Wegens buitensporig leed

´Japanse´ uitkering viert dit jaar 60-jarig bestaan

Het zal u wel bekend zijn: leden van de Stichting Japanse Ereschulden (JES) demonstreren nog steeds iedere maand voor de Japanse ambassade in Den Haag ter verkrijging van een zekere genoegdoening. De Stichting kaart de rechtsgeldigheid aan van de uitwerking van de zogenaamde Yoshida-Stikker overeenkomst uit 1951, waarbij werd overeengekomen dat de Japanners een finale kwijting zou worden geschonken voor een éénmalige schadevergoeding.

De argumenten

Dirk U. Stikker

Laat ik beginnen met uit te spreken dat ik het niet oneens ben met de Stichting. Japan is er wel érg gemakkelijk van afgekomen destijds. Dit neemt niet weg dat er  internationaal gezien goede redenen voor waren om het de Japanners niet al te lastig te maken. De Amerikanen hadden de lessen van de Eerste Wereldoorlog goed geleerd. Voor de wereldvrede was het beter aan de verliezende partij een lichte straf op te leggen, dan te eisen dat deze alles zou terugbetalen. Dat de Amerikanen nevenbedoelingen hadden door met een afhankelijk Japan een kapitalistisch front op te werpen tegen het communistische China en de Sovjet-Unie is niet onbelangrijk, maar doet hieraan geen afbreuk.

Maar goed, het had ook anders kunnen lopen. En dus blijft het verschrikkelijk knagen dat de Japanners, na alles wat ze de bevolking van Nederlands-Indië hebben aangedaan, zijn weggekomen met herstelbetalingen van uiteindelijk fl. 415,- per persoon. Een schijntje. Om de wonden nog een keer open te halen, maar daarmee ook misschien beter te begrijpen, hier nog enkele details van de onderhandelingen.

Buitensporig leed

Shigeru Yoshida

De vredesbesprekingen in San Francisco in 1951 hadden niets vastgelegd over een schadevergoeding aan ex-burgergeinterneerden. De Japanse premier Yoshida had de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Dirk Stikker slechts toegezegd tot een schadevergoedingsregeling te willen komen ten behoeve van ´bepaalde groepen individuen, wegens in de kampen ondergaan buitensporig leed´. De hierop volgende jaren moest door besprekingen tussen de Nederlandse en de Japanse regering nog de hoogte van het bedrag worden vastgesteld en de wijze van uitkeren.

Na enige tijd kwamen de partijen overeen dat een lump sum het beste zou zijn, ware het niet, dat de Japanners daar nog regelmatig op terugkwamen. Ze waren niet overtuigd van de omvang van het leed en wilden daarvoor bewijzen op casus-niveau.
De Nederlanders wilden hier aanvankelijk niet in mee gaan, maar legden uiteindelijk tóch – op aandringen van de Amerikanen – drie kamprapporten en vijftig individuele persoonsrapporten op tafel.

De mate van de schuld

In 1955 liet Minister Luns nog aan de Nederlandse ambassadeur O. Reuchlin in Tokio weten dat bij het niet-realiseren van de Yoshida-Stikker overeenkomst sprake zou zijn van negatieve consequenties voor de Nederlands-Japanse betrekkingen. Reuchlin antwoordde hierop echter “dat de bevreesdheid aan Japanse zijde voor deze consequenties niet te hoog moest worden aangeslagen.”

In oktober van dat jaar werd onderhandeld tussen vertegenwoordigers van de Japanse regering onder leiding van Teraoka en – van Nederlandse zijde – de (zelf geïnterneerd geweest zijnde) jurist G.E. Baron van Ittersum, de historicus L.G.M. Jaquet en Reuchlin. In het verslag staat dat “gedurende de gehele bespreking telkens weer naar voren treedt, dat de Japanners beogen hun aansprakelijkheid te beperken door het gebeurde als min of meer normale consequenties van een oorlog voor te stellen.” Teraoka liet hierop weten “dat de Japanse regering weliswaar schuld erkende, het ging hier echter om de mate van die schuld”, vooral ook om het eigen Ministerie van Financiën te overtuigen.

