In 2011 verschenen twee belangrijke boeken over de gebeurtenissen die leidden tot de onafhankelijkheid van Indonesië: ´Ogenblikken van genezing´ van Peter Schumacher, en ´Avondschot´ van Joop de Jong. Beide schrijvers werden bereid gevonden voor de Java Post elkaars boek te beoordelen. Vandaag, exclusief in de Java Post, een recensie van Joop de Jong van ´Ogenblikken van genezing´. Later deze week de door Schumacher geschreven recensie van het werk van De Jong.
´Ogenblikken van genezing´ van Peter Schumacher
Door Joop de Jong
Tussen 1945 en 1950 nam Nederland op een dramatische wijze afscheid van Indië. Desondanks heeft de dekolonisatie van Indonesië – zo stelt de historicus Wesseling – nooit een plaats gekregen in het nationale geheugen. Er is veel wat de waarneming belemmert. Allereerst zijn er de opinies en strijdpunten die al tijdens die periode opgeld deden en nog steeds het denken van oudere generaties bepalen. Dan is er een wel erg gesimplificeerde accepted truth die de meningvorming in de media bepaalt. Nederland wordt hierin geschetst als een kortzichtig, reactionair land dat Indonesië zijn onafhankelijkheid niet gunde en via twee militaire acties aan haar bestaan een einde trachtte te maken. Dat er onder historici al enige tijd een revisionistische stroming bestaat die (dwars tegen de opvatting van collega’s in) aanvecht dat Nederland slechts uit was op herstel van zijn koloniaal gezag en stelt dat Den Haag wel degelijk dekolonisatie nastreefde, is alleen in kleine kring bekend.
Wat was er tussen 1945 en 1950 toch in hemelsnaam aan de hand? De na-oorlogse generatie heeft er voor het leeuwendeel vaak geen weet van of stelt zich met de gangbare zwart-wit-simplificaties tevreden. Maar zij die deze periode daadwerkelijk hebben meegemaakt en ook hun kinderen, kunnen er hevig mee worstelen. De jungle van meningen en contrameningen is weerbarstig, maar er zijn nog altijd stoutmoedige geesten die zich een eigen weg trachten te banen. Peter Schumacher is zo’n man. Schumacher (medio jaren 1970 correspondent in Jakarta en vervolgens decennia lang redacteur bij NRC Handelsblad) is in Indië geboren en getogen. Hij en zijn ouders zagen, toen zij in 1945 uit het Jappenkamp kwamen, hun vertrouwde wereld aangevallen en tenslotte verbrijzeld door de Indonesische Revolutie. Het waren ontwikkelingen die zij nauwelijks konden volgen. Dat gold trouwens voor een meerderheid binnen de Indische gemeenschap. Zij kon ´ons Indië´ niet loslaten, zag deRepubliek Indonesië niet zitten en adoreerde reactionaire krachten als generaal Spoor en kapitein Westerling als helden.
In de jaren 1960 nam een nieuwe generatie evenwel met veel aplomb afstand van de oude garde en zette grote vraagtekens bij de rol die deze zou hebben gespeeld in de Tweede Wereldoorlog en in ´Indië´. Veel van wat nu als accepted truth wordt beschouwd, vindt zijn origine in die jaren van Provo en revolte. Maar het verwerkingsproces stopte daar niet. Er vonden andere geëmotioneerde, soms bijzonder verwarrende ontwikkelingen plaats: de excessen die Nederlandse militairen in Indië bleken te hebben bedreven, de Molukse terreuracties in de jaren 1970 en last but not least de acties vanuit de Indische gemeenschap en veteranen om erkenning en genoegdoening. De dekolonisatieperiode kwam opnieuw in de belangstelling.
Een gewogen oordeel
Schumacher is bepaald niet de eerste die in heel die verwarrende wir war van gebeurtenissen positie tracht te kiezen. De Gelderlander journalist Henk van Maurik ging hem in 1947 voor. Een onthutsende confrontatie met een jonge Indonesische nationalist bracht hem ´ogenblikken van genezing´. Dit werd dan ook de titel van Schumachers boek. Het vormt een boeiend verslag, een ontdekkingstocht naar alle ontwikkelingen en verwikkelingen rond het vertrek van Nederland uit Indonesië en de enerverende gebeurtenissen na de soevereiniteitsoverdracht. Schumacher scheert daarbij in vogelvlucht langs allerlei ontwikkelingen die hij weergeeft aan de hand van eigen ervaringen en die van andere tijdgenoten. De petite histoire illumineert aldus de grote processen.
