Potentieel staatsgevaarlijk

De internering van Duitsers in Nederlands-Indië  (zie Batavia seint ´Berlijn´) heeft na de oorlog heel veel publiciteit opgeleverd. Althans, voor zover het de ramp met de Van Imhoff betreft. Slechts héél even was de vraag naar de rechtmatigheid van de internering aan de orde, en wel in 1949, in het kader van de Regeringsenquête naar de gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog.

De Duitse landbouwingenieur Karl E. Kempski, thee-onderneming Poerbasari, Soekaboemi, 1924.

Uit een regeringsschrijven betreffende de reclassering van geïnterneerde Nederlandse ambtenaren blijkt dat door het verloren gaan van stukken op dat moment niet meer kon worden vastgesteld dat de internering berustte op gebleken wangedrag, “en dat toevlucht moest worden genomen tot de constructie van potentiële staatsgevaarlijkheid.”[i]
Het verslag van de Enquêtecommissie, gepubliceerd in 1949, ging uitgebreid in op de interneringen van de Duitsers. De nadruk werd hier gelegd op de reactie van de Duitsers en de internering van de Indische gijzelaars in Nederland. Uitgebreid werd verslag gedaan van de onderhandelingen over mogelijk uitwisseling van gevangenen. De Commissie constateerde dat niet alles even helder was, maar gaf wel gelijk aan de Nederlandse gouverneur-generaal Van Starkenborgh in zijn weigering om tot uitwisseling te komen.   

Documentaire over de Van Imhoff

In 1964 gaf Herman Wigbold, chef van de actualiteitenrubriek Achter het Nieuws (VARA), opdracht aan de cineast Dick Verkijk een documentaire te maken over de ramp met de Van Imhoff. In Vrij Nederland werd hierover geschreven: “De documentaire van Verkijk is nooit uitgezonden, in tegenstelling tot andere die hij heeft gemaakt en die minder goed waren gedocumenteerd. De vragen die gesteld werden waren te pijnlijk.” Refererend aan de manier waarop de bemanning van de Van Imhoff de Duitse geïnterneerden achterliet: “Voor Wigbold stond vast dat er geweigerd is Duitsers te redden omdat zij Duitsers waren.” [ii] Het programma van Verkijk bleef op de planken liggen omdat de toenmalige secretaris van de VARA (en later als verzetsdeelnemer gelauwerde) J. Rengelink bezwaren had gehad. Ook al waren er aanwijzingen voor een schuldverklaring, het viel in het niet bij de misdaden van het nationaalsocialisme in het algemeen.[iii]
Wigbold, verbolgen: “Wat voor ons begonnen is als een interessante journalistieke zaak, is langzamerhand uitgegroeid tot een morele kwestie…. Op het spel staan de eerlijkheid en de zuiverheid van onze bedoelingen.”[iv]

Kamervragen

Op 15 februari 1966 werd door Kamerlid Lankhorst (PSP) aan de toenmalige Minister van Defensie De Jong (Kabinet Cals) vragen gesteld over de affaire. Aanleiding vormde een artikel in het Duitse weekblad Der Spiegel over de Van Imhoff, waarin werd gesteld dat de Duitsers bewust werden verdronken. Was het Kabinet bekend met de inhoud van het artikel? Was het Kabinet bereid om, mocht de versie van Der Spiegel naar haar oordeel onjuist zijn, mede te delen welke wél de juiste toedracht is geweest?

ss Van Imhoff, aan de kade te Makassar

De Jong antwoordde dat in 1956 – zulks op verzoek van de toenmalige Minister van Justitie – een onderzoek had plaatsgevonden naar de toedracht. De procureur-generaal van het gerechtshof in Amsterdam had de Minister meegedeeld dat er geen grond aanwezig was voor strafrechtelijke vervolging. De Jong meldde niet op welke wijze dit onderzoek had plaatsgevonden.

Een maand later stelde Lankhorst opnieuw vragen over de kwestie. De Jong meldde op 1 april 1966 nogmaals dat er – gezien de omstandigheden – geen onjuiste beslissingen waren genomen. Uit de Handelingen van de Tweede Kamer: “Tevens is hij van mening, dat het onjuist zou zijn als de indruk zou ontstaan, dat de Nederlandse Regering deze zaak in de doofpot stopt of met twee maten meet. Ten einde dit te vermijden, zal de daarop betrekking hebbende documentatie, welke zich bevindt bij het Ministerie van Justitie, het Ministerie van Defensie, het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Ministerie van Binnenlandse Zaken, de Koninklijke Paketvaart Maatschappij en het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, bij de laatstgenoemd instantie worden samengebracht en ter beschikking zijn voor geïnteresseerden.(….) Het is de Minister bekend, dat een wetenschappelijk hoofdambtenaar van de Rijksuniversiteit van Utrecht doende is in het kader van een studie over de Nederlandse koopvaardij in oorlogstijd aan deze episode speciaal aandacht te wijden, zodat een wetenschappelijk verantwoorde publicatie kan worden tegemoetgezien.”
Met de door De Jong genoemde hoofdambtenaar werd waarschijnlijk W.K.L. Bezemer bedoeld, die op dat moment bezig was met een onderzoek naar de koopvaardij. Pas in 1987 zou het volledige werk van Bezemer worden uitgegeven.

Het oordeel van Van Heekeren

Kees van Heekeren (1912-1998)

Grotere actualiteit had een publicatie van Cornelis (‘Kees’) Van Heekeren. Deze voormalig B.B.-ambtenaar werkte in de jaren zestig en zeventig als amateur-historicus aan een indrukwekkende reeks verhandelingen over Nederlands-Indië in oorlogstijd. Na een eerste uitgave over krijgsgevangenschap op Noord-Sumatra, begon hij met een studie van de internering van de Duitsers. In 1967, een jaar nadat De Jong de Kamer had geïnformeerd, publiceerde hij ´Batavia seint: Berlijn´, waarin een minutieuze beschrijving van het gebeurde met de Van Imhoff. Van Heekeren was mild in zijn conclusies. Niet kon worden aangetoond dat de Duitse geïnterneerden moedwillig waren verdronken. De kapitein van de Van Imhoff had weliswaar aanvechtbare beslissingen genomen, de vraag kon worden gesteld of de alternatieven tot een betere uitkomst hadden geleid.

Vrij Nederland publiceerde een reactie van Van Heekeren op een artikel over het niet uitzenden van de documentaire van Verkijk. Van Heekeren liet weten:

“Bij de research voor mijn boek, waarbij ik tientallen getuigen vond, kreeg ik de gelegenheid de documentaire van Dick Verkijk te zien. Ofschoon deze film knap gemaakt is, kon ik me toch voorstellen dat men deze niet op de televisie heeft vertoond. De zwakte van Verkijk, dat hij altijd moet propageren en nooit ‘twijfelt’, wreekt zich in deze film wel erg. Van de gecompliceerde geschiedenis van die ramp geeft hij een historisch aanvechtbaar beeld, dat bij de TV kijker alleen maar de indruk kan achterlaten, dat er een zekere opzet is geweest om de Duitsers te doden. Mijn boek heeft m.i. overtuigend bewezen, dat de zaak anders ligt. (…) Het is mij juist na de ‘rel’ over deze uitzendingen duidelijk geworden hoe wijs men is geweest, die documentaire van Verkijk over de Van Imhoff niet te vertonen. Deze was ongetwijfeld aanleiding geweest tot vele onaangenaamheden. Daarvoor hoeft men niet bang te zijn, maar dan moet het zin hebben. Mijn boek is door Nederlanders én Duitsers goed ontvangen. Alleen wat oud-NSB’ers hebben me vergast op telefonische scheldpartijen, maar dat hoeft men niet ernstig te nemen.” [v]

In 1984 kwam een herdruk uit van het boek van Van Heekeren. De titel veranderde van ´Batavia seint: Berlijn´ in ´Batavia seint Berlijn´. In tegenstelling tot in 1967 reageerde de pers nauwelijks. Ook in 1987, toen Bezemer in zijn studie over de Nederlandse koopvaardij een hoofdstuk opnam over het gebeurde rond de Van Imhoff, bestond geen aanleiding tot heropening van de discussie. Bezemer had geen wezenlijk andere inzichten gehad dan Van Heekeren.

