‘Zo mooi was het niet in Indië’

Zijn wij in ons hart nog dezelfde mensen als de mannen die in witte pakken rondliepen over de plantages? Het is een vraag die knaagt aan cultural professor Thom Hoffman. Samen met Delftse studenten gaat hij de geschiedenis van Nederlands-Indië bestuderen aan de hand van de vroege fotografie.

Door Tomas van Dijk

Leden vermoedelijk van de Deli Plantersvereniging, Medan 1895.

Leden vermoedelijk van de Deli Plantersvereniging, Medan 1895.

Wuivende palmbomen, een kabbelend riviertje en bedienden die drankjes serveren aan blanke mannen in witte kostuums en vrouwen in prachtige jurken. Ergens op de foto, die Thom Hoffman uit een familiealbum tevoorschijn heeft gehaald, staan zijn opa en oma. We zien de upper class op de sociëteit in het Nederlands-Indië van de jaren twintig. “The Great Gatsby. Daar doet het aan denken”, zegt Hoffman. “Maar daar moet je doorheen kijken. Zo mooi was het niet.”

We hebben afgesproken in Hoffmans atelier, een etage aan een Amsterdamse gracht. Hier bereidt de acteur, fotograaf en documentairemaker zijn gasthoogleraarschap voor. In zeven bijeenkomsten wil hij met vijfentwintig studenten de geschiedenis van Nederlands-Indië onderzoeken aan de hand van de vroege fotografie. Het werk moet uitmonden in een nationaal historisch fotoarchief over Nederlands-Indië.   

Midden in de kamer staat een grote houten kast – ‘mijn schatkist’ – met daarin een eerste druk van Max Havelaar. “Een van mijn dierbaarste bezittingen.” En tal van historische boeken en fotoalbums van zijn familie en van koloniale ondernemingen. Hoffmans opa werkte in de kolonie als ingenieur voor een petroleumbedrijf. We zien rubberbomen keurig in het gelid, blanke mannen in witte kostuums die in rijtuigjes naar de sociëteit gaan, vrolijk spelende Hollandse kinderen, maar ook de verschrikkingen van de Atjeh-oorlog. Nederlands-Indië was een wereld vol tegenstellingen, een wereld die Hoffman fascineert.

Dat mooie beeld van de high society klopt volgens u niet. Hoezo?

“De hitte was verschrikkelijk. Er was malaria. Maar men wilde voor het vaderland een idyllisch beeld schetsen. Mensen stuurden albums naar Nederland waarin te zien is hoe papa naar de sociëteit ging, waarin je roomblanke kindjes vrolijk op klompen ziet spelen en gedrild personeel op prachtig onderhouden landerijen. Je mocht in de kolonie niet mislukken. Al die foto’s zijn bewuste mededelingen aan het moederland. Maar het was natuurlijk helemaal geen puntgaaf gekostumeerd Engels BBC-drama. Mensen werkten keihard en werden vaak niet ouder dan veertig. De Indische samenleving was bovendien zeer scherp raciaal verdeeld.”

Wilt u de geschiedenis van Nederlands-Indië herschrijven?

“Ik wil het beeld completeren. Dat beeld begint steeds meer de romantische geparfumeerde kant op te gaan: het was daar gezellig en mooi, we reden rond in rijtuigjes en we hadden een goede band met iedereen in de maatschappij.”

Maar iedereen kent toch Max Havelaar en de politionele acties? We weten dat het niet altijd even koosjer was wat daar gebeurde.

“Niet helemaal koosjer? Volgens mij kun je dat gerust stellen, het moest een blanke Nederlandse maatschappij blijven.

Er bestaan natuurlijk al veel academische studies over Nederlands-Indië. Maar die beslaan deelgebieden en -perioden. Ik wil samen met de studenten een allesomvattend werk maken; een nationaal historisch fotoarchief over Nederlands-Indië waaraan mensen foto’s kunnen toevoegen. De website is bedoeld voor eenieder die interesse heeft in de geschiedenis van Nederlands-Indië. Ik wil hen een gereedschap in handen geven om de geschiedenis te bestuderen en samen te schrijven, a la Wikipedia.”

Het thema van uw gasthoogleraarschap is Kromo-Blanda. Wat betekent dat?

“Kromo-Blanda betekent zwart-wit, en overdrachtelijk: Indonesisch-Nederlands. Dit begrip is begin twintigste eeuw geïntroduceerd door activist en multimiljonair Hendrik Tillema. Hij was een arme boerenzoon uit Friesland die als avonturier naar Nederlands-Indië is gegaan en daar gigantisch heeft verdiend aan de verkoop van gedestilleerd water. Doordat hij van eenvoudige komaf was, had hij oog voor de lokale bevolking in de Javaanse stad Semarang, ook wel ‘het rooie nest’ genoemd. Hij maakte zich hard voor de aanleg van riool- en waterleidingen voor de inlanders. Dat deed hij met boeken aan de Tweede Kamer die Kromo-Blanda heetten. Het zijn boeken met ‘tegenbeelden’. Op de ene pagina zie je hoe Europeanen leefden – hoe ze kookten, waar ze sliepen – en op de volgende pagina zijn de leefomstandigheden van de inheemse bevolking afgebeeld. Je ziet kinderen die zich wassen in een riviertje waarin ze ook poepen. Het vertelprincipe Kromo-Blanda is een schitterend aanknopingspunt voor mij aangezien de TU mij vroeg of ik iets wilde doen met het thema perspectieven.”

Komt uw interesse voort uit de geschiedenis van uw grootouders?

Thom Hoffman in zijn atelier. (foto: Sam Rentmeester)

Thom Hoffman in zijn atelier. (foto: Sam Rentmeester)

“Ja. Maar ook door die van mijn vrouw en schoonmoeder, die Indonesisch zijn. Je wordt erin gezogen. Je ontdekt steeds meer dingen. Vooral de geschiedenis van mijn oma had een aanzuigende werking op mij. Veel meer dan die van mijn opa. Mijn opa was, zo te zien, een typische Nederlander in wit pak. Uit niets blijkt dat hij oog had voor de inheemse bevolking. Ze zagen er mooi uit in hun smetteloze kostuums, maar het waren geen dichters natuurlijk, die Nederlanders. Enkele uitzonderingen daargelaten, zoals Eduard Douwes Dekker (Multatuli), Couperus, Du Perron en Madelon Székely-Lulofs. Auteur W.F. Hermans zei eens: ‘Over het beschavingsniveau der Nederlanders in Indië hoeft men zich geen illusies te maken.’ Diverse bronnen bevestigen dat beeld. Het waren ondernemers en soldaten, carrièremakers en jeneverdrinkers. Ze vloekten en hadden het over de aanhoudende regen en snel rijk worden. Net als in de Nederlandse polder.”

Waarin was uw oma anders?

“Mijn oma was een halfbloed. Zij had roots in de Sumatraanse bevolking. Zij kwam in een soort middengroep terecht, tussen de Indonesische, inheemse, en de blanke laag in. Dat heeft van haar een sociaal capabele vrouw gemaakt. Dat zie ik terug in de foto’s die ze maakte. Als ik die analyseer, dan zie ik een vrouw die op de markt donkere vrouwen fotografeert maar die ook ontzag koestert voor de Gouverneur-Generaal. Er bestond zelfs een term voor. Een geaccepteerde inlander was officieus ‘gelijkgesteld’.”