Uit eigen zak

Protocol Japanse Uitkering

Twee maanden later bleek dat dat Ministerie helemáál niet was overtuigd. In plaats van de gevraagde 27,5 miljoen werd een laatste bod gedaan van 10 miljoen dollar. Den Haag verzocht hierop aan de Amerikanen om diplomatieke druk uit te oefenen, echter tevergeefs.
Begin maart 1956 zag Nederland zich gedwongen het bod te accepteren. Van Japanse zijde werd nog geëist dat met de overeenkomst nóch de Nederlandse regering nóch Nederlandse staatsburgers later enige nieuwe claims zouden indienen. Het protocol, ondertekend door Reuchlin en de Japanse minister van buitenlandse zaken Mamoru Shigemitzu, trad in werking op 1 juni 1956.

Vier jaar later, in 1960, was aan 90 duizend ex-burgergeïnterneerden ieder fl. 415,- uitgekeerd en was het Japanse geld op. Omdat op dat moment nog steeds aanvragen werden ingediend, besloot de Nederlandse overheid uit coulance-overwegingen de regeling niet te sluiten maar te gaan betalen uit eigen middelen. En dáár, u leest het goed, is nooit verandering in gekomen.

x

 x

 

 

PS Om te weten of u nog in aanmerking komt voor een JU (voor burgers op dit moment éénmalig 188 euro) , kan contact worden opgenomen met de Stichting Administratie Indische Pensioenen (SAIP): http://www.saip.nl/. Voor de duidelijkheid: de kans is héél groot dat u al tientallen jaren geleden een aanvraag heeft ingediend, en dat u dat bent vergeten…

x

 

Dit bericht werd geplaatst in 6. Onderzoek, Aanspraken en Verwerking en getagged met , , , , , , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

10 reacties op Wegens buitensporig leed

  1. Ed Vos zegt:

    Het is goed dat jij weer elders, Bert, naar deze link hebt verwezen –
    Min vader genoot al sinds mensenheugenis een uitkering van het SAIP 😉
    Maar goed, hij was blijkbaar niet voor niets ambtenaaar bij de RI, en alert.
    Het fijne ervan, weet ik niet, wil ik niet weten ook. Ik heb niets te goed noch van de Nederlandse regering, noch van de RI, noch van de Japanners.

  2. dpruis zegt:

    Beste Bert, ik heb voor mijn moeder al eens vaker gezocht naar een eenmalige, kleine uitkering waarover ik in de krant las, maar ik kan het niet vinden op de site van de SAIP. Nu lees ik hier er weer over, maar kom ik er weer niet uit. Wel de WUV en WUBO, wat mijn moeder al heeft maar niet die JU zoals jij dat noemt. Kun je me helpen?

    • buitenzorg zegt:

      Een eenmalige kleine uitkering? En dan niet de Wuv of Wubo? En ook niet de JU? Wanneer zou die regeling kunnen zijn ingegaan?

      • dpruis zegt:

        Ik bedoelde te zeggen dat waarschijnlijk deze kleine eenmalige uitkering dezelfde als de JU -Japanse Uitkering begrijp ik nu :-).

        Ondertussen ben ik al weer iets verder en heb ik de betreffende pagina gevonden (http://www.saip.nl/nl/content/pages/ju.aspx) en vervolgens de SAIP gebeld. Vreemd genoeg wist de heer van de SAIP die ik aan de telefoon had niets van het bestaan van deze JU af……
        Maar dit staat er toch duidelijk:
        “Wat kunt u krijgen?
        Voor burgers is destijds een eenmalige uitkering van Fl. 415,- vastgesteld. Tegenwoordig heeft dat een waarde van € 188,32. Voor militairen werd de uitkering vastgesteld op Fl. 264. Tegenwoordig heeft dat een waarde van € 119,80. Heeft u aan de Birma-spoorlijn gewerkt, dan komt daar Fl. 61,73 (€ 28,01) bij.”