De discussie heeft zich in de naoorlogse jaren uitsluitend gericht op de vraag of moedwillig Duitsers zijn verdronken. De legitimiteit van de internering, alhoewel aan de orde geweest in het verslag van de Enquêtecommissie in 1949, werd nooit meer aangevochten. Over schadevergoedingen voor geïnterneerden werd nooit gesproken.

Nieuwe ronde, nieuwe prijzen

Rond de eeuwwisseling heeft de Nederlandse regering zich beijverd schoon schip te maken met het oorlogsverleden. Er werd een algemeen onderzoek gefinancierd naar de opvang van Nederlandse burgers in de na-oorlogse periode, en meerdere onderzoekscommissies mochten beoordelen of de overheid zich schuldig had gemaakt aan onrechtmatig handelen. De uitkomsten van het onderzoek leidden tot het verstrekken van eenmalige uitkeringen aan Joden, Roma en Sinti, en – middels de Stichting Het Gebaar – aan personen afkomstig uit Nederlands-Indië.[vi]
Bijzonder is echter, dat ook in deze periode geen enkel woord werd vuil gemaakt aan de mogelijke onrechtmatigheid van de internering van de Duitsers, of, voor zover deze groep vergelijkbaar is, van de door de Nederlanders in 1940 geinterneerde Japanners.

Interneringskamp Dehra Dun, Brits-Indië

De ´constructie van potentiële staatsgevaarlijkheid´ was in 1940 misschien te billijken. Als we daar nu achteraf nog een keer naar kijken, dan kunnen we niet anders dan concluderen dan dat met de interneringsmaatregel op tamelijk grove wijze inbreuk werd gedaan op de rechtszekerheid van individuele burgers. Slechts op grond van vage verdenkingen werden duizenden personen jarenlang geinterneerd, en werden hun bezittingen geconfiskeerd. Tijdens de periode dat de Nederlandse overheid verantwoordelijkheid droeg voor deze groep verloren meer dan vierhonderd geïnterneerden hun leven.

Discussie gesloten

Zouden er argumenten zijn geweest om af te zien van een spijtbetuiging of een schadevergoeding? Misschien. Maar dan slechts ná een onderzoek en ná een openbaar debat. Wat in ieder geval niet als argument zou hebben gegolden, is de veronderstelling dat de onschuldigen niet van de schuldigen zouden zijn te onderscheiden. Bij het Nationaal Archief bevindt zich voldoende materiaal om de slechts enkele tientallen uitgesproken nationaal-socialisten te kunnen onderscheiden van de rest.

Heeft de overheid deze groep per ongeluk over het hoofd gezien? Onwaarschijnlijk. Na brede maatschappelijke discussies werd in de Verenigde Staten in 1988 door de regering Reagan een eenmalige uitkering verstrekt aan de Nisei: de door de Amerikanen tijdens de oorlog geïnterneerde Japanners. Vanaf de jaren ´90 was dit voor de Stichting Japanse Ereschulden aanleiding een zelfde bedrag van de Japanse regering te eisen voor de internering van de Nederlandse burgergeïnterneerden.

Eind jaren ´90 deden enkele Duitse ex-geïnterneerden uit de hier bedoelde groep een beroep op de Nederlandse wetten voor oorlogsslachtoffers (Wuv en Wubo). De Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR), verantwoordelijk voor de toepassing van deze wetten, zat met de aanvragen in zijn maag. Duidelijk was dat deze aanvragers geen recht hadden op een uitkering krachtens de Wuv of Wubo. In deze wetten wordt immers alleen gesproken van slachtoffers van vervolging, handelingen of maatregelen ´door of namens de bezetter´. De ingediende verhalen waren echter zó schrijnend, dat het Ministerie van VWS werd gevraagd of er geen andere oplossing was.

Het antwoord van Minister Borst liet aan duidelijkheid niets te wensen over. Niet alleen achtte zij zich niet bevoegd een standpunt in te nemen, ook werd de PUR en passant verweten zich te bemoeien met een materie die buiten zijn werkterrein lag.
In de wandelgangen werd nog gehoord dat de overheid het niet ´opportuun´ achtte maatregelen te nemen die mogelijk bij andere groepen weer verkeerd zouden kunnen vallen. De constructie van ´potentiële staatsgevaarlijkheid´ hield klaarblijkelijk nog steeds stand. De discussie was gesloten.

x

[i]   Regeringsschrijven dd 15 augustus 1949. NA, BURAM, 2.10.37.03
[ii]  Vrij Nederland, 1 februari 1969
[iii] Commissaris Rengelink
[iv] Vrij Nederland, 1 februari 1969
[v]  Vrij Nederland, 22 februari 1969
[vi] Bij deze laatste groep was niet geheel duidelijk op basis van welk onrechtmatig handelen van overheidswege de uitkering wordt verstrekt. De desbetreffende onderzoekscommissie concludeerde dat niet kon worden vastgesteld dat de Nederlandse overheid ernstig in gebreke is gebleven. Weliswaar verloren de meeste nederlandse onderdanen goederen ten tijde van de Tweede Wereldoorlog of in bersiapperiode, dit moest worden toegeschreven aan handelingen van de bezetter (Japanners) of van de Indonesiërs. De uitkeringen werden daarom ook verdeeld onder de noemer ‘het gebaar’ waarmee tot uitdrukking werd gebracht dat de overheid oog had voor het bijzondere lot dat deze groep heeft moeten dragen.

Dit bericht werd geplaatst in 2. Japanse Bezetting, 1942-1945 en getagged met , , , , , , , , , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

34 reacties op Potentieel staatsgevaarlijk

  1. Walter Schwager zegt:

    Ook de Canadese regering heeft schadevergoeding betaald aan onterecht geinterneerde Japanse ingezetenen en officieel excuses aangeboden aan de geinterneerden en andere bevolkingsgroepen. De Nederlandse regering is erin geslaagd om deze zwarte bladzijde uit het koloniale verleden te verzwijgen.

    • Jan A. Somers zegt:

      Waren de in Japanse kampen geïnterneerde Nederlanders ook staatsgevaarlijk? Ik was wel buitenkamper, maar ik zat bij de Kenpeitai in de Werfstraat wel in een apart cellenblok voor staatsgevaarlijken. Maar ik had dan ook drie of vier verdachte zaken. Wel luxe hoor, eenpersoonscel met eigen buitenkooi!

  2. Ælle zegt:

    Samen met Walter SPIES, de bekende kunstenaar, verdronk ook * Louis MAGENER*, grootvader van mijn 2 Indo neven en nicht, Michael, Matthew en Maureen. Zoon Willy Magener was het verlies tot aan zijn eigen dood nooit te boven gekomen.

    World War 2, when Germany invaded Holland. All Germans in Bali incl. Walter Spies, were arrested by the Dutch-Indies government and put in prison camps in Sumatra. All German prisoners were set on a transport from Sumatra to Ceylon.
    Walter Spies was on of the prisoners on the ship Van Imhoff that set sail to Ceylon January 18, 1942. A day later, the ship was hit by a Japanese torpedo boat. The Dutch crew abandoned ship but the captain was afraid to set the German prisoners free without orders. The result was that most of the German prisoners, including Walter Spies, drowned in the slowly sinking ship.