Maar eigenlijk weet u niet veel over uw grootouders.

“Ze stierven toen ik jong was. En mijn vader vertelde maar weinig. Hij was ook nog maar een kind toen de familie naar Nederland vertrok vanwege de economische crisis van 1929. Maar ik ken de wereld van de vele literatuur die ik heb verzameld en van de albums die naar Nederland werden gestuurd. Misschien werd ik extra tot die foto’s aangetrokken omdat ze zo mysterieus waren. En als je dan ook nog eens door De Stille Kracht van Couperus bent aangeraakt… Couperus heeft al die feesten met mooie kostuums op de sociëteiten prachtig beschreven. Dat is echt de wereld van mijn grootmoeder geweest. Maar eigenlijk wil ik het niet teveel hebben over mijn familie.”

Waarom niet?

“Boeken en publicaties over Nederlands-Indië zijn doordrenkt met familiegeschiedenis. Ze beginnen allemaal met ‘Ik had een heel lieve baboe’ of ‘Toen wij vertrokken stond het personeel met tranen op de kade’, enzovoorts. Dat vind je bij Hella Haasse en bij Adriaan van Dis. Bijna alle literatuur begint ermee. Als je met weemoed terugkijkt naar je jeugd, op zoek naar de verloren tijd – tempo doeloe, dan is het heel moeilijk om objectief naar geschiedenis te kijken. Ik hoop een neutraal beeld te kunnen samenstellen van Nederlands-Indië, juist door afstand te nemen en te kijken vanuit verschillende, liefst zo tegenstrijdig mogelijke perspectieven.”

Mensen kennen u vooral van films als Zwartboek of als Dokter Tinus in de gelijknamige tv-serie. Is dit werk aan Nederlands-Indië een welkome afwisseling op het acteren?

“In films moet je altijd doen wat andere mensen zeggen. Ik vind het erg fijn om ook mijn eigen dingen te maken.”

U besteedt in uw masterclasses veel aandacht aan de fotografie uit de jaren ’70, ’80 en ’90 van de negentiende eeuw. Waarom die periode?

“Toen is een interessante vorm van fotografie ontstaan. Fotografen ontdekten dat ze konden liegen. De keuze van wat je vastlegt, en hoe, draagt uit wat je standpunt is. Het was eerst een relatief nieuw medium in handen van adellijke kunstenaars en chemici, maar werd op den duur onderdeel van de massacommunicatie en daarmee van de politiek.”

Tijdens enkele masterclasses gaan jullie oude foto’s reconstrueren. Hoe gaan jullie dat doen?

“Het gasthoogleraarschap is serieus, maar bestaat op momenten ook uit gein trappen. We gaan werken met oude camera’s, met glasplaatnegatieven en met chemie uit de begintijd. Na het eerste begin van de fotografie in 1840 maakte men foto’s met het lichtgevoelige eiwit albumine. Ik heb hier een 140 jaar oud portret van een lokale vorst, een hoge pief van een bepaald district, gemaakt met albumine. Ik vind het een wonderschone foto. Het verloop van de scherpte is ongelofelijk prachtig.”

Willen jullie die foto namaken?

“Er staat een portret van de rector magnificus gepland. Hij heeft zich al bereid verklaard om aan deze ludieke actie mee te doen. Of hij ook in negentiende-eeuwse kleding op de foto gaat? We zullen zien. Maar we maken ook een vroeg-fotografisch beeld van het gebouw in Delft waar Indische ambtenaren werden opgeleid. Dit is een speelse introductie tot belangrijker werk. Als je zelf met oude technieken foto’s hebt gemaakt, dan geeft dat meer gevoel over fotografie. Het is een godswonder dat die oude foto’s – vanuit het niets – opeens gemaakt zijn. Bewust fotograferen zet je aan het denken over wat je met fotografie zou moeten doen, en hoe dat afhangt van je wereldbeeld.”

In een persbericht zei u ‘Het bestuderen van de geschiedenis van Nederlands-Indië levert een raam op het Nederlandse denken in haar relatie tot de wereld toen en nu.’ Wat bedoelt u daarmee?

“Dit is de kernvraag van het hele onderzoek: Zijn wij deep down in ons hart nog dezelfde mensen als de mannen die daar in die witte pakken rondliepen over de plantages?”

En het antwoord?

“Het is een vraag die iedereen voor zichzelf mag beantwoorden.”

x

Dit interview verscheen eerder in Delta, universiteitsblad van de Technische Universiteit Delft, 1 september 2015.

Dit bericht werd geplaatst in 1. Het vooroorlogse Nederlands-Indië en getagged met , , , . Maak dit favoriet permalink.

64 reacties op ‘Zo mooi was het niet in Indië’

  1. Wal Suparmo zegt:

    De inlander MOET van een BENGGOL( 2,5 cent) per dag kunnen leven.Volgens Minister COLLIJN( Kolonien).

  2. Surya Atmadja zegt:

    “Kromo-Blanda betekent zwart-wit, en overdrachtelijk: Indonesisch-Nederlands.
    ===========================================================
    Heb nog nooit die uitdrukking gehoord.
    Gezien de achtergrond van Hendrik Tillema zou het mss anders betekenen.
    Kromo is de verpersoonlijking van de eenvoudige Javaanse volksman ( een soort Jan met de Pet).
    Kromo-Blanda is dan waarschijnlijk een Nederlandse Kromo .
    Zijn belangstelling voor de arme Javaan in Semarang met de bijnaam rode nest was afgeleid door de aanwezigheid van de linkse mensen van de Henk Sneevliet en ook te wijten aan selectieve perceptie ?

    Dat de rijke en gegoede Nederlanders in grote huizen wonen met een batterij van bediendes( baboe,djongos en Kebon , kusir/koetsier etc ) is gewoon waar.
    Vergeleken met hun landgenoten in de verre Holland wonen ze toch in een paradijs.
    Dat er een andere wereld bestaat waar vele Nederlanders het relatief arm hebben was ook een feit .
    De inlanders wonen gewoon zoals ze altijd gewoond hebben , behalve de naar de steden trekkende kampongbewoners.

    • Jan A. Somers zegt:

      Een studievriend van mij ging bij een groot bedrijf in het zuiden des lands werken, en daar wonen. Zij hadden geen dienstmeisje, dat viel duidelijk op. Dat was jaren vijftig, geen 1895.

  3. Surya Atmadja zegt:

    De leden van de Deli plantersvereniging hebben het echt goed ,te zien in de foto.
    Behalve hun arbeiders, de Javanen, de Chinese koelies , Orang Melayu etc.
    Zie de wantoestanden zoals beschreven in Rhemrhev rapport , de koelieordonantie etc.

    • eppeson marawasin zegt:

      @Pak Surya Atmadja zegt: 1 september 2015 om 11:02 am De leden van de Deli plantersvereniging hebben het echt goed ,te zien in de foto.@

      — Dag Pak Surya Atmadja, dat kunt u dus opmaken uit het bekijken van één groepsfoto. Vindt u dat eigenlijk niet heel, heel knap van uzelf?

      Volgens mij -siapa saya- hebben ze de verkeerde persoon tot cultural professor benoemd.

      e.m.

