niet vermag!
De melkerij had ongeveer dertig koeien en een stier. Het was zwartbont Hollands/Fries vee met een enkele roodbonte, oorspronkelijk uit Australië geïmporteerd en in Indië verder gefokt. De koeien stonden in open stallen, werden ’s ochtends na het melken gewassen en op het binnenterrein onder bomen vastgebonden. Het groenvoer werd van elders aangevoerd, maar we experimenteerden op kleine schaal ook met een aanplant van snel groeiend Australisch gras.
´Volle melk´
Het was hard werken, zeven dagen in de week. ’s Ochtends vroeg reed ik op mijn fiets van huis eerst naar de ijsfabriek om een grote, wel een meter lange, ijsstaaf te halen, waarbij ik meteen wat bevroren vis wist te bietsen. De helft van die staaf bracht ik naar huis voor in de ijskast, de andere helft ging naar de melkerij, zo’n 5 kilometer fietsen. Het melken was dan al gebeurd. Deze melk werd door mij gedeeltelijk afgeroomd met een handgedreven centrifuge, de room aangezuurd en ’s middags tot boter gekarnd. De afgeroomde melk werd door een melkknecht op de fiets naar de Japanse melkcentrale in Soerabaja gebracht. Dit onder de naam ‘volle melk’, het werd toch niet gecontroleerd.
Na het middagmelken ging de melkknecht weer naar de melkcentrale waarna ik met de volle melk, de karnemelk en de boter naar huis ging. 20-30 liter melk, een paar kilo boter. Dit alles op een fiets met massieve banden. Mijn moeder bottelde de melk en waste en zoutte de boter. Na het mandiën en eten ging ik weer op stap met melk en boter naar onze klanten. Dat ging allemaal zwart. Het waren voornamelijk Europese buitenlanders, Scandinaviërs en Duitsers, die bij ons waren aangemeld door een Indonesische huisarts. Gelukkig woonden velen van hen dicht bij elkaar, in de Embongs. We waren verplicht alle melk bij de melkcentrale af te leveren, maar daar was nauwelijks controle op.
Twee keer in de week bracht ík ’s ochtends de melk naar de Japanse melkcentrale. Dat was een feest: bij de foeragerende Japanse vrachtauto’s werden de Japanners aan één kant door vriendjes geholpen (en bezig gehouden) bij het laden, aan de andere kant was een groepje dan bezig met leeghalen. Vis, vlees, groenten, rijst. Die vriendjes waren ondergedoken jongens, o.a. bij een Chinese melkerij, schuin tegenover ons bedrijf. Soms ging het mis, dat kon pijnlijk zijn, maar dat was ´all in the game´! We hebben in die tijd nooit honger geleden.
Een roodwit speldje
Via de omroepzuilen in de stad kwamen we op de hoogte van de Indonesische onafhankelijkheidsproclamatie, maar daar veranderde eigenlijk niets mee. Via pamfletten die door laag vliegende vliegtuigen werden uitgeworpen kwamen we ook op de hoogte van de Japanse capitulatie. Bijna elke dag bracht ik na het bezorgen van de melk ook een bezoek aan de informatiepost van het Rode Kruis in de Vrijmetselaarsloge op Toendjoengan, tegenover het Oranje Hotel. Wat hebben al die vrijwilligers daar geweldig gewerkt! Al gauw kwam ik te weten dat mijn vader krijgsgevangen was in Singapore, en mijn broer geïnterneerd in Tjimahi. Mijn zus wist met de trein uit het kamp in Midden-Java naar Soerabaja te komen. Na het vlagincident op het Oranje Hotel werd de situatie grimmiger. De Japanners konden de handhaving van orde en rust niet overal meer aan, diverse wijken werden door pemoeda-groepen overgenomen. Het bezorgen van de melk werd steeds moeilijker door de roadblocks, maar ik had van de huisarts een soort vrijgeleide gekregen, met grote belangrijk ogende tjaps er op. Voor de zekerheid had ik ook een roodwit speldje aangeschaft. Dat werd door vrienden en kennissen niet erg gewaardeerd, maar het werkte wel. In mijn jeugdig elan vond ik mijzelf nogal verantwoordelijk voor de melkbezorging bij zieken en behoeftigen.
