Het afgelopen decennium is in Nederland een verhit debat ontstaan over het extreme geweld dat militairen in Nederlandse dienst hebben gepleegd in Indonesië tussen 1945 en 1949. In Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk zijn soortgelijke discussies ontstaan. Grondig vergelijkend onderzoek naar buitensporig geweld in Indonesië, Algerije, Indochina, Maleisië, Kenia en andere plaatsen tijdens dekolonisatieoorlogen is echter zelden verricht. Dit forum is gebaseerd op de eerste uitkomsten van een recent onderzoeksproject en een congres waarin de mogelijkheden voor gerichter vergelijkend onderzoek zijn verkend. De voorlopige resultaten die wij hier delen laten zien dat de gewapende conflicten weliswaar sterk van elkaar verschilden, maar dat er meer overeenkomsten dan verschillen zijn in de manieren waarop extreem geweld daarin werd toegepast en kan worden verklaard. We concluderen onder meer dat in alle gevallen sprake was van een vorm van geïnstitutionaliseerde straffeloosheid, die het soort situaties mogelijk maakte waarin troepen in dienst van de koloniale machthebbers extreem geweld gebruikten.

Tijdens de tijdelijke geallieerde bezetting van Indonesië verbrandden Brits-Indische troepen kamponghuizen in Bekasi op West-Java als represaillemaatregel (november 1945). Dit voorbeeld steunt de gedachte dat dit extreme geweld tijdens de dekolonisatie vanuit een internationaal en vergelijkend perspectief bestudeerd moet worden. [Foto Imperial War Museum, Londen]
Inleiding[i]
De wreedheden die Nederlandse troepen begingen tijdens de Nederlands-Indonesische Oorlog (1945-1949) zijn een van de heetste historische hangijzers van de afgelopen tien jaar. Onder invloed van het Rawagede-proces, de eerste van een reeks rechtszaken die het Comité Nederlandse Ereschulden tegen de Nederlandse staat aanspande, hebben de Nederlandse samenleving en de politiek deze zwarte bladzijden in onze geschiedenis weer opengeslagen.[ii] In het spoor van de herlevende publieke belangstelling hebben ook historici het op zich genomen om deze wandaden te bestuderen. De historicus Rémy Limpach liep hierbij voor de troepen uit en kwam in zijn baanbrekende boek De brandende kampongs van Generaal Spoor (2016) tot de conclusie dat de Nederlandse troepen ‘een spoor van brandende kampongs en stapels lijken’ door de Indonesische archipel hadden getrokken.[iii] Meerdere opeenvolgende Nederlandse kabinetten hadden de door Nederlanders gepleegde wandaden gebagatelliseerd als niet meer dan individuele ‘excessen’ in een verder correct uitgevoerde militaire operatie. Limpach toonde daarentegen aan dat het extreme geweld structureel van aard was.[iv] Na de toenemende druk van de (nog steeds lopende) rechtszaken en de publicatie van Limpachs boek besloot de Nederlandse overheid eind 2016 om eindelijk financiële ondersteuning te bieden aan een initiatief dat drie Nederlandse historische instituten in 2012 hadden opgezet voor een gezamenlijk, onafhankelijk onderzoeksprogramma.[v]
Dit forum is het eerste gepubliceerde resultaat van een van de acht subprojecten binnen dit onderzoeksprogramma. Onder de titel De kolonisatieoorlogen vergelijken: extreem geweld tijdens herbezetting en irreguliere oorlogvoering wordt het Nederlandse extreme geweld in Indonesië tijdens de periode 1945-1949 gecontextualiseerd en vergeleken met het gebruik van geweld door andere koloniale overheersers. Als de coördinatoren van dit subproject hebben wij in het voorjaar van 2019 vijf internationale onderzoekers, namelijk experts op het gebied van Britse en Franse koloniale oorlogvoering en van militaire geschiedenis in het algemeen, gedurende drie maanden uitgenodigd voor een gezamenlijk onderzoeksverblijf op het Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (NIAS).[vi] Dit NIAS-themagroepproject had als doel het gebruik van extreem geweld door koloniale veiligheidstroepen in Nederlandse, Britse of Franse dienst tijdens de periode van dekolonisatie te vergelijken en te duiden.
Bij het kiezen van onze onderzoekspartners hebben we getracht een team te vormen waarin verschillende historische benaderingen samenkomen: van krijgswetenschap, koloniale en imperiale geschiedenis tot politicologie en gendergeschiedenis. In plaats van de internationale onderzoekers ieder hun eigen casestudy te laten uitvoeren en het echte vergelijken uit te stellen tot de conclusie, hebben we elke niet-Nederlandstalige NIAS-fellow gekoppeld aan een Nederlandse wetenschapper uit een van de andere subprojecten van het overkoepelende onderzoeksprogramma, zodat ze hun onderzoeksthema konden vergelijken met de Nederlands-Indonesische kwestie. In dit forum presenteren we de resultaten van deze intellectuele uitwisseling rond de centrale vraag waarom en hoe koloniale veiligheidstroepen in zoveel dekolonisatieoorlogen overgingen tot het gebruik van extreem geweld om de antikoloniale opstanden de kop in te drukken.
In deze inleiding op het forum geven we eerst een meer gedetailleerde definitie van extreem geweld (‘wat vergelijken we’). Vervolgens gaan we in op de toegevoegde waarde van deze vergelijkende benadering (‘waarom vergelijken we’). Daarna laten we kort zien hoe tijdgenoten, journalisten en historici in het verleden vergelijkingen vaak vrij ad hoc als hulpmiddel hebben ingezet, en wat historici hebben geschreven over de aard en oorzaken van extreem geweld in dekolonisatieoorlogen. Ook leiden we de andere vier bijdragen kort in en geven we aan hoe daarin vergeleken wordt, en ten slotte trekken we een aantal conclusies.
Aangezien de empirische basis van dit forum slechts vier casestudy’s betreft, zijn de resultaten van dit forum verkennend van aard.[vii] Door tijds- en financiële beperkingen hebben we in ons project keuzes moeten maken in termen van zowel onze focus als de onderzoekers die we konden uitnodigen om deel te nemen. Zo richt ons project zich op escalaties van geweld, maar daarbij richt het zich primair op het vergelijken en verklaren van het geweld dat de Nederlandse, Britse en Franse koloniale mogendheden in de verschillende conflicten pleegden. Hoewel Roel Frakking en Martin Thomas in hun forumbijdrage wel ingaan op de lokale geweldsdynamiek, valt het perspectief van de slachtoffers van dit geweld grotendeels buiten beschouwing en ligt hier dus ruimte voor toekomstig vergelijkend onderzoek. Door onze focus op koloniale wreedheden hebben we ook geen vergelijkingen kunnen trekken met vreedzamer verlopen dekolonisatieprocessen of bijvoorbeeld de haastige terugtrekking door de Britse en Belgische troepen uit respectievelijk India en Congo, die wel in extreem gewelddadige burgeroorlogen uitmondden.

Tijdens een doorzoekingsactie van een kampong, vermoedelijk op Sumatra, ondervragen Nederlandse militairen op 6 juli 1949 een Indonesische gevangene. Het onderschrift verwijst naar ‘peloppers’ (ook wel ‘ploppers’), dit was de denigrerende term die zij vaak voor vijandelijke strijders gebruikten. [Foto Nederlands Instituut voor Militaire Historie]
Het centrale thema van dit forum is dus ‘extreem geweld in dekolonisatieoorlogen’. Maar wat onderzoeken we nu precies? Wij richten ons specifiek op buitensporig geweld: de momenten waarop geweld bepaalde grenzen overschrijdt. Dit kunnen wettelijke grenzen zijn, maar ook normatieve of politieke. Het is echter uiterst complex om in detail af te bakenen welke situaties precies vallen onder wat eerdere auteurs in hun werken over het Nederlands-Indonesische conflict hebben gedefinieerd als ‘excessief geweld’, ‘ontsporing van geweld’, ‘extreem geweld’, ‘massageweld’ of ‘oorlogsmisdaden’. Vaak is het analytisch problematisch om deze transgressies te onderscheiden van geweld in het algemeen, juist in een koloniale context waarin het rechtsstelsel zelf vaak een wapen was in handen van de koloniale mogendheden die zich al voor de Tweede Wereldoorlog veelal als een politiestaat manifesteerden. Extreem geweld kan ook niet los worden gezien van de bredere context van oorlogsvoering – het type oorlog en de intensiteit ervan – waarin het plaatsvindt.
