Tjilatjap, het Duinkerken van Indië

De foto, gemaakt in 1945 vanuit een ML-KNIL verkenningsvliegtuig, toont ons vanaf een hoogte van zo’n 2000 meter de monding van de Kali Donan, het eiland Noesa Kambangan en Tjilatjap. Zó moet ongeveer het uitzicht zijn geweest vanuit de cockpit van de Japanse bommenwerpers en gevechtsvliegtuigen die deze stad op 4 maart 1942 voor het eerst verrasten.

Tjilatjap en omgeving, 1945.

Tjilatjap en omgeving, 1945.

 

Door Bert Immerzeel

Tjilatjap was een slaperig provinciestadje dat slechts bestaansrecht ontleende aan zijn strategische ligging aan de mond van de kali Donan. Nadat begin 1942 de grote havens aan Java’s noordkust waren uitgevallen was Tjilatjap aan de zuidkust de enige aan- en afvoerpost van Java geworden. Alleen vanuit deze in alle haast geïmproviseerde basis was nog scheepsverkeer mogelijk met de vrije wereld. Alleen vanuit Tjilatjap kon nog naar Colombo worden gevlucht, of naar Australië. Het stadje werd daarom wel met Duinkerken vergeleken, de stad waar in mei 1940 alles wat kon varen werd ingezet om vluchtelingen over te zetten naar het nog vrije Groot-Brittanië.  

Voorbereidingen

In verband met een verwachtte evacuatie werd in februari 1942 aan alle koopvaardijschepen opdracht gegeven de Noordkust te verlaten en uit te wijken naar Tjilatjap. Voor ongeveer 1000 Europeanen (ambtenaren en particulieren) en 8000 inlandse havenarbeiders moest onderdak worden gezorgd. De Europeanen in hotels, pensions en bij particulieren, de inlanders in enkele loodsen op het haventerrein. Eind februari lagen zo´n 40 koopvaardijschepen in de haven om daar te laden, te lossen, en te bunkeren.

De USS Marblehead in Tjilatjap, februari 1942, voor een snelle reparatie na een Japans bombardement.

De USS Marblehead in Tjilatjap, februari 1942, voor een snelle reparatie na een Japans bombardement.

In de nacht van 27/28 februari kregen alle koopvaardijschepen die voldoende actieradius hadden om Colombo of Australië te bereiken, opdracht om uit te varen en op 200 mijl uit de kust op nadere orders te wachten. Dit, natuurlijk, om Pearl Harbor-toestanden te voorkomen. Slechts het s.s. ‘Janssens’ werd opdracht gegeven in Tjilatjap te blijven voor evacuatiedoeleinden. De volgende dagen verlieten ook de Amerikaanse, Britse en Nederlandse marineschepen de haven. Tegelijkertijd werd echter weer een zevental koopvaardijschepen teruggeroepen, omdat een grootscheepse evacuatie op handen was. Uit Soerabaja was het bericht gekomen dat de vernielingen van Tandjoeng Perak waren begonnen, en dat het marinepersoneel daar opdracht werd gegeven per trein naar Tjilatjap te reizen in de hoop aan de Japanners te kunnen ontkomen. Op 1 maart koerste het eerste schip, de Zaandam, met een aantal Britten naar Perth, Australië.

Richting vrijheid

Maandag 2 maart arriveerde 3000 man marinepersoneel in Tjilatjap. De situatie was chaotisch. Een overvliegend Japans verkenningsvliegtuig deed de zenuwen geen goed. Het marinepersoneel werd, evenals een aantal burgers, zo snel mogelijk ingescheept. Sommige mariniers werd er op gewezen dat het een verplichte evacuatie was, terwijl hier van hogerhand geen duidelijke orders voor waren afgegeven. Velen wilden hun gezin niet onbeschermd achterlaten. Dezelfde avond nog vertrokken achtereenvolgens de schepen Sloterdijk, Kota Baroe, Tjisaroea, Duymaar van Twist en Generaal Verspijk met in totaal ongeveer 2000 evacuees aan boord, uit de haven van Tjilatjap. De Sloterdijk en de Kota Baroe zouden het redden; een week later arriveerden zij in respectievelijk Melbourne en Colombo. De Tjisaroea en Duymaar van Twist hadden minder geluk. Ze werden onderschept door een enkele Japanse torpedobootjagers en gedwongen hun koers te verleggen naar Makassar. Alle opvarenden werden geinterneerd. Het schip Generaal Verspijk, met alleen Engelse evacuees aan boord, gelukte het uit te wijken naar Australië.

De volgende dag, 3 maart, vertrokken tegen de avond de Janssens en de Tawali, de laatste twee koopvaardijschepen met evacuees.  De Tawali pikte onderweg nog enkele tientallen drenkelingen op en gelukte het Colombo te bereiken.

m.s. Janssens, 1935.

m.s. Janssens, 1935.

Het verhaal van de – overvolle, want met ca. 800 evacuees beladen – Janssens verdient hier enige aandacht. De morgen na zijn vertrek werd het beschoten door enkele Japanse vliegtuigen. Niet alleen werden enkele opvarenden gewond, het schip bleek dusdanige averij te hebben opgelopen dat verder varen een groot risico inhield. De kapitein, luitenant-ter-zee G.N. Prass, was huiverig voor oponthoud. Binnenlopen bij een haven aan de zuidkust van Java – de Baai van Patjitan lag dichtbij – zou wel eens kunnen leiden tot verlies van een groot deel van zijn personeel. De onduidelijkheid over de orders, in combinatie met de onrust over de achterblijvende gezinnen, maakte dat vele opvarenden liever op Java wilden blijven.

Prass besloot toch tot binnenlopen van de baai om herstelreparaties te plegen en gewonden aan land te brengen. De onrust aan boord noodzaakte hem vervolgens een soort krijgsraad bijeen te roepen, waarbij aanwezig de hoogste officieren van het geëvacueerde marinepersoneel. De uitkomst was, dat de reis werd voortgezet slechts met degenen die dat wilden. Sloepen werden gestreken om evacuees die liever op Java bleven aan land te zetten. Niet minder dan 200 opvarenden maakten van deze gelegenheid gebruik. Prass prees zichzelf gelukkig dat voldoende zeevarenden overbleven om de reis een dag later te vervolgen. Op 13 maart arriveerde de Janssens zonder verder oponthoud in Fremantle, Australië.

Bombardementen op Tjilatjap

In Tjilatjap was het niet iedereen die dat wilde, gelukt om aan boord van een schip te komen. De haven lag nog vol met kleinere vaartuigen, en er verbleven nog voldoende Nederlandse KNIL-troepen en Britten om een – zij het kleine – aanval te doorstaan. We citeren hier uit  ‘De Japanse aanval op Java’, van Nortier, Kuijt en Groen (Amsterdam, 1994):

“Op 4 maart volgde de eerste luchtaanval. Achttien Japanse bommenwerpers, begeleid door tien jagers, vielen het havencomplex aan. De luchtaanval werd van grote hoogte gedaan, waardoor de Britse luchtdoelartillerie pas aan het eind van de raid het vuur kon openen.  De schade was enorm en enkele achtergebleven schepen en watervliegtuigen werden tot zinken gebracht. Het aantal slachtoffers, voornamelijk burgers, bedroeg ongeveer 60. (…) De luchtaanval was ook het sein voor de bevolking om in steeds groter aantallen de stad te ontvluchten.”

Uit dezelfde studie, over de gebeurtenissen een dag later:

“Op 5 maart omstreeks 10.30 uur voerden 27 bommenwerpers en 20 jagers weer een aanval uit gericht tegen de haven, het station en de opstellingen van het luchtdoelafweergeschut. De materiële schade was opnieuw groot. Het drijvende dok in de haven werd vernietigd en een Nederlandse torpedobootjager en een tanker werden tot zinken gebracht. (…) De Bommenwerpers vlogen lager dan de dag daarvoor en waren dan ook een gemakkelijker prooi voor de Britse luchtdoelartillerie. Tussen de vijf en de acht toestellen werden neergeschoten. Het aantal slachtoffers bedroeg nu 350 à 400. Door de bombardementen was het maatschappelijke leven volledig ontwricht. In de avond van 5 maart waren in Tjilatjap alleen de regent, assistent-resident Hölscher, controleur Visscher, politiecommissaris Riemersma en een politie-inspecteur op hun post. De stadswacht en politie waren verdwenen, er was geen Europees burger meer te vinden en ook de meeste Indonesiërs waren vertrokken. (…) Niet zonder ironie schreef de commandant van de batterij veldartillerie, reserve kapitein ir. J.F. Dekker: `De door de genie voorbereide vernielingen waren niet meer nodig, aangezien de bombardementen en de daaropvolgende branden alles grondig hadden vernield.´”

Slachtoffers

Controleur Visscher klaagde later over de geringe bijstand van de militairen bij hulp aan de plaatselijke bevolking. Het was waarschijnlijk een situatie van `ieder voor zich, en God voor ons allen.´ Toch past het hier even stil te staan bij deze burgerslachtoffers. Als bovengemelde cijfers juist zijn, dan hebben we het over 400 à 450 doden, en misschien een veelvoud daarvan aan gewonden. Ter vergelijking: het Britse (vergissings)bombardement op 3 maart 1945 op het Haagse Bezuidenhout kostte ongeveer 550 slachtoffers. Den Haag heeft vier monumenten die aan het bombardement doen herinneren. Wat heeft Cilacap? Niets. De slachtoffers waren arme inlanders die niet konden vluchten, havenarbeiders die door het lot van de Noordkust van Java naar Tjilatjap waren getransporteerd om daar de Nederlandse evacuatieschepen van kolen en water te voorzien.

Alle KNIL-militairen maar ook alle Britse militairen die zich nog in deze regio bevonden, werden na de KNIL-capitulatie op 8 maart 1942 bijeengebracht in krijgsgevangenkampen in Tjilatjap. In juni 1942 werd daar nog eens 4000 à 5000 man aan toegevoegd uit de regio Bandoeng. Vandaar, begin 1943, ging het richting Batavia en Birma.

Tjilatjap kent natuurlijk ook zijn geschiedenis van de niet-geïnterneerden, maar daarvan weten we helaas te weinig. Eén van de krijgsgevangenen, Bernard Schoonenberg, schreef later:

“Het stadje, waar we een enkele keer doorkomen, maakt een troosteloze indruk. Geen spoor van vreugde of vertier; de huizen, de mensen, zelfs de natuur ligt beklemd onder de kille greep van het Japanse regime. De toko’s zijn leeg, je ziet alleen wat vruchten en oude rommel, er wordt natuurlijk niets meer aangevoerd.
Stil en lusteloos zitten de Javaanse mensjes erbij, ze kunnen er ook niets aan doen. Op weg naar het havengebied passeert ons een troepje dwangarbeiders in donkerblauwe gevangenisplunje. Ze komen van Noesa Kambangan. Een beetje spottend, maar toch ook goedmoedig roepen ze ons toe: ‘Sekarang sedjawat!: Nu zijn we collega’s!’”

Wrange humor in oorlogstijd.  We hopen dat ze het hebben overleefd.

x

Bronnen:
J.J. Nortier, P. Kuijt en P.M.H. Groen, ‘De Japanse aanval op Java’. Amsterdam, 1994.
Bernard Schoonenberg, ‘De poorten van de hel’. Bussum, 1978.
Stukken inzake het uitwijken van schepen en vliegtuigen en het evacueren van marinepersoneel uit Nederlands-Indië in februari/maart, 1942. Nationeel Archief, toegangsnummer 2.12.37, inventarisnummer 366.

Dit bericht werd geplaatst in 2. Japanse Bezetting, 1942-1945 en getagged met , , , , . Maak dit favoriet permalink.

69 reacties op Tjilatjap, het Duinkerken van Indië

  1. Wal Suparmo zegt:

    Het verschil tussen Duinkerken en Tjilatjap was dat de vluchtelingen in Duinkerken HELDEN waren die tegenstand hadden geboden tegen de NAZI’s en gedwongen waren te vluchten wegens overmacht. Maar in Tjilatjap waren het LAFAARDS die heil zochten in Australia. En de ander in Hindie lieten crieperen.

    • Hankypanky zegt:

      meneer Suparmo,

      ik neem aan dat U hierbij Uw eigen soort mensen bedoelt waarvan inmiddels is komen vast te staan dat een dergelijke houding daadwerkelijk ‘feitelijk’ kon worden vastgesteld ?
      Ja, inderdaad jammer ……….
      Het Gouvernement had beslist een betere gehad aan vastberaden personeel en inwoonders toendertijd .

      • Wal Suparmo zegt:

        Zeer zeker zijn het niet MIJN EIGEN SOORT mensen. Maar mensen in het MOEDERLAND met Uw mentaliteit. Die daadwerkelijk niets voor Indie gedaan hadden en hier ons gewoonlaten crieperen. Terwijl ze hoog en droog in Australie zaten.Zo als b.v Hoofd v/d Luchtmacht( KNIL afd Luchtvaart), was een maand tevoren al naar Australie gevlucht met de alibie om steun te zoeken wat nooit waar was.

      • buitenzorg zegt:

        Hier past voorzichtigheid in ons oordeel. De deze week overleden historica Nanda van der Zee oordeelde hard over Koningin Wilhelmina. De vorstin had niet naar London mogen uitwijken. Door haar niet-aanwezig zijn hadden de Duitsers vrij spel hun eigen burgerbestuur in te richten en op deze manier ook de Joden weg te voeren.
        Een dergelijk oordeel is natuurlijk wel érg achteraf; Wilhelmina had nooit kunnen weten wat de Duitsers later in Nederland zouden aanrichten.
        Hetzelfde geldt een beetje voor Nederlands-Indië. Iedereen, maar dan ook iedereen ging er in maart 1942 van uit dat de bezetting niet langer dan drie maanden zou duren. Het Aziatisch broedervolk zou nog in de zomer van 1942 door de Geallieerden naar huis worden gezonden.
        Uitwijken (ik geef de voorkeur aan dat woord boven vluchten) is een persoonlijke keuze. Als je denkt dat je elders een grotere bijdrage kunt leveren aan de terugkeer van het Nederlandse gezag, kun je beter op de boot stappen. Maar goed, toegegeven, het is natuurlijk wel een langere weg naar het heldendom.