De chaos werd steeds groter, ik zag het afslachten van Japanners, en af en toe een lijk in de kali. Het proletarisch winkelen bij de melkcentrale bestond niet meer, maar ik had een andere voorraad aangeschaft. Bij een huis waar we eerder hadden gewoond waren de Japanse bewoners verdwenen, via de buren wist ik in te breken en vond er een grote hoeveelheid blikconserven! Het meest verguld was ik overigens met een radio met goed werkende korte golf. Via Amerikaanse zenders hoorden we over de afloop van de oorlog en de euforie daarover in de Verenigde Staten. Via Hilversum hoorden we van een verslaggever op de Tromp in de Baai van Batavia dat in Indië alles rustig was, en van de nieuwslezer dat het in Nederland mooi herfstweer was.
Lijken bergen
Op een avond, na thuiskomst uit de melkerij, werd ik door een pemoeda-groep opgehaald en via de Simpangclub en de Boeboetangevangenis naar de Werfstraatgevangenis gebracht. Een verhaal apart, niet zo passend in dit stukje. In de gevangenis zag ik Ab Croin in een ander blok, maar ik kon geen contact met hem maken. De dag na onze bevrijding door Gurkha’s uit de gevangenis ontmoette ik Ab op de kade in Tandjong Perak. We hadden van Engelse matrozen gehoord dat de meeste Europese vrouwen en kinderen naar Singapore zouden zijn geëvacueerd. Ik kon met de Princess Beatrix mee naar Singapore en zou daar meteen zoeken naar zijn vrouw en dochtertje. Ab wilde proberen op de melkerij te komen en zou onderweg bij ons huis zoeken naar mijn moeder en zus. De Princess Beatrix ging niet verder dan Batavia waar ik na een nacht op een Nederlands hospitaalschip in kamp Struiswijk terecht kwam. Uit telegrafisch contact met mijn vader in Singapore bleek dat mijn moeder en zus, en Mien Sigrist, niet in Singapore waren aangekomen. Gelukkig kon ik snel als corveeër – met een upgrade van mijn leeftijd naar 18 jaar – van het Rode Kruis terug naar Soerabaja, waar de slag om de stad in volle gang was: lijken bergen!
Mijn moeder en zus bleken als gijzelaar te zijn afgevoerd, het huis was leeggeroofd. Nadat de strijd was geluwd kon ik mee met een verkenning van een Rode Kruisteam in het gebied van Goenoengsari. De voorkant van het woonhuis van de melkerij lag in puin, de woningen van het personeel en de stallen waren leeggeplunderd. Van Ab Croin en Mien Sigrist was geen spoor te bekennen. In het hele gebied was niemand te bekennen, toch had je het gevoel bespied te worden. Onze chauffeur, een Sikh-militair, vond het verstandig snel naar de stad terug te keren. Hij vond waarschijnlijk alle op onze auto gekalkte rode kruizen niet voldoende.
´Milik Indonesia´
Na enkele maanden kwam ik bij toeval in gesprek met een bezorger van melk in het Leger des Heilsziekenhuis waar ik tewerk was gesteld. Hij kende Ab Croin goed, het was zijn baas! Het was hun gelukt een nieuw klein bedrijf in Ngagelredjo, aan de rand van Soerabaja, op te zetten. Ze hadden zelfs nog enkele van hun geroofde koeien kunnen terug kopen! Wat een weerzien!
