Het Rode Kruis kende de waarheid

Naar aanleiding van een recente televisiedocumentaire werd de discussie weer opgerakeld over de sterftecijfers tijdens de bersiapperiode en in de republikeinse kampen in de periode 1945-1947. Historicus Herman Bussemaker gaat uit van een duidelijke  “oversterfte” in deze kampen door slechte levensomstandigheden. Mary van Delden, die promoveerde op het onderwerp, spreekt hem tegen. Volgens haar was de situatie in een aantal kampen bedroevend, maar niet zo dramatisch als geschetst door Bussemaker. Als voorbeeld noemt zij het Bergenkamp, Malang.  

Door Mary van Delden

Malang: vluchtelingen tijdens Eerste Politionele Actie, 1947.

Herman Bussemaker liet in de Java Post weten: ‘Ik ken de kritiek van Mary van Delden, maar ik ben het niet met haar eens. De Zwitserse gedelegeerden van het Internationale Rode Kruis werden namelijk standaard om de tuin geleid door de Indonesische kampcommandanten, en mochten ook niet met geïnterneerden  spreken.’  Hij spreekt over zijn ervaring dat bij ‘hoog Zwitsers bezoek’ de rantsoenen omhoog gingen in het Bergenkamp in Malang.

Ter verduidelijking: Het Bergenkamp, ook wel Goentoerkamp of De Wijk genaamd naar de naam een Europees stadsdeel van Malang, werd in de periode 1945-1947 bewoond door Indo-Europese vrouwen en kinderen uit de buurt van Malang en andere plaatsen van Oost-Java. Omdat het in Republikeins gebied lag werd het beheerd door de Indonesiërs, en spreken we dus over een republikeins kamp. Het was verreweg het grootste republikeinse kamp van Oost-Java. De eerste evacuaties vonden plaats vanaf juni 1946.  

Bezoek van het Internationale Rode Kruis

Ik heb het authentieke rapport er nog maar eens bijgehaald. Het betreft het bezoek van gedelegeerde Helbling op 12 februari 1946 aan vier kampen in Malang, waaronder het Bergenkamp. Helbling schrijft dat de bewoners van het Bergenkamp per dag 100 gram rijst kregen en 200 gram maïs plus wat zout en suiker. Aanvullend voedsel moesten de geïnterneerden uit eigen middelen via de kampautoriteiten kopen. In de andere Malangkampen, de Kleine Boei,de Lowokwaroe gevangenis en het Marinekamp, kregen de geïnterneerden dagelijks 100 gram rijst, 200 gram maïs, 20 gram tempe, 30 gram tahoe, 8 gram zout, 5 gram koffie, 2 gram thee, 20 gram suiker, 50 gram kokosolie, soms fruit en twee keer per week 50 gram vlees of gedroogde of verse vis.

Helblings beschrijving van de voeding in het Bergenkamp en van de grammen-lijst geven bepaald niet de indruk van geflatteerde voedselopgave. Dus hoezo werden de gedelegeerden om de tuin geleid? Uit de rapporten van de gedelegeerden wordt duidelijk dat de voedingstoestand in de kampen varieerde van goed, redelijk, gunstig of bevredigend tot voeding aan de ondergrens, terwijl in sommige kampen een ernstige algemene toestand van ondervoeding werd aangetroffen. Dat laatste – zo blijkt uit enkele rapporten – gold b.v. voor een aantal groepen mannen en jongens die in de eerste drie maanden van hun internering veel te weinig te eten kreeg, waardoor ze in meer of mindere mate ondervoed raakten. Na medio januari 1946 verbeterde de algemene voedselvoorziening.
De voedseltoestand was afhankelijk van de plaatselijke situatie: of de kampen zich in zogenaamde min- of plusgebieden bevonden. Dat gold overigens voor zowel de geïnterneerden als voor de Indonesische bevolking. Rijst was overal op rantsoen. In Jogja bijvoorbeeld kregen de geïnterneerden 150 gram rijst per dag zoals alle bewoners van Jogja. Een rantsoen van 100 gram rijst werd aangevuld met maïs.

