Over het Indisch-zijn (I)

Het Nederlands-Indië dat maar in mij blijft voortleven

De dood van zijn moeder, in 2002, was voor Herbert van Rheeden (1937) aanleiding te schrijven over zijn “Indisch zijn”. Uiteindelijk werd het een kernhoofdstuk van zijn levensverhaal. Wat betekent dit eigenlijk: “Indisch zijn”? Hoeveel invloed had en heeft dit op zijn leven? De Java Post publiceert het hoofdstuk in drie delen.

Door Herbert van Rheeden

mw. Cor van der Star (1912-2002)

mw. Cor van der Star (1912-2002)

Vandaag schrijf ik over iets waar Indische mensen, zoals ik, meestal over zwijgen. Dezer dagen is het een jaar geleden dat Cor van der Star (1912), mijn moeder, stierf. Mijn zuster Bea en ik zijn haar de laatste weken regelmatig gaan opzoeken toen ze was opgenomen in het Langeland Ziekenhuis in Zoetermeer. Ze was op 89-jarige leeftijd onverwacht getroffen door een hersenbloeding. Aanvankelijk lag ze met vier andere patiënten op een kamer en heeft ze op de televisie nog het huwelijk bekeken van Prins Willem Alexander. Na een week verslechterde haar situatie zienderogen. Zij trok ten slotte de infusen voor kunstmatige voeding zelf uit haar lichaam. Samen zijn we met de behandelend geneesheer gaan praten en hebben medegedeeld dat ‘ons moesje’ geen behoefte meer had aan nutteloze medicatie.

Na een week kwam zij te overlijden, nadat zij nog bij bewustzijn – uitdrukkelijk op haar eigen verzoek – de sacramenten van de zieken nog kreeg toegediend door een pastor. De avond van de zesde februari hebben Bea en ik aan haar bed gezeten, en zijn toen naar huis gegaan. De volgende morgen om zes uur overkwam mij een innerlijke urgentie om direct naar het ziekenhuis te gaan. We hebben er tot een uur of acht bij haar sterfbed gezeten. Zij overleed als het ware onder onze handen.   

Het verplegend personeel heeft haar gewassen en opgebaard. Toen zij daar zo stil lag, zag ik opeens hoe Javaans de schedel en gelaatsuitdrukking van mijn moeder was. Haar hele leven heeft zij dit niet willen weten en er altijd zo Hollands/Europees mogelijk uit willen zien. Op een enveloppe heb ik een klein schetsje van haar gemaakt. Later viel me de gelijkenis op met een zelfportret van me uit 1971. Die zelfde Indische jukbeenderen.

Een ander uiterlijk

Dit hoofdstuk gaat over het Indisch-zijn en daarmee samenhangend over het in-je-systeem-ingebouwde racisme en verscheurdheid, iets waar Indo’s liever niet over praten.
Vanaf het moment dat ik in de spiegel kon kijken, wist ik dat ik er uitzag zoals ik eruit zie. Wat ik altijd gedurende mijn hele leven feitelijk in de spiegel heb gezien en wat ik daar bij gevoeld heb, dat is de kwestie die ik in dit stuk aan de orde wil stellen.

In de huidige tijd is deze identiteitskwestie op een banale wijze weer actueel geworden: was ik in de jaren ‘50 en ‘60 een Indische Nederlander, sedert de jaren ‘80 behoor ik formeel alleen op grond van mijn geboorte buiten Nederland tot de grote groep allochtonen (sic!). Van groter belang voor de kwestie die ik aan de orde wil stellen, is dat ik er anders uitzie, Asian zeggen de Amerikanen. Anders dan de gemiddelde Nederlander, die tot het Kaukasische ras behoort, zegt men in de literatuur.
In de tijd dat ik nog in Indië woonde, tot februari 1946, was dat geen probleem. Het leek wel of de hele wereld vanzelfsprekend was, verschillende mensen zagen er anders uit, maar ik zag er uit als de meeste mensen, dacht ik. Dat klopte ook, want toen ik in 1983 voor het eerst weer na de oorlog Indonesië bezocht, dook ik als het ware onder tussen mijn soortgenoten. Althans, dat verbeeldde ik me.

Toen ik in 1946 in Nederland arriveerde, ontdekte ik dat ik er anders uitzag dan de gemiddelde witte Nederlander. Men placht blank te zeggen. In Nederland had men alleen in Den Haag en misschien Apeldoorn, van oudsher steden waar Indische mensen plachten te vertoeven, Indische mensen gezien en was men gewend geraakt aan hun voorkomen. Omdat ik in Den Haag werd grootgebracht,  en op scholen terechtkwam met veel Indische kinderen, leek het in mijn jeugd niet zo’n probleem.

Hendrik van Rheeden (1818-1897)

Hendrik van Rheeden (1818-1897)

In het Nederlands-Indië werd onderscheid gemaakt tussen Inlanders (autochtone Indonesiërs), Vreemde Oosterlingen (Chinezen en Arabieren) en Europeanen (waaronder behalve de witte Nederlanders, de totoks eveneens de grote groep Indo-Europeanen van gemengde afkomst viel, de Indo’s).[1]
In de jaren ‘50 en ‘60 komt de term Indische Nederlander in zwang. Aanvankelijk had de term Indo, evenals de term Indische jongen een nogal pejoratieve betekenis. Niet vergeten mag worden dat aanvankelijk in het koloniale Nederlands-Indië, de blanke Nederlander de koloniaal was en een zeer kleine minderheid vertegenwoordigde in een land dat voor de oorlog circa zestig miljoen inwoners telde.
De mengingen die ontstonden door bijslaap of concubinaat van blanken, meestal noodzakelijk met Inlandse vrouwen, de njai geheten, deed een mestiezen- of mengras ontstaan. Indien de Europese man het kind erkende, werd deze automatisch gerekend tot de Europese bevolkingsgroep. Vlak voor de oorlog was het aantal Europeanen gegroeid tot circa 290.000, waarvan ca. 170.000 Indische mensen.

Tot welke soort categorie behoorden de families Van Rheeden en Van der Star nu? Voor zover de stamboom gaat, is de eerste Van Rheeden, Hendrik geheten (1818-1897), een volbloed witte Nederlander. Hendrik van Rheeden verliet Nederland omstreeks 1840 om naar Indië te gaan, als soldaat. Op 8 januari 1859 trouwde bij met Christina Francina Krabbe.

De vooroorlogse koloniale samenleving 

Om mijn afkomst nog ingewikkelder te maken moet ik ook nog vertellen, hoe ingewikkeld de vooroorlogse samenleving in Nederlands-Indië was. Sedert de tweede helft van de 19de eeuw was Indonesië een kolonie, dus niet langer dan een kleine honderd jaar (1850-1950) was Nederland een bezettende en heersende macht in het grote eilandenrijk, dat men Insulinde placht te noemen. Daarvóór was er wel een hevig contact tussen Nederland en Indië, maar dat was op bilaterale wijze geregeld: soevereine vorsten van sultanaten, zoals van Yogya, Solo of Bantam, sloten bilateraal een handelsovereenkomst met de mensen van de Verenigde Oostindische Compagnie.
De verhalen dat Nederland 350 jaar kolonisator is geweest zijn pertinente onzin en vervalsen de geschiedenis. Pas na het vertrek van de Engelse Gouverneur Generaal T.S. Raffles na de Europese vrede en het Congres van Wenen in 1816, kregen de Nederlanders Indië toegewezen. De wereldmachten verdeelden na de val van Napoleon de hele wereld in respectieve koloniën voor de betrokken Europese staten, waarvan het grootste deel zich nog maar net zelf als nationale staat had gevormd.

In 1937, toen ik geboren werd, was Indië in de hoogtijdagen van de koloniale overheersing, hoewel na 1920 verschillende ‘hervormingen’ zijn ingevoerd om het lot van de inlandse bevolking te verlichten. Ofschoon Koningin Wilhelmina al bij haar ambtsaanvaarding in 1898 al had verklaard dat Indië op termijn zelfstandig zou worden, is dit pas herhaald onder druk van de Oktoberrevolutie in 1917 (in de Indische geschiedenis beter bekend als de zogenaamde Novemberbeloften in 1918).
Indië had een koloniale samenleving. Wat hield dat in? In concreto, dat een handjevol witte Nederlanders een immens rijk bestuurden. Zij benoemden hen welgevallige ambtenaren in het binnenlands bestuur, wanneer het gelegen kwam benoemden zij Nederlandsgezinde Indonesiërs op posten en lieten recht (hukum en adat) en godsdienst (islam) ongemoeid. De definitieve bestuurlijke kolonisering is ingezet omstreeks 1870. Zo werd bijvoorbeeld de Sultan van Yogya (vroeger schreef men Djokja) benoemd als assistent-resident en daarmee eigenlijk horig gemaakt aan het Nederlandse gouvernement.
De Nederlanders legden een goede infrastructuur wat betreft wegen, spoorwegen, postverbindingen en kanalen. Grote ondernemingen zoals de Koninklijke Shell, machinefabrieken en commerciële ondernemingen kregen van het liberale en later confessionele bewind in Nederland concessies voor plantages en andere cultures. Aan het hoofd van de Nederlands-Indische samenleving werd vanuit Den Haag een Gouverneur-generaal benoemd, die in werkelijkheid in Indië meer macht had dan de Koningin in Nederland. Sinds 1918 was een ‘Volksraad’ samengesteld, die slechts een adviserende stem kende en die was samengesteld uit min of meer ethnisch/politieke  groepsvertegenwoordigers onder welke de belangrijke Budi Utomo en Sarekat Islam. Er zaten een paar Indo’s in namens het Indo-Europees Verbond (ook een tamelijk reactionaire club).