Dus waar trekken we de grens? In essentie zijn we uitgegaan van wat we binnen onze internationale onderzoeksgroep een ‘commonsensical approach’ noemden, een benadering die is geïnspireerd op (maar niet uitsluitend beperkt blijft tot) de brede kaders voor onder meer geweldsgebruik en omgang met gevangenen zoals uiteengezet in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens die in december 1948 door de VN is aangenomen, de Derde en Vierde Geneefse Conventies van het daaropvolgende jaar en het in 1950 ondertekende Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.[viii] Juist omdat dergelijke wettelijke kaders ten tijde van de Nederlands-Indonesische Oorlog nog volop in ontwikkeling waren en de koloniale machten het in de meeste gevallen niet van toepassing beschouwden op wat zij presenteerden als ‘interne conflicten’ binnen hun koloniale rijk, willen we hier niet te diep ingaan op de vraag naar de geldigheid van dat wettelijke kader tijdens deze dekolonisatieconflicten. Andere auteurs hebben dat al veel gedetailleerder gedaan dan hier voor ons mogelijk is.[ix] In plaats daarvan benadrukken we bij onze benadering dat in de meeste gevallen van extreem geweld iedereen, van opperbevelhebber tot dienstplichtige, zich er heel goed van bewust was als hij of een collega een grens overschreed, bijvoorbeeld in gevallen van marteling, executies van non-combattanten, verkrachting, plundering of het platbranden van hele dorpen. Dit idee wordt bevestigd door dagboeken van bijvoorbeeld Nederlandse soldaten die in sommige gevallen zelfs expliciet vergelijkingen trokken met de praktijken van de nazi’s tijdens de bezetting van Nederland.[x] Net als politici, militairen of ambtenaren in officiële bronnen deden, interpreteerden of legitimeerden de auteurs van deze dagboeken dergelijke daden vaak als ‘een noodzakelijk kwaad’, wat impliciet laat zien dat ze maar al te goed wisten dat ze een ethische of wettelijke grens hadden overschreden.
In onze benadering is een specifiek aspect dat geweld extreem maakt van speciaal belang, namelijk het gegeven dat het bewust tegen non-combattanten is gericht. Non-combattanten kunnen zowel burgers zijn die niet bij gevechtshandelingen zijn betrokken als gevangengenomen strijders of verdachten. Met name in irreguliere oorlogen is de eerste groep – is het een burger of is het een guerrilla? – lastiger te definiëren dan de tweede. Een complicerende factor bij het maken van het onderscheid tussen burgers en guerrilla’s is de logistieke en andersoortige steun die guerrilla’s regelmatig van delen van de civiele bevolking ontvingen. Bij wandaden die in gevangenschap werden gepleegd, zoals marteling, het executeren van arrestanten, verkrachting en willekeurige sadistische handelingen, is het over het algemeen wel glashelder dat er een grens is overschreden.
Extreem geweld had in dekolonisatieoorlogen verschillende uitingsvormen. Naast de bekende voorbeelden van fysiek geweld werd non-combattanten ook op andere manieren schade berokkend, bijvoorbeeld door hun bezittingen en bestaansmiddelen te vernielen voor niet-militaire doeleinden zoals (collectieve) wraak, intimidatie en straf. Ook gedwongen migratie en massa-internering en daarmee de ontworteling van hele gemeenschappen kwamen vaak voor, bijvoorbeeld in Kenia, Algerije en Maleisië.[xi] Vaak hadden honderdduizenden mensen zwaar te lijden onder dergelijke maatregelen die gericht waren op het controleren van de bevolking zodat de guerrilla’s voedsel en andere steun ontzegd werden. De Nederlanders maakten in Indonesië geen georganiseerd gebruik van wat in Engelstalige militaire doctrines over de bestrijding van opstanden (‘counter-insurgency’) bekend staat als ‘population and resources control’. Een vergelijking van de Nederlandse strategische motieven met die van andere koloniale machten doet echter vermoeden dat het massaal platbranden van hele dorpen – een gewelddaad die Nederlandse troepen in Indonesië wel met regelmaat toepasten – naast collectieve bestraffing mogelijk ook op het controleren van de Indonesische bevolking en voedsel gericht was. Als dit inderdaad zo is, dan was de ‘klassieke’ koloniale methode van het op grote schaal platbranden van dorpen uiteindelijk contraproductief, omdat het de burgerbevolking door het verdere gebrek aan Nederlandse controlemaatregelen juist in handen van de guerrilla’s dreef.[xii]
Bij het vergelijken van de historische literatuur over vormen van geweld werd ons al snel duidelijk dat nationale obsessies vaak een drijvende factor zijn geweest achter de wetenschappelijke interesses voor wat wij ‘iconische vormen van extreem geweld’ noemen. Voor de Fransen is dat ‘La Torture’, het systematische gebruik van marteling in Algerije, terwijl het Britse icoon de gedwongen herplaatsing en massa-internering in ‘Britain’s Gulag’ in Kenia betreft. In het Nederlandse collectieve geheugen spelen de zogeheten ‘standrechtelijke executies’ van non-combattanten in Indonesië een dergelijke iconische rol. Centraal daarbij staat de golf van executies op Zuid-Sulawesi door het Depot Speciale Troepen onder leiding van Raymond Westerling (december 1946-februari 1947).[xiii] Een meer diepgaande vergelijking laat echter zien – in dit forum vooral in de bijdrage van Stef Scagliola en Natalya Vince – dat deze ‘iconen van het collectieve geheugen’ ook kunnen werken als ‘zwarte gaten’, die het leeuwendeel van de wetenschappelijke aandacht opslokken en zo ook bij onderzoekers blinde vlekken creëren voor andere vormen van geweld.
Waarom vergelijken we? Voorbij ‘de ranglijst van wreedheid’
Net als in Nederland hebben deze extreme vormen van geweld, zoals marteling, executies en massale gedwongen verhuizing, ook in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk en zowel in wetenschappelijke als maatschappelijke en soms juridische kringen recent voor opschudding gezorgd. Dit betreft vooral de conflicten in Algerije (1954-1962) en Kenia (1952-1956) en in mindere mate Indochina (1945-1954) en Maleisië (1948-1960). Het wetenschappelijke en publieke debat ontstijgt echter zelden het nationale niveau, waardoor we in Nederland kansen hebben laten liggen om beter inzicht te krijgen in de escalatie van geweld. Dit wil niet zeggen dat er nooit vergelijkingen zijn getrokken. Het domein van koloniale en imperiale geschiedenis kent over het algemeen een rijke traditie van vergelijkend onderzoek.[xiv] Ook processen van dekolonisatie zijn met elkaar vergeleken, maar dan vooral op het niveau van beleid, diplomatie en strategie voor de Franse en Britse gevallen, bijvoorbeeld door wetenschappers als Martin Thomas die ook deel uitmaakt van dit project en dit forum.[xv] Maar naar de toepassing van extreem geweld is verrassend genoeg tot nog toe nauwelijks vergelijkend onderzoek gedaan.