      • Surya Atmadja zegt:

        eppeson marawasin zegt:
        1 september 2015 om 11:42 am
        — Dag Pak Surya Atmadja, dat kunt u dus opmaken uit het bekijken van één groepsfoto. Vindt u dat eigenlijk niet heel, heel knap van uzelf?
        ==============================================================
        Ister op zijn minst een paar redenen
        Een planter ,apalagi(vooral) een “tabaksbaron” is per definitie behoorlijk rijk .
        Rijker dan de textiel of suikerbaronnen of de gewone thee of koffieplanters of de indigoboeren op Java .
        Deli is bekend van de beste tabakssoort die gebruikt werd voor de omhulsel/buitenkant van een dure sigaar.
        Je zou zeggen poeprijk , en mss of vaak (effe voorzichtig zijn) ten koste van hun koelies.
        De gewone deftige kleding (wit) is vaak standaard , ook dat ze zo lekker doorvoed eruitzien

        Als men op de foto moest gaan ze logisch hun mooiste kleding(“zondagskleding”) en even gaan poseren voor de foto, belangrijk voor het nageslacht.
        Hoe de Javaanse en Chinese koelies toen eruit zien, is ook bijna standaard.

      • eppeson marawasin zegt:

        @Surya Atmadja zegt: 1 september 2015 om 1:44 pm@

        — Ahaah, u kijkt met een bepaalde vooringenomenheid. Ja, dan is het inderdaad niet zo makkelijk enige afstand te betrachten. Geen probleem verder. Hebben ze toch de goeje gekozen.

        e.m.

  4. Jan A. Somers zegt:

    “officieus ‘gelijkgesteld’” Er was ook veel officieel ‘gelijkgesteld’: IS Art. 163 (5). De Gouverneur-Generaal is bevoegd (…) de bepalingen voor Europeanen toepasselijk te verklaren op personen, daaraan niet onderworpen.

  5. Indisch4ever zegt:

    Thom, begrijp je het wel goed ?
    Jij noemt je oma Sophie van Hoek (1901-1970) een geaccepteerde inlander , officieus ‘gelijkgesteld’.
    Met 2 ouders van Europese achternaam (Hoek-Pottkamp) was oma juridisch bij geboorte een Europeaan en en niet juridisch inlander. Ook de term gelijkgesteld is niet van toepassing .
    Ik zie in de regeringsalmanak van 1902 haar geboorte genoteerd bij de Europeesche Burgerlijke Stand. Ze was een 20-eeuws Indisch meisje en doorgaans zagen die zichzelf ook zo. Niet als inlander.

    Uiteraard was de gemiddelde sterfteleeftijd laag. Lager dan hier. En ook stierven de mensen die uit Europa kwamen eerder. Ze hadden het benodigde afweersysteem onvoldoende als kind ontwikkelt.
    Maar als je het over 1850 hebt…. was die gemiddelde sterfteleeftijd wel 40 jaar ? Volgens mij toch wel hoger.

  6. Ælle zegt:

    Thom Hoffman’s (1957) voorliefde voor onze koloniale geschiedenis kwam eerder tot uiting in het spelen van de rol van Max Havelaar in het gelijknamige toneelstuk, en zijn medewerking aan ‘In naam der koningin’, een groots opgezette tv-serie van de NCRV (1995). Zijn vader werd in Nederlands-Indië geboren. In zijn oratie zegt Hoffman: ” Ik ben ook een lezer die via de literatuur gaandeweg meer te weten kwam over de oorsprong van zijn familie, concreet: de wereld waarin mijn vader is geboren, de wereld van mijn grootouders, die me altijd heeft geboeid. Maar toen ik er wezenlijk in geïnteresseerd raakte, waren zij al overleden en kon ik ze niets meer vragen over het Nederlands-Indië waarin zij leefden, waarin zij liefhadden, naar hun werk gingen, over de toekomst van hun kinderen nadachten, de krant lazen en mopperden op de regen. Wie de Havelaar leest, wordt onontkoombaar gedwongen een positie in te nemen.”
    Bron: intranet.tudelft.nl

    Hierbij een opstel geschreven als 12-jarige puber, getiteld
    ~De Bui~
    (Mama had bijna al onze schoolschriften en leerboeken bewaard en in een grote kist samen met haar nutteloze ‘nostagische’ spullen laten verschepen naar … Holland)

    ~ Het was al een hele tijd droog in Djakarta. De zon blakerde elke dag over de rijstvelden, zodat de padihalmen verlept naar omlaag hingen.
    Er had deze maand nog geen druppeltje geregend.
    Tegen de middag scheen de hele stad in slaap gevallen te zijn.
    De grond barste hier en daar in onze tuin. De put was bijna uitgedroogd. Men kan zich natuurlijk
    indenken. Elke dag leden we aan hoofdpijnen. We baadden ons soms drie keren per dag. Mijn Grootmoeder zeurde om regen. Het duurde niet lang meer, want tegen 6 (zes) uur in de middag werd de lucht zwaar bewolkt, zodat we de lampen al vroeg moesten aanmaken.
    Eensklaps begon het te donderen. Je kon het geloof ik in Keulen horen.
    Ik schrok me een hoedje.
    M’n zusje begon te huilen, maar geen seconde later vielen de druppels als pijpestelen op het dak.
    De kleren werden zo vlug mogelijk van de lijn getrokken.
    Nadat ik mijn huiswerk afhad (want het begon me al vreselijk te vervelen) nam ik een tijdschrift en begon te bladeren, maar dat verveelde me ook.
    De radio werd uitgemaakt, want het begon te bliksemen, zodat de radio kraakte. Zohard regende het nou. Je zou zeggen dat het een zondvloed zou worden. De sloten liepen zoals altijd geweest was over.
    Om negen uur regende het nog.
    Ik kon door het gekletter daarvan de slaap niet vatten.
    Om tien uur hield het eindelijk op.
    Toen ik de volgende morgen opstond, liep ik nummer één naar de put. Wat was die vol, op een meter na, dan.
    Als m’n hand langer geweest was, kon ik het misschien reiken.
    Het plafond vertoonde vochtige plekken.
    De grond was erg bemodderd.
    Maar het leed was spoedig voorbij. Die dag regende het nog een beetje, maar het gaf niets, als de planten en bomen maar fris bleven.

    Uit het met de hand geschreven origineel exact gekopiëerd

  7. ellen zegt:

    Er is een relatie tussen de TU Delft en Nederlands-Indie.