Enkele maanden later, na de vrijlating van mijn moeder en zus, ben ik naar Nederland vertrokken. Mijn ouders hebben nog enkele jaren contact gehouden met Ab en Mien. Op de melkerij probeerden ze het assortiment te verbreden met verse groenten, mijn moeder zorgde voor de inkoop en verzending van zaden. Totdat we een telegram kregen: we komen naar Nederland. De melkerij was hun afgenomen. Op de muren was gekalkt: milik Indonesia, ´eigendom Indonesia´. Weg wezen, alleen kleding mee!
Ik heb ze in Rotterdam van de boot gehaald en later nog opgezocht in een contractpension in Voorschoten. Ze zijn niet oud geworden.
x
Als je als evaringsdeskundige en ooggetuige zelf aan den lijve ondervonden pijn, verdriet en leed op bovenstaande wijze buiten beschouwing kunt laten dan heeft deze dankbare lezer dankzij dat vermogen zojuist weer een pracht van een authentiek Javapost-verhaal gelezen. Dank u wel.
It moves me every time I read your stories. I had not been born yet, but my mother and sisters were also helped kept alive during the war living near a dairy farm around Batu.
Oom Jan, hartelijk dank voor dit verhaal. Het beschrijft een tijdsbeeld uit het leven van jou en indirect ook van mijn vader, waar ik (te) weinig van wist. Ik heb het met veel belangstelling gelezen.
Je neef Hans.
Wij hadden ook een boerderij. Mijn vader werkte voor de oorlog op een melkerij Swaga. Had later een eigen boerderij, Frisia. Dit was in Cibadak. Toen hij werd opgepakt door de Jap, moest mijn moeder, met behulp van de Indonesische helpers, de koeien verzorgen. Ze was in verwachting en moest na een tijd de boerderij verlaten. Wat ze me vertelde, was dat het de tijd was om de koeien te melken, ook de helpers gevlucht waren en ze zich het erbarmelijke geloei van de beesten herinnerde.
Na de oorlog, tijdens de bersiaptijd, kon mijn vader weer een kleine boerderij beginnen.
Tegen de tijd dat we weer op onszelf konden staan, hadden we weer een goed lopende boerderij, Frisia, op jalan Jakarta in Bogor.
Mijn vader had Hollands vee gekocht, die regelrecht uit Friesland werden vervoerd. Ging goed voor een lange tijd. Wat er daarna gebeurd is, weet ik niet meer. Wel, dat de heer Croin met gezin in het hoofdgebouw kwam te wonen. Misschien was dat een andere Croin.
In ieder geval, we verhuisden naar Cisarua, boven Cimahi, waar mijn vader voor de Heer Faber werkte. Deze man teelde Europese groenten en fokte varkens. Alles o.a. voor verscheping op Nederlands schepen en vliegtuigen. Mijn vader beheerde de Nederlandse koeien en stond bekend om zijn beste melkkoeien.
Het was een grootse onderneming, die ze omstreeks 1956 hebben moeten verlaten.
Mijn moeder, zusters en broer zaten al in Nederland.
Wat er met de onderneming/boerderij gebeurd is, weet ik niet.
Dirkshoeve was er niet meer, toen mijn zuster in de ’90 jaren terug ging.
Dit was in kort mijn geschiedenis als een dochter van een melkboer.
Loes de Hoog-Cats
Over uw Hr. Croin weet ik niets te vertellen. Mijn baas, Ab Croin, had zijn melkerij net even buiten Soerabaja en is daar bij mijn weten nooit weg geweest. Ook zijn bedrijf is halverwege de jaren vijftig ‘gemilikt’.
Hoe meer ik Uw verhaal lees, des te meer heb ik een vermoeden, dat het dezelfde Ab Croin is.
Heb het er met mijn zuster over gehad en zij denkt er ook zo over. Ze hadden een dochter.