Een racistische samenleving

In theorie was de grondslag van het koninkrijk van nu af ‘de gelijkwaardigheid van alle rassen.’ Met de komst van de 20ste eeuw was het aantal witte Europeanen niet voldoende om het bestuur alleen uit te oefenen; al aan het eind van de 19de eeuw werd de groep Indo-Europeanen toegelaten tot het bestuur en andere openbare diensten, zij het dat de Indo’s nooit de eindverantwoordelijkheid kregen.
Zo werd de collega van mijn vader, Wim Hajenius, ook een Indo-Europeaan, in 1938 gepasseerd toen hij in aanmerking kwam om de administrateur van de koffie- en rubber-onderneming op te volgen. Het werd de witte Nederlander Soesman.

De Indische samenleving was door-en-door racistisch, ook al werd dit niet hardop gezegd. Binnen de Indo-Europese samenleving bestond een duidelijke hiërarchie in wit, witter, witst, gemeten naar de huidskleur. De socioloog Cottaar en de historicus Willems (1984) schreven: ‘Indo’s met een lichter gekleurde huid konden zich gemakkelijker op het niveau van de Europeanen bewegen dan de kleine Indo’s, die donkergekleurd waren en zich in de onderste lagen van de Indo-groep bevonden.’

Jeanette Sleebos (1878-1943)

Jeanette Sleebos (1878-1943)

Dit soort overwegingen heeft vast een rol gespeeld toen Jeannette Sleebos, mijn grootmoeder, in 1912 haar zoon Guus van Rheeden op achtjarige leeftijd naar zijn broers Ben en Otto in Den Haag stuurde om daar te laten opvoeden door een blank pleeggezin. En dan te bedenken dat Jeannette Sleebos ondanks haar Nederlands-Indische naam half-Chinese was. Achter de Nederlandse naam van haar moeder Wilhelmina Charlotte Lans (1850) ging een puur Chinese schuil.[ii] Guus kreeg een door en door Nederlandse opvoeding, waarin – gelukkig – ook affectie bestond, toen hij eenmaal belandde bij de Haagse onderwijzersfamilie Leenheer. Hij keerde medio jaren ‘20 terug, in het bezit van een diploma Middelbare Technische School (de huidige HTS-hbo). Hij had een opleiding gehad als machinist, bestemd voor de Koninklijke Pakketvaart Maatschappij.

Thuis bij oma Jeannette Sleebos en opa Visser – de tweede man na het overlijden van mijn opa Johan Cornelis van Rheeden – heersten strikt Nederlandse omgangsvormen, normen en waarden. Mogelijk zelfs Nederlandser dan Nederlands. Zo wilden de Indische mensen demonstreren dat men minstens zo beschaafd was als de totok, volbloed belanda.
Ik herinner mij uit de Indische jaren dat ik zelf als bruin Chinezig Indisch jongetje ten opzichte van het Indonesisch personeel – wellicht niet met opzet – soms behoorlijk brutaal en onmogelijk kon zijn. Zo van: ‘schoenen poetsen, en vlug een beetje’, en dat voor een jochie van vier of vijf jaar. En dat zeker in het Maleis of Javaans, maar dat weet ik niet meer.

Willemijn Hoexum (mijn Fries/Groningse echtgenote) en ik hebben in 1983 een staartje van de koloniale en in wezen feodale verhoudingen beleefd, toen wij in Malang op bezoek waren bij de van oorsprong Nederlandse – inmiddels Indonesische – mevrouw Djadrat en op haar erf een paviljoen mochten huren aan de Jalan Bromo. Daar werd nog door bedienden (pembantu’s) op de hurken bediend, om maar niet op dezelfde hoogte als de meerdere te zijn. Willemijn vond dit gênant, ik herkende dit gedrag van vroeger.

Ook mijn moeder was zeer op huidskleur gefixeerd. Toen in de jaren ‘60 onze drie dochters werden geboren, werd allereerst ‘gekeurd’ op kleur. Beatrijsje was fantastisch, want zij had een witte huid, een kulit bulè, net als een belanda, in tegenstelling tot de kulit langsep (mooi zachtgeelbruin) van haar zusjes. Meer of minder bruin en alle gradaties daartussen heeft in de Indische samenleving tot drama’s geleid. Pas veel later besefte ik waarom Juma (tante Dé) van Rheeden, een jongere zus van Guus, zichzelf altijd zo uitbundig poederde.

Daarnaast speelde, herinner ik me uit de vooroorlogse jaren, het uiterlijk een belangrijke rol, meer dan normaal. De neuzenkwestie: mooi was een rechte neus, lelijk was een hidung pesek, een platte neus, want dat verried je Indonesische afkomst. Bea vertelt altijd hoe onze tantes met wasknijpers op de neus gingen slapen, om de neus maar zo recht en scherp mogelijk te maken.

Ikzelf leed en lijd misschien het meeste aan het feit dat ik – als een kopie van mijn vader – mij een bruine Hollander voel. In 1946 in Nederland, in 1947 gedumpt bij mijn pleegouders, de familie Van der Leeuw -van Seventer, die alleen van Indië gehoord hadden. Tussen 1951 en 1952 weer eventjes bij mijn moeder, toen die terugkwam naar Nederland met haar nieuwe ‘verovering’. In 1952 in huis geplaatst bij mijn definitieve en dierbaar geworden pleegouders, de familie Sander-Groeneweg in Den Haag.
Kortom: mijn hele jeugd is doordrenkt van de Nederlandse, beter gezegd Hollandse cultuur, en dat terwijl ik nu nog dagelijks herinnerd word aan het feit dat ik een bruin huidje heb en er anders of Indo-chinees uitzie.

Scholing

Schoolkeuze heeft ook een grote rol gespeeld. Ik kwam weliswaar als negenjarig jochie naar Nederland, maar moest verloren schooljaren inhalen op de ‘overbruggingsschool’. In 1946 kon ik lezen noch schrijven. De enige connectie met een Indische omgeving, Indische cultuur heb ik natuurlijk in Indië meegemaakt, maar in Nederland beperkte zich dat eigenlijk tot de contacten met de neef en nicht van mijn moeder, Ruud de Boer en Juul Lammerts van Bueren, die in de jaren ‘50 aan de Veenendaalkade in Den Haag woonden, dicht bij de Velpsestraat, waar ik bij de familie Sander woonde.

Voorts had ik het geluk dat ik de Nutsschool aan de Hollanderstraat (tegenwoordig basisschool geheten, vroeger Lager Onderwijs) en de HBS Beeklaan (Hogere Burger School, tegenwoordig bekend als het VWO) bezocht. In de jaren ‘40 en ‘50 bestond de bevolking van die scholen in Den Haag – niet helemaal toevallig – voor meer dan de helft uit Indische kinderen. De HBS Beeklaan was al vóór de oorlog een concordante school. Dat wil zeggen dat het lesprogramma volstrekt overeenstemde met een school in het Indië. Ik deelde dus mijn ‘anders zijn’ met zeer veel andere kinderen, vanaf blank tot bruin. Mijn beste vriend Hans Mieras leerde ik kennen op de overbruggingsschool. Hij was weliswaar wit, maar Indisch. De Belanda-totok in het koloniale Indië wist duvels goed dat zijn positie superieur was aan de Indo, maar aangezien hij daar meestal ook geboren was, kende hij de Indische mores, de baboes, de cultuur van cebok, mandiën en wat dies meer zij. De Nederlandse cultuur kent vele Belanda’s totok die zich met recht Indisch noemen, denk maar aan schrijvers als Hella Haasse en Rudy Kousbroek.

HBS Beeklaan

HBS Beeklaan

Belangrijker voor mijn witte innerlijk is echter het onderwijs zelf geweest: de leerstof, de geschiedenisboekjes, het leren van de taal, de liedjes (Kun je nog zingen, zing dan mee), het leren van de eigenaardigheden van het Nederlands, de woordafleiding, de dubbele betekenissen, de vakken aardrijkskunde, en natuurlijk de vaderlandse geschiedenis.
Over elk vak kun je een verhaal vertellen, maar het belangrijkste van alles heb ik ervaren in 1983. Ik kwam toen in Indonesië, in de eerste plaats om meer over mijn eigen verleden te leren kennen, onder de vlag van wetenschappelijk onderzoek/studiereis.
Toen is mij de bijna onoverbrugbare kloof opgevallen tussen de Indonesische cultuur en de Nederlandse, of beter de Westerse cultuur. Ik heb met talloze intellectuele Indonesiërs gesproken, ik heb bijna alle boeken over opvoeding en kunst in de jaren ‘80 gekocht, om verbijsterd te moeten vaststellen dat de Indonesische cultuur geen geletterde cultuur is.[iii] Men kent de mythische verhalen als de Ramayana en de Mahabaratha die vandaag de dag nog in leven worden gehouden door wayang en dans, maar niet door het lezen. Ik moest zelf ervaren dat de Indonesiër behalve de krant – vergeef me de generalisatie – nauwelijks leest. Als ik op mijn platje voor de hotelkamer aan het lezen of schrijven was, kwam er altijd iemand vragen of ik aan het studeren was.