    In de geschiedschrijving van Indië komt de ingenieur vrijwel niet voor. Toch ontwikkelt zich in de eerste kwart van de twintigste eeuw twee aspecten: het ontstaan en de geleidelijke verzelfstandiging van de ingenieursfunctie en de emancipatie van de Indische ingenieur.
    De ingenieursfunctie heeft zich in Indië langs twee trajecten ontwikkeld. In de ene lijn was de ingenieur erfgenaam en directe collega van de militair technicus (opgeleid aan de KMA, Koninklijke Militaire Academie te Breda) – de genieofficier – in de andere lijn nam hij geleidelijk de technische taken van de bestuursambtenaar over. Technische projecten in Indië kwamen tot stand onder leiding van de inheemse hoofden en Nederlandse bestuursambtenaren, alsook van ambachtelijk geschoolde, praktisch werkzame technici. Eerst in 1843, met de oprichting van de Koninklijke Academie te Delft, kwam een scheiding tot stand tussen militair en burgerlijk technisch onderwijs. De ‘civiel’ ingenieur kreeg eindelijk een eigen status. Naast burgerlijke ingenieurs hebben genisten en andere technisch opgeleide officieren heel de negentiende eeuw veel bijgedragen aan de ontwikkeling van Indië (aanleg van spoorwegen, wegen, bruggen e.d.).
    De Indische ingenieur heeft naast militaire ook bestuurlijke wortels. De oorsprong ligt in het cultuurstelsel, toen de bestuursambtenaar niet zozeer een bestuurder als wel een produktiemanager was. Omdat hij verantwoordelijk werd gesteld voor de opbrengst van de dwangcultures, was hij verplicht de inheemse hoofden te benaderen als de opzichters van een agrarisch grootbedrijf en de inheemse bevolking als een arbeidersmassa. Beiden – hoofden en bevolking – werden verder ingeschakeld bij de uitbreiding van de infrastructuur. De Koninklijke Academie te Delft was zodoende tegelijk een opleidingsinstituut voor ingenieurs en voor Indische (bestuurs)ambtenaren. In 1866 werd de academie opgeheven en vervangen door de Polytechnisch School die op haar beurt in 1905 werd omgezet in een Technische Hogeschool (thans TU Delft). Eindelijk was het technisch hoger onderwijs met het universitaire onderwijs gelijkgesteld. Omdat de bestuurstaken in de opleiding vervielen (er bestond teveel spanning tussen bestuur en technische projecten), kon de technicus zich richten op het werk van academicus, wetenschapper. Veel specialisatie bestond er eerst niet. De Delftse academie leverde vrijwel uitsluitend civiel ingenieurs af, die voor alle mogelijke functies geschikt werden geacht. Toch zette na de eeuwwisseling specialisatie in de technisch opleiding snel door. Naast de civiel ingenieur verschenen de werktuigbouwer en de mijnbouwkundige, alsook op zekere afstand, de landbouwingenieur. In 1920 werd de Technische Hogeschool in Bandoeng een feit, de eerste instelling voor wetenschappelijk onderwijs in de koloniën. De nieuwe hogeschool, met weg- en waterbouwkunde als eerste faculteit, was van begin af aan een succes.

    (Bron: De laatste eeuw van Indie: ontwikkeling en ondergang van een koloniaal project. Geschreven door J.A.A. van Doel, 1994).

    • Jan A. Somers zegt:

      Mijn eerste baas bij TNO, gestudeerd in Leiden, gepromoveerd in Delft vertelde mij: Tijdens de promotieplechtigheid (jaren 30) heb je je bootticket al in je zak. De Delftse ingenieurs gingen bij bosjes naar Indië. Als jong ingenieur kreeg je een enorm gebied te behappen. En via de literatuur bracht je die kennis naar Nederland over. Alleen deden ze niet zo poenig als die lui uit Deli. (je mag je ook niet verkijken op zo’n foto)
      Een studievriend wilde richting irrigatie afstuderen op een project in de Po-delta in Italië. (zijn meisje woonde daar!). Kon niet, de irrigatieprofessor had alleen projecten in Indonesië in de aanbieding.
      In Indonesië valt het mij op dat de meeste oude bruggen vakwerkbruggen zijn uit de propedeuse toegepaste mechanica. Je moest heel eenvoudig ontwerpen, dat waren dus echte beginnersconstructies. Die vind ik ook het mooist. Constructies waar je het krachtenveld in ziet. Niks design!

    • ellen zegt:

      Sorry. De auteur is J.A.A. van Doorn.

    • hansvschaik zegt:

      De Technische Hogeschool Bandoeng had een directe verbinding met de TH Delft.
      Mijn vader heeft op de TH Bandoeng gestudeerd voor Civiel Ingenieur. (Hij was een vroege leerling en was op z’n 19de afgestudeerd civiel Ir.

      • Jan A. Somers zegt:

        De Vereniging van Bandoengse Ingenieurs is opgegaan in het Koninklijk Instituut van Ingenieurs.
        “op z’n 19de afgestudeerd civiel Ir” Kunt u mij dat uitleggen? Eind lagere School, 12-13 jaar oud. Dan 5-6 jaar HBS of Gymnasium. Dan 5 jaar Wetenschappelijk Onderwijs. Dan moet je toch veel ouder zijn?

      • hansvschaik zegt:

        Beste Jan Somers,
        Mijn vader heeft zowel op de lagere school als op de HBS-B een klas overgeslagen en herhaalde dat ook nog een keer op de TH Bandoeng.
        Hij ondervond wel een nadeel van de vroege schoolcarrière: mijn vader kon geen werk vinden (1935) omdat men hem te jong vond, daarom is hij een paar jaar op de “wilde vaart” gegaan om zo wat van de wereld te zien, daarna kon hij een baan vinden bij een aannemersbedrijf (vlak voor de oorlog).
        Zat daarna in de jappenkampen.

  8. eppeson marawasin zegt:

    De TH Bandoeng heeft 3 presidenten voortgebracht:

    Ir. Soekarno president van Indonesië
    Ir. Manusama president RMS
    Ir. Bacharuddin Jusuf Habibie president van Indonesië

    Toch mooi …

    e.m.

  9. Balijon Wim zegt:

    Misschien past mijn ‘wetenschap’ over die tijd niet in deze verhalen over Nieuw-Guinea, omdat het overleveringen zijn van mijn grootvader aan mijn vader. Die vertelde: dat zijn vader in 1851 in Nieuw Guinea ( en in 1853 West-Indië) heeft gevochten en dat dit gerechtvaardigd was, omdat het volk gekerstend moest worden. Het was volgens zijn orthodox – hervormde opvatting het geslacht van Cham en …. dat was destijds niet zijn privé-standpunt.
    Was dit destijds ook de visie van de Regering?
    Zijn er historische, die hier meer over weten?
    Of is dit onzin?
    “02 juli 1850 in vaste dienst als matroos 2e klas op het Wachtschip de Schelde.
    26 mei 1851 tot 08 juni 1851 in Guinea.
    22 november 1851 tot 19 juli 1852 Middellandse Zee.
    12 september 1852 tot 18 november 1852 Middellandse Zee.
    09 maart 1853 tot 30 september 1854 West Indië.
    01 augustus 1855 tot 12 juli 1859 West Indië.
    10 december 1860 Gepensioneerd op grond van ongeschiktheid wegens lichamelijke gebreken in en door de dienst.”

  10. Ælle zegt:

    Zoals ik gewend ben overal in tijdschriften en boeken te bladeren, deed ik dat vanmiddag ook in een boek uit 1992, dat ik al een week in huis heb liggen. De Wajang Fox-trot, sporen uit een Indisch verleden van journalist Joop van den Berg. Hij schreef eerder Soebatten, Sarongs en Sinjo’s, op zoek naar Indische woorden in het Nederlands. Het Hoge Huis aan de Javazee, geschiedenis van de Karimoen Java Archipel.

    De Wajangfoxtrot is het verslag van zijn eigen speurtocht naar wortels van ons koloniale verleden.
    Bij de inleiding lees ik in alinea 2 : Wat toen glans had, is – door correctie die de geschiedenis heeft aangebracht – soms dof geworden. En, wat toen een banaal voorval leek, wordt vaak, terugblikkend op dit verleden, een dierbare herinnering met die vreemde glans van een wereld die onherroepelijk achter de kim verdwenen is . Maar ook met de wetenschap dat iedere herinnering optisch en sferisch is bijgekleurd (laatste woord tussen aanhalingstekens), blijft al datgene wat verdwenen is roepen om te worden teruggevonden. ………………………………………………………………

    Immers, op de meest onvoorziene momenten slaat het verleden met grote kracht toe.

