Tragisch ongeluk bij Tjitjalengka
´Als een pijl uit de boog! Met de bekwaamheid alles op de weg te passeren en vóór te blijven, kilometer na kilometer, is de Hupmobile de mooiste wagen op de weg, en tevens de meeste waarde voor uw geld! Eens een Hupp, altijd een Hupp!´
Met deze en andere mooie teksten werd autominnend Indië in de jaren ´20 verleid tot de aanschaf van de Hupmobile, een forse middenklasser genoemd naar de oprichter van de fabriek, Robert C. Hupp. De wagen was snel, degelijk en ´ideaal voor de uitstapjes in het weekend´.
De in Bandoeng woonachtige Oostenrijkse arts dr. Karl Heidt moet zich aangesproken hebben gevoeld door zo veel moois. Hij kocht een 7-zits Hupmobile en nodigde meteen zijn vrienden uit voor een fikse rit naar de Zuidkust van Java. Naast mevrouw Heidt gingen mee mevrouw Stigter en ´de heer W.´. Of de afkorting van deze laatste naam iets te maken heeft met het feit dat de man van mevrouw Stigter, directeur van de Holland Siam Maatschappij, op dienstreis was en niemand iets mocht weten van deze genodigde, – helaas, we weten het niet.
Bij het krieken van de dag
Op zondag 1 december 1929 vertrok het gezelschap. Omdat het een tocht was van een uur of vier en de ingezetenen dezelfde dag nog wilden terugkeren naar Bandoeng, reed de auto, bestuurd door de inlandse chauffeur Adi, bij het krieken van de dag de stad uit. Een half uur later zou het noodlot toeslaan…..
Kort voor Tjitjalengka, bij kilometerpaal 26, ontwaarde Adi laat, té laat, op de weg drie koeien. Eén daarvan weigerde aan de kant te gaan. Het gevolg was rampzalig. De chauffeur gaf eerst een ruk aan het stuur naar links, en toen hij zag dat daar een muur opdook, weer een ruk naar rechts. Nog altijd zonder te remmen knalde de auto met een snelheid van meer dan 60 kilometer per uur tegen een dikke djohar-boom.
Alle inzittenden werden uit de auto geslingerd. Mevrouw Stigter, die met het hoofd op de grond sloeg, was op slag dood. Dr. Heidt en de chauffeur raakten beiden bewusteloos, en mevrouw Heidt had een hoofdwond. ´De heer W.´ bleef ongedeerd.
´Te hard gereden´
Gelukkig was dr. Heidt weer snel bij kennis. Zo snel hij kon rende hij naar het dichtbijgelegen station van Tjitjalengka om hulp te roepen. Korte tijd later kwam de gehele dorpsbevolking, de bestuurders voorop, een kijkje nemen. ´Veel te hard gereden´, was het unanieme oordeel. Nadat het inlandse bestuur rapport had opgemaakt, werden de dode en gewonden teruggebracht naar Bandoeng. Het gerucht deed de ronde dat ´de heer W.´ op eigen gelegenheid was teruggereisd.
De Hupmobile bleef de hele dag nog in de berm staan, als stille getuige van het ongeval. De voorbijgangers moeten ongetwijfeld gedacht hebben: ´Eens een Hupp, altijd een Hupp!´
x
x
Naschrift:
Dokter Karl Reidt had dit ongeluk weliswaar overleefd, een lang leven zou hem niet zijn beschoren. In mei 1940 werd hij vanwege zijn Oostenrijkse afkomst door de Nederlanders geïnterneerd. Na een verblijf in een interneringskamp op Sumatra werd hij met de Van Imhoff verscheept naar Brits-Indië. Na het Japanse bombardement op dit schip was hij één van de laatste die van boord gingen. Hij overleefde de ramp en arriveerde op het eiland Nias. De Japanners lieten hem hier enkele maanden later alleen achter, na de Nederlanders te hebben afgevoerd. Het moet hem echter allemaal te veel zijn geworden. Na het innemen van een overdosis slaapmiddelen overleed hij in augustus 1942.
x
Ik lees dit artikel nu voor de tweede keer en ook nu weer tovert het een glimlach om mijn mond. Het prikkelt mijn eigen weliswaar beperkte cabareteske creativiteit. Je zou eerder denken ‘eens een djohar-boom, altijd een djohar-boom’. Arme mevrouw De Stigter. De slotzin zouden mooie laatste woorden hebben kunnen zijn.
En dan ook nog eens die chauffeur, gelijk een politicus die het spoor bijster is, maar toch vol vertrouwen de toekomst in rijdt: “Kijk eens zonder te remmen hèh!” Desalniettemin het zinnetje ” ‘De heer W.’ bleef ongedeerd” prikkelt toch het meest.
Een hectische examenweek week achter de rug met teleurstellende resultaten (16-jarigen die o.a. denken dat Indonesië in de buurt van Suriname ligt). Dan kom je thuis, als ware het je eigen outstation, je ontknoopt het bundeltje Java Post en al lezende heb je zonder er bij na hoeven denken jezelf een glaasje Pisang Ambon ingeschonken.
In mijn jonge jaren heb ik vele popconcerten bezocht en aan het eind riepen allen in koor: “We want more, we want more!” En dat gevoel heb ik ook met Java Post.
Dus beste meneer Immerzeel.
Helaas (?) leven we niet meer in de tijd dat bijvoorbeeld het tijdschrift de Moesson nog boordevol verhalen bevatte over ons Indie van personen die ooit daar hadden gewoond. De generatie vantegenwoordig stelt niet meer de zelfde vragen die de na-oorlogse generatie stelt aan de ouders, vooropgesteld dat dezen in hun achtergrond zijn geinteresseerd. Jammer genoeg behoorde ik tot de categorie personen die zich nooit in hun achtergrond hebben verdiept.
Ik weet nog heel goed dat mijn vader, verhalen vertelde over zijn vader (mijn opa dus, en die was indo). Een ondernemer, alles wat hij aanraakte veranderde in goud. Hij kocht voor elk van ons een huis. Hij kocht hij een wagen en daar konden we met ons zevenen in….
Ik dacht een 7-zitswagen? Wat raar. Nooit beseft dat niet iedereen zo’n wagen kon kopen. Ik dacht dat het een Ford was. Later dacht ik dat het een Spijker was. Wat het was heb ik mijn vader nooit kunnen vragen. Van zijn generatie is vrijwel iedereen overleden.