      • Hankypanky zegt:

        meneer Suparmo,

        eigenlijk dient U beter te weten !

        De heer Van Oyen (toendertijd Hoofd Afd. Militaire Luchtvaart KNIL) heeft – door zijn vroegtijdige verplaatsing naar Australie en later naar de USA – enorm veel kunnen betekenen voor de opbouw van het wapen der militaire luchtvaart !
        Alle lof en eer aan deze persoon !
        Het past in geen geval deze persoon als ‘lafaard’ te gaan betitelen !
        Met Uw aan- en opmerkingen voegt U zich – zoals meerdere met U – in het hoekje van
        ‘dom-geblevene’, anti-nederlands gerichte Indonesiers, …..welke niet verder kunnen kijken ….. dan hun neus lang is !!! (En zoals bekend is die neus niet erg lang !)
        Geen enkel benul hebbend van wat hetgeen toendertijd in Ned.-Indie verblijvende blanken hebben kunnen betekenen voor de Indische maatschappij !
        Het gaat U verder goed ………..

      • Wal Suparmo zegt:

        Hr Hankypanky, Waar hebt U uw geschiedenis geleert!? Van Oyen was alleen maar WAARNEMEND hooft van de MLD om dat de originele commandent dhr KENGEN met zijn alibie zijn heil al in Australie had gezocht.

        Ik heb nooit de naam van Oyen genoemd en hem als  lafaard had beschouwd.Ik geloof dat U  van brilglazen moet veranderen en de afd History van de  KNIL  moet raadplegen. De oorlogsmisdadgers zijn niet alllen maar de Duitsers en Jappaners maar ook de Nederlanders die opzettelijk Ned Indie niet  serius hadden verdedigd en  gemakkelijke wijze aan de Geallieerden toehadden vertrouwd. 

      • Jan A. Somers zegt:

        Al eind februari 1942 had de GG besloten groepen ‘deskundige en representatieve’ personen naar Australië uit te zenden. Van Mook kreeg die opdracht. De eerste groep van vijftien mensen was al op 2 maart overgebracht. Daarna volgden er meer. Een aantal van hen heeft de Japanse luchtaanval bij Broome niet overleefd. De vliegersopleiding was al begin februari overgebracht. Een opgave van de namen is te vinden bij H.J. Van Mook, Indonesië, Nederland en de Wereld. p. 27-36. 1949, De bezige Bij, Amsterdam.

      • Ed Vos zegt:

        Hr Hankypanky, Waar hebt U uw geschiedenis geleert!?

        Pak Suparmo, maaf, permisi ya. Er wordt makkelijk de vraag gesteld van “waar heeft u geschiedenis geleerd?”, of iemand toegeworpen “u heeft geen recht van spreken immers u heeft de Oorlog / Indie niet meegemaakt”.

        De grootste boosdoener was het Nederlands onderwijs met betrekking tot Indie, zodat wij hier in Nederland lange tijd totaal onwetend waren over het verloren paradijs en haar geschiedenis.

        Dit bood enkele Indie-gangers die het verlies van Ons Indie waarmee men goede bedoelingen had – economischen en geldelijk gewin – nog steeds niet kunnen verkroppen om ons boeken aan te bevelen zoals, en ik noem er een aantal:

        1. De brochures van de naar Nederland gevluchte Mr.Mas Slamet en uitgegeven Door Buijten & Schipperheijn te Amsterdam. Hier wordt vanuit Indonesische kant de ontstaansgeschiedenis van de zgn.’Merdeka-beweging’ uit de doeken gedaan. Deze Slamet was belasting-inspecteur en later professor in het Notarieel recht,
        2. En Soekarno lacht– !: Journalistieke ervaringen van een Nederlandsch oorlogscorrespondent in Indië
        3. Onthullingen van achter het bamboegordijn door K.C. Snijtsheuvel.

        Boeken die ik ook ergens heb staan ter ter leringhe maar vooral ter vermaeck .

        Oh ja, nadat dhr Lou de Jong eindelijk een tipje van de sluier lichtte kwam er uit de Indische gemeenschap een anti-boek van een aan een calimero-syndroom lijdende auteur. de naam ben ik even vergeten.

        Overigens wist Nederland niet hoe snel het zich moest terugtrekken uit indie, want dat land kostte toch alleen maar geld. Maar ja, het moest voor de binnenwacht niet als zodanig lijken. Effetjes tegensputteren maar….

      • Peter Barneveld Binkhuijsen zegt:

        Antwoord aan Wal Suparmo en Hankypanky:
        Ho ho heren, moet dat nu zo scherp?
        Hankypanky ik vind het spreken over “uw soort mensen ” op het randje van beledigend. En mijnheer Suparmo, om de mensen die om verschillende redenen uitweken naar Australie lafaards te noemen vind ik ook te makkelijk geoordeeld, zie het commentaar verderop van Buitenzorg. Verder pak Suparmo, om de Nederlanders nu oorlogsmisdadigers te noemen gaat me ook te ver, zeker met uw Indonesische geschiedenis van 1965-1966 en 1998, u weet wel waarop ik doel. Met een dergelijke uitspraak gaat u onze Wilders achterna.
        Inderdaad was de defensie van Ned. Indie een grote schande, maar dit gold eveneens voor Nederland zelf, geregeerd door een clan van gierige kooplieden. Ik zal nooit vergeten, 50 jaar geleden een gesprek met een oorlogsveteraan, “mijnheer wij werden de oorlog ingestuurd met een aftands geweer uit 1914 en 5 patronen, terwijl de mitrailleur salvo’s over ons heen vlogen”. Aan de andere kant, pak Suparmo kunt u als Indonesier er maar blij mee zijn want anders had Indonesia merdeka nog jaren langer geduurd.

  2. Leo Keukens zegt:

    Dit is een heel interessant verhaal. Het maakt me denken aan wat er in Soerabaja gebeurde in februari 1942. Wij woonden toen in Soerabaja en mijn oudere broer en ik luisterde naar de radio waar wij berichten konden horen over wat de Japanse luchtmacht aan het doen was over Java. Meeste tijd was het zoiets als:

    “Hallo Heulang, Hallo Heulang”
    “Doorgeven via Piet”
    “Luchtalarm kring Soerabaja”
    “Luchtalarm kring Soerabaja“

    We wisten dat Heulang een berg was in West Java maar niet of het bericht van Soerabaja kwam of voor Soerabaja bedoelt was. Meeste keren gebeurde er niets maar verschillende keren zijn we wel gebombardeerd.

    Weet iemand anders ook hiervan? Dat zou ik graag horen.

    • Jan A. Somers zegt:

      Met de inlichtingenmogelijkheden van toen was het natuurlijk niet mogelijk precies een aanval te voorspellen. Maar niets doen kan natuurlijk ook niet. Het viel overigens met de Japanse bombardementen wel mee, de Japanners wilden alles onbeschadigd in handen krijgen, zelfs Oedjoeng, de marinebasis. Wel laag vliegen met een hoop afschrikwekkend lawaai. Ook tijdens de begrafenis op Kembang Koening van de slachtoffers van de Exeter vlogen ze laag over. Zie Javapost van 9 juni 2011. Vlak voor de capitulatie van het KNIL werden wel veel installaties opgeblazen, zowel van de olievelden en -raffinaderij, de havens, en de pyrotechnische werkplaatsen op Madoera. Dat laatste met heel veel lawaai en rook!

      • buitenzorg zegt:

        Jan, dat het met de Japanse bombardementen wel mee viel, dat kan ik in dit geval niet onderschrijven. Voor zover ik weet hebben de bombardementen op Batavia, Soerabaja, Bandoeng en Soekaboemi relatief weinig slachtoffers opgeleverd (zullen de familieleden van de slachtoffers niet met me eens zijn). Wat Tjilatjap betreft: zo wel de materiële schade als het aantal slachtoffers was groot.
        Uit de aantekeningen van A.G. Vromans, Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (voorloper van het NIOD), in zijn ‘Indische chronologie’:

        Over 4 maart 1942:
        “Vier Japanse landvliegtuigen en twee fighters vallen Tjilatjap aan en doen zeven schepen zinken.”
        NIOD, IC-8621, 18281
        “10.00 Uur. Tjilatjap gebombardeerd door 19 bommenwerpers – 1 uur lang – ook Japanse jachtvliegtuigen. Verliezen treden op. Koelies vluchten. Twee bommenwerpers en één jager worden afgeschoten door Britse luchtdoelartillerie.”
        NIOD, IC-8920, 18539
        “Luchtalarm te Tjilatjap. Ongeveer 20 Japanse vliegtuigen. Zware schade in de haven. Koelies getroffen.”
        NIOD, IC-3534
        “Eerste bombardement van Tjilatjap. Alle inheemsen lopen weg. Brandblussen blijkt onmogelijk. Groep gevangenen van Noesa Kambangan wordt voor opruimwerk te werk gesteld.”
        NIOD, IC-3085
        Dat naast de haven ook burgerdoelen waren geraakt, mag worden afgeleid uit de aantekeningen van Controleur Visscher. Deze stelde later dat de hulp van de aanwezige militairen aan de plaatselijke burgerbevolking uiterst gering was geweest. “Wel werd (door de militairen – JP) steun gevonden in de Bolskruik, maar die kon het BB niet bekoren.”

        Een dag later herhaalde het schouwspel zich, zij het dat dit tweede bombardement nog veel heviger was dan het eerste:
        “Donderdag 5 maart. Telefonische mededeling:
        0304-1140 j.t. (Japanse tijd? – BI) vond bomaanval op Tjilatjap plaats door 26 toestellen. Enige schepen getroffen. Goedangs in brand.”
        Nefis-CMI, 364
        “5 Maart 1942. Tweede bombardement van Tjilatjap. Dok getroffen. Barentsz getroffen. Alle Europeanen, behalve assistent-resident, controleur, hoofd politie en die van marine en leger, gaan weg. De commandant der Maritieme Middelen geeft order tot het zinken brengen van de schepen.”
        NIOD, IC-8920
        “10.00 Uur. Tweede luchtaanval op Tjilatjap. Zeer zwaar. Tjilatjap wordt onbruikbaar.”
        NIOD, IC-3584
        “Tweede bombardement Tjilatjap. 8000-tons dok wordt zwaar beschadigd. (Later krijgt dokpersoneel de schuld).”
        NIOD, IC-6422
        “11.00 Uur. Tjilatjap krijgt het tweede bombardement – 27 bommenwerpers – duurt twee uur – enorme schade. Station in puin, haven vernield, veel brand.
        Drie bommenwerpers en twee jagers neergehaald door Britse luchtdoelartillerie. 450 doden, voornamelijk burgers.
        NIOD, IC-8920
        10.30 Uur. weer bombardement Tjilatjap. 27 Bommenwerpers, 10 jagers. 450 doden. Britse luchtdoelartillerie negen doden, 28 gewonden. Stad wordt verlaten.
        NIOD, IC-18539

        Vromans maakte bij één van deze notities de aantekening dat de schade zwaarder zou zijn voorgesteld dan hij in werkelijkheid was. Bij andere (waarin óók sprake van honderden doden) deed hij dat echter weer niet. Het aantal notities waarin sprake van zeer grote schade is opvallend. Vromans tekende aan dat de luchtaanval vergelijkbaar zou zijn met de London Blitz.

        Vooral het simpele ‘koelies getroffen’ is veelzeggend. Deze koelies woonden dáár waar de bommen vielen, het haventerrein…

      • Jan A. Somers zegt:

        Sorry Bert. We zaten op verschillende golflengten. Het item ging over Tjilatjap, maar ik gaf antwoord op een vraag over Soerabaja. Offtopic, dat had ik niet mogen doen. Sorry, ik zal het niet meer doen (hoop ik).

      • buitenzorg zegt:

        Ook ík had het draadje beter moeten lezen, Jan. Maar goed, dankzij jouw reactie ik heb nu weer de kans gekregen een paar details toe te voegen aan het Tjilatjap-verhaal.

      • Jan A. Somers zegt:

        En een goede aanvulling ook!

    • Hankypanky zegt:

      Er waren er wel – met name onder de jeugd – die enthousiast aan de gang waren met het zg.
      vliegtuig-‘spotten’ , wat echter door bepaalde mate van overijver niet altijd “juist” terecht kwam. Binnen het KNIL was er sprake van een groot dual systeem van luisteroren waarmede men dacht efficient in een vroege fase vijandelijke toestellen te kunnen waarnemen.
      Dit leek wel wat maar bleek in de praktijk nog maar als te vaak in de kinderschoenen te staan.

      • Hankypanky zegt:

        Ik heb zelf een aantal bombardementen meegemaakt tijdens de Japanse aanval en moet zeggen dat dit niet plezierig was. Je vroeg je af waar dat gespuis vandaan kwam want je wist nooit precies hoever de Jappen al waren genaderd. Telecommunicatie was tot dusver in Indie vrijwel onbekend en de – tot dan toe – bekende wegen waren vol van obstakels.
        Ik wil hierbij zeggen dat het kameraadschappelijk militair gevoelen onder de Europese alsmede Indische componenten meer dan behoorlijk was en dat – met name – onder de Europese militairen (met Indische wortels) een buitengenwoon grote ‘zin voor opoffering’ aan de dag werd gelegd. Dus voor het KNIL – als zodanig – niets dan lof ! Een fantastisch fijn militair apparaat !
        Natuurlijk weten degenen die naderhand het daglicht hebben mogen aanschouwen niets van al deze ervaringen en heeft men nog niet eens slechts bij benadering ‘kennis’ hiervan !
        Vandaar dan ook dat gezwets in de ruimte op dit forum !
        Er komen mogelijk reacties op mijn zeggen ….. maar ik houd mij lekker “Oostindisch doof” ! Is dat niet fijn ?