Deze wetenschappelijke leemte heeft diverse actoren in de publieke ruimte er niet van weerhouden om meer oppervlakkige vergelijkingen te trekken, vaak met opportunistische redenen. De Nederlandse legercommandant generaal Simon Spoor deed dit bijvoorbeeld al in 1946. Hij vergeleek – nogal selectief en uiteraard in het voordeel van zijn eigen troepen – de ‘directe methoden’ van zijn eigen koloniale leger met de willekeurige Britse inzet van zware wapens tijdens de slag om Surabaya in november dat jaar en elders tijdens hun bezetting van delen van Java en Sumatra. De Nederlandse procureur-generaal Henk Felderhof, een sleutelfiguur in de vervolging en legitimering van extreem geweld in Indonesië, trok in 1948 een soortgelijke vergelijking toen de Britse Royal Air Force aan het begin van de communistische opstand in buurland Maleisië bombardementen uitvoerde op communistische rebellen. Uit eigenbelang legitimeerde Felderhof zo de golf van executies van Indonesiërs eind 1946 en begin 1947 op Zuid-Sulawesi onder leiding van de beruchte kapitein Westerling. Deze kapitein zou de terreurcampagne enkele jaren later in zijn memoires op exact dezelfde wijze rechtvaardigen, zie hiervoor de forumbijdrage van Azarja Harmanny en Brian McAllister Linn.
Recentere vergelijkingen van buitensporig geweld tijdens Franse, Britse, Nederlandse en andere koloniale ‘counter-insurgencies’ zijn eveneens vaak gericht op soortgelijke vormen van ‘classificatie van schuld’. Een belangrijke doelstelling was er vaak in gelegen om vast te stellen of ‘wij’ Nederlanders slechter of – zoals meestal werd geopperd – nog niet zo slecht waren als andere koloniale machten. In dergelijke vergelijkingen werden vaak de Fransen in Algerije of de Portugezen in Mozambique als toonbeeld van de meest extreme geweldplegers gebruikt. Niet alleen Nederlandse tijdgenoten en journalisten, maar ook gerespecteerde wetenschappers hebben zich aan vergelijkingen met een dergelijke uitkomst gewaagd. Zelfs een van de beste vergelijkingen in zijn soort bleef daarmee toch ‘zeer schetsmatig’, zo gaven Jacques van Doorn en Wim Hendrix in 1985 in hun baanbrekende studie Ontsporing van geweld grif toe.[xvi]
De veelal vluchtige vergelijkingen hebben het publieke debat in Nederland geschaad. Nog altijd wordt hier het excuus gebruikt dat het Nederlandse geweld in Indonesië dan misschien wel erg was, maar toch lang niet zo erg als wat de Fransen in Algerije hebben gedaan.[xvii] Juist vanwege de impact die eerdere vergelijkingen op het publieke debat hebben gehad, hebben wij ervoor gekozen onze eerste resultaten in dit nummer van BMGN – Low Countries Historical Review op te nemen in de vorm van een forumdiscussie die het publieke debat in Nederland hierover hopelijk kan verdiepen. Het doel van ons project is niet om te komen tot wat David Anderson terecht minachtend een ‘league table of barbarity’, een ranglijst van wreedheid, noemt. Wij verkennen daarentegen de vraag waarom deze oorlogen, terwijl ze in politiek en militair-strategisch opzicht van elkaar verschilden, allemaal zodanig zijn geëscaleerd dat koloniale mogendheden zich veelvuldig hebben bezondigd aan ernstige schendingen van de mensenrechten.[xviii]
De zware gevechten die de Fransen in Indochina leverden waren bijvoorbeeld onvergelijkbaar met de schaal en intensiteit van de strijd die de Britten voerden in Maleisië en Kenia.[xix] Toch gingen ook de Britten ondanks de relatief kleinschalige en lokale aard van het verzet waar ze mee te maken kregen consequent extreem repressief en vooral in Kenia op zeer gewelddadige manier te werk. De mythe van een voorbeeldige Britse ‘hearts and minds’-benadering die tijdens ‘counter-insurgency’ campagnes steevast zou zijn gecombineerd met een ‘minimum force philosophy’ is allang ontkracht door wetenschappers zoals Huw Bennett die ook aan dit forum bijdraagt.[xx] Als gevolg van internationale politieke beperkingen in combinatie met het feit dat de Republiek Indonesië relatief weinig wapens tot haar beschikking had, kregen ook de Nederlanders in Indonesië slechts in beperkte mate te maken met grootschalige gevechtssituaties. Toch is ook de structurele aard van de door Nederlandse troepen gepleegde wandaden duidelijk vastgesteld. Maar waarom vonden zij die in Indonesië, Algerije, Kenia en Maleisië onder uiteenlopende omstandigheden buitensporige gewelddaden pleegden, verordonneerden of goedpraatten dit dan zo onvermijdelijk, logisch of in ieder geval verdedigbaar?
Aard en oorzaken van extreem geweld
Excessief geweld tegen non-combattanten heeft zelden of nooit een enkele oorzaak of aanleiding; het is vrijwel altijd het gevolg van meerdere verschillende factoren die elkaar versterken[xxi] In ons project willen we niet simpelweg een opsomming van deze factoren geven – wij proberen te denken in termen van causale hiërarchie. We willen het relatieve belang afwegen van aan de ene kant situationele oorzaken voor extreem geweld, zoals falend leiderschap, gebrek aan toezicht en juridische duidelijkheid, onervarenheid, mentale uitputting bij de troepen, individuele persoonlijkheid en specifieke incidenten die een ‘geweldsspiraal’ uitlokken, en van aan de andere kant verklaringen die voortkomen uit meer structurele factoren zoals een koloniale traditie en cultuur van geweld, de aard van irreguliere oorlogsvoering in het algemeen en de erfenis en het ‘brutaliserende effect’ van het alom tegenwoordige geweld van de recente wereldoorlog op de generatie die in Indonesië vocht.[xxii] Door de verschillende contexten te vergelijken en zo de oorzakelijke factoren tegen elkaar af te wegen en aan elkaar te koppelen, kunnen we dichter in de buurt komen van een antwoord op de klassieke vraag: was het extreme geweld van dekolonisatieoorlogen een ‘ongelukkig bijverschijnsel’ van gevechtsoperaties of een doelbewuste strategie van ‘hard toeslaan’ en ‘exemplarisch geweld’ gebruiken?
Deze vraag zit het Nederlandse debat al decennialang dwars, en het was Rémy Limpach die in zijn boek met een compromis kwam: het merendeel van het gebruikte extreme geweld was volgens hem wel ‘structureel’ maar niet ‘systematisch’.[xxiii] Daarmee bedoelde hij dat de door de Nederlandse leiders gekozen strategie extreem geweld onvermijdelijk en wijdverbreid maakte, maar dat tot het gebruik van extreem geweld (met een paar specifieke uitzonderingen) niet expliciet opdracht was gegeven. De vergelijking die Huw Bennett en Peter Romijn in dit forum maken tussen de verschillende politieke verantwoordingsprocessen aan Britse en Nederlandse zijde geeft echter aan dat zelfs Limpachs oplossing complicaties oplevert. Uit hun onderzoek moeten we immers concluderen dat het systeem, dat het gebruik van extreem geweld en de voortzetting daarvan mogelijk maakte, door de politiek en militair verantwoordelijken met meer voorbedachte rade in stand werd gehouden dan de formulering ‘structureel maar niet systematisch’ suggereert.
Hoewel ons project te kleinschalig is voor een volledige, puntsgewijze vergelijking van oorzakelijke factoren van extreem geweld, bieden de vier volgende bijdragen wel voldoende nieuwe inzichten om structurele en situationele oorzaken van extreem geweld beter te leren begrijpen, onderscheiden en indelen. Welke verbanden bestonden er tussen de lange lijst van oorzakelijke factoren die bijvoorbeeld Limpach heeft opgesteld? Deze artikelen dwingen ons kritische vragen te stellen daar waar tot nog toe vaak – ook bij onszelf – aannames de boventoon voerden.