Mevrouw Croin was een grote vrouw en is de vrouw die wij kennen. Het is ongeveer de tijd, dat zijn melkerij “gemilikt” was, dat hij in Buitenzorg bij ons woonde. Mijn moeder is het vorig jaar overleden en de jaren, dat meneer Croin bij ons woonde, totdat wij naar Bandung verhuisden, zal wel voor altijd duister blijven.
In ieder geval, hartelijk dank voor het interesant verhaal.
Met groeten,
Loes de Hoog-Cats
Net als bij u is voor mij veel duister vanwege het overlijden van mijn ouders. Zij hebben vanuit Nederland de contacten onderhouden, zelf was ik waarschijnlijk te druk met het bouwen aan mijn eigen toekomst. (Overigens niet zo netjes en attent!) Ook bij ‘mijn’ Croin zit ik met een gat tussen het einde van hun melkerij in Soerabaja en hun aankomst in Nederland. Er is in die tijd veel gebeurd en over sommige dingen durfde je niet te vragen. Dat u gelijk kunt hebben komt omdat u mevrouw Croin (Mien Sigrist) beschrijft als een grote vrouw. Ik vind het leuk via Javapost dezelfde mensen te kennen. Het is alleen lastig dat met het stijgen van het aantal jaren de administratie van de computer in je hoofd meer en meer een puinhoop wordt.
Met groeten wederzijds.
Hallo Jan,
Ik neem aan dat je ene broer en zus in Soerabaja in de Darmowijk hebben gezeten. Later zijn zij naar een kamp in Miden-Java getransporteerd. Welk kamp was dit? Zelf heb ik ook in de Darmowijk gezeten en later in Moentilan. In de lijst die ik heb van meer dan 2500 personen die in Moentilan zaten, komt geen Somers voor. Je moeder is niet in een kamp terecht gekomen. Wie zorgde in de kampen voor je broer en zus?
In het gedangankamp in Semarang komt een F.M.M. Somers voor; in 1944 18 jaar oud. Aangezien de oudere jongens toen al naar Tjimahi waren afgevoerd, moet dit een vrouw zijn. Kan je mij meer informatie geven?
Hartelijke groeten,
Jan Talens
Beste Jan,
F.M.M.Somers zal inderdaad mijn zus zijn geweest: Francisca, Maria Magdalena. In 1944 inderdaad 18 jaar. Zij heeft alleen Ambarawa en Lampersari genoemd, niet Gedangan en/of Moentilan. Dat is niet zo vreemd, je had het druk met de nieuwe indrukken in Nederland, en je toekomst. Indië was ‘gisteren’.
Mijn broer heeft nooit in het Darmokamp gezeten, meteen naar Tjimahi. Mijn vader naar Singapore. Mijn zus zat in het gezelschap van een zus van mijn vader, Tante Cor van Koeveringe-Somers, met de kinderen Corrie, Henk en Leo. En ook van onze voormalige overburen, Mw. Vlaming en Fien Vermeulen. Ik heb ze nog een tijdje van extra eten kunnen voorzien, over het gedek langs de Reinierszboulevard.
Mijn zus, Fransje of gewoon Zus, is in het begin van de bersiap alleen met de trein uit Midden-Java naar Soerabaja gekomen, nogal gevaarlijk! Onherkenbaar, broodmager! Tijdens de slag om Soerabaja is zij samen met mijn moeder gegijzeld naar Midden-Java, ik zat toen in de Werfstraatgevangenis. Half 1946 zijn zij door bemiddeling van het Rode Kruis vrijgekomen. Op mijn zoekformulier van het Rode Kruis staat bijgeschreven: Kamp Patjet en Protestant Weeshuis Semarang. Uit Semarang zijn zij naar Batavia gebracht en verder naar Nederland.
Mijn zus is naderhand terug geweest met de MILVA, en weer later, getrouwd, naar Nieuw-Guinea. Na de overdracht zijn ze daar nog gebleven, in dienst van de VN. Hun jongste zoon is de laatste in Nieuw-Guinea geboren Nederlander. Zij zijn met de laatste VN-medewerkers vertrokken naar Nederland.