  3. H.A. Naberman zegt:

    Zie ook de film uit 1944 met Gary Cooper: The story of dr. Wassell.

  4. j.w.hoegen zegt:

    nog altijd is het niet te begrijpen dat de nederlanders niet ontelbaar veel zeemijnen hadden gelegd rondom borneo .

    • Jan A. Somers zegt:

      De wateren in de Indische archipel zijn wat meer dan de Noordzee! Niet aan te beginnen. En ontelbaar is ook onbetaalbaar. Naar Soerabaja waren mijnenvelden met nauwe doorgangen.

  5. Ed Vos zegt:

    Sekarang sedjapat!: Nu zijn we collega’s!’”

    (Even er tussendoor en off topic, ik moet wel 😉 )

    Ini bahasa aneh, dit moet zijn ” Sekarang sedjaWat/sejaWat.

    Of sekawan= vrienden. Maar sekawan kan ook VIER betekenen (in het Javaans)

    (Ergo: Probeer — als indo of als wong londo – nu een indonesier niet te begrijpen of voor hem te denken 😉 )

    • buitenzorg zegt:

      Dank je Ed. Deze londo probeerde overigens helemaal niks. t Was een citaat (vroeger heette dat tjitaat). Het is aangepast…

    • HenkAnthonijsz (1926) zegt:

      Ed Vos:, bedoel je “kawan sejawat”?

      • Ed Vos zegt:

        @ Hr HenkAnthonijsz

        Kawan seperkejaan, meen ik

      • Ælle zegt:

        Hierbij verzoek ik iedereen beleefd (met een d) om Nederlandse vertalingen te plaatsen naast de Indonesische woorden, spreekwoorden en gezegden. Om een voorbeeld te noemen: kawan versta ik wel, maar sejawat niet. Na enig gegoogle begrijp ik dat het totaalbeeld collega betekent of ambtgenoot, ambtsbroeder, beroepsgenoot, confrater, iemand die gelijk werk heeft (crypt.), gildebroeder, gezel, gelijke, iemand die in hetzelfde bedrijf werkt, iemand die bij je werkt, iemand met hetzelfde beroep, maat, medebroeder, medewerker, medecliënt in een dagcentrum, medecliënt van een dagcentrum …..

  6. Wal Suparmo zegt:

    Mijn reaksi was alleen maar omdat er onwaarheden geschreven werdt.Natuurlijk heb ik dit alle maal niet zelf megemaakt maar mijn ouders hadden enorm geleden. En na 350 jaren kolonisatie ziet Nederland helemaal geen nut om Indie serieus te verdedigen.Ik wil niet nakaarten maar de laatste GG Tjarda van Starckenborch Stachouwer was werkelijk kwaad geweest ( dat was alles wat hij kon doen), op gen.Hein Terpoorten dat de Jappaners in 5 dagen Java binnen hadden kunnen fietsen.Hadden zij genoeg automotief vervoer dan dat was het misschien in 3 dagen gebeurt.
    CLOSE FILE.

    • Jan A. Somers zegt:

      Die twee konden dan ook niet samen door één deur. Maar de GG had ook boter op z’n hoofd. Voordat hij van zijn opperbevelhebberschap was ontheven had hij toch kunnen klagen bij zijn baas in Nederland? Zal wel niet veel hebben geholpen, het leger in Nederland stelde in 1940 tegen Duitsland ook niet zo veel voor. De pantserwagens van het KNIL waren wel goed. Zes stuks voor heel Indië! Na gebruik door de Japanners heb ik ze in Soerabaja tijdens de bersiap nog zien rondrijden.

      • Wal Suparmo zegt:

        Het KNIL bestond alleen maar uit 70 000 pesoneel. Werkelijk schandalig om heel Ned. Indie te verdedeigen daarom noemt ik het een misdaad en de Nederlanders waren dan ook de ( oorlog) misdadigers.Want het Indonesisch volk had ook erg geleden onder de Japanse bezetting.

      • Jan A. Somers zegt:

        “de Nederlanders waren dan ook de ( oorlog) misdadigers.” U weet wie u als advocaat kan laten optreden.

      • Ed Vos zegt:

        Even een nuancering. Ik heb mijn stukken niet bij de hand. Tot tweemaal toe (?) werd een aabod van de nationalisten (tja de nationalisten) om Indie te verdedigen tegen een aanval van een buitenlandse mogendheid afgeslagen. Verspreid over JP hebben we het hierover gehad. Ene Wihoho stelde voor om de Volksraad meer rechten te geven, in ruil voor fysieke steun (een soort dienstplicht) vanuit de Indonesische bevolking bij de verdediging van Nederlands-Indië tegen mogelijke aanvallen van buiten af.

        Laten we maar zeggen dat de Nederlands-indische regering nalatig was, maar dat was geen oorlogsmisdaad, (Suparmo).

        Voorts, om de gemoederen te sussen, durf ik te stellen dat de Indonesisers (inclusief de Nationalisten) na WOII niet veel tegen ons (burgers) hadden, waarschijnlijk wel iets tegen het gedrag van deze of gene of tegen de Nederlandse politiek waarvan wij ongewild deel uitmaakten en waarvan zij veel last haden.

        De bersiap, het geweld leek soms ook willekeurig, duurde ook niet lang. Het was opeens afgelopen.

        Wij, burgers, werden niet in het algemeen beschouwd als verraders, misdadigers of kolonisten.. Voor zover men toch iets heeft tegen ons, Nederlanders, of een gêne vanwege hun gedrag tegenover ons, praat men er niet graag over. Ik ook niet. Dat kan ik wel begrijpen, ik kom ook uit hun (schaamte)cultuur. En een gedeelte van mijn familie is Indonesier (geworden).

        Dat van die kreet “oorlogsmisdadigers” kwam vanuit de Nederlandse samenleving

      • Ed Vos zegt:

        Overigens Suparmo , zonder kwetsend te willen zijn, ik zou ook graag een Indonesisch geschiedenisboek willen hebben, ik bedoel dus niet eentje met persoonlijke en demogogische geluiden maar gewoon een droge opsomming van vaststaande feiten, wat geschiedenis eigenlijk moet zijn, meningen kunnen wij ons zelf wel vormen, daar verandert niemand iets aan.

  7. Peter Barneveld Binkhuijsen zegt:

    Kijkt u maar eens naar uw eigen mensen hr. Suparmo. De japanners werden enthousiast verwelkomt door de rakjat Indonesia met uw eerste president voorop. Hij had geen boodschap aan de 100 duizenden overleden romusha’s en de 10 duizenden Indonesische troostmeisjes en inderdaad de hongersnoden. Maar ik weet dat u die geschiedenis niet op school heb geleerd. Net zoals de japanners met de 2de WO omgaan overigens.

    • Peter Barneveld Binkhuijsen zegt:

      Hr. Vos, ik moet u toch corrigeren. Rond ’55-’56 was de stemming in Jakarta wel degelijk erg anti Belanda. Als ik met mijn Molukse vriendjes buiten mijn eigen wijk tjikini liep werden wij wel degelijk belaagd door Indonesische jongeren. De tegenaktie was eenvoudig, sla eerst de grootste aan gort, met mijn lengte vrij simpel, dan zet de rest het op een lopen. In mijn eigen wijk Tjisadane en omgeving was ik bekend als de anak tuan dokter en kon ik op mijn eentje zonder risico rondlopen en werd zelfs beschermd door de omgeving, slechts een enkel keertje was dat nodig.

      • Ed Vos zegt:

        Hr Barneveld, ik denk dat het toch te maken heeft met een zeer precaire kwestie die aanstaande was, Nieuw-Guinea.

        Die Indonesiers (inclusief Soekarno) vertrouwden ons niet, Althans onze “loyaliteit” aan de Republiek niet. Zij zagen ons als een 5e kolonne via wie Nederland invloed zou kunnen uitoefenen in de situatie in dat land. Een jaar voordat wij uit dat land moesten vertrekken – wij hadden de Nederlandse nationaliteit – had Soekarno het erover dat ook wij kinderen van dat land waren (oid) maar later draaide hij bij en was het “Belanda dit en Belanda dat” . Overdreven natuurlijk, want het Nederlandse bedrijfsleven wilde maar al te graag langer blijven, die vonden dat Luns zich niet zo hard moest opstellen.

        Blijven in dat land als indonesier was geen optie, gezien de slechte economische situatie en de onzekere toekomst. Indonesie zat met een groot aantal werkloze (indo’s aka nederlanders) in de maag; maar Nederland zag hen ook liever niet komen.

        In die tijd was het wel zo dat wanneer je een Nederlandse achternaam had, of je was christen dat je dan moeiljije tijden tegemoet kon zien.

        Maar nu is de situatie natuurlijk wel wat anders 😉

      • Ed Vos zegt:

        Overigens Hr Barneveld, mijn opa en een oom (broer van mijn vader) hadden in Lumajang/Mojokerto een bedrijf. Een melkveebedrijf, die mijn vader samen met opa had opgericht. Die werd werd in 1965 gerampokt, om onbegrijplijke redenen. Het zal wel uit jaloezie zijn geweest, maar de familie die daar nu zit maakt het gelukkig redelijk goed. De tweede/derde generatie zijn echte Indonesiers, totaal verschillend van mij.

        Ja, naast corruptie is jaloezie(sorry) een grote plaag in dat land, maar dat is een ander verhaal..

  8. Peter Barneveld Binkhuijsen zegt:

    Ja heer Vos, natuurlijk weet ik dat de anti Belanda stemming te maken had met de kwestie Nieuw Guinea. Iedere week hield Soekarno een meeslepende anti Belanda redevoering. Het verhaal gaat dat op de achtergrond een Nederlandse vriend van hem, de KLM directeur van Konijnenburg glimlachend toekeek. In augustus ’57 werden wij door een hoge regeringsfunctionaris gewaarschuwd dat het besluit genomen was over 3 mnd. alle Belanda’s uit te wijzen.

  9. Surya Atmadja zegt:

    Ed Vos zegt:
    11 april 2014 om 6:18 pm
    Overigens Suparmo , zonder kwetsend te willen zijn, ik zou ook graag een Indonesisch geschiedenisboek willen hebben,
    ————————————————–
    Probeer Sejarah Nasional Indonesia , een standaardwerk van 6 delen .
    Heb ooit in Jakarta gekocht .

    Je hebt ook Sejarah Indonesia Modern van M.C Ricklefs.

    • Jan A. Somers zegt:

      Dat is in het oorspronkelijke Engels: A History of Modern Indonesia since c. 1200. Ik het de third edition van 2001, ISBN 0-333-80100-8. De eerste druk is van 1981.

      • Surya Atmadja zegt:

        Pak Jan, mijn bhs englis is steenkool engels , dus koop ik de Indonesische uitgave , goedkoper en begrijpelijk voor mij.
        Zoals History of Java van Raffles ook in bahasa( Indonesia) en goedkoper ongeveer 15 euro( 185.000 rupiah) .

  10. Jan A. Somers zegt:

    Tjilatjap was in die dagen een onderonsje van de KPM en de Gouvernements Marine. De KM had daar geen tijd voor.
    De haveningang werd ‘bewaakt’ door de Canopus: een licht kanon, een luchtdoelmitrailleur en wat geweren. Zuidelijk daarvan, nabij de Cocoseilanden, lag de Japanse onderzeebootgroep c te loeren. In Straat Soenda patrouileerden de Bellatrix, de Sirius, de Fazant, de Merel en de Reiger. De gewezen opiumjagers Valk (gezaghebber A.Kool) en Arend (gezaghebber F.J. Somers), die een grote snelheid konden ontwikkelen, pikten buiten Straat Soenda in de Indische Oceaan schepen met vluchtelingen uit Sumatra op om hen om de Zuid naar Tjilatjap te konvooieren. Mijn vader vroeg toestemming om met nog meer vluchtelingen naar Australië uit te wijken. Hij moest echter met achterlating van die vluchtelingen naar Batavia waar orders op hem zouden wachten. In Batavia lagen dus geen orders. Hij vroeg toestemming om met vluchtelingen uit Batavia naar Colombo uit te wijken. Moest wachten op nadere orders. Direct na de Slag in de Javazee (26/27 februari) kreeg hij op 1 maart toestemming om uit te wijken, zie maar hoe je dat doet! Zijn schip werd bij een Japanse luchtaanval beschadigd en werd door de eigen bemanning. tot zinken gebracht. Alleen de Zuiderkruis mocht als laatste Tjiliatjap verlaten, naar Colombo.
    Op 27 februari werden ten zuiden van Tjilatjap ook twee Amerikaanse transportschepen Langley en Seawitch door Japanse bommenwerpers uit Kendari onderschept. Zij vervoerden vliegtuigonderdelen voor de vliegtuigen die uit Amerika naar Indië zouden worden gestuurd. De Langley werd tot zinken gebracht. De Seawitch wist zijn lading nog te ontschepen in Tjilatjap. Een deel van die lading werd nog vernietigd, de rest valt in Japanse handen.

  11. H.J. Legemaate zegt:

    Exodus Tjilatjap.

