‘De kool was niet best van ’t jaar’

Koloniaal Militair Invalidenhuis Bronbeek viert 150-jarig bestaan

150 Jaar Bronbeek, daar mag bij worden stilgestaan. Herman Keppy doet het aan de hand van historische tekstfragmenten die niemand meer leest. Ze hebben betrekking op de voormalige bewoners en hun Indisch verleden.

door Herman Keppy

Op 19 februari 1863 opende het Koloniaal Militair Invalidenhuis haar deuren. Dat gebeurde op voorspraak van Koning Willem III. Hij stelde zijn landgoed Bronbeek beschikbaar voor de helden die in Indië hadden gevochten. Hij moet een vooruitziende blik gehad hebben, die Willem III. Want zeven jaar na de opening was er alle bestaansrecht voor een Koloniaal Militair Invalidenhuis: de Atjeh-oorlog brak uit. Het gevolg moet zijn geweest dat genoeg gegadigden zich aandienden en ook dat de oorlogstrofeeën niet waren aan te slepen, de basis voor het huidig museum.

"Zigt op het buitengoed Bronbeek"

“Zigt op het buitengoed Bronbeek”

Armoede en avontuur moeten de jonge mannen uit Nederland naar Indië hebben gelokt, want dat het soldatenleven niet bepaald een pretje was in De Oost beschrijft een anonieme officier in het tijdschrift De Prins van december 1909 in een artikel onder de kop ‘Een cavaleriebivak’. Het geeft tevens een aardig beeld van de intermenselijke verhoudingen in de kolonie. Zo werden voor de ambulance waar menig toekomstig Bronbeekbewoner mee te maken kreeg, dwangarbeiders gebruikt. Dat waren veroordeelden die als slaaf werden ingezet – terwijl, toevallig ook in 1863, de slavernij officieel was afgeschaft.   

Dwangarbeiders

De anonieme officier: ‘Door het gemis van wegen moet al het benoodigde door menschen gedragen worden, waarvoor koelies of meestal dwangarbeiders gebezigd worden, die aan een draagstok van bamboe pikolan, ongeveer 20 kg per persoon op hun schouders torsen. Een troepenafdeeling die voor eenige dagen op excursie gaat, heeft al een heelen nasleep van dat personeel noodig, want niet alleen moeten levensmiddelen worden meegenomen, maar ook keuken benoodigheden, reservemunitie en eene ambulance. Deze nasleep wordt trein genoemd, waaraan echter niet het minste begrip van snelheid te gronde ligt. Integendeel, ervaren personeel moet worden uitgezocht om toezicht te houden, dat de dragers niet te veel achterblijven, of in een onbewaakt oogenblik hun vrachtje bij ongeluk in een ravijn laten vallen, of wel na een korte rust vergeten verder mede te nemen. Ook gebeurt het wel dat ze, uit ambitie (?) om vlugger de bewegingen van de colonne te kunnen volgen, een gaatje boren in de zakken rijst die zij te dragen hebben. Op Atjeh worden gewoonlijk dwangarbeiders gebezigd, omdat de Atjehesche bevolking zichzelf daartoe niet leent, terwijl Chineesche koelies duur en moeielijk te verkrijgen zijn en bovendien nog een ingeankerd vooroordeel hebben om op zich te laten schieten. Zonder nu te willen beweren dat dit laatste proces een aangename gewaarwording teweegbrengt bij de dwangarbeiders, gedragen zij zich er althans phlegmatieker onder, of liever gezegd, mopperen en verzetten zij zich niet zoo, tot welk laatste besluit zij wel langs empirischen weg gekomen zullen zijn.

Ambulance, ca. 1908

Ambulance, ca. 1908

Hoe grooter nasleep van koelies, des te langzamer kan een troepenmacht zich voortbewegen, waarbij in aanmerking genomen moet worden dat van wegen meestal geen sprake is, en men van geluk mag spreken, wanneer men een smal voetpad aantreft dat toestaat niet al te veel door de natte rijstvelden te moeten baggeren, dus meestal genoodzaakt is als eenden achter elkaar te loopen. Een colonne van b.v. één infanterie (± 500 man) met één peloton cavalerie (± 30 ruiters) met trein, heeft dan ook een aanzienlijke lengte.’