Het is een methode die het beste voldoet, indien de anecdotes overvloedig zijn en de grote historische lijnen helder. Die gelukkige combinatie doet zich onder meer voor bij de schets van de Molukse problematiek en de Molukse terreuracties. Schumacher behandelt deze weerbarstige materie genuanceerd en kritisch. Bijzonder evenwichtig is ook zijn behandeling van de militaire excessen die in de periode 1945-1950 door Nederlandse militairen werden bedreven en die op het moment via het proces rond Rawahgedeh weer in de belangstelling staan. Hij spaart daarbij de roede niet. Hij is uiterst kritisch over Westerling en diens rugdekking van hogerhand en zet – en dat siert hem – krachtige kanttekeningen bij zijn eigen schetsen van Westerlings optreden van zo’n dertig jaar geleden die destijds door menigeen geïnterpreteerd werden als pogingen tot rehabilitatie van deze oorlogsmisdadiger. Behartenswaardig is dat hij de diepere context van de excessen weergeeft en laat zien dat er een andere kant aan de medaille zat: namelijk de oorlogsmisdaden die aan Republikeinse kant werden bedreven. Zij eisten in de hoogtijdagen van de Revolutie (de zgn. Bersiap-periode) duizenden (Indisch) Nederlandse slachtoffers. Maar dat niet alleen. Ook Indonesiërs en Chinezen leden hevig onder de revolutionaire terreur. Schumacher rept over honderdduizenden slachtoffers. De Amerikaanse historicus Bill Fredrick vormt een van zijn bronnen. Allemaal zaken die niet stroken met de in Nederland bestaande klassieke goed-fout-visie en dus tijdens hetRawah Gedeh proces ongenoemd bleven.Nederland en de Republiek waren schuldig en voelden zich schuldig. Beide partijen wisten ook dat vervolging van deze misdrijven over en weer een politieke overeenkomst en daarmee een einde aan alle gevechten onmogelijk zou maken. Beide partijen besloten – Schumacher brengt dit terecht naar voren – om oorlogsmisdadigers niet te vervolgen. Op 22 juni 1949 werd, zoals ik in ´Avondschot´ beschrijf, een algeheel pardon afgekondigd; het zogenaamde akkoord van Des Indes. De afspraken werden tijdens deRonde Tafel Conferentie nog eens in een speciale briefwisseling bevestigd. Je zou mogen veronderstellen – en Schumacher doet dat dan ook – dat dit algeheel pardon in de rechtzaak rond Rawagedeh een belangrijk onderwerp zou zijn. Maar niets is minder waar. Nog sterker; het punt speelt in de hele juridische discussie over excessen sinds de jaren vijftig nauwelijks een rol. Het is des te vreemder omdat Des Indes onder bemiddeling van de Verenigde Naties werd gesloten.
Petites histoires
Ook de onzalige Nieuw-Guinea-kwestie stelt Schumacher uitgebreid aan de orde. Ook dit drama vertelt hij aan de hand van petites histoires. Het leest leuk; vooral de voorgenomen Indonesische aanval op Biak en Hollandia en de geslaagde pogingen van de Nederlandse inlichtingendiensten om de Indonesische invasiegeheimen te ontfutselen. Het zijn verhalen om te smullen. Maar hier doemt toch het zwakke punt in Schumachers aanpak op. Zijn verslag over de grote politieke ontwikkelingen achter al die vaak boeiende verhalen blijft wat bleekjes. Zijn relaas loopt hier wat achter bij de beschikbare literatuur. Zo mis ik de boeken van Van Holst Pellekaan en van Drooglever. Dat hij bij de Nieuw-Guinea-kwestie net als zovele anderen Joseph Luns als de kwade Pier opvoert, is wat al te simplistisch.
Een afzonderlijke en tot nu toe zelden opgetekende story in het boek vormen de lotgevallen van de Indische gemeenschap in Indonesië na de soevereiniteitsoverdracht, de schijnprocessen tegen Jungschlaeger en Schmidt, de massale uitzetting en tenslotte de pogingen van de Indische gemeenschap om erkenning te krijgen van het door haar ondergane leed (de Japanse periode, de Republikeinse excessen tijdens de Bersiap, de ontwikkelingen na 1949) en de ondervonden narigheden financieel gecompenseerd te krijgen. De Nederlandse regering kwam over de brug, behalve in het geval van de back pay-kwestie.
Het accent in het boek ligt uiteraard op de periode 1945-1950: de alles beslissende scheiding tussen Indonesië en het moederland resulterend in het dramatische vertrek van de Indische gemeenschap. Schumachers approach levert hier de prachtigste en soms schrijnende human interest verhalen op. Bijzonder is dat Schumacher allerlei betrokken partijen aan het woord laat. De Republikeinse pemudaleider Singgih die aan de vooravond van 17 augustus 1945 samen met anderen Sukarno en Hatta ontvoerde; John Coast, de Britse diplomaat die ontslag nam, de Republiek actief steunde een luchtbrug tussen Bangkok en Jogya probeerde op te zetten; de Indiër Gupta die zich voelde klem gezet tussen het Britse beleid, de Nederlanders en de Republiek; de gruwelijke ervaringen van een Indisch buitenkampkind in de Japanse periode en de tijd van de Bersiap; de dienstweigeraars in Nederland, de vijfduizend Indo-Europeanen die voor de Republiek kozen maar dat op den duur bezuurden. Zij vormen fraaie punten van observatie, weerspiegelingen van een uiterst weerbarstige, in vrijwel geen enkel stereotiep te vangen realiteit.