    De zeehaven aan Java’s zuidkust.
    Op dringend advies van hogerhand hebben ca. 120 zeeschepen vanaf 20 februari 1942 de overvolle haven van Tandjoeng Priok verlaten en is er een begin gemaakt met het evacueren van Marine-personeel en -materieel.
    De situatie te Soerabaja was een week later van dien aard dat in de voor- avond van de 27e februari de militaire commandant van Bangkalan van gene- raal majoor G.A. Ilgen een geheime dagorder ontving waarin onder meer werd gemeld dat een landingsvloot, beschermd door Japanse vlooteenheden, vanuit het noorden de Javakust in de omgeving van Toeban naderde. Verder stond vermeld: ꞌWij ontruimen de Stadꞌ. De stad Soerabaja zou dus niet door het leger worden verdedigd, zoals aanvankelijk voorgenomen. Afgezien van de door eigen personeel uit te voeren vernielingen, bestond er op dat moment geen uitgewerkte Marine-regeling voor wat er diende te geschieden in geval van een invasie door de vijand. Weliswaar werd reeds eerder overleg gepleegd over het tijdig evacueren van Marinepersoneel om elders de strijd te kunnen voortzetten doch nog op 26 februari werd door admiraal Helfrich hiervan afgezien omdat dit het moreel van de bevolking niet ten goede zou komen. Na nogmaals aandringen tot evacuatie door de Commandant der Marine te Soerabaja werd op 27 februari besloten te Tjilatjap vier schepen voor het eventueel inder- haast te evacueren personeel beschikbaar te houden.
    Bij het in bedrijfstellen van Tjilatjap als oorlogshaven bleek al snel dat zowel de outillage als de personeelssterkte niet toereikend waren. Wachttijden voor lossen, laden en bunkeren liepen voor de talrijke schepen onverantwoord uit, waarbij tevens nog voorrang werd verleend aan binnenlopende oorlogsbodems. Op de 27e februari ten ca. 16.00 uur kregen de gezagvoerders van een dertigtal ter rede van Tjilatjap liggende koopvaardijschepen de order om met het invallen van de avond naar veiliger oorden te vertrekken. Opgewacht door de vijand zou meer dan de helft de eindbestemming niet halen. Kennelijk vooruitlopende op een nog door de vlootvoogden W.A. Glassford, A.F.E. Palisser en C.E.L. Helfrich overeen te komen besluit tot ontruiming van het ABDA-zeegebied, kregen op 28 februari de in of nabij Tjilatjap bevindende Amerikaanse oorlogsbodems opdracht het havengebied rond Tjilatjap te verlaten.
    In overleg met de Commandant Maritieme Middelen te Tjilatjap werden in de loop van die middag te Soerabaja ten burelen van de CMR een ꞌSoerabaja-commissieꞌ en een vooruit te zenden ꞌTjilatjap-commissieꞌ benoemd ter voorbereiding van de transporten vanuit Soerabaja, respectievelijk ter regeling van de aankomst, voeding en onderdak van het te Tjilatjap gearriveerd Marinepersoneel. Zowel de Commandant Zeemacht C.E.L. Helfrich als de Chef Staf der Zeemacht J.J.A. van Staveren bleken telefonisch onbereikbaar. In de zeer late uren van die 28e februari besloot de Commandant der Marine te Soerabaja, tijdelijk s.b.n. P. Koenraad, op eigen gezag de evacuatie te bevelen van het elders inzetbaar geacht Marinepersoneel.
    Op 1 maart is na overleg met G.G. Jhr Tjarda van Starkenborgh Stachouwer het geallieerd marine-hoofdkwartier op Java ontbonden. Nog de zelfde dag verlieten Glassford en Palisser aan boord van een bootvliegtuig het eiland Java. In de avond vertrok omstreeks 22.00 uur de Australische korvet Bendigo uit Tjilatjap met aan boord een deel van de staf van commodore J.A. Collins van de Australische marine, alsmede tientallen overlevenden van de tijdens de slag in de Javazee op een mijn gelopen Britse torpedobootjager Jupiter. Eveneens vertrok de mijnenlegger Willem van der Zaan, welk schip op 9 maart behouden te Colombo arriveerde. De vermelding dat HMAS Burnie eveneens naar Fremantle uitweek, impliceert geenszins dat alle vertrekkende geallieerde schepen hiermee genoemd zijn. Velen werden door de Japanners onderschept en tot zinken gebracht. Onderwijl waren ook het s.s. Generaal Verspyck (K.P.M.) en het m.s. Tawali (S.M.N.) aangewezen als evacuatieschip en inmiddels radiografisch bevolen naar Tjilatjap terug te keren. Tevens werd het Marine-hulpschip m.s. Janssens (K.P.M.) nog aangehouden als mogelijk evacuatieschip.
    Te Soerabaja was een rommelig verlopende evacuatie op gang gekomen. Op 1 maart vertrokken vier lange treinen vol Marinepersoneel waarbij zich de bemanningen bevonden van de jagers Witte de With en Banckert, alsmede de geredden van de tot zinken gebrachte Van Nes, Piet Hein en Kortenaer. Een aantal van hen genoot van een wel verdiend zesdaags kort verlof in het recent gereedgekomen nieuwe Marine kampement te Malang maar werden eveneens met vele anderen op de trein naar Tjilatjap gezet.
    Omdat de Indonesische machinisten en stokers van de treinen niet meer als betrouwbaar beschouwd konden worden, bijna al het inheemse spoorwegpersoneel was de kampong of desa in gevlucht, zijn enkele Marinepersoneelsleden op de stoomlocomotieven bij geplaatst om zo nodig gewapenderhand in te grijpen indien niet zo snel als mogelijk richting Tjilatjap werd gereden. Op sommige stations werd gestopt voor het innemen van water voor de stoomketel en om de laatste berichten over de vorderingen van de Japanse troepen te vernemen ter controle of het traject tot het volgende station nog te berijden was, dit in verband met mogelijke vernielingen aan bruggen. Op enkele plaatsen was de situatie onzeker en werd om die reden de meegenomen geweren en revolvers bij de ramen van de trein in gereedheid gehouden ingeval de trein zou worden gedwongen te stoppen. Ook de volgende dag vertrokken uit Soerabaja enkele op het laatste moment ter beschikking gestelde transporttreinen onder dezelfde omstandigheden naar Tjilatjap.
    Vice-admiraal Helfrich vertrok op 2 maart met de Catalina Y 56 vanaf het meer van Bagendit bij Garoet met de bedoeling te Colombo een nieuw Marine-hoofdkwartier in te stellen. Dezelfde dag vertrokken de overige Australische korvetten om 18.00 uur uit Tjilatjap met de opdracht zoveel mogelijk onder de Javakust varende om de oost te gaan en zo te trachten naar Australië door te breken. De nog achtergebleven korvet Maryborough volgde ten ca. 22.30 uur en escorteerde het s.s. Generaal Verspyck (K.P.M.) dat 28 Britse evacuees aan boord had, onder wie de Britse consul- generaal uit Batavia, 149 man Brits marinepersoneel, 45 overlevenden van de bij de Slag in de Javazee gezonken Britse torpedobootjager Electra, alsmede enkele Nederlandse burgers en drie Marine-officieren. Het schip wist weg te komen, evenals het ter beschikking van de Britten gestelde m.s. Zaandam (N.A.S.M.) met aan boord honderden Britse troepen, alsmede vrouwen en kinderen van Engelse firma’s, enkele medewerkers van het Amerikaanse consulaat en een tiental Nederlands Marine-personeel.
    In de vroege ochtend van 2 maart is de eerste uit Soerabaja vertrokken trein gearriveerd op het havenemplacement van Tjilatjap. Een onbekend aantal mannen bleek reeds aangevoerd met gebruik- making van particuliere vervoermiddelen. In de loop van de dag arriveerden meer treinen uit Soera- baja. Tegen het vallen van de avond verlieten het s.s. Duymaer van Twist (K.P.M.) met ongeveer 350 evacuees van de Luchtmacht en van de Marine, het m.s. Sloterdijk (N.A.S.M.) met minstens 350 man Marinepersoneel aan boord, het m.s. Kota Baroe (R.L.) met ruim 650 man Marinepersoneel en het s.s. Tjisaroea (J.C.J.L.) met naar schatting 700 Marine-mannen de haven van Tjilatjap.
    Aan de inscheping waren enkele onduidelijke momenten vooraf gegaan die een beeld scheppen van het verwarrende verloop der gebeurtenissen. Ter plekke was het er geweldig rommelig, niemand scheen te weten wat er gedaan moest worden. Leiding ontbrak soms geheel. Er was niets te eten of te drinken en de zojuist aangekomen mannen waren erg smerig en vermoeid. Zij moesten enkele uren wachten op het havenemplacement waarbij de bemanning van de Witte de With bij elkaar bleef. Commandant ltz. 1e kl. P. Schotel ging diverse keren naar het evacuatie-bureau ten kantore van de Commandant Maritieme Middelen. Aan zijn gezicht viel te zien dat er iets niet in orde was.
    Het zal tegen 09.00 uur zijn geweest dat hij voor de laatste maal terugkwam met informatie. Hij zou zijn mannen toen hebben medegedeeld dat de toestand zeer gevaarlijk geworden was en dat ontsnappen met een der schepen niet meer mogelijk was aangezien de Jap met een groot eskader, in een boog ver in zee, de ontsnappingsroute vanuit Tjilatjap schier onmogelijk had gemaakt en alle schepen vernietigd zouden worden. Daarna deelde hij mee dat de mannen vanaf dat moment vrij waren om te doen wat zij wilden en ꞌzich als ontslagen konden voelen van marine-verplichtingenꞌ.
    Na nogmaals te hebben verteld dat de mannen vanaf dat moment zich als ambteloos burger konden beschouwen, deelde de commandant nog mee dat zij zich aan de Jap mochten overgeven, een guerrilla oorlog konden voeren onder leiding van ltz.2 J.G.M.D. van Grondelle, of eventueel toch een poging wagen om te ontsnappen op een der gereedliggende schepen. In het laatste geval moest men dit bij hem opgeven en gaf hij het advies in ieder geval aan boord van de Sloterdijk te gaan omdat deze, volgens hem, het beste en snelste schip was. Hij voegde hieraan toe dat er geen reddings- middelen aan boord zouden zijn, geen slaapplaatsen en zeer weinig proviand. Dit alles speelde zich af in het bijzijn van de Oudste officier van de Witte de With.

    Op de aan de commandant gestelde vraag wat hij persoonlijk ging doen, reageerde hij met ꞌdat gaat je niks aanꞌ. Na de vraag anders geformuleerd te hebben, daarbij de radeloosheid van de jonge mannen tot uitdrukking brengende en zijn antwoord als een richtlijn te willen zien hoe te handelen, vertelde hij dat hij zou proberen naar Soerabaja terug te keren waar zijn vrouw en kinderen woonden. Daarbij zou hij gezegd hebben dat de terugkeer moeilijk zou worden omdat de vijand spoedig Soerabaja zou binnentrekken. Op de aan de Oudste officier gerichte vraag wat hij ging doen, antwoordde deze: ꞌIk ga met de commandant meeꞌ. Hierna ging de groep uit elkaar. Voor zover te overzien, hebben weinigen zich voor evacuatie aangemeld en had een aantal mannen de intentie zich bij de guerrillagroep van ltz. 2e kl. van Grondelle aan te sluiten. Alle meegevoerde wapens werden de guerrillagroep ter hand gesteld. Na zich voor evacuatie te hebben aangemeld, begaf een drietal personen, twee matrozen en de echtgenote van een reeds eerder naar Australië vertrokken officier-vlieger, zich per deleman naar de stad om in een Chinees restaurant het inwendige van de mens te verzorgen. Na bij een toekan sepeda (fietsenmaker) voor eenieder drie op lekken gecontroleerde binnenbanden als mogelijke reddingsmiddel te hebben aangeschaft, keerde het kleine gezelschap terug naar de haven. Op de terugweg, het was ongeveer 14.00 uur, liepen veel Marine-mannen doelloos rond. Anderen zongen na hun zoveelste biertje ꞌSoerabaja – Singapore, alles is nu naar z’n moerꞌ.
    In de haven bleek een grote schuit klaar te liggen met daar op een flink aantal Marinemannen. Zonder enige toelichting was een nieuwe order afgekomen: ꞌverplichte evacuatie voor iedereenꞌ. Bij de loopplank naar de schuit stond de Oudste officier van de Witte de Witt. Toen het drietal de loopplank op wilde, zei hij dat de vrouw niet aan boord mocht. Dit kwam zeer vreemd over omdat het juist op verzoek van de commandant van de Witte de With was dat de dame zich zou kunnen aansluiten bij het embarkeren op een evacuatieschip, hetgeen werd overlegd in aanwezigheid van dezelfde Oudste officier. Anderzijds hield de officier zich aan de reeds eerder uitgevaardigde stringente richtlijn dat het evacueren van vrouwen en kinderen niet was toegestaan. Gestand de belofte aan de commandant, weigerde een van de matrozen aan boord te gaan als de dame niet mee mocht, waarop de officier dreigde met gebruikmaking van zijn revolver het embarkeren te zullen afdwingen. Om escalatie te voorkomen besloot de dame zich elders voor evacuatie te gaan melden. Stress zal in deze onverkwikkelijke zaak ongetwijfeld een belangrijke rol hebben gespeeld en staat dit voorval geenszins op zichzelf. Overigens blijkt ook de commandant van de Witte de With, ltz. 1e kl. Schotel, aan boord van de Sloterdijk te zijn uitgeweken.
    Ook de commandant van de Banckert, ltz. 1e kl. Goslings, arriveerde in de ochtend van 2 maart met een deel van zijn bemanning in Tjilatjap. Het eerste bericht van een officier van het bureau Maritieme Middelen luidde dat er is geen plaats was. Alleen een paar oude K.P.M. schepen bleken aanwezig. De Kota Baroe was vol. Leiding ontbrak ten ene male. Volgens geruchten nam de vijandelijke vloot voor Tjilatjap met de minuut toe. Goslings: ꞌMeewarig werd je aangekeken, want wij haalden het vast niet.ꞌ De luchtafweer te Tjilatjap was minimaal. Luchtalarm werd gegeven als de vliegtuigen zich reeds boven de stad bevonden en schuilkelders waren nog niet klaar. Aangezien Goslings bij een derde luchtaanval situaties als die op het emplacement te Soerabaja verwachtte, gaf hij zijn mensen opdracht de stad in te gaan om wat eten te verkrijgen en weer ten 16.00 uur bij de haven te verzamelen. Cdt. Goslings: ꞌAangezien het ‘geen plaats gerucht’ bleef aanhouden en ik den indruk had, dat de indische jongens, grootendeels miliciens, liever achterbleven, heb ik de order gegeven, dat zij achter konden blijven. Dit gold alleen voor mijn schip en zij zijn dus geen deserteurs.’ Uiteindelijk konden twee officieren van de Witte de With een plaats bemachtigen op de Kota Baroe.
    De commandant heeft zich met ca. vijftig Europeanen, waaronder zes officieren, ingescheept aan boord van de Sloterdijk. Eenmaal aan boord moesten de dun geklede evacués inderdaad genoegen nemen met zeer weinig voedsel en sliepen velen op de ijzeren dekken in de ruimen. Dankzij het door de Amerikaanse kanonneerboot Asheville uitgezonden bericht dat het door Japanse marineschepen werd aangevallen, kon de Sloterdijk op tijd koers wijzigen en wist behouden Fremantle binnen te lopen.
    Met als lading zes in kratten verpakte en nog te assembleren Douglas DB-7B bommen- werpers, bestemd voor de luchtstrijdkrachten, had de Kota Baroe op 27 februari veilig de haven van Tjilatjap weten te bereiken. De kratten werden gelost en het gelukte zelfs één toestel vliegklaar te krijgen. De intussen als evacuatieschip aangewezen Kota Baroe vertrok in de avond van 2 maart en werd, evenals de Sloterdijk, aanvankelijk rechtstreeks om de Zuid gerouteerd. Aan boord bevonden zich onder meer overlevenden van de tot zinken gebrachte jagers Van Nes, Piet Hein en Kortenaer. De Kota Baroe arriveerde op 13 maart behouden te Colombo.