    Joop besluit zijn inleiding met, dat voor aanmerkingen, opmerkingen en aanvullingen van de lezer hij zeer dankbaar zal zijn, want hij beseft heel goed dat een aantal geschiedenissen rond zijn keuzevoorwerpen een finishing touch kan krijgen door nieuwe feiten en zienswijzen.

    Waar ik stil ben blijven staan was bij Het welkomstboekje voor de repatrianten. Hoofdstuk 10, op blz.111.
    Hij schrijft iets fenomenaals.
    Tussen allerlei familiepapieren, uittreksels uit de burgelijke stand, bonkaarten en bankafrekeningen, tref ik het boekje aan. Een onopvallend geschriftje: stemmig-grijze kaft en oranje letters.
    Omdat in het boekje de regering in Den Haag zich in 1945 na vijf jaar stilte tot haar landgenoten in Indië wendt is kennelijk voor belettering in de nationale kleuren gekozen. [LOL]
    De repatriërende landgenoten nog wel, want onder het Nederlandse staatswapen met de twee leeuwen en het JE MAINTIEDRAI staat op de omslag [cursief]:
    Aan onze Repatrieerende (in hoofdletters) landgenoten
    Februari 1946
    Uitgave van de afdeling pers en publiciteit
    van de dienst repatriëring.
    Het boekje – dat ondanks de heersende papierschaarste nog 24 pagina’s telt – werd verstrekt aan alle gezinshoofden, die in de jaren 1946 en 1947 de finale reis maakten van wat toen nog Batavia heette naar Rotterdam of Amsterdam.

    Bij een volgende gelegenheid zal ik een aanhaling van de laatste regels van het boek ‘Met koele obsessie’ van Oscar de Wit plaatsen. Een aanhaling in cursief gedaan op blz. 117, wat me niet lekker zit.

    Ik eindig voorlopig met : De ‘Johan van Oldenbarnevelt’met zijn drieduizend repatrianten was in 1946 niet meer dan een drijvend opvang- en doorgangshuis, dat vier weken lang …., terwijl ik aan de hedendaagse vluchtelingen denk.

  11. Ælle zegt:

    …. terwijl ik aan de hedendaagse vluchtelingen denk.

    “Why have they sold us return tickets? We are refugees, we are one-way,” said Mohammed, who had travelled from Damascus with his uncle and cousins. “These people are thieves.”

    Rafir Kozma, 30, from Syria, said: “I came here and they bought a ticket for three people to Munich It was €370.20. My train was at 7am this morning and the police didn’t let me into the station, and after you see what happened.”

    Waarom?

  12. Ælle zegt:

    Hier schrijft iemand die ook schildert. Oscar de Wit laatste alinea’s uit zijn boek Met koele obsessie.
    De zon brandt op een uitgestorven kade en gloeit oogverblindend in een paar rails, waarover heel langzaam een bok komt aangegleden. De zee is licht van kleur. Niet donkerblauw, zoals ik me voorgesteld had, maar groeeenachtig. verderop wordt ze donkerder. vlakbij de kade is ze geel en bijna ondoorzichtig.
    Naast mij, met z’n billen op de reling, zit een Japanse krijgsgevangene te vissen. Ik buig voorover om het vislijntje te volgen, maar het verdwijnt diep beneden me ergens in de schaduw van het schip. In het zonlicht zie ik een school visjes zwemmen.
    Opeens een doffe klap. De soldaat duikelt van de reling en schiet omlaag. Een grote plons in een opspattende zuil water. Een snel wegstervende druppelregen.
    – Opgeruimd staat netjes, zegt de matroos met grimmige lach over de reling gebogen. En een fikse straal speeksel vliegt de soldaat achterna.
    – Zo doen we met Japanners!
    Beneden duikt zijn slachtoffer proestend en kuchend uit het water op. Hij roept iets met vertrokken mond. Zijn kaalgeschoren schedel glanst in de zon.
    – Kom jonkie, zegt de matroos gemoedelijk en duwt me zachtjes het achterdek af, – er moet vandaag nog gewerkt worden.

  13. Surya Atmadja zegt:

    eppeson marawasin zegt:
    1 september 2015 om 2:02 pm

    @Surya Atmadja zegt: 1 september 2015 om 1:44 pm@
    — Ahaah, u kijkt met een bepaalde vooringenomenheid.
    ==================================================
    het is kwestie van goed observeren/kijken naar de foto, plus een beetje bekendheid van de setting , de achtergrond ,de sociale level waar ze bevinden , de deelnemers die op de foto afgebeeld zijn .
    En als de aangevoerde onderbouwing historisch verantwoord is (bisa diCek) , dan kan men alleen maar beamen .

    Een voorbeeld:
    http://www.indisch3.nl/2012/10/05/photofriday-2-pamela-pattynama-over-de-baboe-in-nederlands-indie/

  14. P.H.J.Holsbergen zegt:

    Ik ben Tabaksplanter geweest op Noord Sumatra (DELI) van 1950 tot 1958.
    Ik heb het zeer naar mijn zin gehad.

    • P.H.J.Holsbergen zegt:

      Onze arbeiders (85000) hadden pensioen van de Delimaatschappij. Ik had 4 bedienden die ikzelf moest betalen. Was in Indonesië gedemobiliseerd, dus ging anders om met mijn arbeiders.

      • Ælle zegt:

        23 maart ’15, Deli Mij. later actief en bekend van Bruynzeel-vloeren, en houthandel Jongeneel is te koop gezet. De transactie moet honderden miljoenen opbrengen.
        21 aug. 2015, Pontmeyer mag Deli Mij. overnemen. De nieuwe gezamenlijke ENTITEIT (geen onderneming meer geheten) biedt werk aan 1500 mensen met een totale omzet van 600 m Euro onder de naam Timber and Building Supplies Holland.
        En dan te bedenken dat in 1863 planter J.Nienhuys zich in Deli vestigde en op goed geluk wat tabak ging planten. De tabaksentiteiten verenigden zich zes jaar later in de Deli Mij. en in 1872 waren het er 21.
        De geschiedenis erna is triest te noemen, omdat de exploitatie van tabak arbeidsintensief bleek te zijn, werden Chinese en Javaanse koelies geronseld. Dezen zaten bijna altijd diep in de schulden waardoor ze gedwongen waren hun HELE leven op de plantage te werken (waarschijnlijk ook hun generaties erna).

      • Jan A. Somers zegt:

        De Chinese contract-koeli’s hadden na afloop van het contract recht op terugkeer naar China. Ik heb begrepen dat ze dat recht liever uitbetaald kregen om in Indië een eigen zaakje te beginnen.

      • Jan A. Somers zegt:

        “Deli Mij. later actief en bekend van Bruynzeel-vloeren,” Dat wist ik niet, van de tabak in de vloeren. Weer wat geleerd. Het Bruynzeel Hechthout dat ik gebruikte bij de bouw van mijn schepen rook overigens niet naar tabak.