Verzoeken van geïnterneerden

Dan de opmerking dat de gedelegeerden niet met de geïnterneerden mochten spreken. Helbling schrijft in zijn rapport dat in de Kleine Boei sommige geïnterneerden klaagden over de hoeveelheid voedsel en vooral over het gebrek aan groenten. Ook blijkt uit andere rapporten dat geïnterneerden vroegen om medicijnen, ontsmettingsmiddelen, schoenen, dekens, zeep, papier, potloden, muziekinstrumenten, sigaretten, boeken, tijdschriften, speelgoed, voetballen etc. Er waren ook vragen aan de gedelegeerden of er geen familiekampen opgezet konden worden, of mannen en vrouwen elkaar mochten bezoeken, wanneer de evacuatie zou plaatsvinden, of zieken in hospitalen bezocht konden worden en of een priester of dominee het kamp mocht bezoeken. Kortom: de geïnterneerden mochten wel degelijk met gedelegeerden spreken. Dat wil zeggen, dat zij spraken met vertegenwoordigers van de kampbevolking. Op alle rapporten staan de namen van deze vertegenwoordigers vermeld. Zo staat in het rapport van de Bergenbuurt : The internees are represented by: en dan volgen vier namen van de vertegenwoordigsters van de vier secties van het kamp plus de naam van de secretaresse van het kamphoofd bureau.

De gedelegeerden gaven in hun rapporten ook een oordeel over de behuizing (onderkomen/overbevolking), medische toestand, hygiëne, W.C.’s/latrines, kleding, geld, religieuze zaken, post, vermaak, discipline en de algemene situatie. Hun oordeel was vaak niet mis en leidde ertoe dat met de Indonesische kampbeheerders werd overlegd om b.v. nieuwe latrines te bouwen, een kamp te verplaatsen vanwege slechte behuizing of een armoedig kamp eerder te evacueren.

Onbemiddelden

Gezien het bovenstaande begrijp ik niet waarom Bussemaker meent dat de rapporten van de gedelegeerden over de conditie in de kampen met de nodige korrels zout geïnterpreteerd moeten worden. Het zijn weinig vreugdevolle en beslist niet geflatteerde verslagen die duidelijk maken dat er grote verschillen waren tussen de kampen onderling met de daaruit voortkomende problemen.

Bij het opvoeren van Gellhorn en Bouwer (als ‘andere geluiden dan die van de heren van het Internationale Rode Kruis’) is Bouwers verslag niet volledig weergegeven. In ‘Het Dagblad’ van 28-2 1947, schrijft Bouwer over het Bergenkamp dat naast de vraag wanneer ze konden vertrekken, de voornaamste zorg was hoe aan geld te komen voor bijvoeding. Dat was extra moeilijk, omdat de kampbewoners ook ongeveer 500 geheel onbemiddelde mede-geïnterneerden ondersteunden. Bouwer noemde de behandeling van de kampbewoners door de jeugdige kampdirecteur (inspecteur van politie 2e klas)  en door de kamppolitie volkomen correct en de medische verzorging goed.
Het bovengenoemde probleem van geïnterneerden zonder geld (have nots) werd overigens door de gedelegeerden benoemd. Dat was de reden waarom de gedelegeerden geldzendingen regelden naar armlastige kampen of geld achterlieten in kampen.

x

Literatuur:
Delden, Mary C. van, De republikeinse kampen in Nederlands-Indië: Orde in de chaos? Kockengen, 2007.

Dit bericht werd geplaatst in 3. Bersiap en Merdeka, 1945-1949 en getagged met , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

33 reacties op Het Rode Kruis kende de waarheid

  1. Rode kruis ??? Nooit gezien in ons kamp. Kamp Tjimahi.

    • Ron Smit zegt:

      Jan, wanner heb je in Kamp Tjimahi gezeten, weet je of het rode kruis en/of “Pelita” kamplijsten van dit kamp heeft ? Alvast bedankt
      Weet een andere lezer misschien hierop antwoord te geven ???