    Na een spannende autorit vanuit Ambarawa, alwaar twee geredden van de Van Nes (de matrozen 1e kl. Chris Weijtboer en Jan Peereboom) hun zes dagen buitengewoon verlof dachten door te brengen, bereikten zij op 2 maart rond 19.00 uur het havenemplacement van Tjilatjap. Zij zochten een schip om van Java te kunnen vluchten, maar er was geen redelijk vaartuig meer te bekennen. Op de kade was het inmiddels zelfs angstig stil geworden. Wel lag er nog een patrouilleboot van de Marine. Volgens de commandant van dit scheepje waren de evacuatie-schepen reeds vertrokken.
    Half besloten een goed heenkomen te zoeken in het Preangergebergte zagen beide mannen op dat moment drie grote wagens met gedimde koplampen de kade oprijden. Het betrof hier de aankomst van de op het laatste moment uit Bandoeng vertrokken deel van de Marinestaf, waarbij zich kltz. H.C.W. Moorman en voormalig jagercommandant ltz. 1e kl. M.M. Merens bevonden. Van mening zijnde dat de taak voor de Stafofficieren nog niet was beëindigd, had het gezelschap zich vanuit Batavia via Soekaboemi naar Bandoeng begeven tijdens welke rit eindeloze artillerie- en ambulance- colonnes werden gepasseerd. In de nacht van 1 op 2 maart werd Bandoeng bereikt en onderdak gevonden in de kazerne van het 15e Bataljon Infanterie omdat alle hotels vol bleken.
    Na zich de volgende ochtend om 8.30 uur gemeld te hebben op het Hoofdkwartier, een groep stenen gebouwtjes onder een camouflagenet, bleek de staf reeds grotendeels naar Tjilatjap te zijn vertrokken en aan boord van een drietal vliegboten uitgeweken. De Stafofficieren assisteerden nog bij het verbranden van geheime papieren en drukwerken, waarbij op zeker moment het camouflagenet vlam vatte. De brand greep zo snel om zich heen dat binnen tien minuten het Hoofdkwartier vol- komen ter visie van iedereen lag. Toen hierna vernomen werd dat het aantal beschikbare vliegtuigen minder was dan minimaal en de vloot vertrokken, zakte de stemming naar een somber dieptepunt. Kort nadat de officieren terugkeerden op hun kamers in het 15e Bataljon, kregen zij de opdracht als- nog zo spoedig mogelijk naar Tjilatjap te gaan om te trachten vandaar weg te komen naar Colombo. Na een snelle rit, tijdens welke nog oponthoud ontstond door een luchtalarm waarbij op eigen vliegmachines werd geschoten, arriveerden de drie auto’s om ca. 19.30 uur op hun bestemming. Een telefoontje naar kltz. B.J.G. Schokking, de goed van zijn taak kwijtende Commandant Maritieme Middelen te Tjilatjap, leerde dat de voor evacuatie aangewezen schepen bereids waren vertrokken.
    De reeds terplekke aanwezige matrozen Weijtboer en Peereboom hadden bij de aanblik van de groep stafofficieren nog nooit zoveel gouden galons gezien. De eerste conversatie verliep in een zeer nerveuze stemming. De matrozen hadden zoiets als: ꞌHet hele zaakje kan wat ons betreft in elkaar zakken.ꞌ Het tactische optreden van overste Moorman redde de situatie en zorgde er voor dat de ingepeperde discipline toch weer de overhand kreeg. Na verteld te hebben dat beiden afkomstig waren van de op 17 februari tot zinken gebrachte Van Nes en dat zij op eigen initiatief probeerden van Java weg te komen, werden de officieren toeschietelijker. Een van hen begon met zijn nachtkijker de baai af te zoeken en ontdekte tot ieders verwondering een schip dat bezig was de ietwat langgerekte baai van Tjilatjap uit te varen. Met gebruikmaking van eerder genoemde patrouilleboot werd het schip, het s.s. Tjisaroea, gepraaid en verzocht aan boord te mogen komen.
    De valreep werd gestreken en even later stond het gezelschap aan boord. In een heldere maanavond stoomde het overvolle schip door de mijnenvrije geul het onzekere tegemoet. Langs Java’s zuidkust ging het om de oost tot in de buurt van Patjitan. Vandaar vrijwel recht zuid. Het werd al als een Godswonder ervaren dat het schip die nacht niet getorpedeerd werd. Toen het dag was, werd getracht de koppen te tellen. Er zouden ca. 600 Marinemannen aan boord zijn geweest, waarvan 44 officieren, toereikend om een kruiser te bemannen. Voor de Tjisaroea uit voer het s.s. Duymaer van Twist, naar men aannam met ruim 200 Marinemannen aan boord. Daar de reis wel enkele dagen kon duren, werd tweemaal per dag een uiterst karig rantsoen rijst met een lik jam verstrekt.
    De volgende dag, 3 maart, ging aan boord van de Tjisaroea zonder noemenswaardige feiten voorbij. De Oudste Hoofdofficier van Marine hield in een toespraak voor dat men zich gelukkig kon prijzen op weg naar de vrijheid te zijn. Daar leek het inderdaad op, maar het liep anders.
    Rond 14.00 uur in de middag van de 4e maart werd de Tjisaroea voor de tweede maal door een Japans boordvliegtuig verkend en vervloog alle hoop. Drie kwartier later verschenen met hoge vaart vijf Japanse oorlogsschepen. Het bleken twee zware kruisers en drie grote torpedobootjagers die met groot machtsvertoon in een steeds kleiner wordende boog om de koopvaarder voeren. Even later kwamen de Japanners aan boord en werd op weinig zachtzinnig wijze duidelijk gemaakt dat de Jap nu de baas was. Iedereen dacht dat de Japanners de Nederlandse vlag domweg zouden verscheuren, maar dat gebeurde niet. Voor zover mogelijk verzamelde men zich op het achterschip. Op een fluitsignaal van een Japanse onderofficier werden de vlaggen verwisseld. Begeleid door een torpedobootjager ging de reis vervolgens via Straat Lombok naar Makassar.

    Tijdens deze tocht hebben de Japanse marinemannen zich verder redelijk correct gedragen. In zijn memoires noteerde Jan Peereboom: ꞌIk lag ‘s nachts in een gangetje te slapen en een Japanse matroos trapte op mijn hand. Hij klopte mij als het ware kameraadschappelijk op de schouder – tenslotte waren wij ergens collega’s – en gaf mij een sigaret. De Jappen voelden zich zo veilig, dat wij met volledige verlichting aan voeren, ook op de dekken.ꞌ
    Inmiddels was ook de Duymaer van Twist overvallen en werd eveneens opgebracht. Beide koopvaardijschepen arriveerden op 8 maart op de rede van Makassar. In de late middag kwamen enkele landingsboten langszij en kwam een tiental gewapende mariniers van de ꞌJapanse Marine Brigadeꞌ aan boord. Zonder de geringste waarschuwing werden de krijgsgevangenen met geweer- kolven en ijzeren staven aan boord van de landingsboten geslagen. Ook de officieren kregen er van langs. Zoals Jan Peereboom schrijft: ꞌDe hel was losgebroken.ꞌ In die situatie zou de eerste jaren niet veel verbetering komen. De gevangenen werden aanvankelijk in de gevangenis van Makassar onder- gebracht, waar zich inmiddels ook de overlevenden van de diverse geallieerde marineschepen van de Slag in de Javazee bleken te bevinden. Enkele weken nadien werden zij overgebracht naar het infanteriekampement van het KNIL.
    In de vroege ochtend van dinsdag 3 maart 1942 arriveerde te Tjilatjap de vorige avond rond 18.30 uur uit Soerabaja vertrokken trein met M.E.-, P.W.- en Marinepersoneel. Op het perron van Jokja werden enkele marinemannen aangetroffen die op terugweg waren naar Soerabaja, dit mogelijk op aanraden van een hoofdofficier. Op order van equipagemeester ltz. Fresco stapten de mannen weer op de trein en reisden mee naar Tjilatjap. Bij aankomst te Tjilatjap verklaarde ltz. 1e kl. KMR Smits dat geen opdracht tot terugkeren was gegeven en dat dit personeel als deserteurs kon worden be- schouwd. Maatregelen werden echter niet genomen. Overigens bleek korte tijd later dat de betref- fende mannen opnieuw waren verdwenen.
    In Tjilatjap heerste een schier complete chaos. De toegangen tot het Bureau Marine Comman- dant Tjilatjap waren door schildwachten afgezet en mocht er niemand worden toegelaten. De echt- genote van een op de inmiddels vertrokken Soemba geplaatste hoofdofficier had zich op een of andere wijze toch toegang verschaft en maakte groot misbaar tot haar werd toegestaan op de Janssens te embarkeren. Hetgeen tot een boze reactie van de gezagvoerder van de Janssens leidde omdat de vrouwen van eigen officieren niet mochten inschepen, doch wel de vrouwen van Marine-officieren. Hem werd het zwijgen opgelegd onder mededeling dat hij zich aan zijn orders diende te houden.
    Het gemilitariseerde m.s. Janssens had gedurende de voorgaande oorlogsmaanden dienst gedaan als logies- en voorraadschip voor de Marine en was kapitein F.G.N. Prass, als gezagvoerder o.a. verantwoordelijk voor de besluiten betreffende de bewegingen van het schip, tijdelijk benoemd tot ltz. 1e klasse voor speciale diensten om een trosofficier uit te sparen en was hij derhalve geen bevelvoerend militair. Daarbij dient te worden opgemerkt dat zich onder zijn passagiers ettelijke officieren bevonden die beduidend hoger in rang waren.
    Op 3 maart werd even voor donker het anker gelicht en vertrok het schip ten ca. 18.30 uur uit Tjilatjap met ongeveer 450 man marinepersoneel, een aantal overlevenden van de Britse marine- tanker War Sirdar, een zevental op Java achtergebleven gewonden van de kruiser Marblehead met de hun begeleidende arts, alsmede een aantal burgers. Op het laatste moment sprongen nog enkele inheemsen van het K.P.M.-personeel overboord. De Valk van de G.M. was aangewezen om de Janssens te escorteren, doch de inheemse bemanning had dit schip verlaten zodat het niet kon uitvaren. (Het personeel van de Gouvernements Marine had inmiddels te horen gekregen dat zij zich als gedemilitariseerd konden beschouwen, zodat in het geval van de Valk niet gesproken kan worden van desertie.)
    Voor de schepen die op dat tijdstip trachtten uit te breken, was de weersgesteldheid gunstig: zwaar bewolkt met regenbuien. Aanvankelijk verliep de reis van de Janssens dan ook voorspoedig. De volgende ochtend werd het ca. 4 mijl bewesten Patjitan dicht onder de wal tot donker op en neer houdende schip echter verkend en tegen 11.00 uur door Japanse vliegtuigen, die laag vanaf de wal onverwachts kwamen aanvliegen, met boordwapens bestookt. De verraste bemanning van het achter een paar bierkisten op de bovenbrug opgestelde verouderde afweergeschut werd bij de eerste aanval al deels buiten gevecht gesteld door schampschoten. Ook onder de overige opvarenden vielen gewonden. Er heerste aan boord nogal wat ontevredenheid omdat het schip ten gevolge van moeilijkheden met de hoofdmotor niet veel sneller dan 7 mijl liep. Overwogen werd een sloep naar de wal te sturen om de gewonden weg te brengen, dan wel met de Janssens zelf de Patjittanbaai in te gaan.