  15. August Pijma zegt:

    Wat ben ik blij dat de Indiesche koloniale geschiedenis voorbij is!
    Ik ben van 1930 en heb alle rassen discriminate in Indie meegemaakt en ondervonden.

  16. Surya Atmadja zegt:

    Persoonlijk heb ik ( Made in Indonesia 1948)niks mee te maken of schade heb ondervonden van koloniale of “Deli” toestanden.
    We praten hier over het artikel / foto van T.Hoffman , meer niet.
    En ben gedeeltelijk eens dat afhankelijk in welke positie men toen bevond de leef/woonomstandigheden verschillend zijn .
    http://vorige.nrc.nl/krant/article1532050.ece

  17. Indisch4ever zegt:

    Thom, zit wat beklemd in sjabloondenken over de Nederlandse gemeenschap te Indië.
    Zie mijn eerdere post over zijn oma als “geaccepteerde inlander, officieus gelijkgesteld” .
    Hij zegt: “….Volgens mij kun je dat gerust stellen, het moest een blanke Nederlandse maatschappij blijven….. ”
    Indië was een bruine samenleving en de Nederlandse gemeenschap werd steeds meer gemengd. Zodat in 1940 ca 70% een gemengde afkomst had. Met veel bruine tinten.
    Dat idee van ongemengd blijven in de familie was er wel, maar de praktijk was anders.
    (http://www.tinekebennema.nl/blog/binnenkort-in-de-boekenwinkel/)
    Kinderen van Hollandse ouders, die het verindischen vreesden, gingen toch hun eigen gang en kregen relaties met Indische of Indonesische partners. Er werd dus ook veel gedacht: niks te persé blank blijven
    Thom zegt:”… De Indische samenleving was bovendien zeer scherp raciaal verdeeld…..”
    Je kunt scherpe raciale scheidingslijnen aanwijzen, maar dan ook weer niet . De Nederlandse gemeenschap was voor 70% raciaal gemengd ( wat weduwe Rost van Tonningen vreselijk vond)
    Het lukte Nederland wel om politiek en economisch de macht te behouden met blanke Nederlanders.

    Foto-albums zijn vaak momentopnames in de familie- en kennissenfeer. Mensen doen echt niet hun best een tijdsbeeld te maken van hoe de Indonesiërs leven. Ook niet hoe de Nederlandse gemeenschap leeft.

    Thom zegt: “Ik wil het beeld completeren. Dat beeld begint steeds meer de romantische geparfumeerde kant op te gaan: het was daar gezellig en mooi, we reden rond in rijtuigjes en we hadden een goede band met iedereen in de maatschappij.”
    “op te gaan” ? Die foto’s gaan nergens heen. Ze zijn 70 jaar of ouder. Het zal inderdaad wel dat mensen leuke en mooie foto’s maken om naar huis te sturen. Dat doen migranten nog steeds overal ter wereld. Het idee was ook niet om thuis te vertellen dat we een goede band hadden met iedereen in de maatschappij.
    Dat is een hineininterpretatie….. het koloniaal gedrag met een sjabloon omschrijven.

    Er valt wel een foto-album te maken over hoe Indonesiërs leefden met de foto’s die te vinden zijn op het internet en archieven. En je kunt een contrast laten zien hoe blanke rijke mensen leefden. Zo kun je een fotoalbum maken hoe tegenwoordig Indonesiërs leven en dit in contrast met de rijke Indonesiërs . Het is het maken van een tijdsbeeld vanuit een zekere visie. Niks verkeerds aan…. maar het is niet neutraal

    • buitenzorg zegt:

      Ben het wel met Indisch4ever eens. Het beeld gaat niet de romantische geparfumeerde kant op. Er is de laatste jaren al heel wat afgeschreven over de foto-geschiedenis van Nederlands-Indië, juist om ons er op te wijzen dat die foto´s weinig te maken hadden met de werkelijkheid. 19e eeuwse foto´s werden meestal gemaakt in opdracht van rijken (meestal, maar niet altijd, blanken), en meestal in de studio. Gevolg: plaatjes van inheemsen zijn als stillevens, geschoten meer vanuit etnografische dan sociale interesse. De 20e eeuw bracht ons de familie-albums. In het kader van ‘Foto zoekt familie’ heb ik er een paar honderd doorgebladerd. Ze hadden geen ander doel dan momenten vastleggen die voor kleine kring aardig werden geacht. Volledig pretentieloos. Maar ook toen waren het natuurlijk weinigen die zich een fototoestel konden veroorloven, – daar hoorden de inheemsen niet bij. En dus krijgen we een vertekend beeld.

      • Surya Atmadja zegt:

        buitenzorg zegt:
        2 september 2015 om 11:34 am
        Maar ook toen waren het natuurlijk weinigen die zich een fototoestel konden veroorloven, – daar hoorden de inheemsen niet bij. En dus krijgen we een vertekend beeld.
        ===========================================================
        Klopt.
        In feite hebben ze bijna dezelfde taferelen zoals bij de Nederlanders.
        Vader, moeder , eventueel oma/opa, aangetrouwde familie (inner circle) , plus de bediendes , baboe dalam, djongos , kebon etc .
        Afhankelijk waar en hoe ze wonen zie je soms dat de supir/chauffeur ook mee gaat poseren met de kereta setan erbij (auto= statussymbool).

  18. Surya Atmadja zegt:

    Ælle zegt:
    2 september 2015 om 10:46 am

    De geschiedenis erna is triest te noemen, omdat de exploitatie van tabak arbeidsintensief bleek te zijn, werden Chinese en Javaanse koelies geronseld. Dezen zaten bijna altijd diep in de schulden waardoor ze gedwongen waren hun HELE leven op de plantage te werken (waarschijnlijk ook hun generaties erna).
    ======================================================
    Maar dat is toch min of meer bekend ?
    Zie de geschiedenis/verhaal over de Chinese koelies in de Wilde Westen van de Nieuwe Wereld of de Chinese, Indiase/Hindustaanse en Javaanse koelie contractanten in Suriname .
    Ze zitten tot hun nek in de schulden , door op de pof te leven voor hun eerste levensbehoeften , gokken, opium roken etc .

    • Ælle zegt:

      ingeval u op deze toon reageert, dan raad ik aan om bijgaande link te gaan lezen: https://www.jellinek.nl/vraag-antwoord/hoeveel-mensen-zijn-verslaafd-en-hoeveel-zijn-er-in-behandeling/
      De Chinezen en Javanen ‘werden’ niet gedwongen, maar deden ’t zichzelf aan.
      De geschiedenis in het algemeen over heel de aarde is triest te noemen, maar het thema behandelt nú de Deli Maatschappij en niet het Wilde Westen van de Nieuwe Wereld, Suriname en weet ik veel.
      Via connecties met de Billiton Mij waar mijn Grootvader van moeder’s zijde te maken mee had heb ik info verzameld. Witte tropenkostuums, high society etc., mijn oerverwende Moeder en haar zusjes.
      Tomas van Dijk is niet met iets nieuws komen aandragen.