      • Rita Looy zegt:

        Mijn moeder en ‘tante’ heb ik er vaak over gehoord. Als ik als kind stiekem aan het luisteren was werd ik de kamer uitgestuurd. Ik ben in 1939 geboren in Salatiga. Als ik het met mijn moeder over de oorlog en de Bersiap had werd me de mond gesnoerd. Tot haar dood heeft mijn moeder er over gezwegen. Bij Pelita was haar naam en die van mijn ‘tante’ onbekend. Ik denk dat zij niet de enige waren die niet geregistreerd stonden!!

      • Jan A. Somers zegt:

        “Bij Pelita was haar naam en die van mijn ‘tante’ onbekend.” Waarom zouden zij bij Pelita geregistreerd zijn? Toch alleen als je met ze te maken hebt gehad? Veel mensen zijn in Indië tijdens en na de oorlog vast wel ergens ingeschreven geweest, maar waarvoor? en bestaat zo’n lijst nog? Bij de Kenpeitai in Soerabaja was ik natuurlijk wel ingeschreven, maar dat gebouw is volledig verwoest. Weg lijst. In de Werfstraatgevangenis ben ik nooit ingeschreven of geteld. Ik sta wel, op de passagierslijst van de Princess Beatrix (zie Javapost 11 februari 2011. In Batavia aangekomen ben ik misschien geteld op het hospitaalschip. enz. enz. Allemaal losse lijsten, niemand weet meer waar ze zijn gebleven. Geef niet, ik ben er.
        En in 1942-1945 moet je zoeken naar Tjimahi, dat zal op die lijsten hebben gestaan. Niet Cimahi.

      • Rita Looy zegt:

        Ik heb me rond 1989 bij Pelita aangemeld omdat ik een behoorlijke trauma had. Wilde graag antwoorden op de vreselijke beelden die vaak in dromen terug kwamen. Mijn ouders wilden er beslist niet over praten en helemaal mijn vragen niet beantwoorden. Ze waren zelf getraumatiseerd. Mijn moeder gaf als antwoord: “je moet niet in die sloot roeren, anders gaat het stinken”. Wel heb ik haar als ze samen met mijn tante was vaak over Tjimahi horen praten. In ieder geval kreeg ik na het onderzoek van Pelita te horen dat de naam van mijn moeder nergens bekend was of voorkwam. Toen ik ging trouwen had ik een uittreksel van mijn geboorteakte nodig. Bij aanvraag kreeg ik van de Ned. Ambassade een brief dat het archief van de Gem.Huis in Salatiga bij een bombardement vernietigd was. Ik neem dan aan dat ik niet de enige ben….

      • Jan A. Somers zegt:

        “Toen ik ging trouwen had ik een uittreksel van mijn geboorteakte nodig.” Er zullen maar weinig mensen uit Indië zijn die dit soort papieren hebben. Vreemd, bij mij is daar nooit naar gevraagd. Na bevrijding uit de Werfstraatgevangenis in Soerabaja ging ik werken bij het Rode Kruis. Daar moest je 18 voor zijn. Dat was ik niet, maar ik was dus wel 18. Heeft niemand problemen van gemaakt. Bij aankomst in Vlissingen in 1946 hebben ze ook niets gevraagd, ze snapten wel dat ik niets had. Gewoon ingeschreven bij de burgerlijke stand, vertrouwend op mijn bruine ogen. Bij mijn verdere contacten met de overheid was deze inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie plus burgerservicenummer voldoende. Ook getrouwd zonder geboorteakte.

    • Jan A. Somers zegt:

      Tjimahi wanneer? Japans of Indonesisch? Bovenstaand verhaal gaat over Indonesische kampen (in Malang).

      • HenkAnthonijsz zegt:

        Jan A.Somers
        Je hebt gelijk. Het gaat over de z.g. “republikeinse kampen” in Malang. Dus in de periode na 15 augustus 1945. Je hebt niets aan wat de “muis”aanreikt.