    Op aandringen van enkele hoofdofficieren gaf kapitein Prass opdracht om Patjitan aan te lopen opdat degenen die er de voorkeur aan gaven naar Java terug te keren dat konden doen. Ongeveer 250 personen, waaronder veel Marinepersoneel en inheemse bemanningsleden van de Janssens, verkozen daar te debarkeren. Bij de doorzetters was men het er in het algemeen over eens dat de overtocht een zeer grote kans had te mislukken, doch eenmaal gestart nu moest worden voortgezet. Het enkele uren durende oponthoud bood de gelegenheid de lek geschoten sloepen te repareren. Tegen 19.00 uur vertrok de Janssen uit de Patjitan-baai om de hachelijke reis te vervolgen. De hoofdwerktuigkundige J. Klaveren deed, bijgestaan door Marine-personeel, zijn best de dieselmotor, welke niet goed func- tioneerde, aan de gang te houden en enkele dappere vrouwen stonden in de kombuis. Het schip slaag- de er in, zonder dat zelfs behoorlijke kaarten aan boord waren, veilig Fremantle te bereiken.
    In het nog immer niet toegankelijke verslag van de na de oorlog ingestelde ꞌCommissie Onderzoek Gedragingen van het Marinepersoneelꞌ is over deze gebeurtenissen een en ander terug te vinden en zijn een aantal disciplinaire maatregelen niet uitgebleven. Toch had men bij de leiding van genoemde commissie zich ervan bewust kunnen en moeten zijn dat het in de chaotische toestand rond de capitulatie van het Nederlands-Indisch gezag het achterlaten van vrouwen en kinderen in handen van een onvoorspelbare vijand voor de zich verantwoordelijk voelende echtgenoten een moeilijk verteerbare zaak was. Dat de weigeraars deels het gelijk aan hun zijde hadden, blijkt uit het totale échec van de op 2 maart door s.b.n. Koenraad te Soerabaja ingestelde ꞌCommissie tot behartiging belangen achtergelaten gezinnen van het Marine-personeelꞌ.
    Uit het verslag van G.H.C.A. de Laive, hoofd Pyrotechnische Werkplaats Madoera, blijkt dat de op 2 maart op gang gekomen evacuatie van P.W.-personeel voor een belangrijk deel geschied- de met zowel particuliere- als bedrijfsauto’s. De volgende ochtend werd Tjilatjap bereikt. Tot op dat moment meende men voor de verdediging van Bandoeng te zullen worden ingezet. Volgens de Laive bleek de Marine Commandant van Tjilatjap niet op de hoogte te zijn van de komst van het P.W.- personeel, noch dat er meer M.E.-personeel per trein in aantocht was. Maatregelen voor voeding en onderdak waren dus niet genomen. Eerst tegen de avond kwam de order tot embarkeren op het m.s. Tawali (S.M.N.).
    De Tawali verliet op 27 februari de haven van Tjilatjap en nam op ca. 400 mijl bezuiden Tjilatjap een af- wachtende positie in. Op 3 maart kwam rond 12.30 uur de order met spoed naar Tjilatjap op te stomen om evacués op te nemen. Telegrammen van door de vij- and aangevallen schepen waren niet van de lucht. Op weg naar Tjilatjap werd de complete bemanning van het in brand staande s.s. Enggano (S.M.N.) gered, als- mede een dertigtal schipbreukelingen van de Toradja (K.P.M.). Na te Tjilatjap nog ongeveer 500 personen aan boord te hebben genomen, waaronder personeel van het Marine Etablissement, van de Droogdok Maatschappij te Soerabaja, van de Pyro-technische Werkplaats op Madoera alsmede een aantal geallieerde militairen en enkele vrouwen, vertrok het schip op 3 maart rond 22.00 uur ten tweede male. Begunstigd door regenbuien wist ook dit schip te ontsnappen en – na onderweg nog overlevenden van het tot zinken gebrachte Britse hulpschip Anking aan boord te hebben genomen en aanvankelijk een koers op Fremantle te hebben aangehouden – eerst op 14 maart behouden Colombo te bereiken. Daarna ging het naar Durban en Kaapstad, waar M.E.- personeel tewerk werd gesteld bij de dokken te Simonstown.
    Op 3 maart ten 06.00 uur vertrok uit Soerabaja nog een trein met hoofdzakelijk M.E.- personeel doch zou te laat in Tjilatjap arriveren. Dit personeel bleef op Java achter. Het totaal aantal te Tjilatjap aangekomen en met schepen vertrokken personen wordt geschat op ca. 4500.
    In de ochtend van 4 maart vonden de eerste Japanse luchtaanvallen op Tjilatjap plaats. Mede door het verlaten van de schepen door het inheems personeel raakte het havenbedrijf steeds meer ontwricht. Na de verwoesting of het in brand geraken van walinstallaties liep het inheemse haven- personeel eveneens weg, hetgeen de chaos schier compleet maakte. In feite was nog voordat het laatste schip was vertrokken de haven van Tjilatjap al onbruikbaar. Spoedig daarna kwam dan ook het bevel de haven verder te vernielen en de resterende schepen en scheepjes tot zinken te brengen. Waarschijnlijk overbodige inspanning, want de volgende dag werd een vernietigende luchtaanval op Tjilatjap uitgevoerd.

    Evacuatie vanuit de Wijnkoopsbaai.
    Om een aantal evacuees dat zich aan de Wijnkoops-baai ophield nog te evacueren, werd het m.s. Poelau Bras (S.M.N.), dat op 28 februari uit Tjilatjap was vertrokken en zich reeds buiten de gevarenzone bevond, via Tjilatjap naar de Wijnkoopsbaai teruggeroepen. De op 5 maart in autobussen uit Bandoeng vertrokken groep evacués be- stond uit vliegers en waarnemers, alsmede zeeofficieren en schepelingen. Per particuliere auto arriveerde een aantal vlag- en stafofficieren, waaronder s.b.n. J.J.A. van Staveren en de tot voor kort Commandant van de Marine Luchtvaartdienst in Nederlands Indië ktz. G.G. Bozuwa. Eerst op 6 maart om 19.30 uur vertrok de Poelau Bras uit de Wijnkoops-baai met bestemming Colombo. Ten gevolge van het overhaaste ver- trek, de ondergang van het schip en de onmiddellijk daarop volgende Nederlands Indische capitulatie, is het aantal opvarenden nimmer exact vastgesteld kunnen worden; de schatting beloopt circa 265 personen, waaronder 81 bemanningsleden van de Poelau Bras, personeel van de Landmacht, een twintigtal burgers en een klein aantal vrouwen en kinderen.
    Reeds de volgende morgen kwam het einde voor de Poelau Bras. Het schip werd door een vliegtuig van het vliegkampschip Hiryu verkend en twee uren daarna gedurende drie kwartier met bommen en boordwapens bestookt. Na enkele directe treffers zonk het schip. Eén sloep met 57 personen landde na vier dagen te Kroë (Kroeï). Twee andere sloepen met totaal 59 personen kwamen elders op Sumatra’s kust aan land. Tot de ongeveer 144 omgekomenen, waaronder 37 leden van de bemanning, behoorden de gezagvoerder van het schip P.G. Crietee en de waarnemend Commandant Zeemacht s.b.n. J.J.A. van Staveren. Tot de geredden behoorde ktz. G.G. Bozuwa die op het laatste moment zijn smeekbeden verhoord zag door een matroos van de Poelau Bras. Matroos Wals wist hem aan boord van de overvolle reddingsloep te hijsen. De geredden geraakten in Japans krijgs- gevangenschap.

    Japanse vlooteenheden in de Indische Oceaan.
    Het zal de Japanse strategen niet zijn ontgaan dat voor de enige aan de zuidkust van Java gelegen zeehaven, Tjilatjap, mogelijk een belangrijke rol zou zijn weggelegd in een aanvoerroute voor versterkingen en in laatste instantie als uitwijkbasis. Uit dien hoofde werd besloten de sedert 21 februari in de Staringbaai beoosten Celebes bevindende Hoofdmacht van de Zuidelijke vloot met de op 8 februari aan Zuid-macht toegevoegde ꞌTask Forceꞌ tijdig naar de Indische Oceaan bezuiden Java te dirigeren om in een verspreid gebied alle aanvoer van mogelijke hulp af te snijden en ontsnappende geallieerde schepen op te vangen. In deze wateren waren reeds drie Japanse onderzeebooteskaders actief tussen de 60 en 400 mijl uit de kust.

    De ꞌTask-Forceꞌ, te zien als zelfstandig onderdeel van de Zuidelijke vloot, had op 25 februari de Staring-baai verlaten en koers aangehouden op de noordingang van Straat Ombai om vervolgens door de Sawoe Zee naar de afgesproken posities in de Indische Oceaan op te stomen. Zij stond onder bevel van vice-admiraal Nagumo. Op dat moment bestond de ꞌTask-Forceꞌ uit:
    a. Aanvalsgroep:
    1e Lucht-eskader: Akagi, Kaga: vliegkampschepen. v.a. Nagumo
    2e Lucht-eskader: Soryu, Hiryu: vliegkampschepen. s.b.n. Yamaguchi

    b. Ondersteuningsgroep:
    3e Eskader: Hiyei, Kirishima, Haruna, Kongo: slagkruisers; s.b.n. Mikawa
    8e Eskader: Tone, Chikuma: zware kruisers; s.b.n. Abe
    c. Jagerscherm:
    1e Jager-eskader: Abukuma: lichte kruiser; s.b.n. Omori
    Jagerdiv. 17: Urakaze, Isokaze, Tanikaze, Hamakaze
    Jagerdiv. 18 (I): Kasumi, Shiranuhi
    Jagerdiv. 4 (II): Hagikaze, Maikaze
    Jagerdiv. 27(II): Shiratsuyu, Shigure

    d. Bevoorradingsgroep:
    Tankergroep: Kyokuto-Maru, Kenyo-Maru, Nippon-Maru, Toei-Maru, Teiyo-Maru.
    Jagerdiv. 15 (I): Kuroshio, Oyashio, escorte tankergroep

    Samenstelling van de ꞌHoofdmacht van de Zuidmachtꞌ:
    4e Eskader: Atago, Takao, Maya: zware kruisers; v.a. Kondo.
    Jagerdiv. 4 (I): Arashi, Nowaki.
    Jagerdiv. 15 (II): Hayashio in Straat Ombai aangesloten. (Komende uit Koepang.)

    Direct na de ꞌTask-Forceꞌ liep ook de Hoofdmacht van de Zuidelijke-vloot de Staring-baai uit en begaf zich eveneens via de Sawoe Zee naar de Indische Oceaan om op 1 maart 70 mijl bezuiden Tjilatjap de order uit te voeren om vluchtende schepen met geweld te onderscheppen. De Japanners waren tegelijkertijd beducht voor een aanval door – niet aanwezige – vlooteenheden van de Britse Eastern Fleet.

    Een aanzienlijk deel van de Onderzeebootmacht had zich aanvankelijk in de Camranh-baai verzameld. Op 5 februari 1942 gaf schout bij nacht Yoshitomi zijn operatiebevel uit welke
    tot in details de diverse te surveilleren gebieden omhelsden:

    Onderzeebootgroep A; s.b.n. Yoshitomo.
    6e + 4e Onderzeeboot-Eskader: (4e Ozb.-esk 24.1 van Malakka-macht bij Zuid-macht)
    Ozbt-div. 18: I-53 (bezuiden Tjilatjap), I-54 (Straat Soenda), I-55 (Z-ingang Straat Lombok.)
    ” ” 19: I-56 (bezuiden Tjilatjap), I-57 (Anambas), I-58 (Straat Soenda.)
    ” ” 21: Ro-33 (bezuiden Tjilatjap), Ro-34 (Straat Lombok.)
    ” ” 13: I-121 (Port Darwin), I-122 (Straat Torres.)
    ” ” 9: I-123 (Straat Torres), I-124 (naar Penang.)

    Onderzeebootgroep B; s.b.n. Daigo.
    5e Onderzeeboot-Eskader: Opererende vanuit Penang. Operatiegebied: Indische Oceaan, kust Ceylon, noord-ingang Straat Malakka en westkust Sumatra.
    Ozbt-div. 28: I-59, I-60:  17.1.42 str. Soenda.
    ” ” 29: I-62, I-64
    ” ” 30: I-65, I-66.

    Onderzeebootgroep C; s.b.n. Ichioka.
    2e Onderzeeboot-Eskader: Operatiegebied 400 mijl bezuiden Java, nabij Cocos-eilanden en route langs Australische kust tot bij Fremantle.
    I-7 (vlag). (8.2.1942 van ꞌTask-Forceꞌ naar Zuidmacht te Palao toegevoegd.)
    Ozbt-div. 7: I-1, I-2, I-3 (naar Westkust Australië)
    ” ” 8: I-4, I-5, I-6 (bezuiden Java)

    De Japanse Hoofdmacht van de Zuidelijke vloot had reeds op de 4e maart de koers gezet op de Staring-baai en aldus spoedig de Indische Oceaan achter zich gelaten. Nadat vliegtuigen van het 2e Lucht-eskader een luchtaanval op de diverse installaties van Christmas-Island hadden uitgevoerd en twee koopvaardijschepen 90 mijl ten noordwesten van dit eiland tot zinken hadden gebracht (één van deze schepen was de kort daarvoor uit de Wijnkoopsbaai vertrokken Poelau Bras), verzamelden de schepen van de Japanse ꞌTask Forceꞌ zich om voor de laatste maal uit een tanker olie te laden. Hierna werd eveneens koers gezet op de Staring-baai aan de oostkust van Celebes, waar de vloot op 11 maart binnenliep. De Hoofdmacht was hier vier dagen eerder aangekomen.