Hoera-schreeuwen

Als deze organisatie al zo moeilijk was, wat dan te denken als er daadwerkelijk strijd moest worden geleverd? Het moet afschuwelijk zijn geweest, maar pas in de jaren zestig van de vorige eeuw veranderde het algemeen gedachtegoed over oorlog. Voor die tijd werden credo’s gehanteerd als ‘goed tegen kwaad’ en ‘heldenmoed’ om kanonnenvlees te lokken. ‘Wij’ waren uiteraard de goeden die het opnamen tegen een zooitje ongeregeld gespuis dat slechts door ‘fanatisme’ van zich af kon bijten. Voormalig luitenant Clockener Brousson, zelf gewond geraakt in Atjeh, beschrijft in het feuilleton ‘Indische penkrassen’ in De Prins van maart 1909 hoe de vijand al hoera-scheeuwend wordt aangevallen:

‘Als de voorsten merken, dat ze den vijand op z’n flank zitten, klimmen ze verder, doch wachten eerst tot er ’n officier en nog wat meer manschappen bij elkaar zijn. Vuren durven ze niet, omdat ook aan de andere zijde van het voetpad kameraden naar boven klauteren. De bajonet zal dus moeten beslissen… Daar hooren ze plotseling hoerah schreeuwen. Vlakbij wordt gevochten misschien! De makkers van den overkant zijn er ’t eerst bij! Ook langs het voetpad klimmen ze nu snel naar boven! Niemand voelt meer vrees, nu de kameraadschap, dat typische solidariteitsgevoel bij militairen, zich zoo krachtig doet gelden. Edel krijgsmansvuur laait op in de harten, de wezels van zoo straks worden helden, tot àlles in staat, nu die edele aandrift hun bezielt!’ (..)

Uitgelachen

Dat er doden en gewonden vallen, begrijpt zelfs de meest argeloze lezer. Gelukkig zijn die vooral aan de kant van de slechterikken te betreuren en aan eigen zijde valt het verdomd mee (waarom is een tehuis nodig, zou je denken). De Hollander, een Fries in dit geval, toont zich daarbij een stoer soldaat en de veel minder edele, gewonde Javaan is uiteraard blij dat hij nu met pensioen mag. Clockener Brousson verhaalt:

‘En nu gaan we met den dokter eens kijken naar onze eigen gewonden. Een der Europeanen der voorhoede, een stoere Fries, kreeg een klewanghouw over den linker voorarm. Hij zit op den grond tegen een boomstam geleund en steunt zijn gewonden arm met de rechterhand. Hoewel wat bleek door het bloedverlies en de schrik, houdt hij zich kalm, bijt op z’n tanden en draagt de pijn als een man.
Hoe anders houdt zich ’n ander fuselier, een kleine Rotterdammer, die voorover op z’n buik ligt te jammeren en te kermen alsof hij gevild wordt. Hij kreeg een schot door z’n rechterbil, een zeer onaangenaam maar gevaarlooze plaats en wordt door de makkers nog uitgelachen op den koop toe. De derde gewonde, een jonge Javaan van de tweede sectie, houdt zich ook kranig. Hem werden de twee voorste vingers van de rechterhand door ’n kogel verbrijzeld en vroolijk lachend laat hij zijn bloedende hand door de kameraden bekijken. Triomfantelijk en troostend merken die op: “Dapat temtoe pensioen.”‘ (je krijgt vast pensioen).’

Bronbeek: aardappelen schillen

Bronbeek: aardappelen schillen

Andijvie en boontjes

In werkelijkheid viel het niet zo mee, vele militairen worden voorgoed afgekeurd. Het Koloniaal Militair Invalidenhuis wordt alras druk bevolkt met invalide, vaak getraumatiseerde en van Holland vervreemde mannen, die meteen weer onder de militaire tucht vallen. In 1896 zijn er ongeveer 170 mannen dicht op elkaar gehuisvest. Reden voor journalist C.K. Elout van Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift om bij de directeur te informeren: ‘En hebt u nooit last met sommigen?’ De directeur is op dat moment Atjeh-veteraan ‘Generaal Eénoog’ Karel van der Heijden. Die antwoordt: ‘Nooit, vroeger wel, in ’t begin. Maar dat is langzamerhand beter geworden. Vroeger gebeurde het weleens dat er een dronken was en dan werd hij onherroepelijk weggestuurd. Dat wisten ze ook wel. Maar tegenwoordig is er bijna geen straf meer noodig. (…) En ze hebben ’t er goed hoor, best. Vroeger klaagden ze weleens over kou en daarom zal er nu een proef worden genomen met groote vulkachels, zooals deze hier. En ze krijgen uitstekend voedsel; ‘k weet niet hoeveel andijvie en boontjes ik nou al ingemaakt heb. Zuurkool nog niet, want de kool was niet best van ’t jaar.’