De conclusie die wij trekken uit deze verkenning van de oorzakelijke hiërarchie van geweld is dat een cruciale factor in het verklaren van extreem gewelddadig gedrag van Europese soldaten straffeloosheid is: het gecombineerde effect van een gebrek aan toezicht door de overheid (waaronder het militaire apparaat), de media en het rechtssysteem aan de ene kant, en een gebrek aan juridische duidelijkheid aan de andere kant. Straffeloosheid is de spin die een groot aantal van de bovengenoemde factoren in het oorzakelijke web verbindt. Straffeloosheid verergerde bijvoorbeeld het brutaliserende effect van blootstelling aan geweld en de algehele mentale uitputting bij de troepen. Straffeloosheid heeft ook te maken met meer structurele factoren, zoals het koloniale systeem waarin de witte man vrijwel onaantastbaar was. Bovendien kan straffeloosheid ook samenhangen met de aard van irreguliere oorlogsvoering of ‘counter-insurgency’ waarbij troepen sterk verspreid raakten (zelfs individuele pelotons konden worden onderverdeeld), zodat van toezicht nauwelijks sprake kon zijn. Een geïnstitutionaliseerd systeem van straffeloosheid op het tactische niveau en een vaak bewust geïnstalleerd gebrek aan aansprakelijkheid op het strategische en politieke niveau vinden we terug in alle casussen die we voor dit forum hebben onderzocht, en lijken dus een spil te zijn waar een groot aantal oorzakelijke factoren om draait.
Hoe vergelijken we?
Ons project bestaat voornamelijk uit gerichte, sterk beschrijvende vergelijkingen. In de wetenschap dat we slechts drie maanden samen als onderzoeksgroep zouden doorbrengen, kozen we ervoor ons te verdiepen in een klein aantal casestudy’s en al deze casussen te relateren aan het centrale thema van het Nederlands-Indonesische conflict. De gekozen conflicten en de thema’s daarbinnen zijn deels bepaald – en dus ook beperkt – door de beschikbaarheid van expertise en bronnen. In dit forum presenteren we vier vergelijkende casestudy’s.[xxiv] In onze selectie hebben we gekozen voor empirische vergelijkingen van specifieke thema’s in plaats van grootschalige of breedvoerige vergelijkingen in vogelvlucht met veel algemeenheden en statistieken. Deze keuze zorgt er ook voor dat de verschillende auteursteams enigszins verschillende vergelijkingsmethoden hebben gekozen voor hun thema, variërend van een brede contextualisering in de bijdrage van Harmanny en Linn tot een veel meer gedetailleerde bronnenvergelijking van twee casussen in de bijdrage van Scagliola en Vince.
Twee van de vier bijdragen bestaan uit symmetrische vergelijkingen van twee casussen. Huw Bennett en Peter Romijn onderzoeken de oorzaken van het ontstaan en de voortzetting van wreedheden en spitsen zich toe op de aansprakelijkheid en straffeloosheid op het hoogste politieke niveau. Zij vergelijken hoe beleidsmakers in Nederland en het Verenigd Koninkrijk omgingen (of níet omgingen) met informatie over wandaden in de koloniën. In de manieren waarop Nederlanders en Britten informatie ontkenden, verantwoordelijkheid ontweken, en schandalen probeerden te neutraliseren en te managen, en dus met andere woorden in de processen die politici en militairen hiervoor optuigden, zijn interessante verschillen te zien. Maar de uitkomst van deze uiteenlopende processen, namelijk straffeloosheid en het voortduren van geweld, vertoonde verrassende overeenkomsten.
In de tweede symmetrische vergelijking richten Stef Scagliola en Natalya Vince zich op een specifieke vorm van extreem geweld, namelijk verkrachting. De Frans-Algerijnse en de Nederlands-Indonesische oorlog worden empirisch vergeleken, met name op het niveau van het ontstaan van narratieven en discoursen over verkrachting in oorlogstijd. Hierover, zo concluderen de auteurs, bestaan veel theorieën, maar empirisch onderzoek ontbreekt grotendeels. Vooral in de koloniale context zorgt het gebrek aan bronnen over verkrachting voor methodologische problemen voor de onderzoeker, wat een interessante paradox oplevert. In relatie tot de Algerijnse Oorlog is verkrachting een veelbesproken en ook gepolitiseerd onderwerp, terwijl het thema in de Indonesische context bijna volledig wordt genegeerd. Toen Scagliola en Vince echter dieper gingen graven, ontdekten ze dat er voor Indonesische verkrachtingszaken – hoewel nog altijd schaars – toch meer archiefmateriaal bestaat dan voor de Algerijnse casus. De vraag is volgens hen dan ook in hoeverre het verschil in zichtbaarheid van verkrachting kan worden verklaard op basis van het verschil in omgeving – dichtbij of ver van het slagveld – waar het misbruik plaatsvond, en de gevolgen daarvan voor de mogelijkheden tot genoegdoening voor de slachtoffers.
Azarja Harmanny en Brian Linn richten zich eveneens op een specifieke vorm van geweld. Zij deden onderzoek naar ‘technisch geweld’, het gebruik van zware wapens zoals artillerie en gevechtsvliegtuigen. Deze term komt voor het eerst voor in de befaamde studie Ontsporing van Geweld van Van Doorn en Hendrix en is tot nu toe alleen onder Nederlandse wetenschappers in zwang. Veel van deze wetenschappers associëren technisch geweld automatisch met extreme vormen van geweld en schrijven er vaak zelfs het merendeel van de burgerslachtoffers in Indonesië aan toe. Harmanny en Linn werpen een kritische blik op het nauwelijks gedefinieerde concept ‘technisch geweld’ zelf, alsook op de al te stellige aannames over slachtoffers. Aangezien het concept technisch geweld zo sterk bepaald is door zijn Nederlandse wortels, hebben de auteurs gekozen voor een asymmetrische vergelijking, waarin ze Nederlands technisch geweld in Indonesië centraal stellen en contextualiseren in de ontwikkelingen rond het gebruik van zware wapens door Westerse krijgsmachten in contemporaine conflicten.
Roel Frakking en Martin Thomas hebben zich ten slotte in hun brede schematische vergelijking van vijf casussen – reikend van Madagaskar tot Indochina – laten inspireren door recent politicologisch onderzoek. Zij plaatsen het bekende narratief van dekolonisatieoorlogen als conflicten tussen koloniale mogendheden en rebellen naast een verkenning van lokale ervaringen van onveiligheid – wat zij de microdynamiek van geweld noemen. Tussen verschillende gebieden kon, zelfs binnen een en hetzelfde dekolonisatieconflict, een enorme variatie bestaan in de vormen en in de schaal van geweld. Frakking en Thomas constateren dat vooral in betwiste gebieden, die zij als ‘interne grensgebieden’ typeren, (vermeende) non-combattanten vaak het slachtoffer werden van gericht geweld. Als we inzicht willen krijgen in wie geweld gebruikte tegen wie en waarom, zo stellen de auteurs, dan kunnen we niet uitgaan van onveranderlijke loyaliteiten of vaststaande schalen van geweld. De afbakeningen tussen zij die voor dan wel tegen een strijdende partij waren, tussen kolonisatoren en gekoloniseerden, en tussen strijders en niet-strijders stonden lang niet zo vast als vaak wordt aangenomen, deze categorieën waren steeds buigzaam en altijd lokaal bepaald.