      • Ælle zegt:

        Geachte mevrouw Looy,

        Neemt u het mij a.u.b. niet kwalijk, maar als ik me niet vergis loopt u nog met heel veel vragen waarvan de antwoorden op zich laten wachten.
        Bij Bert Immerzeel kunt u waarschijnlijk terecht met concrete vragen.
        Zelf heb ik een vraag aan u? Omdat mijn neef niet heeft kunnen trouwen zonder geboorte-akte, hoe is ’t bij u dan geregeld?

        Mvg,

        Ælle

      • Rita Looy zegt:

        Dag Elle,

        Omdat ik ook geen familie meer had heb ik uiteindelijk kunnen trouwen maar ik moest zelf naar waarheid beantwoorden dat ik ben die ik beweer te zijn. Dit was in 1987 te Rotterdam.

        Vriendelijke groet,

      • Ælle zegt:

        Het zou voor mijn neef nu niet om te doen zijn geweest aan de huidige vereisten gehoor te geven. Hij is onlangs ook onverwachts van ons heengegaan. R.I.P. http://www.rechtspraak.nl/Organisatie/Rechtbanken/Den-Haag/Bezoekinformatie/Centrale_Balie/Pages/Aktevanbekendheid.aspx

      • Jan A. Somers zegt:

        Voor mij zijn dit onbegrijpelijke ervaringen. Ik had totaal geen geboorte/identiteitspapieren toen ik in 1946 in Nederland arriveerde. Alleen een pasje, dat ik corveeër was bij het Rode Kruis waarmee ik de reis naar Nederland had kunnen regelen. Als corveeër gratis, met honderd gulden toe. In Vlissingen kon ik me gewoon inschrijven bij de burgerlijke stand (nu gemeentelijke basisadministratie). Mijn aanwezigheid was kennelijk het bewijs van mijn geboorte. En als je eenmaal in een gemeente bent ingeschreven ben je voor altijd een bestaande Nederlander. Kon je mee naar school, werd je opgeroepen voor de militaire dienst enz. Regelde ik renteloos studievoorschot. Daar is later nog het burgerservicenummer bijgekomen. Voor mijn trouwen was een uittreksel van de burgerlijke stand een kwestie van aanvragen en betalen. En ik ben getrouwd.

  2. van den Broek zegt:

    Mevr. M. van Delden redeneert (sic) om gelijk te hebben, laat staan te krijgen wel op een heel opmerkelijke populair-wetenschappelijke manier ALLEEN het rapport van de Rode Kruis gedelegeerden

    Zij schrijft dat “Helblins (Rode Krusi gedelegeerde) beschrijving van de voeding in het Bergenkamp en van de grammenlijst geven bepaald niet de indruk van geflatteerde voedselopgave. Dus hoezo werden de gedelegeerden om de tuin geleid”…einde citaat.

    Maar Mevrouw van Delden gaat alleen op HAAR INDRUK bij het lezen van het rapport af (hoezo bronnenvalidatie) en controleert helemaal niet of de voedselopgave ueberhaupt klopt, ze had toch ex- kampbewoners kunnen interviewen om de beweringen te checken, dat heet in DWDD jargon toch empirisch onderzoek gebruikmakend van het verificatie of falsificatiebeginsel van Karl Popper, of zie ik dat verkeerd Mevr. M. van Delden

    Em Mevr. M. van Delden: “Dat de opmerking van dhr. Bussemaker dat de Rode Kruis gedelgeerden niet met de geinterneerden mochten spreken. niet klopt betekent niet dat de Rode Kruis rapporten niet met een scheepslading zout moeten worden genomen.

    Dhr Bussemaker spreekt uit EIGEN ERVARING en dat heeft toch meer wetenschappelijke cq historische waarde als zo’n niet geverifieerd rapport.

    U herinnert zich toch wel de logische regel, “het regent, inderdaad het regent” in Hochdeutsch; es regnet, taetsichlich es regnet”

    • B. Buys zegt:

      Het zal van den Broek toch duidelijk zijn dat ook Bussemaker zijn eigen redenen had om zijn boek over de bersiap te schrijven en de indische groep te presenteren als een aangeslagen volk dat als eenheid spoorslags vertrok naar Nederland waar zij ook daar, in het land van hun Wilhelmus van Nassouwe, een vijandige omgeving aantroffen..
      Een wolk, zwanger van regen dreef boven hun hoofden.. Toen begon het te regenen, en de zon vertoonde zich niet meer

      • Beste B. Buys,
        De heer Bussemaker presenteert niks de Indische groep als eenheid .
        Noch beweert hij dat Nederland een vijandige omgeving is, wat het soms wel kan zijn , gezien jouw vijandige benadering.