Als een Indonesiër leest, kent hij de kritiek niet. Ik bezocht [dus in de jaren tachtig] in Indonesië universiteiten en hogescholen. Ik heb colleges bijgewoond. De studenten hingen aan de lippen van de spreker, dat wil zeggen zij schreven elke zin op die hij uitsprak, en die leerden zij uit het hoofd. De docent vertelde ook niet welke publicaties hij had geraadpleegd en hoe bekritiseerbaar zijn verhaal wel was. Men leert niet zelfstandig te denken, kort door de bocht, zouden wij zeggen dat het collectief, de groep, de familie, de dienst uitmaakt en dat de individu het niet in zijn hoofd moet halen een autoriteit in de groep te bekritiseren.

Ikzelf heb in mijn langdurige vorming in Nederland geleerd en geïnternaliseerd dat objectieve waarheid an sich niet bestaat, dat elke mening en opvatting bekritiseerbaar is en getoetst kan en moet worden. Dat wij voortdurend en alleen maar interpreteren, en dat het juist het spannende is van de westerse cultuur dat in de discussie die dan ontstaat tussen verschillende meningen je meningen met elkaar kunt vergelijken, toetsen en wegen om ze ten slotte te waarderen. En mogelijk later te moeten herwaarderen. Een ingewikkeld verhaal van paradigma’s en theorieën, die verschuiven en in de tijd veranderen. Anno 2012 is het onbestaanbaar dat wij – zoals ik op de Nutsschool in Den Haag in 1948 – bijvoorbeeld de Engels-Nederlandse zee-oorlogen moeten leren, als losstaande feiten uit de krijgsgeschiedenis, zonder hun cultuurhistorische en politieke belang en samenhang. Zo is de geschiedenis van Indië en de Indische groep telkens weer anders verteld. Ze zijn elke keer anders afhankelijk van het perspectief van de verteller. Ook dit stuk draagt het stempel van the eye of the beholder.

Door dit besef keerde ik in 1983 melancholisch gestemd terug naar Nederland. Heimelijk hoopte ik het Indië uit mijn vroege jeugd weer te zien. Dat zag ik ook hier en daar in fragmenten, maar de ontmoeting met de Indonesiërs heeft mij doen inzien dat ik daar niet meer wonen kan, hoe graag ik dat ook zou willen. In de vooroorlogse Indische samenleving was waarschijnlijk ook geen sprake van een echte ontmoeting met de Indonesische samenleving of cultuur, de goeden niet te na gesproken. Mijn ouders en hun familie behoorden daar in ieder geval niet bij. Dit gevoel is een van de ingrediënten van mijn ‘verscheurde’ identiteit.

x

De volgende twee delen van dit artikel zijn hier te lezen:
Over het Indisch-zin (II)
Over het Indisch-zijn (III)

x

[1] De sociaalwetenschappers Ellemers en Vaillant (1985) en Cottaar en de historicus Willems (1984) gaan in op de achtergronden van de Indische groep.
[ii] Getuige mijn oom Otto, de broer van mijn vader Guus vlak voor zijn overlijden in 1979 aan zijn zoon Robert Johan van Rheeden meedeelde. Verder is over dit gegeven uitvoerig gemaild met mw mr.dr.Patricia Tjiook-Liem die in 2009 in Leiden promoveerde op de plaats van de Chinese bevolkingsgroep in het voormalige Nederlands-Indië.
[iii] Lezing van Bilangan Fu [vertaald als het getal Fu] van de Indonesische schrijfster Ayu Utami in 2012 gooide mijn oordelen overhoop: hier was een vrouw aan het woord die ik in de jaren ’80 nog niet ontmoeten kon. Verandert de Indonesische cultuur?

Dit bericht werd geplaatst in 4. Nederlands-Indië overzee en getagged met , , , . Maak dit favoriet permalink.

58 reacties op Over het Indisch-zijn (I)

  1. j.w.hoegen. zegt:

    naar mijn kennis was de cfamilie soesman indo ,
    maar mogelijk witte indo’s.

  2. Eppeson Marawasin zegt:

    Hartelijk dank voor het plaatsen Buitenzorg. Kijk reikhalzend uit naar de andere twee delen van dhr. Van Rheeden.

    Het bovenstaande is weer een voortreffelijk voorbeeld om op http://www.javapost.nl te stemmen en ook anderen op die mogelijkheid te wijzen (zie rechtsboven).

    e.m. (1950)

  3. Wim Balijon zegt:

    Goed verhaal, vind ik, als soldaat in Indië, die niets wist van dit land, liep ik in Batavia (1946) net aangekomen, met mijn maat zomaar te wandelen en hoorde Nederlands spreken en ik vroeg is ´de koffie bruin´. Die man zei, ja, kom maar binnen en die vertelde op veel van mijn vragen ook veel herkenbaars, zoals hij, als ingenieur bij de Spoorwegen had gewerkt,, maar als er een top baan vrij kwam was die voor een blanke uit Nederland al had hij geen ervaring en was hij niet zo pienter. Ook werd door die Nederlanders discriminerend over de Indisch collegae ´gesproken en alles wat gekleurd was over één kam geschoren. Zo´n nieuweling wist ook niet dat de Indische Nederlanders.de taal heel goed beheersten en de Nederlandse Nationaliteit bezaten.
    Zomaar een reactie.

  4. Ed Vos zegt:

    In dit deel herken ik veel dingen.

    Wanneer je zoals mijn vader , jappenkamp, politionele acties, vervolgens half Java afreisde om boeren te instrueren, zelf een melkveehouderij hield. Nu eens in Surabaya woonde (Europese wijk) en vervolgens naar Lombok (in de desa ) tussen de Indonesiers, dan had je toch een veel ruimere kijk op zaken dan wanneer je jezelf slechts verschanste in een Europese wijk. Dan was je ook minimaal tweetalig.
    Dat heeft mijm kijk op veel “indische’ zaken zaken ook veel beinvloed.

    2. Nog steeds lezen Indonesiers slechts de krant (de surat trotoar) en een tijdschrijft met veel plaatjes. Kritisch zijn komt nauwelijks bij hen op.
    De goeroe die vertelt je het allemaal: de waarheid en niets dan de waarheid. ;–)

    3. De Nederlandse cultuur kent vele Belanda’s totok die zich met recht Indisch noemen, denk maar aan schrijvers als Hella Haasse en Rudy Kousbroek.

    Hiervan acte (!).

  5. Surya Atmadja zegt:

    Als zoon van een “Nederlandse onderdanen” echtpaar vind ik het een goed verhaal.
    Mijn ouders vertelden dat ze op school meer hun best moeten dan de Orang Belanda’s (Totoks en Indo) .

    • Ed Vos zegt:

      Logisch toch indien uit je hoofd moest kennen welke rivieren er in Nederland waren, welke strokartonfabrieken in Nederland. Haar historiie.
      Ik vind het dan ook onterecht dat veel indischen totoks verwijten dat ze niets wisten van indie, want zelf wisten ze ook niet veel over hun eigen land, de cultuur en de bevolking.

      • Surya Atmadja zegt:

        Adoeh , ik moet nog glimlachen(tersenyum) als ik de woorden van mijn ouders herinnerde hoe verbaasd ze waren toen ze zagen hoe de londho leven in hun kleine huizen ( niet iedereen wonen in een villa in het Gooi of Wassenaar) , en al die plaatsen die ze in hun schooltijd moeten leren.
        Dat waren verzameling van uitgegroeide dorpen .
        Of hoe ze fietsen of in de trams/bussen verplaatsen.

  6. H. A. Naberman zegt:

    Bravo!!! Een relaas dat de waarheid zeer dicht benaderd!

  7. Ed Vos zegt:

    Surya Atmadja zegt:
    11 januari 2013 om 2:13 pm

    Ja en een londoh annex vuilnisman . Dat de londoh een aardappel schilde met de scherpe kant naar zich toe. (overigens geeft deze techniek minder rotzooi en spatten).
    Dat hij op de fiets over twee hellingen pulang pergi naar zijn werk, de mijnen reed. . 😉

  8. Ed Vos zegt:

    1. Inderdaad was de dood van mijn moeder 993 ook een aanleiding over mijn indisch zijn. en in de dood van mijn vader (2004) herken ik in dit verhaal ook veel terug. Evengoed mijn terugkeer naar indonesie waar ik me tussen mijn echte soortgenoeten voelde, Dacht ik. want mijn achtergebleven Indonesische neven en nichten waren daartenover heel anders.

    2. === “Sinds 1918 was een ‘Volksraad’ samengesteld, die slechts een adviserende stem kende en die was samengesteld uit min of meer ethnisch/politieke groepsvertegenwoordigers onder welke de belangrijke Budi Utomo en Sarekat Islam. “===

    Er zaten een paar Indo’s in namens het Indo-Europees Verbond (ook een tamelijk reactionaire club)

    Hievan akte: hun vertegenwoordigers kwam ik ook vaak tegen op internet. Volgens mij woonden die allen in Den Haag en omgeving.