Een verwarrende periode
Hoe fraai en boeiend ook; hier bereikt de petit histoire zijn grenzen. De grote politieke gebeurtenissen gingen destijds al ver over de hoofden van de gemiddelde Nederlanders heen. Wat ze precies behelsden? Dat wordt bij Schumacher alleen op bepaalde punten helder. Het was dan ook een bijzonder verwarrende periode. Schumachers hand is beduidend minder vast. Hij aarzelt. Soms belicht hij personen en gebeurtenissen positief. Van Mooks beleid dat gericht was op dekolonisatie, komt er bij hem goed van af; lovend is hij ook over het akkoord van Linggadjati. Soms valt zijn oordeel uiterst negatief uit. Over de militaire acties, Beel en Spoor, wordt de staf gebroken. Schumacher is er van overtuigd dat de ´Agresi kedua´ er op gericht was om deRepubliek kort en goed te vernietigen. Maar wat al die spelers in het dekolonisatiespel nu precies uitspookten en hoe hij tot zijn oordeel komt, blijft onhelder. Dekolonisatie? Rekolonisatie? De door Schumacher bewonderde Ger Vaders, Indië-veteraan, journalist en slachtoffer van een Molukse terreuracties, bracht in een geëmotioneerde exclamatie het hele Nederlandse optreden terug tot een rampzalige strategie van kortzichtige Nederlandse politici, zoals Spoor en Beel. Maar schijn bedriegt, zoals ik in Avondschot ontdekte. Spoor en Beel waren allesbehalve representatief; zij vertegenwoordigden, een rabiate minderheidsstroming die (overigens met volle steun vanuit een meerderheid in de Indische gemeenschap) de klok van de dekolonisatie (de overeenkomsten met de Republiek) trachtte terug te zetten dwars tegen de meerderheid in. Zij legden het dan ook af. De periode 1945-1950, zo is mijn les, laat zich niet in simpele goed-fout-sjablonen vastzetten en zeker niet de weerbarstige slotjaren.
Ogenblikken van genezing is een intrigerende, boeiende speurtocht naar wat zich na de uitroeping van de Republiek Indonesia afspeelde en met name naar het drama rond de Indische gemeenschap. Met misschien als centraal punt de keuze waarvoor men in 1945, 1946 stond: die tussen Republiek en Nederland. Indië versus Indonesië vormt in feite het centrale thema. Maar die keuze werd beïnvloed door de massaslachting door Republikeinse pemuda’s, de Republikeinse kampen en de in tragiek eindigende keuze die duizenden Indo-Europeanen ondanks alles maakten voor de Republiek. Er staan in dit boek vele verhalen die tot dusverre niet werden verteld.
x
__________________
P. Schumacher (1933) werd geboren in Sanga Sanga Dalem (Oost-Borneo) in het toenmalige Nederlands-Indië. Hij verbleef tijdens de Japanse bezetting in verschillende interneringskampen op Java. Eind december 1949 vertrok hij met zijn ouders en zussen naar Nederland.
Na een loopbaan als fotograaf verlegde hij zijn werk naar de journalistiek. Van 1975 tot 1993 werkte hij als redacteur/verslaggever voor NRC Handelsblad. Tussen 1982 en 1988 verschenen er vier drukken van zijn boek De Minderheden. Na zijn vervroegde uittreding in 1993 schreef hij nog een aantal gespecialiseerde boeken en tijdschriftartikelen, voornamelijk over Indonesië, dekolonisatie en WO II.
Een eerdere versie van Ogenblikken van genezing verscheen in 1996.
Ogenblikken van genezing werd uitgegeven bij Uitgeverij Van Gennep, Amsterdam, 2011. ISBN 9789461640420
Dr. J.J.P. de Jong (1941) werkte als hoofd van het bureau Indonesië en als Aziëdeskundige bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij publiceerde verschillende historische artikelen en boeken over Azië, waaronder Diplomatie of strijd. Het Nederlands beleid tegenover de Indonesische Revolutie 1945-1947 en De waaier van het fortuin. De Nederlanders in Azië en de Indonesische archipel 1595-1950.
Avondschot werd uitgegeven bij Uitgeverij Boom, Amsterdam, 2011.
ISBN: 9789461052704
Bedankt voor de publicatie van deze reactie op het boek van Peter Schumacher.
Soms lijkt het dat hoe verder ik in de tijd er vanaf sta het beeld van de dekolonisatie van Indië helderder en evenwichtiger wordt.
Dank zij de recente studies en verslag van (o.a.) beide auteurs, denk ik vervolgens.
Terwijl ik er zelf ‘met de neus bovenop’ heb gezeten en heb meegemaakt, bezetting, bersiap, overdracht en de boot naar Holland.
Een terugblik in een fascinerende verwondering bij het lezen van beide boeken.
Jammer, dat deze boeken zo laat verschijnen. Te laat, geen enkele ‘totok’ die er belangstelling voor heeft. Het rakelt wel weer de woede en het verdriet van de betrokkenen op, voor zover zij nog leven.
De militairen die in 1947 en 1949 naar ‘Indië’ werden gestuurd zullen blijven worden beschouwd als oorlogsmisdadigers.
In 1949/50 zat ik op het Christelijk Lyceum in Bandoeng toen Westerling met een ‘handvol’ manschappen de hele Siliwangi divisie Bandoeng uitschopte. Een neefje van hem zat bij ons op school en zelfs in hem zagen wij allen een held! In die tijd waren er maar weinig Nederlanders in Indië die vonden dat Indonesië onafhankelijk moest zijn en zeker niet op de manier waarop dat ging.