    • Ed Vos zegt:

      van den Broek zegt:
      17 september 2012 om 11:45 am
      En wat die 20.000 betreft probeert Bussemaker dat getal aannemelijk (komt van aanname) danwel geloofwaardig/acceptabel te maken bij gebrek aan empirische toetsing. Als U dat niet accepteert dan moet U maar met een ander, toetsbaar getal komen.

      Waarom zou dhr Buys met een met een toetsbaar getal voor de dag komen, wanneer Bussemaker dat niet behoeft te doen, en zijn 20.000 doden slechts een aanname zijn, Waar blijft Karl Popper dan?
      Zo kan ik wel nog een aantal aanames verzinnen. Kunt u tijdens de hitte van een popconcert het aantal toeschouwers, zowel betalend als niet betalend schatten?
      Kan ik aannemen dat wanneer ik constateer dat er veel ooievaars overvliegen, morgen veel kindertjes worden geboren? Zo ja, bestaat er dan een wederzijds verband?

  3. B. Buys zegt:

    Welk verificatiebeginsel paste Bussemaker toe bij het vaststellen van de 20.000 doden? De natte vinger misschien?

  4. van den Broek zegt:

    @ B. Buys,
    Ik probeer alleen het waarheidsgehalte van een repliek van Mevrouw. van Delden op een opmerking van Bussemaker vast te stellen en geef aan dat haar redenering niet klopt.

    En wat die 20.000 betreft probeert Bussemaker dat getal aannemelijk (komt van aanname) danwel geloofwaardig/acceptabel te maken bij gebrek aan empirische toetsing. Als U dat niet accepteert dan moet U maar met een ander, toetsbaar getal komen.

    Er zijn verschillende manieren om tot waarheidsvinding te komen meneer Buys, de natte vinger gebruik ikzelf om te weten, uit welke richting de wind komt

    Die opmerking over de regen, gaat dus niet over het weer maar is een logisch raadsel en de volgend is: het lijkt, het regent, het regent niet

    • Surya Atmadja zegt:

      van den Broek zegt:
      17 september 2012 om 7:42 pm
      En wat die 20.000 betreft probeert Bussemaker dat getal aannemelijk (komt van aanname) danwel geloofwaardig/acceptabel te maken bij gebrek aan empirische toetsing. Als U dat niet accepteert dan moet U maar met een ander, toetsbaar getal komen.
      ——————————————————————————————————–
      Ik een ongeschoolde “blogger” kan het niet accepteren.
      Voor dat je het weet wordt het getal 20.000 door veel mensen klakkeloos overgenomen .

      Van een geleerde meneer die een boek schrijft verwacht ik toch meer dan een goed bedoelende amateur blogger.

  5. Juist, Surya Atmadja, heel juist.

  6. A nony mouse zegt:

    You Tube video van Haagse Veteranen Soos met lezing van Herman Bussemaker over de Bersiapkampen:

    Misschien heeft NIEMAND hier iets aan.

  7. Het is duidelijk dat de heer Van den Broek mijn boek niet heeft gelezen. Dan zou hij op de hoogte zijn van het feit dat ik naast de 129 rapporten van het IRK, 50 ex-geïnterneerden heb geïnterviewd en (na een oproep in Moesson) 99 ex-geïnterneerden geënquêteerd (totaal 10 verslagen over kampen in West-Java, 82 over Mid-Java, 55 over Oost-Java en 2 over Madura). Daarnaast heb ik talloze kampverslagen gelezen in het Nationaal Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD). Deze verslagen werden opgemaakt bij aankomst van de evacués in Batavia in 1946 en 1947. Al deze informatie heb ik op grote vellen papier uitgezet. De namen van de kampen links onder elkaar en de kamp-aspecten bovenaan naast elkaar. Zo kon ik nagenoeg in een oogopslag informatie vergelijken die ter plekke werd opgemaakt (IRK), bij aankomst van de evacués (NIOD) en van 50 jaar later (interviews en enquêtes).
    Dit lijkt mij toch bepaald niet een populair-wetenschappelijke werkwijze. Op basis van deze enorme hoeveelheid geverifiëerde informatie kon ik een objectief beeld schetsen van het kampleven dat niets te maken heeft met mijn indrukken, maar met indrukken en herinneringen van betrokken personen.