    • Jan A. Somers zegt:

      Ik herken niet mezelf hierin. Logisch, ieder mens is in een beetje andere omgeving opgegroeid, in een andere leeftijdsopbouw. Wel een een-op-een herkenning van de sociale omgeving!
      Wat mij opvalt (iedere keer opnieuw) dat voor de Volksraad het jaartal 1918 wordt aangehouden. Net alsof er daarna niets is veranderd in de ontwikkeling en bevoegdheden. In 1918 was ons parlementair stelsel ook niet vergelijkbaar met wat het nu is.

  9. De onderdanigheid van vooral Javaanse bedienden was een eeuwenoude feodale gewoonte die zij zelf meebrachten in een dienstrelatie. Het was niet door Nederlanders afgedwongen.
    De bedoelde heer Soesman van onderneming Silosanen te Kalisat had ook een gemengde afkomst, chinese overgrootmoeder, maar het was niet meer te zien kennelijk of hij was vooral blank uitziend en zo voor totok doorging.

    Dat Indische mensen vooral “Nederlandser dan Nederlands” wilden zijn is een generaliserend cliché.
    Jaja.. er is wel een kern van waarheid. Netjes Nederlands wezen, volgens de cultuur van de sjieke Nederlanders, was het geprezen voorbeeld. Zowel in Nederland bij de lagere standen als in Indië. Een normaal verschijnsel in elke samenleving.
    In Indië was een aziatische snoet een uiting van “minder sjiekzijn”. Ook aziatische snoeten van ouders en grootouders werden weggemoffeld. Maar deze zelfverloochening was er wel of juist weer niet bij mensen of mensen gingen laveren.
    Kijk uit voor generaliseren.

    • Jan A. Somers zegt:

      Baboe Soep was niet zo onderdanig hoor.

      • Ed Vos zegt:

        De vraag die je kunt stellen is wanneer de Indische-Nederlander zich opeens “Indisch” begon te voelen.

        Volgens het stuk: “In de jaren ‘50 en ‘60 komt de term Indische Nederlander in zwang”.
        Maar toen zat het gros al hoog en droog in Nederland en men realiseerde zich dat men anders was.

  10. Herman Keppy zegt:

    Mooi verhaal. ‘Verscheurde identiteit’ zou niet moeten, maar wel ‘dubbele identiteit’. Het halfbloed-idee is ons opgedrongen door anderen; dubbelbloed moet het zijn. Indisch, Indo, half dit-half dat (dubbel dit -dubbel dat) is gelukkig niet meer iets waar je je in 2013 voor hoeft te schamen. The best of both worlds…

    • Gewoon niet meer in termen van bloed denken.

    • Als jongste dochter van de schrijver kies ik voor een dubbele identiteit. Ik leef sinds 9 jaar in Indonesie en geniet van “the best of both worlds”! Let wel, voor mij is dit een keuze, voor de generaties van mijn vader was het verlaten van Indie natuurlijk ansoluut geen keuze. Vandaar de verscheurdheid neem ik aan, het afgescheurd zijn van het vaderland, het land van de paradijselijke jeugd.

  11. Walter zegt:

    Uitstekend beschreven en iets wat ik wel vermoedde maar zelf niet in woorden om kon zetten. De beschrijving van de Indonesier die niet leest is nieuws voor mij. Mischien zit dat in het bloed want ik houd ook niet van lezen tenzij het een onderwerp is waar ik geintresseerd in ben, zoals Wetenschap of Godsdienst. Ik ben zelfs opgehouden om de krant te lezen. Het is zoveel gemakkelijker geschiedenis te volgen en te onthouden via de TV. Kijk de Indonesier naar TV? Ben benieuwt naar wat er komt.

    • Jan A. Somers zegt:

      Wel oppassen. Geschiedenis volgen is ook selecteren, keuzes maken. TV geeft hapklare brokken, altijd waar, want het kwam op TV.

      • Ed Vos zegt:

        Wel oppassen. Geschiedenis volgen is ook selecteren, keuzes maken. TV geeft hapklare brokken, altijd waar, want het kwam op TV.
        ——-
        Ja Pak Jan. Mensen realiseren zich soms ook pas dat hun voetblaclubje een wedstrijd heeft gewonnen wanneer het op NOS Sport komt (of in de krant), terwijl ze zelf bij de wedstrijd aanwezig waren. De media als manipulatiemiddel is geen nieuw verschijnsel, en dat geldt nu vooral ook voor internet.

    • Ed Vos zegt:

      De t.v. heeft het wayangspel inmiddels al verdrongen. Populair zijn de sinetrons waaruit blijkt dat de rijken ook hun sores hebben. Geld maakt ook niet altijd gelukkig, maar onderwijl op facebook, volksvermaak nummer 1 wel pochen met Blueberries, Louis Vuitons en dergelijke. Plaats je een foto over makanan, dan krijg je tien likes, begin je voorzichtig over mentaliteitskwesties (milieu) of over koloniale geschiedenis dan volgt er geen reactie. Ik heb er mee leren leven. Afhankelijk natuurlijk van de groep waarin je je bevindt en de personen die je als vrienden hebt. Je kunt over die dunia maya, de virtuele wereld, hele interessante studies maken. Boeken lezen houdt op na het verlaten van de school. Dan begint men al vroeg te denken aan trouwen, kinderen krijgen (kijk maar eens goed rond in dat land), werk zoeken, hoewel dit laatste wel meevalt. Maar dit alles is dan het terrein van SA die tijdens zijn vakantie in Indonesie zich laat rijden door een chauffeur en indrukwekkende malls bezoekt en in restaurants eet. ;-). Ik houd het vaak bij een ritje achterop de brommer en eten in een warung, langs de kant van de weg. Maar hoe dan ook in een maatschappij waarin het vaak moeilijk is om je hoofd boven water te houden is de eerste gedachte zwemmen en eenvoudig vermaak, geen intellectuee boeken lezen. Voorts weg te smelten in irreele dromen van roem en rijkdom. Lange halen snel thuis, maar dat daarvoor doorzettingsvermogen, ervaring, hard werken en een hoge frustratiedrempel nodig is wordt gewoon vergeten. Een en ander blijft slechts vaak steken in imponeergedrag. Tong kosong berbunyi nyaring.

      • Surya Atmadja zegt:

        Lijkt wel of Meneer Vos hier aan het roddelen is,(giegel giegel).
        Trouwens over boeken lezen , vraag ik me af of de huidige jeugd in Nederland( gratis biebkaart) en de rijke(re) Indonesische jeugd ook boek lezen.
        Generatie Nintendo, internet, facebook, twitter etc lezen geen boeken , uitzonderingen daar gelaten.
        Moeten ze van hun VMBO school verplicht boeken lezen, dan kunnen ze de recensies/besprekingen downloaden van het dunia cyber .
        Het gebruik van dunia “maya”is niet correct.

        Een kind van een parkeerwacht, arbeider bij Nike fabriek of tani kan niet zo maar boeken kopen.
        Willen ze lezen , dan moeten ze dat doen bij de grote boekwinkels Voor alsnog gratis.

    • Surya Atmadja zegt:

      Walter zegt:
      11 januari 2013 om 3:34 pm
      Uitstekend beschreven en iets wat ik wel vermoedde maar zelf niet in woorden om kon zetten. De beschrijving van de Indonesier die niet leest is nieuws voor mij.
      —————————————————————————————————————
      Als iemand die toevallig geboren is als een vrije Indonesier kan gedeeltelijk beamen dat veel van de Indonesiers die GEEN geld hebben weinig lezen.En dat zijn zelfs op dit moment nog in de tientallen miljoenen .
      Mijn ouders , Made in Indonesia van bouwjaar 1915 ( ze waren even oud , klasgenoten bij de H.I.K Batavia hadden thuis een kleine bibliotheekje .
      Mijn vader gig wekelijks naar een “theosofische “bibliotheek va Mdm Blavatsky in Weltevreden.
      Zijn broers en zusters lezen ook boek.

      Het was logisch dat ongeveer 95 % van “den inlanders” geen boeken lezen .
      Zie de statistiek uit die tijd hoeveel tani(boeren) , koelie(arbeiders) een schoolopleiding hadden( leren schrijven en lezen) .
      Aangezien dat ik tot 1968 in Indonesia woonde en sinds 1979 bijna jaarlijks terugging heb ik de ontwikkelingen kunnen meemaken.
      In de eerste plaats heeft men geen geld om prive boeken te kopen.
      Daarna heeft de regering geen geld om openbare bibliotheken te betalen(zoals in Nederland).
      De jongeren gaan altijd bij de grote boekwinkels ( Gunung Agung-Gramedia) de boeken “gratis”inlezen .Hele volksstammen.Dat is nu nog steeds te zien bij de grote Malls in de grote steden.
      Sinds mijn SMP-SMA tijd (voorgezet onderwijs in Indonesia).
      In mijn tijd voor 1968 gingen scholieren vaak lid worden bij buitenlandse ambassade (in onze geval de US, Duitse of Engelse ambassades).
      Gelukkig hebben we toen (veel van mijn school klasgenoten /neven-nichten) eigen boeken . Men moest ook de bekende schrijvers lezen of leren kennen, maar niet echt verplicht zoals in Nederland.
      De meisjesschool een soort Huishoudschool (SKP), gekombineerd met middelbare lerarenopleiding (SGKP) en Hogere Beroeps opleiding (SKKA) had zelf een “heuse”bibliotheek.