    Interessant is het verhaal van Ehemalige Tsingtaukämpfer in Niederländisch-Indien (1920 – 1942) und der Untergang der “Van Imhoff” am 19.1.1941
    Ehemalige Tsingtaukämpfer in Niederländisch-Indien (1920 – 1942) und der
    Untergang der „Van Imhoff“ am 19. 1. 1942

    Von den sog. Tsingtaukämpfern, die 1914 bei der Verteidigung Tsingtaus mitgewirkt hatten und dementsprechend die Zeit von Nov. 1914 bis Dez. 1919 in japanischer Kriegsgefangen-schaft verbracht hatten, sind rund 345 Männer zunächst nicht in die Heimat zurückgekehrt, sondern fanden 1920 im damaligen Niederländisch-Indien eine Stellung. Die von den dortigen Deutschen in Batavia herausgegebene Zeitschrift „Deutsche Wacht“ brachte in der Ausgabe von 1922, Heft 5 (Mai), S. 30-32 eine Liste der Namen dieser „eingewanderten“ Tsingtau-kämpfer, mit Angabe ihres jetzigen Wohnortes und (in den meisten Fällen) der Institution, in welcher sie beschäftigt waren. Viele von ihnen sind dauerhaft dort geblieben, haben geheiratet, lebten in Freiheit allerdings nur bis zum 10. Mai 1940, denn als das deutsche Heer an diesem Tag in den Niederlanden einmarschierte, wurden die Deutschen in Niederländisch-Indien sofort interniert, die Männer (ab 16 Jahren) getrennt von den Frauen und Kindern. Letztere wurden zum Teil auch eingesperrt. Mehrere hundert deutsche Frauen und Kinder konnten allerdings im Juli 1941 das Land verlassen. Das japanische Schiff brachte einen Teil nach China, den anderen nach Japan, denn eine Rückkehr nach Deutschland mit der Eisenbahn durch Russland – wie ursprünglich geplant – war nicht mehr möglich. Der Krieg zwischen dem Deutschen Reich und der Sowjetunion hatte am 22.6.1941 begonnen.

    Als Japan am 8.12.1941 u.a. den USA, Großbritannien und den Niederlanden den Krieg erklärte, kam es zu einer raschen Besetzung von Niederländisch-Indien durch die Japaner. Die niederländischen Behörden dort wollten offensichtlich nicht zulassen, dass die von ihnen internierten deutschen Männer, rund 2500 Personen, durch die Japaner befreit würden. Sie luden jene auf mehrere Schiffe und brachten sie nach Indien. Das letzte Schiff verließ am 18.1.1942 den Hafen von Sibolga an der Südküste Sumatras mit Kurs auf Colombo. Es handelte sich um die SS „Van Imhoff“, ein 2980 Bruttoregistertonnen großes Schiff der Amsterdamer „Koninklijke Paketvaart Maatschappij“. Auf dem Schiff befanden sich 48 Besatzungsmitglieder, 62 Soldaten der niederländischenKolonialarmee und 483 deutsche Zivilisten. 372 von ihnen hockten in Gruppen zu je etwas 30 Mann im Zwischen-deck in knapp einen Meter hohen Stacheldrahtkäfigen, die verschlossen waren. Für weitere 111 Internierte war auf dem Achterdeck ein Stacheldrahtverschlag zusammengezimmert worden. Einen Tag später, am 19.1.1942 wurde das Schiff – 110 Seemeilen von Sumatra entfernt – von einem japanischen Bomber angegriffen. Dem Roten Kreuz in Batavia war nicht gemeldet worden, daß es sich um einen Interniertentransport handelte. Das japanische Flugzeug konnte also den besonderen Status dieses Transportes nicht wissen oder erkennen. Es warf 5 Bomben, von denen keine direkt traf, aber die 5. Bombe explodierte im Wasser ganz nah an der Backbordseite des Vorschiffes und riß ein großes Loch in den Rumpf. 6 Stunden später sank das Schiff. Es war überbelegt gewesen. Für die insgesamt 593 Menschen gab es nur 6 große Boote mit einem Fassungsvermögen von je maximal 50 Personen, ein Arbeitsboot für höchstens 14 Mann, 6 Rettungsflöße aus Bambusrohr und 650 Schwimm-westen. Die Niederländer verließen das sinkende Schiff in 5 großen Booten, die sie zu Wasser gelassen hatten. Eins war ein Motorboot, das die anderen 4 Boote zog. Die 5 Boote hätten 250 Personen aufnehmen können, waren aber nur mit 111 Personen besetzt. So erreichten alle Niederländer am nächsten Tag unversehrt die Insel Pulu Simu. Die Deutschen überließ man ihrem Schicksal. DerOffizier, der als Letzter der Niederländer das Schiff verlassen hatte, hatte wenigstens noch die Schlüssel überreicht, so daß die eingeschlossenen Deutschen ihre Käfige öffnen konnten. Ob das allen gelang? Sechs Stunden nach dem Bombardement sackte das Schiff plötzlich weg und versank mit 281 Deutschen. Auf das Wasser hatten sich 201 zunächst retten können. Von diesen war es einer Gruppe noch gelungen, vorher das sechste Boot flott zu machen, das die Holländer nicht hatten zu Wasser bringen können, da es irgendwo sich verklemmt hatte. Auf dem Boot befanden sich 53, im Arbeitsboot 14 und auf sechs Bambusflößen 134.Aber in einer qualvollen Fahrt von 3 Tagen (ohne Nahrung und Wasser!) erreichten nur das große Boot und das Arbeitsboot mit seinen Insassen die Insel Nias. Von den Flößen hatte nur eine Personsich in das große Boot retten können, die anderen 133 Mann gingen auch verloren. Von den 483 Deutschen sind also 415 ertrunken, nur 68 konnten sich an Land retten. Von den Geretteten sind gleich nach Ankunft noch 2 oder 3 gestorben, offensichtlich vor Erschöpfung und Überanstrengung.

    Von den 483 Deutschen des „Van Imhoff“ Transportes waren mindestens 37 Personen ehemalige Tsingtaukämpfer. Eventuell waren es insgesamt 42, aber bei 5 Namen ist die Zuordnung nicht eindeutig, da kein Vorname oder nur der Anfangsbuchstabe des Vornamens angegeben ist.

    Unter den 68 Geretteten waren 5 Tsingtaukämpfer, vielleicht 6. Von den 415 Toten waren 32 Tsingtaukämpfer, eventuell 36. Es folgen die Namen und kurze biographische Angaben.

    Die folgende alphabetische Liste ist so aufgebaut:

    a) Name, Vorname, Herkunftsort und Stellung im Juli 1914 aus der gedruckten Liste der Tsingtau-Deutschen, die von Nov. 1914 bis Dez. 1919 in japanischer Kriegsgefangenschaft waren.

    b) Namensliste (nur mit Anfangsbuchstabe des Vornamens) der ehemaligen Tsingtaukämpfer in Niederländisch-Indien vom Mai 1922, veröffentlicht in der Zeitschrift „Deutsche Wacht“ Batavia 1922, Heft 5, S. 30-32

    c) Verzeichnis der Deutschen in Niederländisch-Indien in: Deutsches Jahrbuch für Nieder-ländisch-Indien 1935, S. 353 – 408. Diese Liste enthält z.T. weitere biographische Angaben zu den einzelnen Personen, evtl. Name der Ehefrau, der Kinder u.a. Andererseits bringt diese Liste keinesfalls alle Deutschen, die damals in Niederl.-Indien sich aufhielten.

    d) Transportliste der internierten Deutschen auf der SS „Van Imhoff“ vom 18.1.1942

    (maschinenschriftlich. Der Vorname ist nur mit dem Anfangsbuchstaben wiedergegeben, der Beruf nach dem Stand am 10.Mai 1940.)