    Geallieerde verliezen bezuiden Java.

    EDSALL (DD-219) U.S.Navy. Tbj. 1190 1-3-1942 13.4 Z/106.4 [Combinatie Tone, Chikuma,
    Hiyei. Kirishima, Soryu, Akagi]
    PECOS (1921) AO-6. U.S.Navy. tanker 5400 1-3-1942 12. Z/105 [Lucht aanvallen] idem
    TORADJA (1930) K.P.M. 981 1-3-1942 12. Z/107 [Arashi (div.4) en Nowaki div.4)]
    RAHMAN (1939) R.Navy./Straits SS. H-Mv. 206 1-3-1942 6.2Z/105.3 Straat Soenda.
    SIN AIK LEE (1928) R.Navy./ ?. H-Mv. 198 1-3-1942 6.2Z/105.3 ” ”
    WHITE SWAN Brits zeiljacht — 1-3-1942 6.1Z/105.4 Beslagname Straat Soenda
    MODJOKERTO (1922) R.L. 8806 1-3-1942 12.4 Z/106.4 [I-54.]
    PARIGI (1922) K.P.M. 1172 1-3-1942 8.2Z/108.4 [I-2.]
    PROMINENT (1918) Noors vrachtschip 2232 1-3-1942 12. Z/108 [Kasumi? (div.18)]
    ROOSEBOOM (1926) K.P.M. 1035 1-3-1942 0.2N/86.5 [I-59.]
    SABANGBAAI (1903) Atjeh Transport Mij. 186 1-3-1942 5.5N/95 Sabang [vermist]
    TOMOHON (1930) K.P.M. 983 1-3-1942 11. Z/109 [Arashi en Nowaki]
    ENGGANO (1920) S.M.N. 5406 2-3-1942 12.Z/109.2 [Vlgt v. Taka /Chikuma en
    Urakaze (div.17)]
    PILLSBURY (1920) DD-227 U.S.Navy. Tbj. 1200 2-3-1942 13. Z/110 [Takao, Atago.]
    SIGLI (1920) K.P.M. 1579 2-3-1942 13. Z/109 Hayashio? Opgebracht naar
    Makassar.
    STRONGHOLD (1919) R.Navy. Tbj. 905 2-3-1942 13. Z/111 [Arashi.]
    SIBEROET (1927) K.P.M. 1799 3-3-1942 5.2Z/106.5 ” ” [door eigen pers.
    tot zinken gebracht.]
    BINTOEHAN (1922) K.P.M. 1018 3-3-1942 9.Z/113 [Arashi?] Na aanhouding door eigen pers. tot zinken gebracht. SIANTAR (1921) R.L. 8667 3-3-1942 21.2 Z/108.5 [onderzeeboot I-1.]
    ASHEVILLE (1920) PG-21 U.S.Navy. Knb. 1270 3-3-1942 10. Z/110.1 Nowaki, Arashi, Maya.
    MERKUS (1937) K.P.M. 865 4-3-1942 ? [I-62.] [I-7?]
    TJISAROEA (1926) K.P.M. 7089 4-3-1942 door Arashi aangehouden. [opgebracht door Hayashio?]
    DUYMAR VAN TWIST 1926) K.P.M. 030 4-3-1942 aangehouden[door Atago en
    opgebracht naar Makassar.]
    ANKING (1924) RN. Lgt.schip/China Nav.Cy 3472 4-3-1942 12. Z/110 ” ”
    MMS-51 R.Navy. Mv. 165 4-3-1942 12. Z/110 ” ”
    FRANCOL (1917) R.Navy. tanker 4900 4-3-1942 12. Z/110 ” ”
    YARRA (1910) R.Navy. Knb. 1060 4-3-1942 12. Z/110 ” ”
    LE MAIRE (1908) K.P.M. 3271 4-3-1942 20. Z/110 ca. 600 ml Z. van Tjilatjap.
    POELAU BRAS (1929) S.M.N. 9278 7-3-1942 10. Z/105 Luchtaavallen vlgt. Hiyei.
    SIBERG (1915) K.P.M. 1871 7-3-1942 7. Z/106.2 Wijnkoopsbaai beslagname.
    CHILKA Br. Indian SS. Cy. 4360 1-3-1942 0.1N/95.3 [I-2.]
    BANGGAI G.M. — 17-3-1942 1.2Z/100.2 Emmahaven
    ROEBIA G.M. — 17-3-1942 1.2Z/100.2 ”
    PIEF (1928) N.I.S.H.M. Slb. 183 6-4-1942 1.8N/98.4 Sibolga
    ANNA G.M. — 12-4-1942 0.5Z/134.0 Manokwari-Dorehbaai

    ==================================

    Schepenlijst Geallieerde verliezen elders.
    H.J. Legemaate
    IJmuiden.

    • Jan A. Somers zegt:

      Dat is een pracht verhaal!!!! Mijn vader was dus niet de enige die sprak over een puinhoop.

    • Bas Kreuger - Leiden zegt:

      Ik doe onderzoek naar het leven en werk van Louis Rapmund (1910 – 1945) die als dienstplichting zeemilicien stoker vanuit Tjilatjap is geëvacueerd naar Colombo ab van de Tawali en vervolgens met de Hr Ms Sumatra naar Londen. Als enthousiast amateur fotograaf werd hij in Londen de eerste fotograaf van Marinevoorlichting (december 1942).
      Hij had blijkbaar zijn geliefde Leica camera bij zich en heeft aan boord van de Tawali enkele foto’s gemaakt. Die zijn in het enige overgebleven foto-album terug te vinden.
      Ook van de reis van Colombo via Zuid Afrika naar de UK zijn foto’s gemaakt. Helaas zijn de foto’s hier niet te plaatsen.
      Ik zoek naar meer verhalen over de maand februari van het Marine etablissement in Soerabaja, de reis van Soerabaja naar Tjilatjap en de evacuatie daar en dan specifiek a/b van de Tawali. Ik ben bereikbaar via kreuger62@gmail.com

      • Jan A. Somers zegt:

        Proberen bij de Marinevoorlichtingsdienst in Nederland. Heet veel van dit soort foto’s zijn ook te vinden bij het KITLV in Leiden. Hun bestanden zijn overigens verhuisd naar de universiteitsbibliotheek, maar je kunt toch beter in eerste instantie bij het KITLV zelf informeren. In militaire dienst was ik ook een soort hoffotograaf, honderden foto’s artillerie die nu gedigitaliseerd beschikbaar zijn in het artilleriemuseum Artillerie Schietkamp Oldenbroek. Voor zover ze nog niet verhuisd zijn naar het Legermuseum Soesterberg. Ik vertel dit omdat er ook een Marinemuseum is. Rotterdam? Den Helder? Amsterdam?

  12. Surya Atmadja zegt:

    Ælle zegt:
    15 mei 2014 om 10:20 am
    Hierbij verzoek ik iedereen beleefd (met een d) om Nederlandse vertalingen te plaatsen naast de Indonesische woorden, spreekwoorden en gezegden.
    ——————————————————
    Zal er aan denken .Ma’af/Sorry , een soort automatisme .

    De vertaling van : ‘Sekarang sedjawat!: Nu zijn we collega’s!’”
    moet zijn >>>>> Sekarang seNASIB = Nu hebben we dezelfde lot( nasib).
    Is een Arabische leenwoord in Bhs Indonesia.

  13. Goso zegt:

    Ik heb uw discussie met veel belangstelling gevolgd. Ik wil u als kenners van deze periode vragen of u me verder kunt helpen met wat informatie over februari 1942. De lockheed lodestars van de ML-KNIL werden ondermeer gebruikt voor evacuatie van burgers vanaf Borneo. Ik weet dat een van de laatste evacuatievluchten is uitgevoerd op 7 of 8 februari, vermoedelijk vanaf het vliegveld bij Badjermasin naar Soerabja. Ik ben op zoek naar details over deze evacuatievluchten. Waar zou ik deze kunnen vinden?
    vriendelijke groet aan allen die zich interesseren in de geschiedenis.
    Goos Hageman

  14. Mardiharjo zegt:

    Saya lahir di Cilacap tahun 1954.Saya agak sedih bahwa saya terlambat membaca sejarah tentang kota kelahiran saya sendiri .Karena di sekolah hal seperti ini tidak diajarkan.Mengherankan bahwa saya hanya bisa melihat bekas bekas pemboman tanpa mengerti ceritanya.Paling cerita dari orang tua saya.Mungkin karena waktu itu belum ada internet. Sebelum Perang Dunia II meletus ayah saya bekerja di Borsumy ( Borneo Sumatra Maatschapy) Cilacap.Begitu perang meletus terpaksa mengungsi .Pulang dari pengungsian harta benda habis dijarah pekerjaan juga hilang.Muncul penderitaan baru dijajah Jepang tiga setengah tahun.Kemudian merdeka.Kemudian ada aksi polisionil I.Mengungsi lagi .Menderita lagi. Perang memang kejam.Dan kami ibarat pelanduk.Gajah bertarung sama gajah pelanduk mati ditengah-tengah.Tetapi kami harus bersyukur masih bisa selamat karena banyak diantara kami yang tidak bisa selamat tanpa mengerti apa yang sebenarnya terjadi.

    • Wal Suparmo zegt:

      ALGEMEEN REACTIE ( niets meetemaken met het schrijven van dhr Mardiharjo).
      Ik heb meelij met de mensen die de laatste evacuatie in Tjilatjap moesten meemaken. Terwijl de HOGE OMES die al maamden geleden naar Autralia zijn gevlucht. Onder ander zelf de Commandant van de Militaire Luchtvaart Generaal Mayoor L.H.van Ooyen die een maand geleden al naar Australia was gevlucht onder mom van hulp te vragen aan de Australie.De Luchtmacht was alleen maar toevertrouwd aan Kolonel E.T. Kengen met obsolete matraal die zeker niet tegen de supperieure JAPANSE ZERO’S aan kunnen gaan.Met het resultaat was de gesneuvelde Kapitein Vlieger J.P.Van Helsdingen en zijn groep sgr G.M Bruggink,Luit. A.G.Deibel en J,.G,Scheffer. En nog vele anderen( hopelijk ook genoemd de RECENTE HERRINERINGS CERMONNIE).Weer iets anders maar de zelfde tijds periode en dat is de request van Ir Soekarno toen hij in Bekoelen was verbannen, om ook naar Australie geevacuweerd te worden. De brief is geadresseerd aan de RESIDENT VAN BENGKOELEN voor doorzending aan de Gouverneur Generaal te Batavia ( de brief licht nu het Rijks Archief in Leiden . Zie GIEBES, Biografie van Soekarno).Maar natuurljk door de GG blunt geweigerd met misschien de woorden van: ” HOE DURFT EEN INLANDSE POLITIEKE GEVANGENE DIT REQUEST TE DOEN! Hij denk zeker dat hij een gelijke is met de Hollanders!”. Was Soekarno geevacueerd naar Autralie, dan was er GEEN PROCLAMATIE van de Repbliek Indonesia, want ze konden zelfs geen andere persoon vinden met de zelf integriteit dan Soekarno.Hij moest zelfs gedongen worden omdat Soekarno NOOIT kan indenken dat de zo geliefde Japanse oude broer( saudara tua) ooit voor de Gealllieerden(Amerika, Inggris, Belanda) kon capituleren Omdat hij niet van de atoom bom wist.

      • Surya Atmadja zegt:

        Wal Suparmo zegt:
        15 mei 2016 om 11:01 am

        Hij moest zelfs gedongen worden omdat Soekarno NOOIT kan indenken dat de zo geliefde Japanse oude broer( saudara tua) ooit voor de Gealllieerden(Amerika, Inggris, Belanda) kon capituleren Omdat hij niet van de atoom bom wist
        ========================================================
        Dat verhaal werd niet door historische feiten onderbouwd.
        In het algemeen dacht veel Indonesiers dat de Menteng Groep (Radicale Jongeren) het eerst weten en daar door Sukarno Hatta hadden gedwongen om de proclamatie te vervroegen( zie Rengas Dengklok).

        Volgens Kasubdis Sejarah Dispenal, Kolonel Laut (P) Roni E Turangan waren het de Indonesische matrozen die het eerst hadden ontdek, zoals o.a Mas Pardi Adam en Raden Eddy Martadinata de toekomstige bevelhebber van de ALRI .
        https://en.wikipedia.org/wiki/Eddy_Martadinata.

        Dat de Japanners aan de verliezende kant staat is in Indonesia te herleiden door de bijna complete rampok van bodemschatten en voedsel , ten behoeve van Japanse soldaten.