  12. Ed Vos zegt:

    Surya Atmadja zegt:
    11 januari 2013 om 7:23 pm

    Ja dat downloaden en ook zien dat je fotootjes ongevraagd op andere sites worden gezet. Dat is daar heeeeel normaal.
    Overigens heb ik een site gevonden waar je heel veel leerboeken gratis kunt downloaden, dat klopt wel ja.
    Moet je natuurlijk over een computer met internet en een snelle verbinding (kabel of ADSL) beschikken.
    Alweer worden de rijke kindjes voorgetrokken.

  13. Fantastisch verhaal. Zeer relevant bij de huidige politieke situatie in Canada, waar een rechter net verklaard heeft dat in zijn opinie geen onderscheiding gebasseerd op bloed gemaakt moet worden tussen Indianen en metis ( “halfbloed”). Oppervlakkig gezien zal dit de metis nu eindelijk de zelvde rechten geven als de Indaan. Maar het betekend ook dat de regering in Ottawa nu niet te maken heeft met alleen maar 600 onafhanklijke Indianen stammen maar een nog veel groter aantal “stammen ( of wat dan ook). Het betekend ook dat de bjistand de verleend word aan de indianen nu verdubbeld moet worden ten kosten van alle anderen regerings lasten en dat zal moeiijk zijn.
    Het is hoog tijd dat de Indianen bevolking onderwijs krijgt op het gebied van wereld geschiedenis, want zij zijn duidelijk van meening dat HM Koningin Elizabeth de zelvde macht heeft over haar Canadese onderdanen als de 600 Indianen stam hoofden hebben over hun eigen stammen. Het woord “revolutie” en “democratie” heeft bij hun nog geen begrip. Maar ter wille van mensen rechten willen de Indianen geen Europees- gezinde onderwijs systeem hebben . Adat viert bij hun nog hoog tij.

  14. P. Lemon zegt:

    Overeenkomsten ? Voor generatie 2 die ws maar een staartje van die cultuur heeft meegekregen ter aanvulling een duik in de literatuur voor de couleur locale:
    “Du Perron vertelt in Het land van herkomst, waarin hij zelf figureert als Arthur Ducroo, over zijn jeugd in Indië en de beslommeringen na het overlijden van zijn moeder. De hoofdstukken gaan om de beurt over zijn ervaringen in de kolonie en Europa, en aan het eind speelt het verhaal zich alleen in België en Frankrijk af. De auteur “wil in zijn roman de verhouding tussen blanken en inlanders zo waarheidsgetrouw mogelijk beschrijven” (Snoek 2007, p. 119), en gaat onder andere in op zijn relatie met inheemse bedienden en vrouwen. Bovendien geeft Du Perron in deze Bildungsroman diverse voorbeelden van gezagsconflicten: zijn vader ranselt de inheemsen die onder hem staan af en legt op die manier zijn wil op, maar tegelijk onderhoudt hij vriendschappen met lokale aristocraten.
    In dit werk wordt meermaals kritisch teruggekeken op het slaan van inheemsen:

    Ik heb als alle andere indiese jongens later zelf inlanders geslagen; vooral sadokoetsiers heb ik verscheidene malen met de vuist in de rug gedwongen om te rijden, als zij het niet wilden. Maar dit alles uit een verkeerd begrip van sportief optreden, in navolging van anderen, zonder veel overtuiging en eens zelfs, toen ik een inlander een oorveeg had gegeven en de man wegging zonder een woord te zeggen, met een sterk gevoel van zelfvernedering en medelijden, woedend op mijzelf omdat ik eigenlijk maar één behoefte had: de man terug te vinden en hem mijn spijt te betuigen (Du Perron 2000, p. 179).
    ( In ‘Vlaamse paters, bruine schurkentronies en een blanke schijnbeschaving’ komt het koloniale verleden van Nederland en België op een originele manier aan bod. Neerlandicus Jelmer Pol maakt een vergelijking tussen het literair proza van Congo en Indië rond 1900 en 1935. Hoe dachten Nederlandse en Vlaamse auteurs destijds over de koloniale politiek? Wisten zij zich los te maken van de westerse superioriteitsgedachte? En hoe werd de inheemse bevolking gerepresenteerd? http://www.jhsg.nl/portfolio-item/29pol/ )

  15. P. Vermaes zegt:

    Blij toe dat die ingewikkelde etnische beslommeringen voorbij zijn. In deze eeuw van het menselijke genoom geldt als positieve: “voldoende variatie in je genenpoel.”

  16. r.krijtenberg zegt:

    Blij met het begrip indisch-zijn. Wij spraken thuis (den haag, statenkwartier) niet over indo. Was Indo een soort *scheldwoord* of negatieve typering?

    • Surya Atmadja zegt:

      Vroeger had de term Indo een negatieve connotatie .
      Werd geassocieerd met de arme Indo mensen.
      Zie het boek De Indo van Dr Kok , en boekje van Indo Pauper* en de poging om de kleine bungs en nona’s van I.E.V te verheffen .
      Boekje Orpheus in de dessa ben ik aan het doorbladeren

      http://www.dbnl.org/tekst/nieu018oost02_01/nieu018oost02_01_0039.php

      • Jan A. Somers zegt:

        Volgens mij gaat het niet alleen over ‘arm’. Indië was een standenmaatschappij, net als (meer verhuld) Nederland. Met elke toename van kleur veranderde de waardering. Mijn moeder deed vrijwilligerswerk voor de kerk in Soerabaja. Die heeft wat meegemaakt! Totdat ze er achter kwamen wie haar man was. Ze bleef er lekker rustig onder, zo was het nu eenmaal. Maar haar kinderen kregen het advies: kop op.

  17. Maud zegt:

    Waar haalt deze man zulke onzin vandaan?!
    1. ‚Indische jukbeenderen‘. Een nieuwe etnologische theorie?
    2. „… dat de indonesiche cultuur geen geletterde cultuur is“.
    Ter informatie: aan alle vorstenhoven (al waren die nog zo klein) waren geschiedschrijvers.
    3. „.. dat de Indonesier nauwelijks leest.“
    Waarvoor zijn dan die vele boekenwinkels in elke stad in Indonesie? Voor de mooiheid?
    Meneer heeft schijnt het nog nooit op internet nagekeken, waar de Indonesiers, na de ban van Suharto, schrijven, schrijven en schrijven en lesen, lesen en lesen.
    4. Het is duidelijk dat meneer in Europa/NL nog nooit aan de universiteit is geweest, anders had hij geweten, dat de kommilitonen zich daar precies zo gedragen als die in Indonesie. En dan had hij ook moeten weten, dat het niet gebruikelijk is dat docenten tijdens hun voorlezingen bronnen vermelden. Dat gebeurt alleen bij schriftelijke werken, boeken, etc.
    Zelf geeft hij bij deze reusachtige aankoop van boeken over opvoeding (sic!) geen één boek aan, dat hij gelezen heeft.
    Hoe weet hij dat de studenten „alles uit hun hoofd leren“?
    Heeft hijzelf op school nooit iets uit zijn hoofd moeten leren?
    5. Hij hoopte „het Indie uit zijn vroegere jeugd terug te vinden“.
    Gelukkig maar, dat hij het besluit heeft gevat niet in Indonesie te wonen. Hij had het zeker niet kunnen uithouden met zoveel experten en hoogopgeleide specialisten in een land, dat zijn koloniale verleden heeft afgelegd.

    Het is interessant op te merken hoe heel veel Indos alles wat met Indonesie te maken heeft afkanselen. Ze gaan zelfs op zoek naar alles wat volgens hen negatief is. Daarbij vergeten ze
    dat ook Indonesisch bloed in hun aderen vloeit. Met het neerzien op alles wat Indonesisch is,
    brandmerken ze zich zelf. Een minderwaardigheids-complex?
    Bedenk, dat als je met één vinger op een ander wijst, je drie vingers op jezelf richt.
    Door zijn veelgeprezen „langdurige vorming in Nederland“ heeft de auteur de paternalistische
    denkbeelden van de vroegere konoliale heerschappij volledig overgenomen. Zijn argumenten getuigen van een profunde onwetenheid der Indonesische cultuur.
    Het doet er niet toe wat voor huidskleur men heeft. Op de IQ komt het aan!
    Maar ja- arrogantie gaat nu eenmaal hand in hand met ignorantie !
    Maud

    • W.(Bill) Zitman zegt:

      Het blijkt dat Maud een universiteit cursus over Indonesia heeft gevolgd en nu even haar ‘wetenschap’ over dit land wil luchten. Dit doet ze met een reactie op een levensbeschrijving van een man aan te vallen en af te kammen – een man die al reeds bekend heeft dat hij, desondanks dat hij zichtbaar Indonesich bloed in zijn aderen heeft, door omstandigheden in zijn leven helemaal ‘vernederlands’ is.
      Het blijkt dat het niet in haar is opgekomen, dat het die mans woorden zijn en dat hij schreef zoals ‘HIJ HET ZAG’.
      Ze maakt beledigende opmerkingen over hem en Indo’s, maar slaat de spijker helemaal mis over over het echte onderwerp, wat in haar ogen al een argument geworden is.
      Beginnende met de jukbeenderen van een net gestorven vrouw heeft ze systematisch de levensbeschrijving uitgeplozen om haar eigen opini te verstrekken, maar blijkt niet te begrijpen dat ze zich nu heeft blootgesteld en dat de andere lezers nu zien hoe weinig ze van Indonesia en bevolking af weet. Ed Vos’ reaction, hereunder, is the tip of the iceberg
      Het lijkt mij,dat ze op de universiteit en wat ze daar over Indonesia vertellen, letterlijk heeft opgeschreven en uit het hoofd geleerd – MAAR NIET HEEFT BEGREPEN!
      Neem dit maar aan van een totok, die in Indonesia is opgegroeid, nog regelmatig dit land bezoekt en al voor 40 jaar met een vrouw met ‘Indische’ jukbeenderen is getrouwd.