Conclusies
Samenvattend kunnen we stellen dat in dit forum een breed scala aan onderwerpen en vergelijkingsmethoden samenkomt. Als we deze diversiteit aan bijdragen echter van een iets grotere afstand bekijken, kunnen we een aantal conclusies trekken. Zoals gezegd viel ons onderzoeksteam tijdens onze periode aan het NIAS één ding meteen op: in de hier onderzochte geweldsontsporingen ontdekten wij, ondanks de variatie wat betreft de intensiteit van geweld, meer overeenkomsten dan verschillen. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat we de verschillen in intensiteit of in de vormen van extreem geweld bagatelliseren. Maar in zekere zin probeerde elke koloniale mogendheid dezelfde welhaast onmogelijke taak te volbrengen: een oorlog winnen te midden van een bevolking die haar meestal niet als legitieme heerser beschouwde. Alle mooie woorden over het ‘herstellen van rust en orde’, het winnen van de ‘hearts and minds’ en het zogenaamd selectieve gebruik van geweld konden niet verbloemen dat het verzet uiteindelijk niet kon worden gebroken met alleen overredingskracht en militair geweld tegen gewapende tegenstanders. Zowel koloniale mogendheden die een opstand succesvol bestreden als zij die hier niet in slaagden, gebruikten extreem geweld tegen non-combattanten, zowel tegen gevangengenomen strijders, als tegen burgers in de vorm van collectief bestraffende en afdwingende maatregelen.
Het feit dat de dominante overeenkomsten tussen de verschillende casussen ons verrasten, mag de respectievelijke nationale geschiedschrijvingen zeker aangerekend worden. Onderzoeken naar extreem geweld in dekolonisatieoorlogen die vanuit een nationaal perspectief zijn ondernomen, hebben baanbrekende studies opgeleverd, die onmisbare bouwstenen vormden voor ons eigen werk. De verschillende dekolonisatieconflicten zijn echter zo systematisch los van elkaar onderzocht, dat de neiging is ontstaan om te veel nadruk te leggen op eigenaardigheden van individuele naties en koloniale rijken, en specifiek nationale oorzaken of vormen van geweld.
Vanuit deze observatie komen we bij onze tweede conclusie. Onze vergelijking laat zien dat de bekendheid van zogenaamd specifiek nationale vormen van geweld – ‘iconische wandaden’ zoals ‘La Torture’ in Algerije, de ‘British Gulag’ in Kenia of de ‘standrechtelijke executies’ van Westerling in Indonesië – deels het product is van latere geschiedkundige obsessies. Deze iconische vormen van extreem geweld zijn dus mogelijk minder een daadwerkelijke weergave van hun belang in de respectievelijke conflicten. Bepaalde vormen van geweld hebben een zodanig iconische status gekregen dat andere vormen hierdoor uit het collectieve geheugen zijn verdrongen, waardoor in ons geheugen en in ons onderzoek blinde vlekken zijn ontstaan. Dit heeft geleid tot ‘confirmation bias’, de neiging om meer aandacht en waarde te hechten aan informatie die de eigen ideeën of hypotheses bevestigt. Scagliola en Vince laten in dit forum bijvoorbeeld zien dat het feit dat we zo weinig over verkrachtingen door Nederlandse troepen in Indonesië weten niet aantoont dat het weinig voorkwam, maar dat dit mogelijk het gevolg is van het feit dat het onderwerp collectief is genegeerd. Vanuit dit oogpunt van ‘blinde vlekken’ is het in toekomstig onderzoek wellicht ook zinvol om het platbranden van kampongs in Indonesië te onderzoeken als een mogelijke Nederlandse vorm van ‘population and resources control’, zoals Britse en Franse troepen dit op andere manieren grootschalig en met dwang hebben toegepast tijdens conflicten in Maleisië, Kenia en Algerije.
De derde conclusie die wij uit deze verkenning trekken heeft te maken met de oorzaken van extreem geweld in dekolonisatieoorlogen. Waarom is het geweld in al deze oorlogen zo geëscaleerd, en waarom vonden de mensen die in deze oorlogen buitensporige gewelddaden pleegden, verordonneerden of goedpraatten die praktijk onvermijdelijk, logisch en verdedigbaar? Zoals we hierboven lieten zien hebben historici die zich in het verleden bezighielden met het Nederlands-Indonesische conflict en andere oorlogen diverse oorzakelijke factoren aangedragen. Aan deze onderzoeken dragen wij allereerst bij dat het volgens ons de hoogste tijd is definitief de discussie af te sluiten over de vraag of extreem geweld in deze oorlogen incidentele ‘excessen’ of een structureel verschijnsel was. Het feit dat geweld in al deze oorlogen op soortgelijke manieren, zij het niet altijd met dezelfde intensiteit, escaleerde, laat duidelijk zien dat hier structurele factoren moeten spelen. Hierbij valt te denken aan de continuering van koloniale tradities van geweld, de irreguliere aard van de conflicten en de erfenis van de Tweede Wereldoorlog. Als onze tweede, en belangrijkere, bijdrage aan dit debat over de aard en oorzaken van extreem geweld hebben we laten zien dat in het hele spectrum van oorzakelijke factoren de geïnstitutionaliseerde straffeloosheid in alle in dit forum bestudeerde conflicten de lijm is die de meeste andere oorzakelijke factoren samenbindt.
Deze conclusies zijn niet alleen relevant voor onze eigen kleine kring van historici die onderzoek doen naar dekolonisatieoorlogen. Ze kunnen, en moeten, ook deel gaan uitmaken van het lopende publieke debat over deze zwarte pagina in de Nederlandse geschiedenis. Zoals we eerder al aangaven is het nutteloos om dit debat te voeren in termen van wie ‘beter’ of ‘slechter’ was. Met onze vergelijkingen geven we daarentegen geïnstitutionaliseerde straffeloosheid als belangrijke oorzaak voor extreem geweld een plek in het publieke debat, waardoor bovendien een aanzienlijk deel van de verantwoordelijkheid wordt verplaatst van de soldaten in het veld naar de politici in Den Haag en Batavia.
Bovendien zouden de deelnemers aan het Nederlandse debat zich moeten realiseren dat de worsteling met dit recente verleden niet een nationale aangelegenheid is, maar een Westerse of op zijn minst Europese kwestie. Alle Europese samenlevingen zijn bezig te leren omgaan met hun gewelddadige geschiedenis, maar ze doen dit allemaal op hun eigen manier. De Franse president Emmanuel Macron heeft de Franse kolonisatie van Algerije publiekelijk een ‘misdaad tegen de menselijkheid’ genoemd en zijn excuses aangeboden voor de martelingen door Franse troepen, die hij als systematisch en structureel typeerde. Zelfs bij de excuses die koning Willem-Alexander tot verrassing van velen in maart 2020 uitsprak tijdens het staatsbezoek aan Indonesië, wilde het kabinet zover nog niet gaan.[xxv] Andersom is de Nederlandse staat door de vasthoudendheid van een klein aantal activisten en na tussenkomst van de rechter begonnen met het betalen van schadevergoedingen aan een aantal oorlogsslachtoffers, terwijl dit in Frankrijk niet aan de orde is. Hiermee willen we geen oordeel vellen over welke vorm van omgaan met het verleden ‘beter’ is. Maar misschien is het wel mogelijk om van deze vergelijkbare processen te leren in plaats van met een beschuldigende vinger naar de ander te wijzen.
[i] De auteurs zijn veel dank verschuldigd aan Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (NIAS) voor het faciliteren van de NIAS-themagroep waaraan zij leiding gaven. Ook danken zij de Faculteit Militaire Wetenschappen van de Nederlandse Defensie Academie, het Instituut voor Geschiedenis van de Universiteit Leiden, en het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde voor hun steun tijdens dit project waarvan de werkzaamheden ook na de NIAS-periode doorgang vonden.
[ii] Het Comité Nederlandse Ereschulden, onder leiding van Jeffry Pondaag en bijgestaan door advocaat Liesbeth Zegveld, had deze rechtszaken tegen de Nederlandse staat aangespannen namens Indonesische slachtoffers van Nederlands geweld. Voor meer informatie over deze zaken zie: Bart Luttikhuis, ‘Juridisch afgedwongen excuses. Rawagedeh, Zuid-Celebes en de Nederlandse terughoudendheid’, BMGN – Low Countries Historical Review 129:4 (2014) 92-105. DOI: https://doi.org/10.18352/bmgn-lchr.9863; Nicole L. Immler, ‘Hoe koloniaal onrecht te erkennen? De Rawagede-zaak laat kansen en grenzen van rechtsherstel zien’, BMGN – Low Countries Historical Review 133:4 (2018) 57-87. DOI: https://doi.org/10.18352/bmgn-lchr.10613.