      • Jan A. Somers zegt:

        “Dat verhaal werd niet door historische feiten onderbouwd.”
        Sjahrir was van mening dat de onafhankelijkheid van Indonesië buiten de Japanners om moest worden uitgeroepen en vooral buiten de door de Japanners ingestelde voorbereidingscommissie om. Soekarno en Hatta zagen in deze constructie geen voordelen, zij zouden door het terugkerende Nederlandse gezag toch als collaborateurs worden aangemerkt.
        Op 15 augustus, nadat zij gehoord hadden van de Japanse capitulatie, bezochten Soekarno, Hatta en Soebardjo schout-bij-nacht Maeda die hen mededeelde nog geen officiële bevestiging van de capitulatie te hebben ontvangen, en hen aanspoorde tot kalmte en voorzichtigheid. Hatta vroeg de leden van de voorbereidings-commissie de volgende ochtend bijeen te komen, en nam het initiatief tot het opstellen van een concept-onafhankelijkheidsproclamatie welke hij die avond aan Soekarno en de volgende dag aan de commissie zou voorleggen.
        Soekarno en Hatta weigerden direct, op eigen gezag, de Republiek uit te roepen, waarop de jongerendelegatie de emotioneel verlopen samenkomst verlieten. In een daaropvolgende bijeenkomst in een van de jongerencentra kwam men tot de overtuiging dat de jongerenleiders te weinig bekendheid genoten om zelf de onafhankelijkheid uit te kunnen roepen. Besloten werd Soekarno en Hatta verder onder druk te zetten en hen daartoe te ontvoeren naar de Peta-kazerne in Rengasdengklok ten oosten van Batavia. Soekarno en Hatta weigerden weer direct de Republiek uit te roepen. Nadat de volgende ochtend, 16 augustus, hun verblijfplaats bekend was geworden zegde schout-bij-nacht Maeda toe het uitroepen van de Republiek naar vermogen te bevorderen, zijn eigen huis ter beschikking te stellen voor verdere besprekingen en de nationalistische leiders een veilige terugkeer naar Batavia te garanderen. Ook de leden van de voorbereidingscommissie werden voor een nieuwe bijeenkomst die avond uitgenodigd.
        Op de bijeenkomst in het huis van Maeda deelde deze Soekarno en Hatta mede dat hij zou proberen het militair bestuur over te halen nu al de Republiek te laten uitroepen. Yamamoto had echter net uit Tokio de opdracht gekregen de status quo te handhaven en weigerde zowel Maeda als Soekarno en Hatta te ontvangen. Yamamoto verwees Maeda naar generaal Nisjimoera, het hoofd van de afdeling Algemene Zaken, die nog dezelfde nacht bereid was Maeda, Soekarno en Hatta te ontvangen. In dit gesprek werd door Soekarno en Hatta aanvankelijk getracht tot het uitroepen van de onafhankelijkheid met instemming van de Japanners te komen, of door de nu onmiddellijk door de Japanners te installeren voorbereidingscommissie. Nisjimoera was wel te vinden voor het door de Indonesische leiders geopperde idee dat de Republiek -zonder zijn voorkennis- zou zijn uitgeroepen door jongerengroepen waar de Japanners geen controle over hadden. Voor de Japanse autoriteiten zou er dan geen sprake zijn van het formeel verlenen van onafhankelijkheid maar slechts van een afgedwongen feitelijk gedogen.Om drie uur s-nachts teruggekeerd in de woning van Maeda bleken de leden van de voorbereidingscommissie daar nog aanwezig te zijn alsmede leiders van jongerengroepen. Soekarno, Hatta en Soebardjo zonderden zich met Maeda en drie van zijn medewerkers af in de werkkamer van Maeda waar zij de tekst voor de proclamatie opstelden. Het door de jongerenleiders meegebrachte concept was voor hen onaanvaardbaar aangezien daarin de onmiddellijke overdracht van alle bestuursorganen werd gevorderd. De jongeren verklaarden op hun beurt geen verantwoordelijkheid voor de tekst van Hatta c.s. te kunnen dragen. Nadat men om vijf uur uiteen was gegaan zorg-de Maeda voor de vermenigvuldiging en verspreiding in Batavia van de proclamatie die alleen was ondertekend door Soekarno en Hatta.

    • Surya Atmadja zegt:

      Dik Mardiharjo ,
      sebetulnya di (daerah) Cilacap tidak ada pertempuran semacam pertempuran di Dunkirk Perancis.
      ===================================================
      Vrije vertaling :
      Eigenlijk kan men niet echt spreken of vergelijken met de gevechten en overtocht van Duinkerken richting Engeland.

      • Jan A. Somers zegt:

        In Duinkerken ging het om het volledig terughalen van de Engelse expeditionaire macht. Ging ook heel rommelig, maar het werd nauwelijks gehinderd door Duitse strijdkrachten. Daarna gingen er speculaties, dat wanneer Duitsland daar had ingegrepen, en direct na Duinkerken Engeland zou zijn binnengevallen, de oorlog een totaal andere wending zou hebben gekregen. Een groot verschil met Duinkerken was dat Tjilatjap door de Japanners volledig was afgegrendeld, Duinkerken niet.
        “Terwijl de HOGE OMES die al maamden geleden naar Autralia zijn gevlucht. Onder ander zelf de Commandant van de Militaire Luchtvaart Generaal Mayoor L.H.van Ooyen die een maand geleden al naar Australia was gevlucht” Zo zielig was het nou ook weer niet. Australië voelde zich al sterk bedreigd, en had al eerder besloten zijn troepen uit het Midden Oosten terug te trekken (mijn vader is nog betrokken geweest bij de begeleiding van die troepentransporten). En na de verovering van Singapore en Bali was Java ingesloten, er kon geen hoop meer zijn op het behoud van Java. Australië besloot hierop geen troepen meer naar Java te sturen. Ook werd het ABDA-commando ontbonden. Besloten werd een Nederlands bruggenhoofd in Australië te vormen. Al eind februari 1942 had de GG besloten hiertoe groepen naar Australië uit te zenden. Van Mook kreeg die opdracht. De eerste groep van vijftien mensen was al op 2 maart overgebracht. Daarna volgden er meer. Een aantal van hen heeft de Japanse luchtaanval bij Broome niet overleefd. De vliegersopleiding was al begin februari overgebracht. Een opgave van de namen is te vinden bij H.J. Van Mook, Indonesië, Nederland en de Wereld. p. 27-36. 1949, De bezige Bij, Amsterdam. Op 6 maart was het de vraag of de GG, of Van Mook in Australië de leiding zou nemen, gekozen werd voor Van Mook: “(…) dat ik er prijs op stel dat u zich naar het buitenland begeeft teneinde u ter beschikking van de Nederlandsche Regeering te stellen en in het belang van het Koninkrijk, in het bijzonder van Nederlandsch-Indië werkzaam te zijn. (…) van bijzondere waarde te achten is. Mijn beste wenschen vergezellen U. A.W.L. Tjarda van Starkenborgh, Bandoeng, 6 Maart 1942.”

      • Jan A. Somers zegt:

        Zie ook mijn reactie op Broome, I4E, 2 maart 2013. Met een pendeldienst werden in korte tijd ca. 8.000 mensen overgevlogen.

      • e.m. zegt:

        @Op 3 maart 1942 vond er in Broome, Australië, een Japanse luchtaanval plaats waarbij 68 Nederlanders om het leven kwamen. Wat was daar aan de hand?@

        verder lezen:

        Broome

  15. Ergens moet een lijst zijn van het Marinepersoneel dat aan boord van de Kota Baroe was toen dat schip op 2 maart 1942 uit Tjilatjap vertrok naar Colombo. Aan boord ook mijn schoonvader (nu 90) als 15-jarige jongen die met zijn opleiding vliegtuigmakers werd geëvacueerd.
    Weet iemand waar die lijst van het Marinepersoneel aan boord van de Kota Baroe te vinden is? Mijn schoonvader zou die lijst graag hebben omdat hij er zelf op voorkomt.

  16. Cor de Jong zegt:

    Mijn vader was zeeman op een van de 15 schepen die op zondagmorgen uit Tjilatjap vertrokken, om 17.00 uur waren 11 door bommen tot zinken gebracht. de resterende 4 moesten terug naar Tjilatjap .Iedereen die nog weg wilde ging aan boord op eigen risico want er waren niet voldoende
    reddingsboten in geval van calamiteiten. gelukkig wisten deze 4 uiteindelijk Bombay te bereiken.
    mijn vader behoorde bij de gelukkigen.Heeft iemand hierover informatie?
    mijn vader heette Pieter Dirk de Jong en kwam van Ameland
    zijn broers Dorus (kapitein) Gerben hebben de oorlog overleefd
    oom Johannes ligt begraven op Trinidad

    • Wal Suparmo zegt:

      Zijn de Hollandse troepen die naar Australie wouden vluchten ook zo bestookt als de Engelsen n door de Duisters n Duinkerken?

      • Jan A. Somers zegt:

        Die zijn juist nauwelijks door de Duitsers bestookt. De meesten kwamen veilig in Engeland aan. De grootste fout van Hitler: niet meteen doorstoten naar Engeland. In de Indische Oceaan ten zuiden van Tjilatjap lagen de Japanse onderzeeboten te wachten, en kwamen de Japanse vliegtuigen geregeld een kijkje nemen. Ook langs de Sumatraanse westkust/Straat Soenda!

    • Wal Suparmo zegt:

      15 KPM schepen waren naar Australia geevacueerd tijdens de Japanse bezettng van Ned.Indie.

  17. Mardiharjo zegt:

    meskipun agak menyimpang saya ingin menginformasikan bahwa di kompleks setasiun cilacap saya pernah melihat ada semacam tugu peringatan dan tiang-tiang pilar bekas setasiun lama masih ada yang berdiri sampai sekarang .Sebelum tahun 1976 bangkai kapal masih berserakan di sekitar pelabuhan.Kami menyebutnya kapal bodol .Sejak ada kegiatan pembangunan kilang minyak pertamina bangkai -bangkai kapal tersebut dibersihkan karena mengganggu alur pelayaran.Sayang sekali tidak ada data-data tentang kapal-kapal tersebut atau saya yang tidak tahu karena saya cuma orang awam.Mestinya bisa dijadikan museum ya ?

    • Cor de Jong zegt:

      Overzicht van alle Amelander zeevarenden tijdens de Tweede …
      https://www.amelanderhistorie.nl/news/overzicht-van-alle-amelander
      Dorus de Jong. 32. Johannes de Jong. 33. Pieter de Jong. 34. Freerk Joosten. 35. Barend Klip. 36. Gerrit van der Laag. … Schrijf u in voor de Amelander Historie-krant!
      Het schip waarop mijn vader voer had in Tjilatjap vrachtwagens afgeleverd voor het KNIL
      maar ze moesten ze meteen in brand steken want de Japanners waren al te dichtbij
      Mijn vader was zeeman op een van de 15 schepen die op zondagmorgen uit Tjilatjap vertrokken, om 17.00 uur waren 11 door bommen tot zinken gebracht. de resterende 4 moesten terug naar Tjilatjap De kapiteins hadden opdracht niet te stoppen om drenkelingen op te pikken.
      De reddingboot waar mijn vader in zat dreigde overvaren te worden en gelukkig dat de kapitein
      toch even ongehoorzaam was en o.a.mijn vader aan boord heeft genomen
      .Iedereen die nog weg wilde ging aan boord op eigen risico want er waren niet voldoende
      reddingsboten in geval van calamiteiten. gelukkig wisten deze 4 uiteindelijk Bombay te bereiken.
      mijn vader behoorde bij de gelukkigen.Heeft iemand hierover informatie?
      mijn vader heette Pieter Dirk de Jong en kwam van Ameland
      zijn broers Dorus (kapitein) Gerben hebben de oorlog overleefd
      oom Johannes ligt begraven op Trinidad

      • Dag Cor, meer informatie over jouw vader Pieter Dirks de Jong vind je op de website Amelanders.com. Hierop staan de gegevens van 40.000 Amelanders. Neem even contact met ons op via info(at)amelanderhistorie.nl. We helpen je graag met je zoektocht.

    • KEPADA PAK MARDIHARDJO.Semua bekas kalal perang tenggelam di Selat Madura, Laut Jawa dan Selat Sunda sudah diangkut bersih oleh Haji Rusli dari Madura.Apa yg dilaut Tjialatjap masih ada?

  18. Jeroen Kon zegt:

    Hallo allen, ik ben een Veteraan uit Bosnie-Herzegowine tijdens de val van Sebrenicia, en ik ben een 3e genaratiekind van mijn opa die tijdens de japanse aanval op java in de Bandung kazerne gelegerd zat bij de generale staf 15e infanterie bataljon. Mijn opa is gedeporteerd vanuit Bandung naar Tjimahi. Mijn vader heeft een boek geschreven in eigen beheer met zijn broer, en ik ben nu opzoek naar de gaten in de tijdslijnen waar en hij opa is gedeporteerd uiteindelijk naar Birma.
    Als 3e generatie van een zeer getraumatiseerd gezin wil ik de discussie over drisciminatie en de vuurkracht weerleggen.

    Toen ik vertrok naar Bosnie kwam er een deligatie uit Bosnie terug en concludeerde dat wij te licht bewapend waren.
    En zie het resultaat als je een klapperpistooltje hebt, een TOW hebt, en twee mortierstellingen. Daarbij hadden wij alleen YPR’s om te vluchten. Tegen over goed bewapende Serviese Militie’s met T38 tanks en andere kleinere mobiele infantarie tanks werden wij zoals in het heden herhaaldelijk is gebeurt.

    Als wij de leopard II tanks hadden gehad in combinatie met de toemalige gevechthelicopters zoals de, Fransen, Engelsen en Denen hadden wij dit misschien kunnen voorkomen.
    En goede lichte wapens ipv een Uzi met 33 kogels.

    Het ligt niet aan de Militairen maar aan het parlement, zij geven het mandaat af. We weten allemaal hoe zwak het leger was ten tijden rond 1940.

    En heden ten daags is het nog steeds het zelfde liedje, bezuiniging op bezuiniging. Wil je dit tegen gaan zal het parlement ons niet meer naar oorlogs gebieden sturen. Of het defensie apparaat moet worden gemoderniseerd met veel kracht.

    Dit ter zijde, en zou ik graag willen weten of er mensen zijn die mijn Opa hebben gekent uit die tijd?
    * Naam, W.H.L. Kon gelegerd te Bandung bij de Generale staf van het 15e infanterie bataljon.
    * Zijn Stamboeknummer 3712
    * Hij is gedorteerd rond 1942 vanuit Tjimahi naar Birma.

    Wie zou er graag hierover met mij informatie verdelen.

Plaats een reactie