J.G. Martel
Zat eveneens in 1950 op het Christelijk Lyceum op de Dagoweg. (klas 2C)
Met uitschoppen bedoelt u waarschijknlijk uitschieten, ik heb later (1953) de foto’s
gezien van de slachtoffers die op de Braga rucksichtlos zijn doodgeschoten.
Ben het verder zeker met uw meningen eens.
H.Zitman
Zat eveneens op school. Ricocherende kogels die gaten boorden in banken en muren in de klas. kinderen waren geinstueerd te onderduiken bij lessenaars en heel luid het Indonesia Raya te zingen als om op een dwaalspoor te leiden.Het vlieguigje bleef aankomen en spervuur geven. heel veel later werden alle kinderen van school gehaald en de school voor goed gesloten. Huizen gebarricadeerd en de avondklok ingezet. Datzelfde jaar weken later stierf mijn moeder en werd ik getransporteerd naar Surabaya.
toegevoegd. Mijn broer Fred en zijn vriend Ben waren midden in het vuurgevecht onder dekking. zagen de slachtoffers vallen. Dat beeld voor oogen is hun trauma geworden.
Volgens de laatste herdenking bij het Indisch Monument was het toen vrede.
Herdenken moet je altijd blijven doen, als erkenning van het feit dat er in Indie een strijd was. Over 100 jaar weet niemand er iets van af.
Wat mij opgevallen is dat bvb mijn vader er geen zin in had om compleet met kampogen weer ten strijde te moeten gaan. Voorts het feit dat de dienstplichtigen die deelnamen aan de politionele acties achteraf het gevoel hadden dat ze door de regering bedonderd werden. Niet gaan was nauwelijks een optie, of wanneer je kritiek leverde dan was je een communist. Na de oorlog kwamen er zelfs thuis die gewoon het leven van alle dag oppikten, zonder enige psychologische begeleiding.
Zo, wat zie jij er goed uit, je leeft nog. Praten was er niet bij, of men snapte je niet, of men vond dat je raaskalde. In een sfeer van anti-kolonialisme vond men je voorts medeschuldig aan een onnodige oorlog. Dus, dan zweeg je maar. Wat de regering betrof, alles was voorbij, vergeten maar…vergeten dat kon je als jonge militair dus niet.
Goed dat er vele ouderen zijn die onderling met de nodige lach (en cynisme) tijdens onderlinge bijeenkomsten daarover kunnen praten. En over tempo doeloe, toen alles nog normaal was..
Voorts: persoonlijk ik heb nooit begrepen wat al die personen als een kerstboom behangen met medailles daar tijdens die dodenherdenkingen doen. Op een dodenherdenking moet je gewoon de doden herdenken en niet pronken met medailles. Wat hebben die lui dan allemaal uitgevroten vraag ik me dan af..
Ik heb deze week beide boeken Ogenblikken van genezing´ van Peter Schumacher, en ´Avondschot´ van Joop de Jong. aangeschaft.
Gezien de dikte van het boek (lees de rijdom aan aangeboden materiaal) vind ik de prijs van
34, 90 voor de Avondschot niet eens zo duur.
Ik heb voor dat bedrag wel meer boeken gekocht met een veel minder aantal pagina’s.
Ik kan bij deze slechts mijn indrukken geven van beide boeken, want het is voor mij een onmogelijkheid om het in een kort tijdsbestek te lezen en de besprekingen op dit blog door de deskundigen zijn al juweeltjes op zich.
Waar er in het boek van Peter Schumacher te veel aan is, kom je in het boek van Joop de Jong aan te kort. Ik bedoel hierme de anecdotes. Het hele proces van dekolonisatie na WOII wordt in het boek van Joop de Jong wel erg teruggebracht tot de wereld van de diplomatie, en dat is dan blijkbaar een wereld op zich.
Je merkt ook dat Peter Schumacher een journalist is, want zijn boek leest lekker weg, en een ander voordeel, hij hoeft de verhalen van anderen niet te checken op waarheidsgetrouwheid, verkleuring, vertekening dergelijke.
Maar hoe dan ook, je moet beide boeken samen kopen (hoeft niet) om een beeld te krijgen van de ontwikkelingen na WOII in Indie.
Inderdaad het was een verwarrende periode en je kunt niet zo maar zeggen “die en die waren schuld aan het moeizame proces van onderhandelingen”. De Indonesiers wilden in die tijd een Indonesie voor de indonesiers, en geen tegrugkeer van het Nederlands regime al dan niet in gematigde vorm. Wie niet voor ons is is tegen ons leek hun adagium. Zij waren in die periode gauw gekwetst en op hun teentjes getrapt.
Als halve indonesier voel ik dat wel aan.
Een verkeerd woord, een verkeerde handeling stuitte al op weerstand en weerzin, en leidde al tot geweld-explosies zoals ttv de bersiap, de opstand in Madioen en die van de Daroel Islam.
Overigens, tot slot, naar mijn smaak begon het proces van dekolonisatie al tijdens de aanbieding van de petitie van Soetardjo in 1936: een proces die na WOII in de hoogste versnelling geraakte.
Een p.s.’je
Tot mijn grote verbazing trof ik vandaag in een grote kartonnen doos dit boek aan: Harry A. Poeze, J.J.P. de Jong, Diplomatie of strijd; Een analyse van het Nederlands beleid tegenover de Indonesische revolutie 1945-1947.