[iii] Rémy Limpach, De brandende kampongs van Generaal Spoor (Amsterdam 2016) 737. Limpach verdedigde zijn Duitstalige proefschrift een jaar eerder aan de Universiteit van Bern.
[iv] Limpach, Brandende kampongs; vgl. Gert Oostindie, Soldaat in Indonesië, 1945-1950. Getuigenissen van een oorlog aan de verkeerde kant van de geschiedenis (Amsterdam 2015).
[v] De drie betrokken instituten zijn: KITLV, NIMH, NIOD. Voor meer informatie over het programma ‘Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950’, zie: www.ind45-50.org.
[vi] Zie: www.nias.knaw.nl/themegroup/comparing-the-wars-of-decolonization. Hoewel wij graag ook onderzoekers uit de voormalig gekoloniseerde landen hadden uitgenodigd, bleek dit zowel om praktische als om inhoudelijke redenen moeilijker dan gedacht, voornamelijk omdat er weinig onderzoekers in deze landen zijn die zich met dit onderwerp bezighouden. Extreme vormen van koloniaal geweld lijken in de historiografieën van deze landen een haast vanzelfsprekend en daarom nauwelijks een te verklaren en dus te onderzoeken fenomeen.
[vii] Dit thema wordt verder uitgediept in een Engelstalige bundel bestaande uit negen uitgebreide onderzoeksartikelen, die in de tweede helft van 2021 bij Cornell University Press wordt gepubliceerd.
[viii] De oorspronkelijk Derde Geneefse Conventie over de behandeling van krijgsgevangenen stamt al uit 1929.
[ix] Boyd van Dijk, The Making of the Geneva Conventions : Decolonization, the Cold War, and the Birth of Humanitarian Law (Dissertatie European University Institute 2017). Voor de invloed van ideeën en bepalingen rond mensenrechten op ‘counter-insurgency’ methoden zie: Brian Drohan, Brutality in an Age of Human Rights: Activism and Counterinsurgency at the End of British Empire (Ithaca 2017).
[x] Oostindie, Soldaat in Indonesië, 82, 138, 157, 206, 233, 236, 237, en 242; Thijs Brocades Zaalberg, ‘In de Oost, 1946-1950’, in: Ben Schoenmaker (red.), 200 Jaar Koninklijke Landmacht, 1814-2014 (Amsterdam 2014) 148. Zie voor de vergelijking met de Duitse razzia van Putten in oktober 1944 ook Limpach, De brandende kampongs, 435 en 753, en Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH), NIMH 806, inv 930, Dagboek Sergeant H. Meiners, 28 April 1946.
[xi] Zie voor een vergelijkende analyse van gedwongen herplaatsing: Moritz Feichtinger, ‘Strategic Villages. Forced Relocation, Counterinsurgency and Social Engineering in Kenya and Algeria, 1952-1962’, in: Martin Thomas en Gareth Curless (reds.), Decolonization and Conflict. Colonial Comparisons and Legacies (New York 2017) 137-158.
[xii] Wij danken Petra Groen voor dit laatste contrasterende inzicht in aanvulling op onze vergelijking tussen het massaal ‘platbranden’ en de georganiseerde ‘population and resources control’.
[xiii] Zie over ‘icons of memory’ Paul Bijl, Emerging Memory. Photographs of Colonial Atrocity in Dutch Cultural Remembrance (Amsterdam 2015).
[xiv] Enkele voorbeelden van de meest uitgebreide onderzoeken op dit gebied zijn: David B. Abernethy, The Dynamics of Global Dominance: European Overseas Empires, 1415-1980 (New Haven en Londen 2000), en Jane Burbank en Frederick Cooper, Empires in World History: Power and the Politics of Difference (Princeton 2010).
[xv] Martin Thomas, Fight or Flight: Britain, France, and their Roads from Empire (Oxford 2014).
[xvi] Jacques van Doorn en Wim Hendrix, Ontsporing van geweld. Het Nederlands-Indonesisch conflict (derde herziene druk; Amsterdam 1985) 47; Joop de Jong, ‘Kritische flashbacks. Het kantelende beeld van dekolonisatie’, Clingendael Spectator, 6 februari 2018; Loe de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, 1939-1945. Epiloog. 12II (Amsterdam 1988) 1015.
[xvii] Bijvoorbeeld: Martien Hoogland, ‘Nederland moet het optreden in Nederlands-Indië in historisch perspectief plaatsen’, HP/De Tijd, 3 mei 2017.
[xviii] David Anderson, Histories of the Hanged. The Dirty War in Kenya and the End of Empire (New York 2005) 6.
[xix] Vergeleken met Maleisië en Kenia, waar de Britten respectievelijk 1450 en 167 dodelijke slachtoffers te betreuren hadden, kregen de Fransen het met circa 23.000 dodelijke militaire slachtoffers in Algerije en de naar schatting 92.800 Union française-militairen die in Indochina omkwamen vele malen zwaarder te verduren. In Indonesië kwamen circa 5000 Nederlandse militairen om het leven. Net als in de meeste van de hier besproken conflicten sneuvelde de helft tot twee-derde door gevechtshandelingen en overleed de rest door ziekte of ongevallen.
[xx] Huw Bennett, ‘The Other Side of the COIN: Minimum and Exemplary Force in British Army Counterinsurgency in Kenya’, Small Wars & Insurgencies 18:4 (2007) 638-664. DOI: https://doi.org/10.1080/09592310701778514; Bruno C. Reis, ‘The Myth of British Minimum Force in Counterinsurgency Campaigns during Decolonisation (1945-1970)’, Journal of Strategic Studies 34:2 (2011) 245-279. DOI: https://doi.org/10.1080/01402390.2011.559028.
[xxi] Limpach noemt in zijn conclusie circa zeventien in meer of mindere mate samenhangende factoren, intrinsieke motieven als sadisme niet meegerekend.
[xxii] Dit laatste is in lijn met George Mosse’s ‘brutalization theory’, ontwikkeld op basis van onderzoek naar de effecten onder Duitse veteranen van de Eerste Wereldoorlog. George Mosse, Fallen Soldiers: Reshaping the Memory of the World Wars (Oxford 1990).
[xxiii] Limpach, Brandende kampongs, 740-745.
[xxiv] Aan een vijfde, in dit forum niet opgenomen, deelonderzoek binnen dit NIAS-themagroepproject, bestaande uit een vergelijking tussen Indochina en Indonesië 1945-1946, wordt momenteel nog gewerkt. Deze bijdrage valt daarom buiten de beschouwing van dit forum, maar wordt wel in de Engelstalige bundel bij Cornell University Press opgenomen.
[xxv] In de precieze bewoordingen van de toespraak valt op dat er sprake is van ‘geweldsontsporingen’ waar excuses voor worden gemaakt (‘excessive violence’ in de Engelstalige versie van de toespraak). Uit de tekst van de excuses wordt nog altijd niet duidelijk of de Nederlandse overheid erkent dat zulke geweldsontsporingen een structureel onderdeel van het conflict uitmaakten. ‘Verklaring van Koning Willem-Alexander tijdens het staatsbezoek aan Indonesië’, Het Koninklijk Huis, 10 maart 2020. https://www.koninklijkhuis.nl/documenten/toespraken/2020/03/10/verklaring-van-koning-willem-alexander-tijdens-het-staatsbezoek-aan-indonesie (geraadpleegd op 10 april 2020).