        Hij gaf ook aan dat er vandaag vele mensen belden naar aanleiding van een krantenartikel over een uitkering aan mensen die aan de Birma spoorlijn hebben gewerkt en dat hij ook daar niets van af wist….
        Mijn conclusie: het gaat om dezelfde uitkering als hierboven aangehaald.
        Enfin, omdat we er telefonisch niet uitkwamen heb ik vervolgens maar een mail gestuurd en om meer info gevraagd. Daarbij ook gevraagd of dit, zoals ik aanneem, iets anders is als “Het Gebaar”. Dus wordt vervolgd.
        N.b. Het is voor een leek een behoorlijk doolhof: WUBO, WUV, CAOR, JU, Het Gebaar.

  3. buitenzorg zegt:

    OK. Ik had het niet begrepen. Je had het dus over de JU. Over die uitkering schreef ik ook een ander artikel, n.a.v. het boek van Griselda Molemans. Zie: https://javapost.nl/2014/06/30/de-claims-van-andijvielucht-ii/

    Zó gek is dat nu ook weer niet dat iemand van de SAIP de JU niet kent. Als er een paar aanvragen per jaar worden ingediend, zullen die misschien bij de enige werknemer terechtkomen die daar iets van af weet. Jij sprak toevallig een andere..

    De JU is heel iets anders dan het Gebaar. Als je moeder in een Japans interneringskamp heeft verbleven, komt zij in principe in aanmerking voor de eenmalige JU-uitkering. Ik begrijp uit je woorden dat zij eerder een beroep heeft gedaan op WUV en/of WUBO. Uit haar WUV en/of WUBO-dossier is wel op te maken waar zij naar het oordeel van die oordelende instanties heeft verbleven. Dergelijke informatie kan ook worden opgevraagd bij het NRK in Den Haag.

    • dpruis zegt:

      Okay, dank! De ´andijvielucht´ artikelen maken me wel weer een paar stukjes van de puzzel duidelijk. En ik ga er vanuit dat het inderdaad wel bij de medewerker van de SAIP terecht komt die er iets van af weet.
      Er staat in de artikelen ook iets over de nabestaanden. In het verlengde hiervan vraag ik me nu af of mijn moeder en haar broers en zusters ook als nabestaanden in aanmerking zouden komen voor de JU uitkeringen, voor zover deze nog niet zijn uitgekeerd. Weet jij hier iets meer over? Bijvoorbeeld ook over in welke graad zoiets speelt: als kind van neem ik aan, maar wellicht ook als broers/zus (als er geen kinderen zijn geweest) en/of neef-nicht?

      • buitenzorg zegt:

        Uit het voorlopige eindverslag van de Comissie JU, anno 1960: “Tenslotte werd bepaald, dat de aanspraken der overledenen aan hun rechtverkrijgenden krachtens burgerlijk recht zouden toevallen.”
        Ik neem aan dat hiermee in eerste instantie familieleden in eerste graad worden bedoeld (partner, ouders, kinderen), maar bij ontstentenis daarvan ook tweede graad kan worden bedoeld. Of dat nog verder gaat, geen idee. Los van de juridische invulling: het gaat in dit geval natuurlijk vooral om de morele waarde van de uitkering. Leedcompensatie aan neven/nichten lijkt mij wat vreemd….

      • dpruis zegt:

        Inderdaad, in de zin van leedcompensatie lijkt me dat ook niet mogelijk, maar ik zie het ook meer als een soort erkenning achteraf voor die personen die het niet hebben gehad.

    • Henk ANTHONIJSZ zegt:

      Bert,
      Het betreft m.i. die “Japanse uitkering” als gevolg van het Stikker-Yoshida akkoord (Tractatenblad jaargang 1956 no. 28). Ter beschikking gesteld ter verdeling onder de in Azië geïnterneerd geweest zijnde Nederlandse burgers.
      Je weet dat ik hiervoor een aantal keren een aanvraag heb ingediend. Telkens afgewezen met als reden: het kamp Goenoenghaloe waar ik opgesloten zat is een niet JU erkend kamp!
      M.i. zijn er dus met mij vele ex-Japanse geïnterneerden die geen z.g “JU-uitkering” hebben ontvangen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s