Dat boek had ik zeer goedkoop gekocht in dezelfde periode dat ik dat boek van Jan Somers, medewerker van dit blog, over Nederlandsch-Indie in de aanbieding zag. Zo zie je maar weer, er zijn mensen die boeken kopen om ze vervolgens niet te lezen of om ze tzt te lezen. Er zijn er ook die helemaal niet lezen en weer anderen lezen slechts boeken die hun kennis (of weten) of hun ervaringen slechts bevestigen of omdat ze die bevestigd willen zien. Geschiedenis blijkt maar weer een lokale en/of persoonlijke aangelegenheid.
Werk aan de winkel voor de heren en dames historici. ;-).
De petitie Soetardjo muntte uit in eenvoud en duidelijkheid. Het antwoord heeft dan ook twee jaar op zich laten wachten, moeilijk om er netjes ‘nee’ tegen te zeggen. In de 7-decemberrede van koningin Wilhelmina vind je die petitie compleet terug. Het was duidelijk dat de Nederlandse regering de groeiende kloof tussen koloniale goedwillendheid en de harde werkelijkheid van het Indonesische onafhankelijkheidsstreven niet heeft onderkend. Het jeugdige nationalisme was al veel verder.
Diplomatie of strijd was (meen ik te weten) de dissertatie van De Jong. Dan kan je natuurlijk niet de journalist uithangen. In een debat over een chaos is het soms wel nodig terug te gaan naar de ‘basics’, maar dat leest inderdaad niet lekker weg. Vandaar waarschijnlijk dat Avondschot in dezelfde stijl is geschreven.
De reden dat ik hierover begon is het feit dat wij denken volgens oorzaak-gevolg, begin en een einde.
Als het ware een flow van gebeurtenissen die niet op zich zelf, maar met elkaar in verband staan.
Je kunt een gebeurtenis eruitlichten en uitvergroten, maar dat laat onverlet dat er ook andere gebeurtenissen zijn die nadere plaatsing (en verklaring) behoeven.
Immers je kunt in onderhavig geval ook vaak uit de lucht geplukte (emotionele) kreten tegenkomen als: Wij wilden jullie wel onafhankelijkheid verlenen, maar niet op deze manier (bersiap).
Of; “de Indonesische staat is van Japanse makelij”.
Hetgeen dus volstrekt niet klopt.
He enige wat die nationalisten wilden is een herinrichting van de Indische maatschappij, van een feodale naar een moderne.
De Nederlandse maatschappij was een moderne, ook door de mogelijkheid tot de oprichting van politieke partijen, waarin men best wilde participeren maar op voet van gelijkheid.
De Japanse was het voorbeeld van de moderne Aziatische maatschappij, voor de Indonesiers hun grote Broer. That’s all.
Het idee, het plan lag er al, ver voordat de Jappen kwamen, nu de uitvoering nog.
Elke gelegenheid of kans om tot die uitvoering te komen moet je aangrijpen.
Zo simpel is dat.
Voor u en ik wellicht gesneden koek, voor een aantal anderen waarschijnlijk (nog) niet.
Koloniale goedwillendheid zou ik niet zeggen.
Wel arrogante houding om de vraag van samenwerking(Soetardjo en andere gematigden) te negeren.
Jeugdige nationalisme was al aanwezig in Indonesia bij de studenten(Stovia, Landbouw Hogeschooll, RHS , H.I.K studenten en andere jongerenorganisaties , zelfs bij Inlandse B.B ers, zoals wedana’ s en bupathi .Zie de oprichting van Boedi Oetomo in 1908 en Sarikat Islam in 1911(?).
Vergeet niet de rol van Perhimpunan Indonesia ( Indonesische studentenvereniging in Holland).Men praat al over Indonesia merdeka.
Hatta en nog 2 andere studenten werden zelfs opgepakt .Zie: In het land van de overheersers Harry Poeze.
Ook de jongere generatie studenten , leden van Jong Ambon, Jong Java, Jong Sumatranen, Jong Islamieten Bond, vrouwenbewegingen (Islam en Christen) hadden hun bijdrage geleverd.
De oudste broer van S.A Sr was mede ondertekenaar van Sumpah Pemuda in 1928.
De generatie van mijn ouders/oom tantes waren actief in verschillende bewegingen, Indonesia Muda, Istri Pasundan , Padvinderij (Nation Building).
Overigens, een citaat uit het boek van Peter Schumacher: Linggardjati.
“Waarom in de Nederlandse literatuur altijd over Linggadjati, dus zonder r, wordt geschreven, heb ik nooit goed kunnen doorgronden.”
Schijnbaar mierenneukerij, maar ook ik zou hierop graag het antwoord weten; ik raakte in het verleden lichtelijk van slag door de verschillende spelling van de naam van dit plaatsje, en nu wederom in het boek de Avondschot als in Nederlandsch-Indie van J.A. Somers 😉
Omdat er 3 versie waren ,
1. Lingga-Djati volgens Sundanese verhalen is de plaats waar Sunan Gunung Djati ( een Moslim leraar / verbreider ) Lingga van het woord “Linggih”.