Thijs Brocades Zaalberg is universitair hoofddocent aan de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) en universitair docent Contemporaine Militaire Geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Samen met Bart Luttikhuis geeft hij leiding aan het project van de Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (NIAS) themagroep ‘Comparing the Wars of Decolonization, 1945-1962’. Zijn onderzoek richt zich voornamelijk op koloniale oorlogvoering, het bestrijden van opstanden en vredesoperaties. Zaalbergs dissertatie is gepubliceerd onder de titel Soldiers and Civil Power: Supporting or Substituting Civil Authorities in Modern Peace Operations (Amsterdam 2006). Hij is co-auteur van de boeken A Gentle Occupation. Dutch Military Operations in Iraq, 2003-2005 (Leiden 2014) en American Visions of the Netherlands East Indies: US Foreign Policy and Indonesian Nationalism, 1920-1949 (Amsterdam 2002). E-mail: t.w.brocades@hum.leidenuniv.nl.
Bart Luttikhuis is onderzoeker aan de Universiteit Leiden en het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV-KNAW). Samen met Thijs Brocades Zaalberg geeft hij leiding aan de themagroep ‘Comparing the Wars of Decolonization, 1945-1962’. Luttikhuis is gespecialiseerd in de laat-koloniale geschiedenis, de dekolonisatie, en de vroege jaren van het onafhankelijke Indonesië. Sinds 2017 is hij verbonden aan een NWO-onderzoeksproject getiteld ‘Indonesia in Transition: from Revolution to Nation-building, 1943-1958’. Tot zijn recente publicaties behoren Bart Luttikhuis en Anthony Dirk Moses (reds.), Colonial Counterinsurgency and Mass Violence. The Dutch Empire in Indonesia (Abingdon 2014) en Bart Luttikhuis, ‘Negotiating Modernity: Europeanness in late colonial Indonesia, 1910-1942’ (proefschrift; European University Institute 2014). E-mail: b.w.luttikhuis@hum.leidenuniv.nl.
Dit artikel verscheen eerder in BMGN – Low Countries Historical Review, 135(2), pp.34–51. DOI: http://doi.org/10.18352/bmgn-lchr.10813
Nooit bekend gemaakt.Het verbranden van kampongs en desas is eenmaal de gewoonte van het KNIL in de koloniale oorlog. En Ook na 1945 ,want op 5 November 1945 om 1100 uur, is kampung Pandean Lamper Lor in Semarang , mijn ouderlijk huis verbrand bestaande uit 5 gangen van 20 huizen,dus 100 huizen in totaal.De bevoking met mitraljeur vuur verjaagd.Of er doden zijn weet ik niet want wij trachten zo vlug/ver mogelijk te vluchten.Over schadevergoeding natuurlik nooit gespoken.
Schade vergoeding ? Excuses ?
Omgekeerd evenredig zou ik zeggen
Waren er op 5 november 1945 Nederlandse troepen in Semarang? Op 10 november 1945 waren er ook geen Nederlandse troepen in Soerabaja, maar alle grote stadskampongs zijn toen in vlammen opgegaan.
De foto van een brandend kamponghuis aan het begin van dit artikel verdient enige toelichting. Het gaat hier niet om KNIL soldaten, pak Suparmo, maar om Britse soldaten. Op 23 november 1945 was een Britse dakota bij Bekasi gecrashed. De 20 Britse soldaten hadden het ongeluk op zich overleefd maar zij werden allen door Indonesische opstandelingen op gruwelijke wijze gedood. Nogal logisch dat de Britten hiena de hele kampong in brand hebben gestoken. deze zaak is algemeen bekend. Nogal vreemd dat Suparmo het KNIL weer de schuld geeft.
Het is nog vreemder, dat u het ‘logisch vindt dat de Britten de hele kamong in brand hebben gestoken’. Met vrouwen en kinderen, alle die onschuldig waren en alle dieren? En werden daarvoor niet terecht gesteld? Dat vindt u logisch?
Ik dacht dat de hele bevolking eerst ontvlucht voordat zo’n kampong in brand werd gestoken.
@ ik dacht dat de hele bevolking eerst ontvlucht…. Mijnheer Olive, dat wat de heer Baude Geersig op 25.7 aan de heer Mertens schrijft, past volkomen op u toe.
“Dat vindt u logisch?” In onze tijd, nu, natuurlijk niet. Maar het was ‘toen’. In een directe actie > reactie, waarbij iedereen bang was voor zijn eigen hachie. En verbitterd door de dood van kameraden. (als u in dienst zou zijn geweest, weet u wat kameraadschap betekent.) Het was schiet jij of schiet ik? Niet denken, maar doen. Ik dus. En vergelding. Allemaal niet goed te praten, maar in die context een heel logische volgorde. ‘Logisch’ heeft niets met rechtmatigheid te maken. Zie de huidige jurisprudentie over ‘zelfverdediging’.
Effe vergeten: Ik heb nog nooit iets gehoord over de logica/rechtmatigheid van de brandende kampongs van generaal Mansergh!
Eindeliijk! Het was dan ook tijd!
Hoe weet u mevr. Maud dat de vrouwen, kinderen en de dieren nog in de huizen zaten, ik wist niet dat u er getuige van was.
@ ik wist niet dat u er getuige van was. Hoe zou u dat dan ook kunnen weten? Heel gewoon nadenken mhr Barneveld Binkhuizen. Wat denkt u? Zouden deze militairen, die wraak wilden nemen voor hun vermoorde kameraden de dessabewoners gezegd hebben: beste mensen wij willen jullie huizen in brand steken, zouden jullie ajb maken dat jullie weg komen? Wisten deze mensen wat er zou gebeuren? Ik heb het inderdaad niet meegemaakt, maar wij hebben van Ned. soldaten gehoord, dat ze zelfs geen kip levend uit een kampong hebben gelaten, als ze bevel kregen alles neer te maken. En niet te vergeten, zoals ik al eerder hier geschreven heb, mijn neef was bij de beroemd-beruchtigte Westerling gerecruteerd en wat hij mij verteld heeft, wat hij heeft moeten doen, daar zoudt u blij zijn als getuige er niet bij geweest te zijn.
In iedere oorlog is geweld meestal van beide kanten. Excuses moeten dus van beide kanten.
Verstuurd vanaf mijn iPhone
Maud, Westerling heeft niemand gerecruteerd, uw neef heeft zich vrijwillig aangemeld bij deze moordenaars troep. Mijn Vader, KNIL kaptein, arts, zat op de dag dat westerling Bandung binnentrok in een warong met een kameraad een kop koffie te drinken. Bij een kruising gaf een Indonesisische verkeersagent groen licht voor de colonne, toen die voorbij was werd de agent vanuit de achterse wagen neergeschoten, een kogel door z’n hoofd , er was niets meer aan te doen. Thuis zei hij; als ik mijn dienswapen bij me had gehad zou ik die leeg hebben geschoten op die wagen. Maar ja, waarschijnlijk weet u het beter.
oh neen mhr BB, mijn neef heeft zich helemaal niet vrijwillig gemeld.Maar dan ook helemaal niet.Ik denk dat ik het beter weet dan u. Dit thema stond hier al eerder ter discussie, dus hoeven we het niet nog eens te herhalen. Ter informatie ‘Maud’ is mijn voornaam en ik heb u niet mijn toestemming gegeven mij bij mijn voornaam te noemen.
En , praten we nog over de 20.000 zeer zwaar bewapende Japanse troepen , met luchtsteun .????
Ik zie hier enkel discussie over de leiding van de troepen in de diverse kolonies, maar is het ook niet handig om te kijken naar de soldaten die het smerige handwerk deden en die vaak afkomstig waren uit de zelfkant van de maatschappij ?. Zo is het bekend dat in het vreemdelingenlegioen vele voormalige SS’ers zaten, zelfs aan Nederlandse kant zijn een stel van deze mensen ingezet, ook waren er relatief veel huurlingen actief. Zo heb ik diverse familieleden gehad, die waren opgeroepen voor hun nummer, maar die hebben mij verteld dat zij relatief weinig hebben gezien. Kan toeval zijn of ze logen, maar ik vind het wel vreemd.