    Nicht angegeben wird, in welchen Kriegsgefangenenlagern Japans die Tsingtaukämpfer 1914-20 untergebracht waren. Dies kann man ausführlich nachschlagen in der Webseite von Hans-Joachim Schmidt: http://www.tsingtau.info, in der man die Rubrik „Kurzbiographien“ anklickt.

    Die Ortsnamen werden fast durchweg in der damaligen niederländischen Orthographie wiedergegeben, d.h. oe ist als u und ij als ei, ia als ja zu sprechen.

    Die zunächst geretteten, ehemaligen Tsingtaukämpfer

    BANTHIEN, F. Christian aus Rheydt. 1914: Matrosenartillerist. 1922: Telefon Amt in Weltevreden (Padang). 1935: in Lebong Tandai, Benkoelen. Verheiratet mit Amelie Precker. 1940: Maschinensteiger in Sumatra.

    GlLEICHMANN, F. Hermann. * in Coburg 1885. – 1914: Matrosenartillerist. 1922: Angestellter bei der Niederl.-Ind. Dampfschiffahrt Gesellschaft. 1935 und 1940: Pflanzer in Bodja/Semarang.Er stirbt noch am Ankunftstag auf Nias am 22.1.1942.

    KEMPF, E. Conrad aus Berlin. 1914: auf dem HAPAG Dampfer „Frisia“ beschäftigt. – 1914: Matrosenartillerist als Kriegsfreiwilliger. – Vor 1922: bei der Zuckerfabrik in Bodjong. 1940: Beamter in der Rubberrestrictie in Pontianak auf Borneo.Geht 1942 nach Peking, dort ist auch seine Tochter Maud (* 10.6.1925), die 1944 in Tsingtau Ottokar Peterhaensel heiratet

    (* 28.9.1917), Mitinhaber eines Bekleidungsgeschäftes. Conrad Kempf heiratet in Tsingtau in zweiter Ehe Erika Seidel (* 25.4.1922), die damit nur 3 Jahre älter ist als ihre Stieftochter Maud. Die Witwe Erika Kempf lebte später in Wiesbaden.

    RESSING, J. Heinrichaus Bocholt. 1914: Seesoldat. 1922: Hauptpolizist von der Feldpolizei in Poerwodadi. Verheiratet mit Emilie N.N. Kinder: Anita (* 9.5.1930) und Karl (* 20.8.1933). 1940: Polizeibeamter in Oerangan/Semarang. – Frau Ressing und die Kinder verließen mit dem Gruppentransport im Juli 1941 Niederl.-Indien und wählten als Aufenthaltsort von 1941 bis 1946 Tsingtau, weil Heinrich Ressing dort 1914 als Seesoldat gewesen war. Leider starbdort im März 1946 die Tochter Anita an einem Gehirntumor. Frau Ressing und Sohn Karl wurden im Juni 1946 auf der „Marine Robin“ nach Deutschland repatriiert, wo man wieder mit Heinrich Ressing zusammenkam und im Ruhrgebiet wohnte. Frau Ressing starb 1977, kurz vorher war Heinrich Ressing gestorben. Der Sohn Karl, Studienrat, starb 1983.

    SACK, Hans aus Hamburg. 1914: Seesoldat im O.M.D. 1922: Pfleger in der Irrenanstalt, Batavia. 1940: Krankenpfleger in Sabang. Gestorben.

    ZACKER, Georg A. 1922: Angestellter in der Zuckerfabrik in Bodjong. 1935 in Soerabaia.
    1940: Monteur in Malang/Java. Zacher war anscheinend 1914-1919 nicht in japanischer Gefangenschaft, aber vielleicht in britischer (Hongkong oder Australien) ?

    Die ehemaligen Tsingtaukämpfer, die mit der „Van Imhoff“ untergegangen sind.

    19. bis 22.1.1942

    BERGAU, Albert aus Nakel/Netze, Prov. Posen. – 1914: Gefreiter. 1922: Öffentliche Stadtwerke, Bandjermasin. – 1940: Angestellter MEB, Makassar/Celebes

    BÖHMER, Alwin aus Harburg a.d.Elbe. – 1914: bei der Rickmers Linie tätig. – 1914: Obermaschinistenanwärter d.R. – 1922: Zuckerfabrik Ranoepakis, Klakah. – 1940: Maschinist in der Zuckerfabrik Trangkil, Koedoes/Java

    CLAUSING, Adolf. * in Berlin. – 1914: Obersignalgast beim Gouvernement. 1922: Kaufmann, Post Weltevreden. – 1935: Kaufmann, wohnt Laan Wiechert 14, Batavia-C. Verheiratet mit Elisabeth Arnstein. – 1940: Makler, Batavia

    DALLES, Georg aus Sulzbach/Oberpfalz. 1914: Obermatrosenartillerist. 1922: Bataviasche Petroleum Gesellschaft in Balik Papan. – 1935: wohnt Laan Trivelli 9, Batavia-C. – 1940: Ingenieur, Batavia

    DONAT, Walter aus Weimar. 1914: Seesoldat im O.M.D. 1922: Holl. Beton Gesellschaft, Weltevreden. – 1935: in Lembang, Bandoeng. – 1940: Holl. Beton Gesellschaft in Batavia

    ENGEL, Reinhold, * Borstel bei Hannover 1894. – 1914: Seesoldat. 1922: Teepflanzung Tjikopo, südl. von Buitenzorg. – 1935: Pflanzer, ebenda. Verheiratet, 3-4 Kinder. – 1940: Pflanzer, Straits Soenda Syndikat (Ausführliche Biographie bei H.-J. Schmidt)

    GrROSSMANN, Johannes aus Ueberberg/Württ. 1914: Seesoldat. 1922: Vibem Simaloer, Sinabang (Atjeh). – 1940: Auto-Unternehmer, Langsat/Atjeh

    HANSEN, Wilhelm aus Schleswig. 1914: Matrose in der Marine-Kompanie. – 1922: Semarang-Cherobon-Dampfschiffahrt-Gesellschaft, Tegal. – 1940: Java (Kinder in Cheribon untergebracht)

    HECKENBÜCKER, Jacob aus Krefeld. 1914: Seesoldat. – 1922: Hauptpolizist in Indramajoe. – 1940: Polizeibeamter in Bandoeng

    IMMERHEISER, Friedrich aus Bingen. 1914: Gefreiter der Landwehr. – 1922: Bekassiweg 4, Meester Cornelis (= Vorort von Batavia). – 1935: t/o. Station Kramat, Batavia-C. – 1940: pens. Lagermeister, Batavia

    JAHN, Josef. * in Brünn. – 1914: Steuergast auf SMS „Kaiserin Elisabeth“. – 1922: Aufseher der Feldpolizei in Kedoe. – 1935: Hauptpolizeiaufseher, Post: Bandoeng, Gg.Langasarie 24, Bl. 98 – 1940: Polizeibeamter in Tebing-Tinggi

    JANSSEN, Johannes aus Eschershausen, Kr. Holzminden. – 1914: Sergeant. – 1922: Aufseher der Feldpolizei in Randoeblatoeng (Rembang). – 1940: Polizeibeamter in Soerabaia