      • Ælle zegt:

        De nieuwe verslaving is Flakka

      • Surya Atmadja zegt:

        Ælle zegt:
        2 september 2015 om 12:18 pm
        De Chinezen en Javanen ‘werden’ niet gedwongen, maar deden ‘t zichzelf aan.
        ======================================
        Klopt ze waren niet gedwongen om opium te roken.
        Wel hebben ze opium nodig om hun sores(ellendige bestaan) te “vergeten”.
        En zodra ze verslaafd raken dan komen ze vanzelf om die opium te kunnen kopen.
        Toen de Chinezen in China het willen indammen werden ze gedwongen om toe telaten, zie de Boxer oorlog.

      • eppeson marawasin zegt:

        @Pak Surya Atmadja zegt: 2 september 2015 om 2:30 pm Klopt ze waren niet gedwongen om opium te roken. Wel hebben ze opium nodig om hun sores(ellendige bestaan) te “vergeten”.@

        — Dag Pak Surya Atmadja, even voor mij om van te leren; hoe noemden ze deze vorm van redeneren op de Sociale Academie?

        e.m.

      • Ælle zegt:

        De opium wordt door de meeste mensen als plezierig ervaren; je krijgt een loom, behaaglijk gevoel in je lichaam, alsof je op een warme stroom dobbert. Bij gebruik van grote hoeveelheden treden visioenen en hallucinaties op. De opiumroker ziet bijvoorbeeld tuinen en paleizen, prachtige steden en landschappen.
        Het gebruik van opium is oeroud. In geschriften van duizenden jaren voor de jaartelling wordt de papaver, die de opium bevat, al ‘de blijdschapsplant’ genoemd. In het Midden- en Verre Oosten gebruiken veel mensen dagelijks opium. Wij kennen een Iraniër die op zijn veertiende tijdens een plechtige bijeenkomst zijn eerste pijp opium kreeg van zijn vader. Opium heeft een heel eigen cultuur. De wonderschone stad Jaiselmer in de woestijn van Jarastan (India) was eeuwenlang een centrum van opiumhandel en is gebouwd als een adembenemende opiumdroom. Een reisverslag van toeristen beschrijft er een bezoek aan diverse Haveli’s waarvan de mooiste en grootste herenhuizen prachtig bewerkt met zandstenen gevels, welke van vijf broers waren die in de opiumhandel zaten. China kwam pas veel later aan de beurt.

        ~There is always a need for intoxication: China has opium, Islam has hashish, the West has woman./Er is altijd een behoefte aan bedwelming, China heeft opium, Islam hashish en het Westen heeft vrouwen.
        André Malraux, Frans schrijver en staatsman (hij leed aan SGT), zelf een kettingroker (!), die in 1976 aan longkanker overleed.

  19. Jan A. Somers zegt:

    In Soerabaja waren de opiumkitten te vinden over de Rode Brug. De buurt was op zich al akelig, moeilijk om zo iemand in de ambulance te krijgen. Ik dacht dat we die lui altijd naar het Darmoziekenhuis moesten brengen. Daar zat een hele Chinese kongsie.

  20. Surya Atmadja zegt:

    1680. Een Engelse dokter ene Thomas Syndenham schreef dat opium een probate middel is tegen ongemak / pijnen.
    Op Java werd het ingevoerd door de VOC dmv een verdrag met Amangkurat II van Mataram .
    Na 1799 werd het voortgezet door de Nederlands Indische regering.

  21. Surya Atmadja zegt:

    Jan A. Somers zegt:
    3 september 2015 om 11:27 am
    Over de (bedenkelijke) rol van RI regering m.b.t “Madat”
    Vind ik niet zo bijzonder.
    ===============================================
    Vind wel vreemd , zeker als je nu ziet hoe allergisch de R.I regering reageerde als het over Narkoba gaat.
    Gezien die situatie (1945-1950) was het mss verklaarbaar.
    Vele bevrijdingsbewegingen zoals in Afghanistan , Atjeh planten ,smokkelen -verkopen gandja .
    quote:
    Sistem regi candu inilah yang kemudian digunakan oleh pemerintah Indonesia untuk mendapatkan dana perjuangan selama masa revolusI. Pemanfaatan candu untuk dana perjuangan menimbulkan KONTROVERSI. Pemerintah Republik bersikap DUALISME atau menerapkan standar ganda dalam mengatur candu di tengah masyarakat.
    ———————————————————————————–
    R.I had de regiesysteem van de Nederlanders overgenomen om via bepaalde kanalen de verkoop van tjandu/madat te regelen, om aan geld te komen voor wapens etc (revolutionaire fonds).
    “Madat Di Kota Bengawan Perdagangan Candu Di Surabaya Pada Masa Revolusi : Uitgave 2006/112 blz van Siahaan, Harlem ; Ibrahim, Julianto .
    Drug traffic – Surakarta – 1945-1950
    Bekend was de rol van de Chinese uitbater/verkoper in Surakarta(Solo)

    • Jan A. Somers zegt:

      “Vind wel vreemd , zeker als je nu ziet hoe allergisch de R.I regering reageerde als het over Narkoba gaat.” Ja, maar wij doen ook moeilijk met roken en alcohol? Alleen, het lukt niet. Ook niet met opium in Indonesië. Straks gaan we wietteelt toestaan, maar dan zal daar ook wel accijns over worden geheven. Kunnen andere belastingen weer een beetje omlaag. Mensen blijven slecht doen. En meteen eraan verdienen!

  22. Nel Muller-Koster zegt:

    Lang verhaal kort ‘Niets nieuws onder de zon”. Een ontmoedigend beeld.

  23. Maud Lebert Zwitserland zegt:

    Op 2 september schreef Eppeson Marawasin:
    ‘- Dag Pak Surya Atmadja, even voor mij om van te leren; hoe noemden ze deze vorm van redeneren op de Sociale Academie?’
    Ik weet, het is off-topic, maar ik heb nog nooit van een ‘Sociale Academie’ gehoord, zoiets bestaat hier in Zwitserland niet, daarom mijn vraag, wat hiermee bedoeld is en dan hoop ik Eppeson Marawanof u mij kunt uitleggen, hoe de wijze van redeneren van deze Sociale Academici is.
    Bij voorbaat dank voor uw moeite.
    Vriendelijke groeten.

    • eppeson marawasin zegt:

      Dag mevrouw Lebert Zwitserland, na WOII werden ‘scholen voor maatschappelijk werk’ opgetuigd tot ‘sociale academies’. Naast maatschappelijk werk werd het aanbod o.a. uitgebreid met studierichtingen als cultureel werk, personeelswerk, opbouwwerk en kinderbescherming.

      In de 80-er en 90-er jaren van de vorige eeuw zijn sociale academies in fusieverband opgegaan in Hogescholen.

      Logica vormde in beginsel op de meeste sociale academies het basisprincipe van redeneren. Of iedereen zich daar later ook aan heeft gehouden dát was de vraag.

      Geen moeite hoor, althans niet noemenswaardig …

      e.m.

  24. Surya Atmadja zegt:

    @ Maud.
    Het is waarschijnlijk een grapje van Pak E.M.
    Hij weet dat ik vroeger ooit bij een Sociale Academie heb rondgelopen.
    Vroeger was het een soort HSPO (http://www.encyclo.nl/begrip/sociaal-pedagogisch%20onderwijs).
    Met afstudeerrichting Personeelswerk , tegenwoordig is het HRM(Human Resource Management).
    Vroeger was Sjosjale Akademie een “linkse bolwerk” , alleen bij Personeelswerk heb je soms verdwaalde rechtse studenten.