Beste Heer Jan Somers,
Door toeval kwam mijn dochter op de site van Java Post terecht.
Zij mailde aan mij dat ze iets had gevonden over de familie Sigrist.
De foto die staat afgebeeld van Mien Sigrist bij het artikel” Melkboer in oorlogstijd” is mijn oma!!!!
Ook ik ben helaas slechts gedeeltelijk op de hoogte van het verleden.
Wanneer u Ab en Mien in Rotterdam van de boot heeft gehaald heeft u mij ook “gezien”.
Ik was toen een peuter van 1 1/2 jaar oud en de dochter van Myra Constance Sigrist,de dochter van Mien.
Ik weet echter veel van hoe het na aankomst in Nederland met Ab Croin en latere echtgenoot Mien Sigrist is verlopen.
Na een tijdelijk verblijf in een pension in Bilthoven( De Viersprong ) zijn ze gaan wonen in Krimpen aan de Lek.
Rond 1959 zijn Ab,Mien en hun zoon Peter geemigreerd naar Amerika.
Ik zou het zeer op prijs stellen indien persoonlijk contact met u mogelijk zou zijn om meer informatie te kunnen uitwisselen?
Het email-adres is aadensylvia@live.nl
Hartelijke groeten Sylvia van Vliet-van den Adel.
Beste Mevrouw Loes de Hoog-Cats en de Heer Jan Somers
Als vervolg op mijn reactie, die ik 14 maart 2013 stuurde, nog het volgende;
Jullie vroegen zich af in hoeverre de Ab Croin en Mien Sigrist, die jullie gekend hebben, dezlfde personen waren.
Ik kan jullie verzekeren dat dit een vaststaand feit is!
Ik ben in het bezit van foto’s van de periode in Ngagel en van foto’s uit de periode in Bogor Buitenzorg.
Dit zijn onder meer foto’s van de melkboerdrij Ngagel en van het huis in Bogor.
Ik hoop dat Mevrouw Loes de Hoog-Cats iets meer weet over Ab Croin,Mien Sigrist en hun dochter Myra Constance, over de periode in Buitenzorg.
Ik ben daar geboren en in 1955 zijn we met De Waterman naar Nederland gekomen.
Voor de duidelijkheid;mijn achternaam bij mijn geboorte, in 1953, was Sigrist.
Over de peride in Buitenzorg werd door mijn moeder niet gesproken.
Pas na haar overlijden in 2007 hebben we wat foto’s en documenten gevonden.
In 2010 zijn we naar Buitenzorg gegaan op zoek naar mijn geboortehuis:
Helaas hebben we dit niet kunnen vinden.
In afwachting van nadere reacties.
Sylvia van Vliet – van den Adel ( geboren Sigrist)
Beste Sylvia (mag ik toch wel zeggen?) en Loes,
Ik heb zo’n idee dat we op dezelfde plek zijn aangekomen. Alleen kloppen enkele zaken uit mijn geheugen niet, maar dat is niet verwonderlijk. Het was een chaotische tijd, het is lang geleden, en bij mij lopen gebeurtenissen/namen en data niet meer helemaal gelijk. Ik zal je mijn verhaal per e-mail sturen, maar nog even geduld. Ik moet nog foto’s hebben uit Bogor, maar die zitten in een van de beruchte schoenendozen. Die foto’s waren naar mijn moeder gestuurd, en na het overlijden van mijn moeder bij mij terecht gekomen.
Nadat de strijd in Soerabaja was geluwd kon ik mee met een verkenning van een Rode Kruisteam in het gebied van Goenoengsari. De voorkant van het woonhuis van de melkerij lag in puin, de woningen van het personeel en de stallen waren leeggeplunderd. Van Ab Croin en Mien Sigrist was geen spoor te bekennen. In het hele gebied was niemand te bekennen, toch had je het gevoel bespied te worden. Onze chauffeur, een Sikh-militair, vond het verstandig snel naar de stad terug te keren. Hij vond waarschijnlijk alle op onze auto gekalkte rode kruizen niet voldoende.