    KAIE, Richard aus Hamburg. 1914: Funkentelegraphie-Maat auf SMS „Jaguar“. – 1922: Nied.-Ind. Gasgesellschaft, Meester Cornelis. – 1935: p/a Gas my. Lahat, Süd Soematra. – 1940: Nied.-Ind. Gasgesellschaft, in Batavia

    KESSLER, Heinrich, * in Aden 1884. – In der Liste von 1922 steht nur: H. Kessler, mehr nicht. – 1935: Pflanzer, Post: Pflanzung Poeloekan, Negara, Bali. Banjoewangi. – 1940: Pflanzer in Kintamani/Bali

    KLEIN, Franz aus St.Wendel. 1914: Unteroffizier im Ostasiat. Marinedetachement. – 1922: Aufseher der Feldpolizei in Kepandjen Pasoeroean. – 1940: Polizeibeamter auf Celebes

    KLESPER, J. 1914: Oberheizer auf Torpedoboot S 90. – 1922: Semarang-Cherobon- Dampfschiffgesellschaft in Tegal. – 1935: Pflanzung Soengei Langka, Td. Karang. – 1940: Angestellter des Straits Soenda Syndikats

    KÖNIG, Paul Hermann * 1887 Kleindittmannsdorf bei Pulsnitz. – 1914: Seesoldat. – 1922: Heiman & Co. in Soerabaia. – 1935: Uhrmacher und Fabriksleiter bei N.V.Wolf , Toendjoengan 32, Post Soerabaia. Verheiratet mit Käte Jobst. – 1940: Uhrmacher dort

    LEPP, Johann aus Bruchsal. – 1914: Obermaat d.R. bei der Matrosenartillerie. – 1922: Technisches Büro Unicum in Soekaboemi.- 1935: Logeweg 16, Bandoeng. – 1940: Monteur in Bandoeng

    LÖFFLER, Hermann aus Erfurt. -1914: Maschinenbauer in der Maschinenbau-Abteilung der Tsingtauer Werft seit 1908. Ist verheiratet. Wohnen Kleiner Hafenweg. 1914: bei der Verteidigung im Landsturm beteiligt. Wurde erst am 16.9.1915 nach Japan gebracht. – 1922: Werkzeugfirma Carl Schlieper in Batavia. – 1935: Magelang. -1940: nur der Name H.E.J. Löffler

    *************************************************************************************************************************
    * MAGENER, Louis* aus Hamburg. 1914: Matrosenartillerist. – 1922: Megalithische Denkmäler R.L. in Benkoelen/Soematra. – 1935: Kaufmann, Semarang. – 1940: Kleinhändler in Batavia
    ***********************************************************************************************************

    MECKEL, Heinrich aus Aull/Hessen-Nassau. – 1914: Seesoldat. – 1922: Wichers & Co. in Sepandjang bei Soerabaia. – 1935: Dinojo 59, Soerabaia. – 1940: Baumaterialienfabrik in Soerabaia. (Biographie bei H.-J.Schmidt)

    Oestreicher, MATTHIAS aus Levelsburg. 1914: Seesoldat d.R. – 1922: Tandjoeng Moeara Enim, Palembang.- 1940: Maschinist auf einer Zinnmine in Muntok, Insel Banka

    PAPROTH Fritz, * Forst i.L 1892. – 1914: Artilleristenmaat. – 1922: Aufseher der Feldpolizei in Djati Rogo (Rembang). – 1935: Polizeiaufseher 1. Klasse, Post: Poerworedjo-Kedoe, Java. Verheiratet mit Frieda Lina Roessler. Kinder: Margareta, Frieda, Marie. – 1940: Polizei-beamter in Siantar/Soematra

    QUEST, Heinrich, * Essen 1890. – 1914: Unteroffizier. – 1922: Polizeiaufseher in Wates Djokja. – 1935: Polizeiaufseher 1. Klasse, Post: Soerabaia. Er war verheiratet mit Hendrika Lenzen, ist inzwischen verwitwet. Kinder: Jan und Johanna Margaretha. – 1940: Polizeibeamter auf Ambon

    RASCHDORF, Karl aus Frankenstein/Schlesien. – 1914: Bürogehilfe, wohnte in der Thetis Str. – 1914: Oberverwaltungsschreibergast der Seewehr. – 1922: Faktorei der Niederl. Handelsgesellschaft in Batavia. – 1935: Buchhalter dieser Gesellschaft. Post: Weltevreden, Djaga Monjet 52. – 1940: Buchhalter derselben Gesellschaft in Soerabaia

    SAEFKOV, Emil, * Mechow/Mecklenburg 1891. – 1914: Unteroffizier. – 1922: Werkzeugfirma Carl Schlieper in Batavia. – 1935: Kaufmann, Post Soerabaia, Kroesenpark 10. – 1940: Angestellter in der Firma Vraag & Aabod, Soerabaia. (Foto und Biographie bei H.-J. Schmidt)

    SCHARLEMANN, Gerhard aus Shanghai. – 1914: Artilleristenmaat der Seewehr. – 1922: in Padang. – 1935: Inhaber der Firma Export- und Transportunternehmen Scharlemann. – 1940: Schiffshändler in Soematra

    SCHNEEWOLF, Walther aus Berlin. – 1914: Seesoldat. – 1922: Polizeiaufseher in Buitenzorg. – 1940: in der Werkzeugfirma Carl Schlieper in Batavia

    SCHOLZSEN., Rudolf, * Köln 25.1.1876. – 1914: Architekt im Technischen Bureau der Schantung-Eisenbahn-Gesellschaft in Tsingtau, wohin er 1912/13 kam. Er war damals bereits verheiratet mit Adele Genenger (* Viersen 5.5.1878) und hatte 3 Kinder: Rudolf (* 1908), Karla (* 11.2.1910) und Georg (* Tsingtau 3.11.1914). – 1914: an der Verteidigung im Landsturm beteiligt. Wurde erst am 16.9.1915 nach Japan gebracht. Adele Scholz und die 3 Kinder blieben bis 1920 in Tsingtau. – 1922: in Djokjakarta. – 1935: Ingenieur, Spezialist in Eisen-Beton, z.Zt. Beheerder der Trinkwasserleitung Tangerang. -1940: pensionierter Angestellter der Öffentlichen Stadtwerke in Lembang/Java.

    Der Sohn Georg SCHOLZ (1940: Kaufmann bei der Firma Lindeteves in Batavia) ist zusammen mit seinem Vater auf der „Van Imhoff“ untergegangen. – Adele Scholz und ihre Tochter Karla verließen Nied.-Indien im Juli 1941 und wählten von August 1941 bis Juni 1946 Tsingtau als Aufenthaltsort, wo sie schon 1912-20 gewohnt hatten. Repatriierung nach Deutschland auf der „Marine Robin“.