      • Surya Atmadja zegt:

        W.(Bill) Zitman zegt:
        13 januari 2013 om 3:17 am
        Over Maud :
        Het lijkt mij,dat ze op de universiteit en wat ze daar over Indonesia vertellen, letterlijk heeft opgeschreven en uit het hoofd geleerd – MAAR NIET HEEFT BEGREPEN!
        Neem dit maar aan van een totok, die in Indonesia is opgegroeid, nog regelmatig dit land bezoekt en al voor 40 jaar met een vrouw met ‘Indische’ jukbeenderen is getrouwd.
        ——————————————————————————————————–
        Jammer dat er veel gehakketakt is .
        Dat is te verklaren omdat er zo veel verschillende ervaringen zijn , verschillende level hoe men daar in Nederlands Indie en Indonesia leven, met wie men omgaat .
        Persoonlijk vind ik dat dat Herbert , Maud, Aram en Ed Vos ook gelijk hebben.
        Ze vertellen gewoon hun ervaringen en wat ze waargenomen hebben.

        Mijn bezwaar is als men aan het generaliseren zijn .
        Dan krijg je problemen omdat je stelling niet helemaal waar is.
        De posting van Ed Vos op 12 Jan 5.06 pm gericht op Maud is waar , maar dat doet ook de (gemiddelde) Nederlandse jeugd.
        En waarschijnlijk in andere landen .
        En toch heeft Maud ook gelijk over de “kennis overdracht” tussen een docent/leraar en de student/scholier.

        Een docent/leraar heeft bepaalde tijd(les uur) om kennis te overdragen .
        Dacht 50 minuten ipv 60 minuten.
        Voordat men kan beginnen met de echte les , scheelt het weer een paar minuten.
        In veel gevallen moet de guru (docent) aan de les programma houden ( zoveel bladzijden of hoofdstukken ), dus het lijkt me sterk dat hij/zij uitgebreid kan keuvelen , de stof uitgebreid behandelen .
        Men moet ook niet vergeten hoe de jongeren van nu in hun klaslokaal gedragen.
        Ik heb niet over de “losgeslagen” jongeren zoals vaak te zien is in Amerikaanse film of TV series.
        Mijn ervaring in Indonesia-niet Nederlands Indie ( SMA -1 jaar Uni) ) en Nederland was dat van de aanwezige leerlingen of studenten alleen een paar slimmeriken die mee deden aan de les / discussies .
        Bij de Uni in Nederland gaat men vaak dieper ingaan in de collegestof in verschillende
        werkgroepen , vaak onder de leiding van een student assistent.Vaak oudere jaars.
        Dus in dit context heeft MAUD gelijk.

        Aan de andere kant heeft Herbert ook (gedeeltelijk) gelijk over de inbreng van de Indonesische studenten . Ik zie weinig verschil met de Nederlandse situatie.
        Ben vanaf 1968-t/m 1978 per ongeluk rondgelopen in diverse HBO en Universiteiten .
        Bijna de eeuwige student geworden , zelfs drop out.

        Inmiddels zijn we 30 jaar later, dus weet ik niet hoe het nu gaat in Indonesische collegebanken en in Nederland .
        Wat ik wel weet van Indonesische studenten is vaak gebaseerd op diverse openbare discussies op TV ( dat hebben ze niet in Nederland) met diverse pakar (deskundigen), en andere “geleerde mensen”.
        En ze gaan echt uitgebreid en diep ingegaan op de materie.
        Weet natuurlijk niet of ze dat in hun collegezaal doen.

        Mijn omong kosong verhaal is gebaseerd op eigen ervaring en waarneming , in Indonesia en in Nederland .
        Ook uit verhalen van mijn ouders , ze waren leraren ten tijde van Nederlands Indie.
        Mijn moeder (1915) kwam uit een leraren familie (3 generaties lang) .
        Woon nu in Nederland en gaat gemiddeld bijna jaarlijks pulang kampung .
        Mijn hidung is niet echt pesek, en mijn huid is niet bruin of donker (hitam manis)maar kuning langsep , ben geen Chinees of Londho.
        Hoe ken ?

    • van Beek zegt:

      @maud,

      uw citaat ‘Het is interessant op te merken hoe heel veel Indos alles wat met Indonesie te maken heeft afkanselen. Ze gaan zelfs op zoek naar alles wat volgens hen negatief is. Daarbij vergeten ze
      dat ook Indonesisch bloed in hun aderen vloeit. Met het neerzien op alles wat Indonesisch is,’

      Compleet mee eens! heb talloze Indo’s gesproken, vooral de donker gekleurde, die maar al te graag willen BENADRUKKEN dat ze Nederlander zijn. Prima dat de meeste onder ons Nederlander is, maar waarom je zelf zo willen bewijzen? Daarom gaan ze alles wat met Indonesie te maken heeft met een minderwaardige blik bekijken. Als men kritiek heeft op ‘hun’ vaderland zijn zij de eerste die het recht/goed willen praten. Kreten op forums etc als onze voorvaders dit en onze voorvaders dat. Vergeet niet dat wij ook uit de kampung komen!

  18. Ed Vos zegt:

    Maud zegt:
    12 januari 2013 om 2:52 pm

    3. „.. dat de Indonesier nauwelijks leest.“
    Waarvoor zijn dan die vele boekenwinkels in elke stad in Indonesie? Voor de mooiheid?
    ——————

    Pelan pelan Maud. De (gemiddelde) indonesier leest wel , maar indien niet verplicht of niet nodig: geen (of weinig) boeken.

    1. De vraag is wat leest men dan?: literatuur, geschiedenisboeken?

    Het uitzichzelf lezen van boeken houdt op na het schoolverlaten.

    -2. Je bedoelt zeker die mooie winkels van Gramedia en dergelijke in veel grote toeristensteden. Ja, die zijn er nu eenmaal .
    Wat de gemiddelde indonesier, en ik bedoel hiermede de jongeren in zijn vrije tijd graag doet is

    a. internetten en vooral facebooken
    b. ngrumpi (bijelkaar komen en ngobrollen)
    c. t.v. kijken

    Deze bezigheden kosten zo veel tijd dat er weinig ruimte is voor het lezen van boeken.

    Wat zij wel lezen is de krant, maar dat kan ook via internet en een tijdschrift met veel plaatjes – maar ook dit kan via internet.
    Het lezen gebeurt, inderdaad veel op internet, al dan niet door het aan elkaar doorgeven van linkjes.

    Tot slot: de meest gebruikte trefwoorden in Google zijn “sex”, “cewek”, “telanjang”, “bugil”

  19. Aram zegt:

    Goed en duidelijk verhaal. Ik verblijf momenteel in Indonesia en ontdek o.a.bij toeval dat de gemiddelde Javaan een typische schedelvorm heeft.

    Auteurs opmerkingen over rassisme in de Indisch samenleving , ingegeven door de toen geldende opvattingen denk ik, kan ik volledig onderschreven , ik heb het gevoeld.

    Bij het zetten van de eerste stappen in Nederland vond ik het heel vreemd te zien dat blanke mannen als koelies bij de spoorwegen in Amsterdam om de bagage “vochten” en de straten veegden.
    Het Indonesia van nu is “anders’. De jeugd vraagt mij vaak hoe het komt dat ik zo goed Bahasa Indonesia spreek.
    Ik voel me vaak als een vreemde in eigen geboorteland.
    Toch ben ik er graag om er te zijn , alleen om er te zijn.

    • Jan A. Somers zegt:

      Zelf denk je weer thuis te zijn. Maar voor de Indonesiër bent u natuurlijk een vreemde. Niet erg, je wordt hartelijk bejegend, en dan voel je je thuis. Net zoals ik de mij bekende Indonesiërs in Nederland bejegen. Ik ben niet erg bijbels, maar vanuit de bijbel wordt je al geboden vreemdelingen goed te behandelen: Exodus (22,20; 23, 9), Leviticus (19, 33-34), Deuteronomium (10, 19; 24, 17; 27, 19). In het oude Rome bestond de toepassing op vreemdelingen van het ius civile door de praetor peregrinus op basis van de fictie si civis esset, als ware hij (mede)burger. Als u veel TV kijkt merkt u dat zowel de bijbel als het Romeins recht van heel erg lang geleden zijn.

      • Ed Vos zegt:

        Jan A. Somers zegt:
        13 januari 2013 om 11:18 am
        Zelf denk je weer thuis te zijn. Maar voor de Indonesiër bent u natuurlijk een vreemde. Niet erg, je wordt hartelijk bejegend, en dan voel je je thuis. Net zoals ik de mij bekende Indonesiërs in Nederland bejegen.
        ————————

        Klopt Pak Jan. Ik ga om de twee jaar naar Salatiga en omgeving (voorheen was het pantai Kedonganan in Bali).
        Het is uw gedrag dat bepalend is of de mensen daar je accepteren. Dan hoef je je ook nooit druk te maken over het feit dat je toch wordt beschouwd als buitenstaander, al was het maar dat je de taal , i.e. Balinees of Javaans niet spreekt. Apalagi het bahasa Indonesia.
        Inburgeren, integreren luidt het adgium, en dat kan ik maar niet al te vaak zeggen.