    • Jan A. Somers zegt:

      In oktober/november 1945 zijn nogal wat vrouwen en kinderen, waarschijnlijk uit het oorspronkelijk door Gurkha’s beschermde Ketabangkamp? Darmokamp? en Goebengkamp? in Soerabaja, rechtstreeks geëvacueerd naar Singapore. Bijv. op 2 november met de HMS Queen Emma. Op 12 november 1945 zijn uit diezelfde kampen en uit de Werfstraatgevangenis (waaronder ik) mensen met de HMS Princess Beatrix naar Batavia geëvacueerd. (zie o.a. artikel in deze Javapost 11 feb. 2011 met passagierslijst). Zijn deze evacués (1945) ook ergens geteld? Voor de goede orde, Werfstraatgevangenis en Darmokamp lijken mij niet gericht te zijn geweest op bescherming. De meeste gevangenen uit de Werfstraatgevangenis en mogelijk ook Boeboetangevangenis zijn nergens geteld.
      In juni(?) 1946 zijn veel vrouwen en kinderen, oorspronkelijk afkomstig (november 1945) uit o.a. het Darmokamp in Soerabaja (waaronder mijn moeder en zus), en afgevoerd naar Midden Java, in Semarang terecht gekomen. Vandaar is een gedeelte (drie?? schepen) naar Soerabaja gebracht en een gedeelte (waaronder mijn moeder en zus) naar Batavia. Is er in Semarang en Soerabaja ook geteld? Ik was met een ambulanceploeg van het Rode Kruis in Soerabaja op het eerste schip, daar was een passagierslijst aanwezig.
      Een mij onbekend aantal evacués is ook met een vliegdekschip naar Colombo(???) gebracht. Met de HMS Princess Beatrix zijn ook evacués van Semarang naar Colombo gebracht. Zijn die daar ook geteld?
      Mijn interesse gaat niet zozeer uit naar (on)waarschijnlijkheid en (on)betrouwbaarheid van de tellingen, maar naar de organisatie van de statistiek in een zo chaotische situatie. Ik dacht dat ik in 1945 in Batavia (eerst hospitaalschip, daarna Struiswijk) niet ben geteld door het Rode Kruis, maar door RAPWI. Maar dat kan dan samen met de passagierslijst een dubbeltelling hebben opgeleverd.

    • Robbert Macare' zegt:

      Misses van Delden,

      I am very interested in obtaining any information you may have gathered during your research about the camp De Wijk in Malang during the period after august, 1944 till the end of the war.
      Specifically I would like to know whether this camp was surrounded by barbed wire and whether the internees were free to leave this camp at will or were there guards at the gate.
      Your response will be very much appreciated!

      Respectfully yours,
      Robbert Macare’
      You can email me privately at robertmacare@gmail.com

  8. Eppeson Marawasin zegt:

    [CITAAT] ‘Antropologe Mary van Delden concludeert na jarenlang onderzoek dat er wel degelijk sprake was van bescherming en niet van gijzeling. Ze promoveert op maandag 1 oktober (2007 e.m.) aan de Radboud Universiteit.’ [EINDE citaat]

    BRON: http://www.ru.nl/letteren/actueel/nieuws/redactionele/republikeinse_kampen/

    Info plus:
    http://www.buitenkampkinderen.nl/?action=bkk_menu_item_action&bkk_menu_item_id=84

  9. van den Broek zegt:

    Ik heb me laten leiden door de woorden in de discussie en wat zegt Mevr. van Delden: “Helblings beschrijving van de voeding in het Bergenkamp en van de grammen-lijst geven bepaald niet INDRUK van geflatteerde voedselopgave. Dus hoezo werden de gedelegeerden om de tuin geleid”.
    Als zij had op het juiste moment had aangeven op waarop zij haar bewering cq indruk baseerde dan had zij mij niet op het verkeerde been gezet. helaas daar komt zij toch wel wat verlaat met duidelijke argumenten mee en daaraan ben ik dus niet schuldig. Ondanks haar precisiering geeft zij geen antwoord op de vraag of die voedselopgave geflatteeerd is of niet.

    Daarom Mevrouw van Delden de volgende logische opgave want aan logisch redeneren hebben we toch gebrek : Als A dan B, als B dan C, daaruit volgt als A den C.

    En een troost Mevr. van Delden: Uw toch wel interessante proefschrift heb ik sinds 2007 op mijn wenslijstje staan maar door tijdsgebrek heb ik het nog niet aangeschaft.

  10. Menno IJmmer zegt:

    Ik lees bovenstaande reacties en bemerk dat grotendeels ( op een enkele na) de discussie gaat over “bewijs” zus of zo, gekissebis over wie gelijk heeft en wie niet…. Wie wel iets beweert en wie niet beweert….droge wetenschappelijke kost gesteld door??? Door wie eigenlijk? Mede slachtoffers? Of slechts gebaseerd op “Vom Hören Sagen?” of “Het staat daar in zus en zo rapport.” Kunnen we met het juiste aantal genoemde slachtoffers de tijd terug draaien?

    Waar is de benadering van het menselijk aspect in deze materie? Niet aanwezig want voor velen is het de “ver van mijn bed show” toch?

    Waar zijn de vragen omtrent: Bijvoeding kopen omdat er slechts 100 gr rijst en 200 gr mais werd verstrekt? Medicijnen, welke? Hoe ging precies de verdeling van het voedsel? Terwijl er hongersnood heerste in 1946. Stond de kampleiding nauwkeurig aan een ieder uit te delen? Of werd er “gesmokkeld”? …. 100 gram voor de gevangene en 50 gram voor mij (kampleiding), volgende 100 gram en voor mij 50 gram enzovoorts…..en zo bouwde men een eigen voorraadje op toch? Want laten we wel weten: het waren idiote honger- en dorsttijden waarbij elke korrel rijst telde voor allen, binnen of buiten het kamp.

    Wie verzorgde een begrafenis als een slachtoffer overleed? Wie betaalde het simpele kruis bij een graf? Wie betaalde de grafdelver….Kortom, nog meer van dat soort menselijke vragen, dat mis ik zo in dit soort discussies. Wie droeg het slachtoffer naar de laatste rustplaats? Welke republikeinse soldaat begeleide een begrafenisstoet? Stond zo’n republikeinse kampbewaarder te grijnzen omdat er weer een slachtoffer heen was gegaan, terwijl hij misschien dacht : “Zo, daar gaat er weer ééntje die me heeft overheerst al die jaren….” Maak mij niet wijs, dat zo iets nooit plaats vond.

    Wel eens nagedacht in welke hoedanigheid men een kamp verliet? Slechts het hoognodige had men over, dat onverkoopbaar was; enkel wat schamel lijfgoed, bijna niets van verkoopwaarde nog over… daar wel eens over gediscussieerd? In plaats van het getal 20000 of misschien wel 19999?

    Nergens heb ik dat éne zinnetje of gedachte kunnen ontdekken in welk stuk dan ook: “Elk slachtoffer was er één teveel”. … Nergens. Alles wat ik bemerk is slechts: Ik heb gelijk, zegt de één. Néé, ik heb gelijk, zegt weer een ander. En geen van hen is daadwerkelijk het slachtoffer en geen van hen denkt op de achtergrond aan de ellende en misere die de slachtoffers moesten ondergaan.

    Mijn moeder was één van hen…. mijn pa was één van hen….. mijn nicht was één van hen…… mijn oom was één van hen…. mijn 2 zussen waren één van hen…. mijn broer was één van hen….