    SCHWITZKI, Wilhelm aus Altglienicke bei Berlin. – 1914: Seesoldat. – 1922: Polizeiaufseher in der Polizeischule, Buitenzorg. – 1935: Batavia-C., Oude Tamarindelaan 91. – 1940: Angestellter bei Niemij. in Semarang. (Foto und Biographie bei H.-J. Schmidt)

    STEINEMANN, Friedrich aus Möllendorf in Prov. Sachsen. – 1914: Pionier. – 1922: Holländische Beton Gesellschaft, Soerabaia. – 1935: Malang, Tjilaket Gg. II No. 25. – 1940: Holländ. Beton Gesellschaft in Semarang

    STEINLEIN, Jacob, * Saarbrücken 1892. – 1914: Seesoldat. – 1922: Hauptpolizist der Feldpolizei in Koedoes. – 1935: Polizeiinspektor in Semarang, Gemelaan 16. – 1940: Polizeibeamter in Madoein/Java. (Biographie bei H.-J.Schmidt)

    STÖCKS, Rudolf aus Kiel. – 1914: Unteroffizier. – 1922: Aufseher der Feldpolizei in Solo. – 1935: Polizeiinspektor in Bojolali/Java. – 1940: Polizeibeamter in Soerabaia

    VINDERS, Emil aus Westenfeld in Westfalen. – 1914: Seesoldat. – 1922: Hauptpolizist der Feldpolizei in Pakekasan/Madoera. – 1940: Polizeibeamter

    WEBER, Friedrich aus Linx, Kr. Offenburg. – 1914: Matrosenartillerist. – 1922: Holländ. Beton Gesellschaft, Makassar. – 1935: in Semarang, Pieter Sijthoflaan 61. – 1940: Holländ. Beton Gesellschaft in Semarang

    ZEIDLER, Karl aus Leipzig. – 1914: Seesoldat. – 1922: bei G.Hoppenstedt, Batavia. – 1940: Agent Aniem, Djember/Java

    • Ælle zegt:

      “van Imhoff”-Kapitän Hoeksema, wie sein Kollege Berveling inzwischen pensioniert, kann sich “an nichts mehr erinnern”. Hoeksema: “Ich habe die ganze Sache aus meinen Gedanken verbannt.”

      Holländischer Frachter “von Imhoff”: “Befehl – keine Deutschen retten”

      VAN-IMHOFF-UNTERGANG
      Das Totenschiff – KRIEGSVERBRECHEN-
      Viermal flog der japanische Bomber den holländischen Frachter vergeblich an: Beim ersten Anflug verfehlte die Bombe die “van Imhoff” um 100 Meter. Die zweite Bombe zerriß 20 Meter neben dem Schiff den Spiegel der teerträgen See. Auf dieselbe Distanz klatschten auch die dritte und vierte In den Indischen Ozean.

      Die fünfte Bombe setzten die Japaner etwa 20 Zentimeter neben die Bordwand des 2980 Bruttoregistertonnen großen Südsee-Fahrers der Amsterdamer “Koninklijke Paketvaart Maatschappij” (K.P.M.). Sie explodierte im Wasser und zerfetzte die Backbordseite des Vorschiffes.

      “Es war, als würde das Schiff aufgenommen und zur Seite gesetzt, während eine große Wassersäule über die Brücke kam”, gab “van Imhoff”-Kapitän H. J. Hoeksema später über den Treffer zu Protokoll, der seinen Dampfer am 19. Januar 1942 gegen 10.30 Uhr – 110 Seemeilen von Sumatra entfernt – so schwer angeschlagen hatte, daß er sechs Stunden später, fast senkrecht über den Bug, im Meer versank.

      588 Menschen waren am 19. Januar 1942 an Bord der “van Imhoff” gewesen – 478 Deutsche und 110 Niederländer. Beim und nach dem Untergang kamen ums Leben: 412 Deutsche, kein Niederländer.

      http://www.spiegel.de/spiegel/print/d-46275481.html

  3. Jan A. Somers zegt:

    In de Werfstraatgevangenis in Soerabaja was er een afdeling “staatsgevaarlijk”. Daar zat ik bij de Kenpeitai. Twee rijen ‘luxe’cellen, éénpersoons, met eigen buitenkooi. Heel wat beter dan de zalen tijdens de bersiap.

  4. Hans zegt:

    Misschien toch geen gesloten discussie: op de zondagen 10, 17 en 24 december 2017 om 20.15 uur, bij de BNN-VARA op NPO 2, wordt wederom, en dit keer uitvoerig in een documentaire-drieluik, aandacht besteed aan ‘De Ondergang van de Van Imhoff’. Deze gruwelijke Nederlandse scheepsramp uit 1942, mondde uit in één van de grootste doofpotaffaires van na de Tweede Wereldoorlog. Uit de trialer volgt dat zowel een overlevende van deze ramp als een achterkleinkind van kapitein Hoeksema aan het woord komen en samen bezoeken ze Indonesië.

  5. ruud steffen zegt:

    mijn opa zat volgens mij ook in de van IMHOFF , F W Steffen

    • Henk Wieland zegt:

      Hoe kom ik er achter of een familielid van mij ook aan boord was? In de namenlijst zie ik wel E. Wieland, maar hoe krijg ik zekerheid dat dit Eugenie Petrus Hendricus Wieland, geboren Kota Radja in 1898?

  6. ruud steffen zegt:

    hoe kan ik hier achter komen of mijn opa ook in deze boot zat , is er geen lijst met namen van deze boot van Imhoff 19 jan. 1942 van de overleden
    naam opa F.W.C. Steffen
    gr,
    Ruud

    • Laurens van der Laan zegt:

      Delpher – Historische Kranten: Ik zie een H. Steffen met familie vertrekken met het m/s Christiaan Huygens op 26 april 1940 van Genua naar Batavia. In de Gezinskaarten van Rotterdam is een Hendrik Steffen geb Rotterdam met vrouw en kind als employé van de B.P.M. op Borneo.
      Er is ook een kaart: Friedrich Wilhelm – . uit Duitsland. Uw opa heet F.W.C. – wat was de naam van zijn vader?
      Veel mensen waren lid van de N.S.B. Toen de leider Mussert gevraagd werd wat hij zou doen als NL zou worden aangevallen, zei hij : Niets, ik wacht met gekruiste armen. Na het bombardement van Rotterdam was hij de bolle bof. Indië moest een kleine twee jaar wachten toen Nippon daar kwam. Alle Europeanen kwamen in kampen, soms werden mannen naar Japan of elders verscheept, en dan werd zo’n schip getorpedeerd.
      Andere tijden.
      Laurens

      • Indisch4ever zegt:

        Laurens,
        Een meerderheid van Europeanen was niet in de jappenkampen.
        Jij bedoelt dat een hele grote meerderheid van Europeanen zonder Indonesische voorouders in de kampen zaten. Dat is waar.
        Mijn inschatting is dat van 100.000 in de burgerkampen er 25.000 een gemengde afkomst had. Van de 42.000 krijgsgevangenen schat ik ook 25.000 met een gemengde afkomst.
        Of ik gelijk heb? Weet ik niet. Dat moeten de historici onderzoeken.

      • R Geenen zegt:

        @Mijn inschatting is dat van 100.000 in de burgerkampen er 25.000 een gemengde afkomst had. Van de 42.000 krijgsgevangenen schat ik ook 25.000 met een gemengde afkomst.@

        De aantallen geven mij aan dat je het alleen over Java hebt.

      • Jan A. Somers zegt:

        Voor de NSB in Nederland was de afdeling in Indië slechts belangrijk vanwege de contributies. Bij de Kenpeitai zat ik in de Werfstraat in het cellencomplex voor staatsgevaarlijken. Luxe: Elke cel had een eigen voorkooi!

    • Hans Coppen zegt:

      Ruud,
      In een lijst die door het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken (Auswärtiges Amt) is opgesteld onmiddellijk na de ramp met de Van Imhoff komt de naam Friedrich Wilhelm Karl Steffen (geb. 1888, beroep: planter) voor als één van de vermiste opvarenden. De lijst die 329 namen van slachtoffers vermeldde (onder wie mijn opa Ewald Schneider en mijn oom Ewald Schneider jr.) was toen nog onvolledig. Later werd het aantal slachtoffers bijgesteld naar 412.
      Bron: Die “van Imhoff” – das Totenschiff (Dieter Gräbner, 2012)

      • Peter van den Broek zegt:

        De lijst van victims van de Van Imhoff op http://vanimhoff.info/people.php?type=cas komt op 436 namen van slachtoffers (stand 2019).
        Ik heb ze niet geteld. Ik heb de lijst gecopieerd en in EXCEL geimporteerd, vandaar.