        Maar indien je als indo/indische die al 40 / 50 jaar in Indonesie woont en om welke reden dan ook daar bent achtergeleven je erop voorstaat dat je indisch (dat wil zeggen half belanda) bent, sombong , hooghartig, geen wonder dat men je met scheve ogen bekijkt. Je wordt dan nog niet gediscrimineerd, maar niemand wil dan graag met je omgaan.

        Dat was exact wat ik zag tijdens die uitzending over “Help de Indischen in Surabaya”.

      • van Beek zegt:

        Het is onzin om te denken dat je voor een Indonesiër een vreemde bent als je Indo bent. Mijn moeder en oma lijken op Indonesiërs en worden ook gezien als Indonesiërs. Mijn vader en ik(redelijke blanke Indo’s) zijn gewoon vreemde omdat wij in hun ogen belanda’s zijn.Er wordt niet gekeken of hij nou indo is of niet(dat is een bijzaak) als je er blank uitziet ben je voor hun een blanda, zie je er aziatisch uit ben je gewoon een Indonesiër in hun ogen.

  20. Ed Vos zegt:

    van Beek zegt:
    13 januari 2013 om 2:09 pm
    Het is onzin om te denken dat je voor een IndonesiËr een vreemde bent als je indo bent.
    —-
    Blijkbaar is het voor een aantal in Nederland heel belangrijk om dat onderscheid Indisch/Indo en de rest wel te maken. Dat onderscheid gaat dan zo ver dat men dat ook voor bewoners van Indonesiers gaat bepalen.
    Overal op de wereld zoekt men naar herkenningspunten, en zo een is het uiterlijk. Op basis daarvan en verder (achtergrond) kun je dan verder gaan om bijvoorbeeld het onderwerp van het gesprek te sturen.

    In Indonesie vraag ik vaak uit welk eiland iemand komt en uit welke plaats. Punt.

    In Nederland ben ik dus, ja zeg maar wat: Limburger/Brabander en ik woon nu in Tilburg en ik kwam ooit uit Indonesie.

    • van Beek zegt:

      In Nederland zelf wordt ik in de meeste gevallen ook niet erkend als (totok) Nederlander. Paar voorbeelden: ik liep een tijd geleden mee met een proefcollege aan de UVA samen met een Turkse vriendin. Toen zij mijn naam en achternaam vertelde aan de beleiderster(de begeleidster moest de namen namelijk afvinken) vroeg ze aan dat Turkse meisje. Hoe kan hij nou zo heten, hij is toch een buitenlander? Verder moest ik ooit bijna de klas van een cursus uit omdat zij niet konden geloven dat ik een Nederlandse naam en achternaam kon hebben vanwege mijn uiterlijk. In de klas ,vroeger, van maatschappijleer tijdens discussies vertelde dat handen schudden(tussen man en vrouw) bij culturen als van die van mij niet normaal zijn en mijn vader zou wel de baas zijn thuis.

      In Indonesie als in Nederland wordt ik niet helemaal gezien als één van hun, maar heb er zelf geen last van. Moet er wel om lachen. Er zijn twee landen waarin ik werd gezien door de bevolking als ‘;één van hun’, Griekenland en Turkije. Maarja toen ik eenmaal begon te praten werd ik weer de ‘vreemde’.

      • Ed Vos zegt:

        Overigens Van Beek de menging van culturen is in Nederland reeds ingetreden Indo/Antilliaan :-), een “Turkse” collega van mij heeft ook “indische” schoonfamilie, en laatst was daar bij Witteman en Pauw een Groen-Links 2e kamerlid van Marokkaanse vader en een “indische” moeder. Klaver heette hij.

      • van Beek zegt:

        @ed vos , haha zeker!. Mijn neefjes zijn Surindo’s. En tijdens het uigaansleven/schooleven heb ik vele Indische meisjes met Marokaanse vriendjes ontmoet/gezien. Mijn moeder heeft een vriendin, die kinderen hebben een Indische moeder en een mozambiqaanse(juiste spelling??) vader. Tegenwoordig semua bisa toh..

      • Jan A. Somers zegt:

        Ik denk dat een gemiddelde Nederlander niet eens weet wat een totok is. Ik heb ook zo’n idee dat ik helemaal niet erkend wordt als wat dan ook. Misschien zien ze wel iets van mij wat wij dan ‘Indisch’ noemen, maar dat zal hun verder worst wezen. En mij ook.

    • Jan A. Somers zegt:

      Ja, dat merk je ook sterk bij Amerikanen. Zij zullen niet alleen de plaats noemen, maar meteen ook de staat. Dan besef je je weer dat het de Verenigde Staten zijn, en niet een eenheidsstaat.

      • Ed Vos zegt:

        Jan A. Somers zegt:
        13 januari 2013 om 3:59 pm
        Ja, dat merk je ook sterk bij Amerikanen.
        —————————————–

        Ja, in Indonesie heb je dan nog die provincies.

        Dat merk ik ook wanneer er Indonesische mensen op bezoek komen.
        De voertaal is Javaans, en gelukkig versta ik hen wel wat die gewone en alledaagse gesprekken betreft, en dat ik er bij ben interesseert hen ook maar half, want ze zijn dan zo opgewonden bezig…. 😉 . Limburgers hebben daar ook een handje van..
        Veel Javaanse woordjes gebruikten mijn ouders overigens toen ook in hun gesprekken, half Nederlands half bahasa Indonesia.

        Komt er een ander persoon bij, wordt het opeens grotendeels bahasa Indonesia, want die persoon komt dan uit Kalimantan.

        Overigens, is het op facebook nu chique om veel Engelse woordjes te gebruiken , en ook Nederlandse (!). Dan zijn er een aantal die het in het Duits proberen.
        De diaspora is in volle gang.

  21. Eppeson Marawasin zegt:

    Ach, je hebt Nederlandsch-Indië, Nederland en Indonesië. Dus in willekeurige volgorde zul je altijd wel wat te mengomel, bertengkar en pertengaran hebben. Anyway, na diens ‘Meisje aan het strand’ (Gadis pantai) van Pramoedya Ananta Toer ben ik in navolging van meneer Somers aan ‘Aarde der mensen’ (Bumi manusia) begonnen. De eerste van een zogeheten tetralogie. Dus wat dat betreft komt het wel uit dat ik(JB) mijn ei niet meer kwijt kan op I4E. Maar los daarvan, de eerste 15 bladzijden, zich afspelend in de tijd dat Koningin Wilhelmina de troon besteeg, vormen een boeiend begin.

    Neem deze passage: [CITAAT]’De wetenschap en kennis die ik (Minke e.m.) op school (HBS e.m.) heb verworven en waarvan ik zelf de verschijningsvormen in het leven heb waargenomen, hebben mijn persoonlijkheid gevormd. Ik ben nogal anders geworden dan men bij mijn volk doorgaans ziet. Of mijn persoonlijkheid in overeenstemming is met mijn uiterlijk als Javaan, weet ik zelf niet. Juist mijn levenservaring als Javaan met een Europese opleiding heeft mij ertoe gebracht om altijd aantekeningen te maken. Ooit zouden ze van pas komen, zoals in dit geval.’[EINDE citaat]

    Of deze passage; herkenbaar of een eye-opener: [CITAAT]’Robert Suurhof – ik herinner er nog eens aan dat ik niet zijn ware naam gebruik – was ook een Indo. Toen zijn moerder, een Indo, moest bevallen, had zijn vader, ook een Indo, haar vliegensvlug naar Tandjoeng Perak gebracht, op het schip Van Heemskerck, dat juist voor anker lag. Daar kwam hij ter wereld, en zodoende was hij niet alleen Nederlands onderdaan maar ook Nederlands staatsburger geworden. Dat dacht hij, maar later kwam ik erachter dat geboren zijn op een Nederlands schip juridisch geen enkele betekenis heeft. Misschien was dat ook de manier waarop Joden Romeinse staatsburgers werden. Hij dacht dat hij anders was dan zijn broers en zussen. Volgens hem was hij geen Indo. Als hij op een kilometer afstand van dat schip was geboren, op de kade van Perak of in een Madoerees bootje, en hij een Madoerees was, dan zou hij zich misschien anders hebben gedragen. Ik begon in ieder geval te begrijpen waarom hij niets ophad met Indomeisjes. In het belang van zijn nakomelingen probeerde hij als Nederlands staatsburger zijn stand op te houden, tenminste wanneer hij opschepte en zich op een bepaalde manier voordeed. Hij hoopte dat zijn positie en salaris later hoger zouden zijn dan die van een Indo; over inlanders praatte hij niet eens.’[EINDE citaat]

    Ik ga weer verder met lezen op deze overigens zonnige winterse dag.

    e.m.

    • Jan A. Somers zegt:

      tja e.m. Die nationaliteitenkwestie heb ik in navolging van Van Vollenhoven (zelf ben ik niet zo innovatief) een janboel genoemd. Voer voor advocaten.