2.Een andere versie is dat Sunan Gunung Djati “linggar” ( vertrokt) uit die plaats tijdens zijn reis om bij de grote berg “Ciremai” de andere Sunan’s te ontmoeten.
3.LinggaR-djati is de plaats waar men de echte kennis (sedjati) kan leren .
De Indonesiers hadden de plaats bewust gekozen op basis van bovenstaande redenen.
De grote berg Cereme( Ciremai) was ook een plek waar de Wali Songo ( de Negen Moslim leraren/verspreiders van de Islam op Java) in conclaaf gingen.
Cereme is afgeleid van het woord Pencereman ( overleg) .
Vandaar dat de Indonesiers de kleine onbekende plaats (maar belangrijk in de historie en geloof van de Indonesiers als plaats van onderhandelingen die de geschiedenis van Indonesia zal bepalen.
Dit verhaal heb ik o.a jaren geleden ergens op een site geplaats, naar aanleiding van onze bezoek aan de plaats Lingga(r)jati , ik dacht in 2007.
Volgens mij (maar wie ben ik?) is de plaats niet gekozen om mystieke redenen. Sjahrir en Van Mook zochten (samen) naar een plaats waar Soekarno bij de besprekingen aanwezig kon zijn, republikeins gebied dus. Bovendien niet te ver van Batavia, overzee goed bereikbaar, en met voldoende logeermogelijkheden. Heel rationeel dus.
Rationeel gezien zou ik Yogya kiezen, met voldoende faciliteiten .Of Cirebon, een grote stad .Met een echte haven.
De redenen van de Indonesiers zijn voor de Indonesiers duidelijk , men kies niet zo maar een gebied of plaats .
Liggardjati is een kleine dorp buiten Cirebon ,aan de voet van de grote berg (Cereme) maar met een historische en mystieke betekenis voor deoude generatie Indonesiers.
Daar gingen de Wali Songo ( de 9 leraren) in conclaaf en ook de Islam werd onder andere vanaf die plaats verspreidt richting het Westen( Sundanese Koninkrijken-Hindu) en Banten.
Symboliek is belangrijk voor de Indonesiers.
Om maar uit een website te citeren: Uit het bovenstaande is wel duidelijk dat de Javaanse mystiek gegoten is in een taal die ver af staat van Westerse tradities. Duidelijk is dat aan het intellect slechts een dienende functie wordt toegekend. 😉
Ik zag gisteravond nog op eigen video een band over 1945-1949, de Nederlandse delegatie onderweg van Cheribon naar Linggadjati. Langs de kant Indonesische kindjes, opgetrommeld, en het volkslied zingend. Toen de Nederlandse delegatie naar hun wuifde, wuifden ze enthousiast terug. Door Polygoon gefilmd en vertoond in de Nederlandse bioscopen: Nederlanders hartelijk ontvangen!
Op het plaatsnaambord stond: Lingga djati.
Heren Suraya Atmadja en Jan Somers, bedankt voor de reacties.
De uitleg van de oorsprong (betekenis) van de naam Linggarjati door dhr Surya Atmadja was heel interessant. In die richting had ik ook gedacht, maar ja ik ben geen Javaan (of Sundanees?)
Kan hij me ook de betekenis van perundingan uitleggen? Normaliter spreek je van Perjanjian Lingarjati.
In eerste eerstantie had ik gedacht dat Linggajati de Nederlandse spelling is. Niet dus.
Volgens mij is die plaats ook om rationele redenen gekozen, maar met Indonesiers (i.e. Sukarno) weet je het maar nooit, die zitten vol van mystiek, daarmee moet je ook rekening houden. Maar uiteindelijk toch kon iedereen leven met de keuze van die plaats voor dat belangrijk verdrag.
De dag van mijn huwelijk – ook belangrijk – werd via berekeningen van te voren bepaald door een pedande , eea mbt een goede afloop/vervolg. Wat de plaats betrof had ik geen keuze 😉
Pe-runding-an is een overleg (tussen partijen).
Per-janji-an is een overeenkomst , dus ga je eerst be-runding om tot een per-janji-an te komen.
p.s.
Wellicht leuk om te weten dat er in Indonesie ook een blog in de trant van Javapost bestaat.
Helaas is deze in de Indonesische taal, maar reageren in het Engels is m.i. ook een optie, en wanneer we het op een beleefde en correcte manier doen, dan is er niets aan de hand, toch?
http://www.nederlandsindie.com/
Helaas zijn – op twee na – alle berichten op die site uit 2009. Lijkt op een goed iniatief dat geen navolging heeft gehad.
Tja, dat artikel over voetbal vond ik eigenlijk ook wel iets voor jouw blog. en over die bioscopen e.d. . En ik zag ergens een reactie in het Nederlands op de Soerbaiase krant.