        Overlevenden: 74

        Ik snap nog steeds niet waarom de gezagvoerder van de Van Imhoff voor deze misdaad niet geexecuteerd werd.

    • leo janssen zegt:

      Een Friedrich Wilhelm Carl Steffen (gehuwd met mevr. Ham) boekhouder bij apotheek ‘De Vriendschap’ te Soerabaja, komt om bij de ondergang van de Van Imhoff.
      Zie de website: https://vanimhoff.info/persondetail.php?person_id=517

      Met vriendelijke groet,
      Leo Janssen

  7. Jan A. Somers zegt:

    In De Jong, 11a, de Van Imhofframp op acht pagina’s. Was geen geheime uitgave.

  8. Walter Schwager zegt:

    Toen mijn ex-Duitse vader op het eiland Onrust was geinterneerd stuurde mijn familie hem een briefkaart met mijn baby foto – ik was toen net zes maanden oud. De foto werd teruggestuurd door de censuur – waarschijnlijk staatsgevaarlijk.

  9. Bernd Östreicher zegt:

    Auch mein Großvater Matthias Östreicher war Opfer dieses Kriegsverbrechens. Der Besuch bei einem Überlebenden im Jahre 1967 und die Erkenntnis, das dieses Verbrechen von staatlicher Seite nicht aufgeklärt werden darf, ist nicht nachvollziehbar.

  10. van den Broek van een andere generatie zegt:

    Gevonden met datum 17/12/2017

    https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2206738-zwarte-bladzijde-uit-nederlands-oorlogsverleden-mocht-niet-op-tv.html

    In de Indische wateren zonk in 1942 het Nederlandse schip de Van Imhoff. Hierbij kwamen 441 gevangengenomen Duitse burgers om het leven. De ramp leidde tot een van de grootste Nederlandse naoorlogse doofpotaffaires.
    Tijdens een scheepsramp in 1942, liet een Nederlandse kapitein ruim vierhonderd Duitse burgers verdrinken. Het leidde tot één van de grootste en succesvolste Nederlandse doofpotaffaires na de Tweede Wereldoorlog. Wat zich daadwerkelijk heeft afgespeeld, daarover gaat de driedelige documentaire De ondergang van de Van Imhoff.

    Vooral lezenswaardig is volgende website die zeer gedetailleerd een overzicht en informatie rondom de zaak Van Imhoff tot nu toe geeft. Opmerkelijk is dat de kapitein van de Van Imhoff nadien niet standrechtelijk geëxecuteerd werd :

    http://vanimhoff.info/timeline.php?scale=n

    Een voorbeeld: Governor-General and Government in London hushing up the Van Imhoff affair

    From classified correspondence, it is clear that in 1942 Governor-General Starkenborgh in Batavia en Foreign Affairs Minister Kleffens in London try to hush up the Van Imhoff affair. They realize that the highest authorities in NEI and London would get in trouble when the truth comes to light.

    Crew and guards of the Van Imhoff are already briefed after their arrival in Padang to keep their knowledge secret. On 1 February 1942 Tjarda Starkenborgh wired to Eelco Nicolaas van Kleffen: “Considering the rumors spreading among German women that a ship with German internees has sunk and because it is no longer advised to to withhold an official statement as there is a chance that the news is broadcasted on foreign radio, a short statement is published on the transport that was subject to Japanese action which has cost a great many victims. Intentionally, the survival of crew and guards is not mentioned to avoid the wrong impression overseas.”

    Original: “Daar vele geruchten reeds de omloop deden ook onder Duitsche vrouwen dat schip met geïnterneerden vergaan en aangezien het voorts ongewenscht is publicatie langer uit te stellen wegens kans eerder bericht buitenlandsche radio, is heden een korte verklaring uitgegeven dat een transport het voorwerp van Japansche actie is geworden welke een groot aantal slachtoffers heeft geëischt. Over behoud bemanning en bewaking is opzettelijk niets gezegd teneinde verkeerden indruk buitenland te vermijden.”

    • Jan A. Somers zegt:

      Zal wel kloppen. Het was oorlogstijd! Maar al tijdens de oorlog was het in Nederland al bekend in de krant.

      • van den Broek van een andere generatie zegt:

        Wat in Nederland al bekend was, is louter een hypothese, die ook eens bevestigd mag worden, wat was precies bekend? Dat die Nederlandse Kapitein Hoeksema de Duitse opvarenden letterlijk en figuurlijk liet stikken?

        Apropos kijkt U even bij 2004…….Van Imhoff still popular as case material among right-wing revisionists…….

        Met Van Dale over revisionisme komt men ook hier niet zou ver.

      • Jan A. Somers zegt:

        ” is louter een hypothese” L. de Jong, 11a, tweede helft, p. 735: “de Duitsers op Nias wisten omstreeks de jaarwisseling ’42-’43 gedetailleerde berichten naar Duitsland door te geven en hun verontwaardigde relazen verschenen zowel in enkele bladen in Duitsland als in de Deutsche Zeitung in den Niederlanden. Aan de KPN werd naderhand door het Reichskommissariat een boete opgelegd van ƒ 4 mln (dat geld werd onder de nabestaanden van de slachtoffers verdeeld) en negen-en-twintig personeelsleden van het Amsterdamse kantoor der KPM werden aan de groep gijzelaars in St. Michielsgestel toegevoegd.” Daarna gaat hij nog even verder. Ik had deze bron al eerder genoemd, maar als dat niet gelezen wordt, moet ik weer de moeite nemen het over te typen. Terwijl ik mag aannemen dat u normaal Nederlands kunt lezen. Dat die lui. net als u, een vreemde verklaring hanteren kan ik niet helpen. Ik vind Van Dale nog altijd een goeie. Ik dacht dat Soetardjo nou niet direct een right-wing was. Hij volgde gelukkig wel de Van Dale.

      • e.m. zegt:

        @L. de Jong, 11a, tweede helft, p. 735: /…/ Ik had deze bron al eerder genoemd, maar als dat niet gelezen wordt,@

        — Tja, als het niet op je nachtkastje ligt en je daarvoor steeds het internet op moet. Overigens heb ik die andere 26 delen ook niet direct bij de hand hoor. Al met al, die kleine lettertjes bij elkaar toch algauw 13 kilogram [citaat]“geschiedenis als exacte wetenschap”[einde citaat]

        “”De zaak kreeg een lange nasleep en het komt ons dienstig voor, deze hier en niet in ons slotdeel, Epiloog, weer te geven.
        Acht jaar na de oorlog, in ’53 /………./”” katanya Dr. L.d.J.

      • van den Broek van een andere generatie zegt:

        Historisch revisionisme is een term die ik al tijdens mijn Geschiedenisles op het Atheneum leerde en later kwam ik dat tijdens geschiedkundige discussie tegen.
        Van Dale is toch een woorden- en toch geen Geschiedenisboek? Anderen gebruiken Wikipedia als historische bron, een een methode van literatuurverwijzing.

        Right-wing revisionisten sluit left-wing revisionisten niet uit, maar ja, soms wordt wel alles letterlijk genomen, kan ik toch niks aan doen. Is niet mijn probleem de onkunde van anderen.

      • van den Broek van een andere generatie zegt:

        Het relaas van dhr Somers bevat weliswaar geen feitelijke onjuistheden maar is verre van volledig, daargelaten dat zijn exactheid wel heel veel te wensen overlaat.