Na de bersiap ben ik Ab en Mien (en je moeder?) toevallig weer tegen het lijf gelopen. Na enkele maanden kwam ik bij toeval in gesprek met een bezorger van melk in het Leger des Heilsziekenhuis waar ik tewerk was gesteld. Hij kende Ab Croin goed, het was zijn baas! Het was hun gelukt een nieuw klein bedrijf in Ngagelredjo, aan de rand van Soerabaja, op te zetten. Ze hadden zelfs nog enkele van hun geroofde koeien kunnen terug kopen! Wat een weerzien! Hun bedrijf lag net binnen de demarcatielijn, het was er heel rustig, griezelig rustig. Later mochten wij er niet meer naar toe, behalve voor ambulancehulp met begeleiding. In de bersiap was ook het Rode Kruis niet veilig.
Nog even geduld, mijn e-mail komt er aan.
Beste heer Jan Somers
Heel fijn dat u zo snel heeft gereageerd.
Met spanning wacht ik op uw volgende mail.
Hopelijk leest Mevrouw Loes de Java Post ook nog.
Alle informatie uit die periode is ook meer dan welkom.
Heel bijzonder dat dit contact nu zomaar opeens plaatsvindt!!!!!
Met spanning wacht ik op uw mail.
Met vriendelijke groet
Sylvia van Vliet-van de Adel(geboren Sigrist)
PM: natuurlijk mag u Sylvia zeggen .
Beste Heer Jan Somers
Reactie vanaf mijn I-phone tot 3 x mislukt.
Wordt helaas pas zondag vanaf mijn pc.
Sylvia van Vliet -van de Adel(geboren Sigrist)
Beste heer Somers,
Ik heb nog foto’s van de periode november 1952, van melkboerderij Ngagel. Mijn vader werkte daar in die periode. Hij was een van de melkventers die met een fiets behangen met flessen door Soerabaja reden om de melk te bezorgen.
Mvg,
Conny van de Vijver
Dank zij Javapost worden verhalen steeds aangevuld. Ik hoop dat Sylvia van Vliet uw berichtje ook leest. De bazin op Ngagel was Mien Sigrist, haar oma. Mijn ‘carrière’ op de melkerij was in de bersiap (oktober 1945) voorbij toen ik in de Werfstraatgevangenis werd opgesloten. Ik weet alleen niet wanneer Ab Croin en Mien Sigrist vertrokken zijn naar Bogor, en of uw vader inderdaad bij hun heeft gewerkt of daarna. Mijn laatste ontmoeting met hun in Ngagel was in 1946. Als u foto’s (met Mien Sigrist!) naar Sylvia wilt sturen kunt u haar e-mailadres hierboven (14 maart 2013) vinden.
Ik zou niet weten of mijn vader onder Ab Croin en Mien Sigrist werkzaam is geweest. De naam van een familie Veerman staat wel op een aantal foto’s geschreven. Ik zal de foto’s eerst eens bij elkaar zoeken en inscannen. Misschien herkent Sylvia er wel wat in!
Hello all, I am very interested in any and all info that anyone would like to share with me. I married the eldest grandson to Abe Croin. I can be reached at Croin@shaw.ca
I am so fascinated in all that has been posted..
Conny van de Vijver, who was your father?
Hello Carol,
We did receive a mail today from Corrie Vos -Croïn.
Here father in law,Victor, was the brother of Ab Croïn, with the nickname of Lulu.
In hoeverre Ab en Abe dezelfde persoon zijn begrijp ik niet.
Sorry in english:,If Ab and Abe are the same person??I do not know.
Greetings from Sylvia.