Klopt, de man/vrouw blijft ijverig doorgaan, maar er is geen respons. De jongeren zitten liever te sms-en of te chatten via facebook over allerlei onbenullige zaken. Zijn nemen hun geschiedenis niet zo nauw. Hun voorgekauwde kennis opgedaan op het smp/sma is al voldoende. Meer hoeven ze niet te weten. Wat niet weet, wat niet deert. Vertel mij wat 😉
Maar de tekst rechtsboven dat Nederland niet 350 jaar Indonesie heeft BEZET maar 350 jaar over Indonesie heeft geregeerd, geeft blijk van een andere visie op de geschiedenis van Nederlands-Indie. Wel moest er, gelet op de Arabische lente, een revolutie aan te pas komen om die machthebbers af te zetten en te vernieuwen door anderen. Indie blijft , alleen de personen en de naam zijn anders toch? Indonesia – het Indische eilandenrijk
De vraag waar de titel “Ogenblikken van genezing” wel op slaat, wordt o.a. beantwoord op pagina 162 waarin de auteur melding maakt van een gesprek met een journalist, ene Van Maurik van de Gelderlander. Deze van Maurik had in 1947 een gesprek met een Indonesische journalist die hij te kennen gaf dat wanner de Indonesiers vrij waren zij elkaar zouden uitmoorden. Deze Nationalist van zijn kant vroeg hem hoeveel lijken wel lagen opgestapeld in Europa….
Deze Van Maurik was niet de persoon om trouwhartig de bulletins van de Nederlandse legervoorlichtingsdienst over te schrijven en deed ook nog moeite om naar de meningen van de Indonesiers te vragen, en te schrijven over de excessen van Nederlandse militairen.
Een daarvan betrof de Bondowos-affaire. Bij een transport van 100 Indonesische gevangen in drie afgesloten goederenwagens kwamen in november 1947 46 gevangenen door verstikking om het leven.
Niet geheel toevallig was ik deze week benieuwd naar de top 10 zgn pembrontakan waar de Indonesiers tijdens hun onafhankelijkheidsstrijd hadden te maken, maar ook naar de top 10 gewelds-excessen van de Nederlandse militairen aldaar.
http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/nieuws/17801/top-10-oorlogsmisdaden-in-indonesie.html
Werk aan de winkel voor graai-advocaten.
Dit is geen reclame!
Tip: Het boek van Peter Schumacher (ik heb ervan genoten) is momenteel bij de Slegte te koop voor slechts 9,95. Sorry hr. Schumacher 😉 . Een ander interessant boek voor slechts 11,99, is daar ook te koop n.l. Jacob Vredenbregt – Terugzien en nakaarten (Zestig jaar ooggetuige in Indonesie).
Hier een besprekinkje: http://blog.londoh.com/item/1928/catid/5
Even ter aanvulling op het bericht van Ed Vos: ik weet niet welk boek van Schumacher precies te koop ligt bij De Slegte. Er is namelijk een oudere versie met een klein onleesbaar lettertje, en een nieuwe geheel geupdate en goed leesbare versie van 2011. De eerdere versie staat op de site van Schumacher zélf: http://www.peterschumacher.nl, en is daar gratis te downloaden.
De nieuwe, hier besproken versie. In ieder geval ligt er daarvan nog een voorraadje in Tilburg
Meneer Vos, ik heb op aanraden van dhr Emmanuels, een echte intellectueel afgelopen maanden eerst het boek Avondschot op de Tong Tong Fair en daarna Ogenblikken van genezing bij in den Haag gekocht. het blijkt nu weer dat ze in Tilburg gewoonweg te weinig lezen en teveel naar Ricky Risolles luisteren, het ene sluit zeker het andere uit.
Het boek Avondschot trekt mij aan want tenslotte won Nederland op het slagveld maar verloor de oorlog op diplomatiek en internayionaal niveau en daar gaat het om. Nederland was diplomatiek beschamend en provinciaal bezig en nadien stelt het Internationaal geen moer meer voor. Ik blader al lezend het boek door.
Over de genezende werking heb ik vooralsnog geen mening, ik heb pas 40 bladzijden gelezen. Ik lees al bladerend het boek. Ik zal bij een volgend bezoek aan Nederland eens met deze alleraardigste man Emmanuels van gedachten wisselen, die heeft wel heel veel gelezen.
Avondschot is kwalitatief net zo goed als zijn dissertatie Diplomatie of strijd. Inhoudelijk vind ik de dissertatie interessanter omdat in deze periode alles nog open lag. In de periode van Avondschot is het einde voorspelbaar. Over de beoordeling van het Nederlandse beleid zal ik mij hier maar niet uitlaten, dat is niet in drie zinnen te vertellen.
Met het boek de Avondschot probeert de schrijver Joop de Jong ons juist duidelijk te maken dat Nederland zijn beleid van geleidelijke dekolonisatie liet vallen en koos voor onmiddellijke overdracht. Dit in tegenstelling tot de algemene opvatting dat de Veiligheidsraad Nederland er toe dwong om de soevereiniteit direct over te dragen. Het was dus niet zo dat – de redenering van De Jong volgend — Nederland op diplomatiek nivo de “oorlog” verloor.
Soekarno had geweigerd om samen met het leger uit Djokja te ontsnappen hetgeen hem, vooral binnen legerkringen, kwalijk werd genomen. Het isolement van de republikeinse regering bleef zo, maar dit bood haar de gelegenheid, gesteund door internationale sympathie, haar eigen weg te gaan in de onderhandelingen met Nederland. Alhoewel de guerrilla-activiteiten van het leger succesvol waren realiseerde vooral generaal Simatupang zich dat een blijvende kloof met de eigen regering tot een burgeroorlog zou kunnen leiden. Uiteindelijk gaf het leger toe, waarmee de impasse die de Republiek al sinds het begin van de revolutie had geteisterd werd doorbroken. De Republiek was rijp voor een succesvolle afronding van de onderhandelingen met Nederland.