    Druk maar op mijn naam; dan is het graf te zien van één van die weet ik hoeveel slachtoffers er waren en die elk teveel waren. ….. Helemaal onderin de laatste 2 foto’s …. Zij was één van die 20000.

    Mijn bijdrage is niet gebaseerd op het feit, dat ik een gepensioneerde ben overvloeiend van tijd en verveling, maar omdat ik er persoonlijk bij die kampen betrokken was en nog steeds ben…..

  11. Jan A. Somers zegt:

    Gek, ik ben een man van feiten, recht, oorzaak en gevolg, cijfers, ga zo maar door. Maar de sfeer die uit zo’n verhaal spreekt vind ik treffend. Heel eenvoudige vragen van alledag, de belangrijkste vragen uit een mensenleven. Er zal geen antwoord op komen.

  12. Oscar Micola von Fürstenrecht zegt:

    Reactie : Als 16 jarig werd ik tezamen met vader en anderen i de Grote gevangenis Lowokwaroe in een grote cel met cirka 25 ? andere achter de ijzeren tralies gestopt ! Met 1 gat in de vloer( WC )
    2x per dag a 15 min gelucht in de tuin . De eerste weken sliepen alle op de betonnen vloer , eerst na enige weken mochten we pakjes van buiten ontvangen ( kleren matjes etc ) Het voedsel dagelijks : s,morgens en s,avonds een plak rijst/ketan met thee alsook een! rol tabak met mais bladeren , s, middags een bord met rijst gemengd met mais en getrokken groentensoep (nooit geen vlees! ) Na 3maanden werden we overgebracht naar de Aloon-aloon Gevangenis alwaar wij meer vrijheid kregen en ook meer eten !
    Opmerking ; Bij het bezoek van het Rode Kruis kregen we een klein pakje met inhoud 1chocolade 1 pakje tabak en tabakpapier etc ( was niet veel ) Doch het eten was hetzelfde misschien iets meer:.
    Oscar Micola von Fürstenrecht
    Frölunda Kyrkogata 47
    421 47 Västra Frölunda Sweden ( 50 jaar in Zweden )

  13. Si Aelle zegt:

    Langzamerhand begin ik nu pas te beseffen dat roken wat als dodelijk is bestempeld en gebleken, in oorlogstijd toch het nut heeft gehad om het gevoel van intense honger te verzachten.
    Mijn Opa, met Deense (Bogense) roots, rookte toen ook veel. Ik heb hem niet gekend, maar overal waar hij op de foto staat, heeft hij een sigaret tussen de vingers. Die man moet wel veel honger hebben geleden, net als ook vroeger ‘ons’ Pa (van armoede!).

    Med vänliga hälsningar,

    SA

  14. Ronny Geenen zegt:

    Met interesse over Malang gelezen. Van de half broer van mijn vrouw, die in 1945 12 jaar was, heb ik zeer wrede verhalen gehoord veroorzaakt door de bersiap indonesiers. De heer Lavalette is 4 dagen na de kapitulatie van Japan door Indonesiers in de rug geschoten en vermoord. De jongen van 12 heeft het met eigen ogen gezien. Mijn vrouw werd op 9 september 1945 geboren en dat is 3 weken later. De baboe heeft deze 12 jarige en zijn jongere broertje meegenomen naar de kampong en in de sawahs te werk gesteld. Jaren later zijn ze gevlucht en nog in Nederland terecht gekomen.
    Ook heb ik vernomen dat de buren, de familij Weise – Koothoofd, een jonge vrouw en haar broer, ook op akelige manier zijn vermoord geworden. De moeder van mijn vrouw is zelf 2 jaar later aan longontstekeing overleden. Mijn vrouw werd toen als wees bij de katholieke nonnen in het weeshuis ondergebracht. Mijn vraag aan lezers van JavaPost: Wie weet meer van dat Malangse nonnen weeshuis af en wie kent meisjes van toen die ook als wees hebben doorgebracht. Ik heb namelijk vernomen dat er nogal misbruikt plaats vond.

Plaats een reactie