  22. victor retel zegt:

    Een zeer goed geschreven en interessant artikel. Ik heb het met veel plezier en belangstelling gelezen. Als het vervolg uitkomt ga ik dat zeker lezen.
    Ikzelf ben dubbelbloedig (Indo-Europese vader en Javaanse moeder) en ben in Indonesië (na de onafhankelijkheid dus) geboren.
    Die verscheurde identiteit herken ik wel van vroeger, m.n. toen ik nog school zat ik daar wel mee, maar tegenwoordig is dit voor mij allang een dubbele identiteit geworden. Ik kan haast niet begrijpen dat daar nog zoveel mensen vandaag de dag mee worstelen. Ik heb in Afrika en Cambodja gewerkt en kom veel in het buitenland. Dan ziet men aan mijn bruine huid en postuur dat ik geen typische Nederlander ben en vraagt men me hoe dat kan. Trots vertel ik dan dat ik een volbloed Javaanse moeder heb gehad en een Nederlandse vader. Dat levert altijd interessante gesprekken op. De tijden zijn dus enorm veranderd. Waar vroeger onderscheid op ras of etniciteit plaatsvond vanuit een intrinsieke opvatting dat raszuiverheid op een hoger plan zou staan en dat “beschaving” iets met ras zou hebben te maken, is dit vandaag de dag volslagen verwerpelijk geworden en behoort dit gedachtegoed tot onbeschaafde en/of slecht geschoolde mensen die zich bij de P V V thuis voelen. .

  23. Maud zegt:

    Beste mensen
    Ik was werkelijk verbaasd dat er op mijn repliek op ‚indisch zijn‘ zoveel reacties kwamen. Ik beantwoort hiermede allen die zich met dit thema bezighouden, zonder hun namen te noemen.
    1. Ja, het is aan de ene kant goed gezien. Ik heb inderdaad een akademische graad. Is dat zoiets bijzonders voor een indische? Want dat ik een indische ben moet toch wel duidelijk zijn, daar ik anders zeer zeker niet op de Java Post geabonneerd ben.
    Ter uwer informatie: ik ben in (het voormalig) Indie geboren, in Indonesie opgegroeid en als volwassene naar Europa gekomen. Ben sindsdien regelmatig in Indonesie en heb daar altijd mijn contacten bijbehouden.
    Aan de andere kant ben ik het niet met deze ‚nostalgie‘ verhalen mee eens. Iedereen kan zijn levensgeschiedenis vertellen zoals hij of zij dit meegemaakt heeft, zolang men niet een heel volk daarvoor verantwoordelijk maakt, die er niets mee te maken heeft.
    Als iemand ‚het Indie van vroeger‘ ‚ weer meemaken wil, kan hij niet verwachten dat dit land de tijd voor hem stil laat staan.
    Wat heeft bv. de geschiedenis van de zogenaamde niet letterkundige cultuur van Indonesie of
    het gedrag van kommilitonen in de universiteiten van Indonesie met het ‚indisch zijn‘ te maken?
    Tenslotte maken emotionele reacties zoals hier te lezen, elke objectieve discussie onmogelijk.
    Kan men mij bv (objectief) mededelen wat zo bijzonder aan het ‚indisch zijn‘ is? En verder waarom men dit zo emotioneel moet mededelen?
    Wat het ontbreken van ‚kritiek aan de autoriteiten‘ van de auteur betreft, kan ik alleen uit ervaring zeggen, dat aan de universiteiten over het algemeen genoeg mogelijkheden bestaan om kritiek te leveren. Wat de auteur schijnbaar ook niet wist is, dat de studenten van de universiteit in Jakarta einige jaren geleden een sit-down staking tegen de voorwaarden van het Suharto regime doorvoerden.Weliswaar met de geweren van het militair op hun gericht.
    Wat heeft de auteur van zijn kant voor kritiek aan welke autoriteiten gedaan? En met welk resultaat en vooral met welk risiko?

    2) Geletterde cultuur
    Het gaat mij niet om het chatten en twitteren en weet ik wat allemaal waarmee jongeren over de hele wereld mee bezig zijn, maar over literatuur!!
    Er worden via internet uitstekende bijdragen geschreven door jonge Indonesiers. Deze bijdragen kunnen aan vaktijdschriften ingezonden worden, als ze bv genoeg ‚I like it‘ van de lezers gekregen hebben. Deze bijdragen worden beoordeeld , gepubliceerd en gecommenteerd.
    Sinds jaren worden er in Indonesie (meestal in Bali) bijeenkomsten georganiseerd, waar de beste bijdragen uit heel Indonesie voorgesteld worden.
    De hedendaagse literatuur in Indonesie staat op een heel hoog niveau. Het is weliswaar een gebied dat niet zo bekend is. Maar het betekent niet, dat iemand zonder meer beweren kan, dat het niet bestaat. De mens weet heel wat niet, maar wat hij niet weet, betekent nog niet, dat het er niet is!!
    Wat de boekenwinkels in Indonesie betreft, kan men nog het e.e.a. beleven. De boeken hebben allemaal engelse titels. Slaat men het boek open is alles in de Bahasa geschreven. Ik heb vnl. Indonesische jongelui en geen toeristen in deze boekenwinkels gezien. Natuurlijk waren er comics te krijgen, maar vnl. vakboeken, die het niet voor Nederlandse boekenwinkels onderdeden.
    Ook in niet-toeristische steden, waar ik vnl.ben, heb ik winkels gevonden, die de meest interessante boeken verkochten. Weliswaar geen nederlandstalige, maar die zocht ik ook niet.
    Hartelijk dank voor uw reactie. Vooral voor degenen die dit thema objectief aangegaan en gecommenteerd hebben.

    Wat allen anderen betreft: U heeft uw opinie, ik het mijne. Apa boleh buat.
    Beste groeten van Maud

  24. Ed Vos zegt:

    @Maud,

    Ja, ik heb tot nu toe een fijne middag beleefd op Javapost. Geen enkele emotionele reactie gelezen.

    Ook ik heb veel mensen gezien in boekwinkels die ook wel een boek kochten.

    Maar eentje van Rickleffs History of Indonesia vertaald in het Indonesisch a raison van 130.000 rupia kan zich toch niet iedereen veroorloven.
    Op de campus van de Satya Wacana Universiteit (Salatiga) zag ik ook veel jongeren. Veel jongeren van rijke ouders, die daar studeerden. Maar er waren er ook een aantal bij die geen student waren. Het is zien en gezien worden.

    Jammer, en die ontwikkeling komt er in Nederland ook , dat heel pietere en intelligente jongeren gewoon geen geld hebben om naar de UNI te gaan, omdat ze geen rijke ouders hebben.
    Heel jammer, dat een lichtgewicht jongere met een veel minder IQ het toch erg ver schopt in dat land.

    Ook u een fijne dag verder.

  25. Maud zegt:

    Thanks Ed. Balsam op mijn hart. Ik denk ook niet, dat deze generatie Indonesiers zich bijzonder voor hun geschiedenis interesseren. Zelfs over de japanse tijd weet bijna niemand iets. Het is ook zo dat men een studie moet kunnen financieren, net zoals in europa, tenzij ze een stipendium krijgen. Maar niet iedereen moet studeren om het ver te kunnen brengen waar ook ter wereld.
    Groetjes
    Maud

    • Ed Vos zegt:

      @Maud, Dat is waar Maud, wat je daar zegt. Gelukkig is the sky not the limit, en het gaat het vooral om je gezondheid. En wat mij bijzonder opvalt de levenslol die veel mensen daar hebben. Ik ga dus naar Salaiga e.o. Ja, wat wil je, iedereen zorgt daar voor elkaar en let op elkaar, en vooral wanneer je deel uitmaakt van een gemeenschap! In Nederland is daarvoor de afdeling Activering , vroeger de soos.
      Misschien ben ik te veel Belanda, maar de nonchalance over veel zaken (milieu, afval bvb) , daar heb ik wel moeite mee.

  26. Aelle zegt:

    Over het Indisch-zijn Deel I, II en III; ‘Het Nederlands-Indië dat maar in mij blijft leven’, geschreven door Herbert van Rheden vind ik persoonlijk een echte topper.
    Vanzelfsprekend met dank aan onze gastheer Bert Immerzeel voor deze doelmatigheid.
    Met mijn autisme zal ik alles nog een paar keer over moeten lezen om het helemaal tot me te laten doordringen, maar voorlopig ben ik erdoor geraakt. De ongelezen kranten (De Telegraaf en AD) stapelen zich bij mij in de woonkamer ook al op.

    Het geschetste portret van wijlen Mw Van der Star is om te beginnen emotief prachtig.
    Ook mijn complimenten aan de enthousiaste lezers die erop hebben gereageerd. Ik heb hartelijk gelachen om sommige commentaren. Een dag niet gelachen is een dag niet geleefd.

  27. laetitiasworld zegt:

    Wat een leuk artikel. Mijn p overgrootmoeder en de uwe ware zusters. Maar ik heb haar naam nooit bij stamboomonderzoek gevonden. Was ze een tweeling? Ik heb nog meer vragen. Ook heb ik een foto van mijn overgrootmoeder johanna maria sleebos
    Ik hoop van u te horen

    • Laetitia zegt:

      Ik wil graag contact met iemand die meer over jeanette Sleebos weet.
      Gaat vooral over het Chinees zijn. Wilhelmina Lans is ook mijn voormoeder dus dit vind ik heel interessant.

Geef een reactie op Maud Reactie annuleren