Beel, de opvolger van Van Mook, lanceerde een koerswijziging: soevereiniteitsoverdracht op uiterlijk 1 april 1949 aan een nieuwe staat, de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië. De afwijzing van het plan Beel door de Republiek, en een ernstig incident in Djokja waarbij sultan Hamengkoe Boewono was betrokken leidden tot een toenemende internationale druk, resulterend in een ruling van de Veiligheidsraad van 23 maart 1949. In deze ‘brief’ werd de UNCI aangespoord partijen behulpzaam te zijn bij de ten uitvoerlegging van de resolutie van de Veiligheidsraad van 28 januari en het bereiken van overeenstemming over de voorgestelde conferentie in Den Haag. Deze ‘informele resolutie’ had succes. Een akkoord tussen de delegatieleiders in de Veiligheidsraad, Van Roijen en Roem, van 7 mei 1949 gaf de grondslag voor een overdracht van de soevereiniteit zonder overgangsperiode. Dit akkoord bestond feitelijk uit twee eenzijdige verklaringen: Mr. Moh. Roem verklaarde overeenkomstig de resolutie van de Veiligheidsraad van 28 januari 1949 en de ‘ruling’ van 23 maart, dat er een bevel zou uitgaan tot het staken van de guerrilla-oorlog, dat er bereidheid was tot samenwerking gericht op het herstel van de vrede, en de bereidheid tot deelneming aan een Ronde Tafel Conferentie te Den Haag, ‘teneinde de onvoorwaardelijke overdracht van werkelijke en volledige souvereiniteit aan de Verenigde Staten van Indonesië te bespoedigen.’ In antwoord verklaarde Dr. Van Roijen onder meer dat op de Ronde Tafel Conferentie besprekingen zullen worden gehouden over de wijze, ‘waarop de onvoorwaardelijke overdracht van werkelijke en volledige souvereiniteit aan de Verenigde Staten van Indonesië in overeenstemming met de Beginselen van de Renville zal kunnen worden bespoedigd.’ Ondanks alle strijd was het in deze verklaring genoemde Linggadjati-akkoord, opnieuw geformuleerd in het Renville-akkoord, overeind gebleven. Een in Den Haag circulerend grapje ‘Van Roijen beroemd, Roem berooid’ was geen realistische inschatting van het bereikte resultaat. Nederland had ingestemd met het beëindigen van de federalisering van de gebieden buiten de Republiek. Bovendien was er sprake van een toenemende infiltratie van republikeinse eenheden.
De genezende werking van een optreden van Ricky Risolles is blijkbaar vele malen groter dan het lezen van een boek over de wordingsgeschiedenis van de republiek Indonesie. Overigens kocht ik hier dit jaar nog voor 20 euro Mary C. van Delden’s boek over de Republikeinse kampen in Nederlands-Indië (1945-1947). Ik begreep uw Karl Popperhaal tav genoemd boek dan ook niet helemaal. Op de achterflap stond toch duidelijk vermeld hoe haar onderzoek tot stand kwam.
Dat was wel vermakelijk, ja.
Karl Popper gaat ervan uit dat alles te weerleggen is (verificatie) en dat heeft Mevr. van Delden in haar reactie tav van de opmerking van dHr. Bussemaker niet gedaan. Zij werpt mij tegen dat ik haar boek niet gelezen heb, maar daar gaat mijn verhaal helemaal niet over, ik heb louter naar de argumenten in de discussie gekeken. Zij komt dan met haar onderzoeksmethoden en gegevens , wat volgens mij wel verantwoord is als methodologie in wetenschappleijk onderzoek maar zij geeft niet verantwoord aan of de voedingsopgave in de Republikeinse kampen geflatteerd was of niet . Deze vraag heeft zij ondanks alle omslag niet beantwoord, dus ook niet geverifieerd en daarom is haar antwoord nog steeds niet academisch qualificabel. Dat vind ik wel opmerkelijk en een teleurstelling, daargelaten dat haar reactie mij bevreemdt.
Geachte Heer Vos,
Ik ben nu een paar dagen op zakenreis en heb savonds tijd om wat uit het boek van Peter Schumacher te lezen. Ik ben vooral in zijn verhaal over de bersiap geinteresseerd om dat deze periode bekaaid in de NL geschiedenis af komt. Mij gaat het meer om de menselijke aspecten van die periode en waarom Nederland niet veel eerder humanitaire acties heeft ondernomen om haar burgers te beschermen. Daarvoor hoef je niet 100.000 militairen naar indie te sturen.
Daarover zou toch interessant van gedachten kunnen worden gewisseld, vooral met degenen die nog Geschiedenisdragers van deze periode zijn.
een ander goed boek inzake dezes is ,, in de greep van soekarno” van h. schmidt uitgeverij aw.sijthof leiden 1961.
gekonkel van politicie aan beide zijden ,,politicie geboren leugenaars ” maakt niet uit van welke aard ze zijn TUIG anderre woorden zijn er niet voor dat boeven pak