  25. Maud Lebert Zwitserland zegt:

    Mijn hartelijke dank aan de heren Marawasin en Atmadja voor het beantwoorden van mijn vraag. Nu weet ik weer wat meer.
    Vriendelijke groeten.

  26. RLMertens zegt:

    Ik hoop dat er ook foto’s verschijnen waarop Nederlanders en Inlanders/Indonesiërs ( dus niet een resident met de regent, ook niet met djongos/baboe ) van gelijke niveau(!) worden opgenomen. Dus kennissen/vrienden/familie onder elkaar.

    • Surya Atmadja zegt:

      RLMertens zegt:
      4 september 2015 om 9:32 pm

      Ik hoop dat er ook foto’s verschijnen waarop Nederlanders en Inlanders/Indonesiërs van gelijke niveau(!) worden opgenomen. Dus kennissen/vrienden/familie onder elkaar.
      ======================================================
      Wel heb ik een oude foto van mijn vader/moeder met hun collega’s (HIS leraren 1936 ) met een Londoh persoon.
      Of de foto van mijn vader/en zijn broer als jochies van 6/7 jaar samen met het gezin van een Nederlandse Ir in Menteng/Batavia .
      Om kennis te maken met de huiselijk leven van een Blandah.

      Ik heb ergens geschreven dat ik vreemd vond dat ik nog nooit een foto zag waar mijn ouders en de oudere broers of zusters van mijn vader met hun Blandah klasgenoten of collega’s te zien waren.
      Heb vroeger ooit een foto gehad van een Indonesische jongen ( ik was toen 5-6 jr oud) met een Nederlandse meisje met hoogblonde haar(wit op de foto) , de dochter van een nicht van mijn aangetrouwde Indische oom .

    • Jan A. Somers zegt:

      Jammer genoeg heb ik geen foto’s van de Indonesiërs op de receptie van mijn dissertatie. Van de Indonesische ambassade is nooit een reactie gekomen op de uitnodiging van de EUR mijn promotie bij te wonen. Zelfs geen ontvangstbericht.

      • van den Broek zegt:

        Afgelopen maandag in Eindhoven bij de presentatie van de afstudeerscriptie van mijn zoon (Green Business Process Management) raakte ik in gesprek met een Indonesisch meisje, 4de-jaars technische bedrijfskunde. Ze kent mijn zoon van Survival, hij is de enige die in de winter in de openlucht zwemt, zei zij met verbazing!
        Ze vroeg aan mij: You are Indo, yes I am. Niet van die moeilijke woorden zoals Indo’s op sommige blogs in het Engels gebruiken., niks te mixen, gewoon Indo. Als een Indonesisch meisje dat al begrijpt dan dienen Indo’s dat toch ook te begrijpen? Mijn moeder bood daarboven op en zei dat haar moeder indonesisch is, dat schept een band. Intelligent meisje maar dat verwacht ik niet anders op de TUE. Ik zal kijken of ze ook op d foto staan
        Er was 1 Nederlandse student en daarnaast waren er veel Italiaanse studenten en de 2 Turkse professoren . De integratie met Nederland houdt niet over.

        Apropos, mijn zoon gaat niet naar Australie, eerst gaat hij op vakantie naar Zuid-Amerika,misschien gaat hij wel in de VS werken, als hij wil.

    • RLMertens zegt:

      Ik heb nog nimmer een groepsfoto gezien van een Indische familie en bv.Javaanse familie. Samen op de voorgalerij, met koffie/thee en koekjes bedient door ….de djongos.
      Zelden een Indische trouwfoto gezien waarop de Inheemse/Javaanse moeder van de bruid/bruidegom staat. Wel(altijd) de Europese vader op de voorgrond,
      ‘Zijn we deep down in ons hart nog diezelfde mensen in die witte pakken’? De kernvraag die Hofman stelt. Anno heden, dacht ik van niet. Die mannen in die pakken, hun denken en doen werden gevormd door het beleid van die toenmalige maatschappij met de indeling Europeaan en Inlander Een raciale indeling; wie het voor het zeggen heeft. Ik hoor nog in mijn herinnering de opmerking(laatdunkend); ‘jij bent toch geen inlander(kleine letter i)’ .Dit werd je al op de lagere school ingepeperd bij de Nederlandse taallessen. Mijn Indische oma riep mij eens toe, toen ik met een katjoeng(!) aan het gatrik (stokken) spel deelnam; ‘denk er aan, jij bent een Europees kind’.

  27. van den Broek zegt:

    Maar wat zegt de foto van Thom Hofmann in zijn atelier over hem. Zin voor smaak valt niet te ontkennen: de kleine Artemide bureaulamp is heel mooi van vormgeving. De lounge chair van Charles en Ray Eames valt daarbij wat uit de toon, maar misschien is de tegenstelling metaal/alumium -hout/leer wel zo bedoeld.

  28. Zou mooi zijn als er ook aandacht is voor de vaak verborgen Indische (fotografische) schatten in het bedrijfsleven, zoals in de collectie van ABN AMRO.

  29. Ælle zegt:

    Uit de Courant die 127 jaar heeft bestaan.
    Het gestolen opium gevonden.
    Een krantenartikel uit het verre verleden.
    Eenigen tijd geleden maakten wij reeds melding van een grooten diefstal van opium in de Opiumfabriek op Salemba, Weltevreden. Voor wel een waarde van f 12 000 moest er verdwenen zijn, terwijl sporen van inbraak werden aangetroffen in een der vensters.
    Langen tijd zocht de politie tevergeefs naar de daders en naar het opium, dat toch onmogelijk ineens en in zoo groote hoeveelheid gestolen kon zijn.
    Een dezer dagen nu, zoo meldt men aan de Keng Po*, werd het vermiste houtsap zonder enig mankeeren gevonden. Hoe het werd gevonden, is zeer zeker het vermelden waard.
    Een der werkers in de fabriek, een zekere Saenan, op de afdeeling expeditiee, vervoegde zich bij den directeur, zeggende, dat hij den vorigen nacht gedroomd had, dat het vermiste opium, waarnaar politie en opiumrecherche zoo lang tevergeefs hebben gezocht, op het fabrieksterrein aanwezig moet zijn. In zijn droom kwam hem een oude man tegen, die hem geleidde naar de plaats, waar het houtsap verborgen was. En of toean dan maar eens wilde probeeren, of de droom uitkwam.
    Zoo trok men naar de plaats, welke volgens Saenan het droommannetje hem had aangewezen. En werkelijk! In een goot, afgedekt door planken, werd de vermiste opium gevonden. Voor dezen keer blijkt een droom toch geen bedrog te zijn. Alleen ….
    Saenan bedriegt Zichzelven lelijk, als hij denkt, dat men hem een premie zal toekennen, integendeel. Saenan mag in de boei eens napiekeren, waarom het droommannetje hem zoo lelijk beet heeft genomen.
    De opdracht van deze oefening # 21, bestemd voor het voortgezet onderwijs uit de jaren 20, was om zoveel mogelijk zinnen om te zetten. Voor mij hoefde ’t niet, want ik heb ervan genoten. Vooral van de spelling, en gelachen dat ik heb! Dromen zijn toch bedrog, blijkt alweer.
    * De Keng Po/Sin Po was een krant die eerst verscheen onder Chinese auspiciën in 1923 en later in 1957 verboden werd.

Plaats een reactie