        1) de verwijzing naar de L. de Jong deel 11a 2de helft staat op blz 756 e.v.
        2) de informantie over de Van Imhoff werd afgedrukt in “die Deutsche Zeitung in den Niederlanden”, mijn vraag is in welke Nederlands dagblad? De Telegraaf soms?
        3) En dan bakt de Heer Somers, eet wel weer bruin te beschuldigen …die lui. net als u, een vreemde verklaring hanteren:

        De vreemde verklaring is als volgd.
         
        http://vanimhoff.info/timeline.php?scale=nSeyss-Inquart claims 4 million guilders damage compensation

        On 30 December 1943 the National Commissioner for Occupied Territories, Arthur Seyss-Inquart, prepares a letter for the Koninklijke Paketvaart Maatschappij demanding a penalty of four million Guilders which, he claims, is to compensate the families of Van Imhoff victims.
        The letter is signed by SS Obergruppenfuhrer and General of the Police Johann Baptist Albin Rauter. His direct superiors are the German Head of the SS Heinrich Himmler and the National Commissioner Arthur Seyss-Inquart.
        The KPM agrees and pays out. During and after the war the KPM conducts intensive correspondence with Dutch authorities to take over or share the penalty. The government is reluctant to consider this as it would imply responsibility and guilt for what happened. Even the correspondence with KPM about the subject is declared a state secret. The case drags on till 1949. The Dutch government compromises with a secret deal to exempt KPM’s corporate taxes with 2 million guilders. (Ref Timeline: 1949)
        Who is to blame anyway for the loss of lives: the Japanese, the Dutch Government, the two Captains, the NEI Administration, the Military War Commanders?

        Later queries reveal that not a single guilder reaches the family of a single German victim. The 4 million guilders disappear directly in the account of the Nazi Party. (Ref Timeline: Gräbner, 2012)

        Geschiedenis is toch een empirische wetenschap en bovenstaande verklaring kan gemakkelijk gecheckt worden bij de slachtoffers. Die ontvingen tot op heden niets.

        Die verificatie hebben die lui van die vreemde verklaring wel gedaan

        Zijn opmerking is wel dubbelbruin gebakken en druipt van koloniaal provincialisme. Ik zal in het vervolg geen “VREEMDE” verklaringen gebruiken , laat staan één in het Duits.
        Verwijzen naar de literatuur is één ding, dubbelchecken is een ander ding, ten minste dat doen degenen die verantwoord wetenschappelijk en empirisch onderzoek doen.

        Het is wel historisch revisionisme, links of rechts, op zijn top.

      • Jan A. Somers zegt:

        nog maar ff reageren.
        “Van Dale is toch een woorden- en toch geen Geschiedenisboek?” U kunt inderdaad begrijpend lezen. Maar een vreemd woord verifieer ik in een goed woordenboek. U zult dat woord ook niet tegenkomen in de door mij geschreven geschiedenisboeken.
        “1) de verwijzing naar de L. de Jong deel 11a 2de helft staat op blz 756 e.v.” Sorry, in de druk (zwart op wit) die in mijn boekenkasten staat is dat toch echt p. 729 t/m p. 737.Op p. 756 begint bij mij een verhaal over benoemingen op bestuursposten. Misschien een oudere generatie? Of is mijn druk de oorspronkelijke versie, en digitaal de Indisch gekuiste versie?
        “werd afgedrukt in “die Deutsche Zeitung in den Niederlanden”, mijn vraag is in welke Nederlands dagblad?” Goed gelezen! Het Duitse informatieblad waar Nederlandse kranten ook nieuws vandaan haalden. In Indië had je het Japanse persbureau Berita Domei waar de Indonesische kranten nieuws vandaan haalden. Moest je af en toe lezen om bij te blijven. Zoals de berichten over al die Japanse overwinningen waar je zo mooi uit kon filteren hoe of de Amerikaanse opmars verliep.
        “bovenstaande verklaring” Voor mijn simpel denkraam vond ik de door mij geciteerde samenvatting van de heer de Jong begrijpelijk en voldoende.
        ” kan gemakkelijk gecheckt worden bij de slachtoffers” Lijkt mij niet zo gemakkelijk. Naar biologische criteria moeten die slachtoffers al dood zijn. Misschien lukt het nog met uw Indische genen voor paranormale kundigheid?
        Zo, nu mijn DigiD opzoeken. Heb ik nodig om mijn bezoekersparkeervergunning te verlengen.

      • e.m. zegt:

        @Misschien een oudere generatie?@

        — Correct! Op internet staat de 1984-editie: blz 752 t/m 760 . . .

    • Jan A. Somers zegt:

      Van de Indische delen zijn er twee versies. Ik denk dat ik de oudere, niet-Indisch gekuiste versie heb. Tja, historici laten met zich sollen. Wat woordduiding betreft bestond in hun tijd de taaltoets nog niet. Tegenwoordig zouden ze met een 5,6 alsnog zijn geslaagd. Bij de redacties van woordenboeken werken vele beroeps taal- en letterkundigen.
      Wat ik niet begrijp is dat er een Engelstalige tekst wordt gepresenteerd terwijl Nederlandse teksten beschikbaar zijn. In de link vond ik overigens best leuke teksten zoals: “This old boys network is very much opposed to an independent Indonesia” en “According to the plan a group of former resistance fighters will arrest all cabinet ministers on Thursday 24 April 1947. They will also kill Labour Party politician Vorrink ” Met een hoge marineofficier in een soort Satudarahclub. Die waarschijnlijk ook de orders voor de Van Imhoff had uit laten gaan: This is how Hoeksema learns that he is to travel to Ceylon and Bombay and, should something happen on the way, he is to save his own crew and guards first. “Tja, het blijven toch altijd nog sabeldieren.

  11. Indisch4ever zegt:

    Je kunt de bedoelde boeken van Lou de Jong downloaden en op je pc bewaren.
    Met Acrobat Reader kun je snel zoeken op trefwoorden. Ik download niet alles…. wel deel 11
    Download hier: https://www.niod.nl/nl/download

    Vind je een passage dan kun je scan maken met toets Prt Scr en het plakken in bijv MS Paint
    Opslaan, ergens op het internet uploaden.

  12. Werner Stauder zegt:

    Tijdens de recherches voor een boek over de internering van Duitse KNIL-militairen, politie-agenten, planters, zakenlieden, zendelingen, Duitse Joden en Duitse Indo’s bij het begin van de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië kwam ik eind 2011 in Duitse en Nederlandse archieven een van de grootste schandalen uit de maritieme geschiedenis van Nederland op het spoor, waarover tot op heden een mysterieuze sluier hangt. Ruim 78 jaar geleden, op 19 januari 1942, voltrok zich circa 150 zeemijl voor de kust van Sumatra een haast onbeschrijfelijk drama, waarvan de ware toedracht door de desbetreffende autoriteiten decennia lang angstvallig in de doofpot is gehouden. Ik nam daarom het besluit, mij intensief met deze doofpotaffaire bezig te houden om in mijn boek(en) en artikels een waarheidsgetrouw beeld te scheppen van alle gebeurtenissen rondom de tragische dood van 411 onschuldige gevangenen, waaronder talrijke Joden, die men op uitdrukkelijk gezag van hoger hand willens en wetens heeft laten verdrinken en aan de bemanning vervolgens het bevel gaf, daarover te zwijgen. De schuld werd de kapitein in de schoenen geschoven die daardoor de rest van zijn leven onder dit trauma gebukt ging. Met mijn publicaties hoop ik dit recht te zetten, de vergeten slachtoffers uit de anonimiteit te halen en hen postuum eer te bewijzen.

    https://www.facebook.com/HetVanImhoffSchandaal/

Plaats een reactie