Tegenwoordig wonen er nog ongeveer 50 veteranen in Bronbeek. Zij leggen traditiegetrouw op 19 februari een krans bij het borstbeeld van koning Willem III in de hal van het hoofdgebouw. Generaal Tom Middendorp, de Commandant der Strijdkrachten, zal dit jaar vervolgens de jubileumexpositie ‘150 jaar Bronbeek. Wonen tussen trofeeën’ openen door het lossen van een schot met een kanon. Tevens wordt het boek met de gelijknamige titel gepresenteerd.

x

Dit bericht werd geplaatst in 1. Het vooroorlogse Nederlands-Indië en getagged met , , , , . Maak dit favoriet permalink.

20 reacties op ‘De kool was niet best van ’t jaar’

  1. j.w.hoegen. zegt:

    In mijn diensttijd moest ik 50 kilogram op mijn schopuders torsen.
    20 kg. is een makkie.
    j.w.hoegen.

  2. Herman Keppy zegt:

    Vraag is wel of die 20 kg klopt, zoals opgegeven door die anonieme officier. 1 pikoel (= 1 schoudervracht) varieerde in Nederlands-Indië, als ik me niet vergis, tussen de 40 en 70 kg. Overigens loop ik nog steeds niet graag met 20 kg op mijn rug in de tropenhitte, laat staan met 50 kg.

  3. W.(Bill) Zitman zegt:

    Een pikoel (gemiddeld schoudergewicht) staat gelijk aan bijna 62 kilogram en is gedragen in evenwicht in twee gelijkwaardige pakken/manden over de schouder bij middel van een “pikoelan”.

    • W.(Bill) Zitman zegt:

      Sorry, niet duidelijk genoeg voor sommigen? Een pikoelan is een juk, waaraan deze manden hangen. Ik heb het zelf gedaan – bloody heavy in het begin, maar als je de slag te pakken krijgt wordt het gemakkelijk. De “bounce” in het bamboe juk samen met kleine pasjes geeft je een ritmische voortbeweging. Ik deed zo een 3 kilometer zonder te stoppen. Waar? Pandu laut (zeeverkenners) – jachtclub Tandjoeng Priok in ’55.

  4. A nony mouse zegt:

    Vandaar de naam tjina klontong. Echt kasian! Ze waren ook nog ondervoed.
    Vooral merries werden als pikolpaarden gebruikt.

    • Peter van den Broek zegt:

      @ A nony mouse

      U heeft nog een reactie tegoed van een onderwerp dat al afgesloten is: Ik heb op een
      gegeven moment de zinsnede “aan de valreep” gebruikt. U zei dat die spreuk niet bestaat en ik had “op de valreep” moeten gebruiken. Ik wilde het niet figuurlijk gebruiken maar letterlijk Hare Majesteit zou aan de valreep, bedoelt als “aan het bruggetje naar het schip”. staan. Als Marineman heb ik veelal aan de valreep gestaan.

      U allen een prettige samenzijn en tot over 10 dagen

  5. Surya Atmadja zegt:


    De tjina klontong is eigenlijk de baas .
    De man die de pikulan op zijn schouders droeg was meestal de oorspronkelijke bewoners van nederlands oost Indie.
    Die misschien voor 1 benggol per dag moet sjouwen.

  6. keller zegt:

    Integendeel, ervaren personeel moet worden uitgezocht om toezicht te houden, dat de dragers niet te veel achterblijven, of in een onbewaakt oogenblik hun vrachtje bij ongeluk in een ravijn laten vallen, of wel na een korte rust vergeten verder mede te nemen. Ook gebeurt het wel dat ze, uit ambitie (?) om vlugger de bewegingen van de colonne te kunnen volgen, een gaatje boren in de zakken rijst die zij te dragen hebben

    Er zijn natuurlijk sluwerikken bij ,maar naar m’n weten een dikke duimen verhaal.
    Ook onder de strapans waren er ”mandoer strappan”die hun eigen vracht ea in de gaten hielden.
    Het aan bederf onderhevige voorraden(rijst-gerèh -zout-medicijneneyc.) werden in petroleum-
    blikken geplaatst,dus gaatjesboorders liepen tegen de lamp.
    Dan heb je de draagwijzen ,de pikoelan(draagstok) en rug draaglasten(draagstel)houten frame.
    de tentdoek -brancard-toekang lampoe.apart.bijv.ook, een cdt. had recht op een ½ strapan (van zijn draaggewicht)
    Gedurende de tocht wordt het verbruik goed in de gaten gehouden en de draaglasten opnieuw be-
    keken. Over het draag gewicht ,dacht ik 40 kg per.rug last en pikoelan meer.Heeft niets met het
    gewicht Pikol van doen.
    Er zijn duidelijke fotobeelden hiervan.
    Los hiervan dat hun inzet onwettig en onmenselijk was,duizenden zijn in de -krijg-gestorven.
    De behoefte aan menselijk transport was enorm.Java kon nog in troepen-noch in strapans
    bijhouden wat Noord -Sumatra verslond.Waarbij Bali in 1876 ruim 1400 strapans werden gedood.
    siBo

    • Jan A. Somers zegt:

      Deze verhalen al gehoord van mijn vader. Expeditieleden inclusief de kettingberen naar Nieuw-Guinea brengen, jaren ’30. Maar ook zonder ketting terug gebracht, vrijgelaten vanwege betoonde inspanningen. Gelukkig wordt mijn oude geheugen gesteund door een ander oud geheugen. Bij ons thuis heet dat: de lamme leidt de blinde.

  7. A nony mouse zegt:

    Interessant om te weten.
    Pikol = draaglast;
    (Gevonden term in het VOC-Glossarium)
    Zoveel als een man aan een juk kan dragen, meest bepaald op 125 pond.
    Onderverdeeld in 10 gantang en 100 kati.
    Maleis pikul; pikulan = juk. P* stelt de pikol op 120 pond en maakt onderscheid in de pikol Siam en pikol Pegu van dat gewicht en de pikol Batavia en pikol Tayouan van 122 pond. K*: 122 1/2 pond.
    P* = Bronnen tot de geschiedenis der Oostindische Compagnie in Perzië (Iran), uitgegeven door H. Dunlop
    K* = De Nederlanders in Kerala 1663-1701. De memories en instructies betreffende het commandement Malabar van de Verenigde Oostindische Compagnie
    Daarom moeten vrouwen ook naar dit ideaal gewicht streven.
    Hoeveel weegt u, mevrouw?
    Ik weeg 1 pikol, maar mijn weegschaal is kapot.

    • keller zegt:

      ”Zigt op het buitengoed Bronbeek” . Heel bijzonder voor me ,want in dat huske linksvoor
      woonde ik voor enkele jaren met m’n vrouw .Een heel mooie tijd daar beleefd ,alles van
      nabij meegemaakt en niet te vergeten de wisselende jaargetijden op dit landgoed. Heel mooi.
      siBo.

      • Eppeson Marawasin zegt:

        Op hoeveel m² dan meneer Keller en van wanneer tot wanneer en al die belevenissen? Ajoh … vertel meneer Keller!

        e.m.

  8. keller zegt:

    Om een klein idee te geven ,5 commandanten en een 6e opkomst meegemaakt,evenementen-ver-bouwingen daadwerkelijk aangepakt-huwelijken- indrukwekkende begrafenissen-oude sobats=
    kortom in ’t klein te zien wat ook ”buiten ” langs komt.
    M², wat dacht U van Huis-eet -logeer -en slaapkamer +sanitair/bad en goedang en parkeerplaats oto en banjak bezoek aan huis.Ook goed beveiligd dmv.camera’s en prachtig cpl.hekwerk.
    Bloemen,planten en veel vogelsoorten vanuit ’t raam te zien. Cukup voorlopig.
    siBo
    .

Plaats een reactie