“die vaak afkomstig waren uit de zelfkant” Van Nederlandse kant waren het meest dienstplichtigen! Mensen gewoon als u en ik. Uit de zelfkant?
U moet niet iets uit zijn verband trekken. Ik heb nergens gezegd dat de troepen niet voor het overgrote deel uit dienstplichtigen bestonden. Ik heb het enkel gehad over een stel familieleden die voor hun nummer opkwamen en die weinig echte gevechtshandelingen mee hebben gemaakt. De verhalen over terreur van beide kanten kenden zij toen zij daar gelegerd waren , hoorden zij wel en werden toen via de geruchtenmachine op deze manier afgedaan.
Heeft u ook wel onderscheid gemaakt tussen KL, KNIL en KM? Die opereerden meestal los van elkaar. Met betrekking tot excessen is daar wel verschil in te zien.
Het Nederlandse structurele geweld ontstond als antwoord op het Indonesische structurele geweld; o.a. de bambu roentjing tijdens de bersiap. Niet goed te praten, maar heel logisch. Vandaag wordt er kritiek op gegeven. Maar U en ik zijn geen haar beter. Want als wij dat in onze familie van dichtbij zouden meemaken, doen wij waarschijnlijk het zelfde.
Helemaal mee eens , actie geeft reactie en dat wordt door tunnelvisie vaak genegeerd
@Eus; ‘bamboe roentjing tijdens de bersiap etc.’- En waarom/waardoor dan plots die bersiap; boenoeh belanda/dood aan de Hollanders? Zomaar ? Elk gevolg heeft een oorzaak!
Opgezweepte fanaten , reactie van ons is begrijpelijk , Bersiap , wij weten er alles van
Op tijd gered
@Eus; ‘opgezweepte fanaten etc.’- Zo maar opgezweept? zonder enige redenen? En dat terwijl wij in de Japanse tijd tussen hen leefden! Actie geeft toch reactie?
Ik weet niet waar u gewoond heeft tijdens de oorlogsjaren maar wij die buiten het kamp
bleven “ voelden “‘wel degelijk
de veranderde houding .
Onze familie van moederskant waarschuwden
meerdere malen dat we voorzichtig moesten
zijn .
De Bersiap werd uitgevoerd door merendeels
jonge fanatiekelingen .
Maar iedereen beleefde deze tijd op zij/ haar
eigen manier
@Eus; ‘die veranderde houding etc.’- Wij woonden in Ambarawa, aan de rand van de kampong. Ik in die Japanse tijd zwierf ik altijd door de kampong. Begin oktober ’45;. de spanning was te snijden. Ik mocht niet meer naar buiten. – In Batavia 4/10-’45 gesprek vdPlas-Hatta; geen merdeka! Met daarbij gevoerde provocaties; Soekarno, de collaborateur moet voor het tribunaal etc.! (actie) En wat dacht u dat de reactie van de achterban was? Van die fanatieke jongelingen( reactie); boenoeh belanda/dood aan de Hollanders! – Onze regering lokte besiap uit! -Ten koste van ons! Met verwachting dat de Britten zouden ingrijpen.(die weigerden) En onze troepen waren gearriveerd;
Drees sr.; onze jongen zijn toch niet voor niets gekomen. Romme; als de Britten vertrekken trekken wij door!
– Zoals in al die voorgaande koloniale oorlogen volgens het beproefde wijze; provoceren en dan militair hard toeslaan! Echter ditmaal waren de Inlanders ( door Japan) getrainde militante tegenstanders geworden. En het wereldforum/VN keek niet alleen toe, maar greep in.
“dat de Britten zouden ingrijpen.(die weigerden)” Kent u de aantallen doden onder de Britse troepen? Alleen al in Soerabaja binnen de 49th Indian Infantery Brigade Group?
@JASomers; ‘ Soerabaja etc. ‘- Dat is van een latere datum! Waarin de Britten moesten ingrijpen vanwege de moord op hun generaal Malaby! Een tragisch gebeurtenis veroorzaakt door Nederlandse provocatieve(!) pamfletten! En direct daarna uit Indië vertrokken. De Britse regering heeft later de Republiek hun spijt betuigd over het gebeurde.
Lieve Hemel, wat voor nut heeft het nu weer uit te pluisen wie wat deed in die jaren. Zonder de Brits Indische troepen was ik er nu ook niet. In het zogenaamde demokratiesch continent van Afrika slachten inheemse groepen elkaar nog af. In deze periode van Kovid 19 waar duizenden mensen sterven moeten wij dankbaar zijn het te overleven. Laten wij kostbare tijd beter besteden dan te jammeren over wat wel of niet rechtvaardig was lang geleden. In Amerika worden standbeelden verwijdert worden omdat die een onrechtvaardige periode vertegenwoordigen. Wees blij als je de morgen zon nog kan zien opstijgen.
“Zonder de Brits Indische troepen was ik er nu ook niet”
Engeland zou zich bezig houden met Indie vlak na de oorlog, dat was al bepaald gedurende de oorlog.
MacArthur was er echter niet op tegen om na de capitulatie van de jap orde in Indie te herstellen.
Als dat gebeurt was dan had hij korte metten gemaakt met de Bersiap en zouden er meer mensen zijn geweest die hadden kunnen zeggen: “Zonder de Amerikanen was ik er ook niet.”
“die vaak afkomstig waren uit de zelfkant” Van Nederlandse kant waren het meest dienstplichtigen! Mensen gewoon als u en ik. Uit de zelfkant?
“Zonder de Brits Indische troepen was ik er nu ook niet.” Ik ook niet, ben uit de gevangenis door hun bevrijd.
“MacArthur was er echter niet op tegen om na de capitulatie van de jap orde in Indie te herstellen.” Tijdens de oorlog viel Indië, exclusief Sumatra, onder SWPA van MacArthur. (maar die liet Indië letterlijk en figuurlijk links liggen) Per 15 augustus 1945 niet meer, overgedragen aan SEAC van de Britten.
“(maar die liet Indie letterlijk en figuurlijk links liggen).
Dat bleek ook zo te zijn maar het had anders kunnen lopen als MacArthur het voor het zeggen had in Postdam toen de beslissing werd genomen om de Engelsen de taak te geven om Indie te bevrijden.
De bekende schrijver Johan Fabricius schrijft op bldz. 211 van zijn boek “Een wereld in Beroering” hoe MacArthur erover dacht gedurende een interview met hem.
Fabricius schrijft dat MacArthur gereed had gestaan Nederlands-Indie te bevrijden toen te Postdam anders werd besloten (Onze Londense regering was reeds in 1944 gaandeweg gezwicht voor het Engelse – niet geheel onzelfzuchtige -verlangen om de bevrijding van Nederlands-Indie aan Mountbatten te zien toevertrouwd.)
MacArthur zegt “Ik zou de Japanners onmiddelijk ontwapend hebben en met kracht tegen alle wanordelijke elementen in het land zijn opgetreden tot orde en rust zouden zijn teruggekeerd. Dan had Nederland zelf weer in zijn rechten kunnen treden. Nederlandse dispuut met het Indonesische nationalisme gaat mij tenslotte niet aan. Mijn militaire taak was slechts: de status quo van voor 1041 te herstellen….”
Hij zei het zelf: dat hij slechts als soldaat sprak die zijn orders uitvoert. En orders waren geweest : het inlossen van de door Nederlands bondgenoten aangegane verplichting om , na het overwinnen van de gemeenschappelijke vijand, Nederland in al zijn souvereine rechten te herstellen.
Waarschijnlijk zou vele levens zijn bespaard als MacArthur zijn zin had gekregen.
Die wijzigingen in bevelsgebieden was pas in 1945. Hij was toen allang rechtsaf geslagen, richting Japan. Zonder versterking met Nederlandse en Britse troepen kon hij onmogelijk Indië er ook nog bij nemen. Zoals in mijn boek beschreven:
Zowel voor MacArthur als voor Mountbatten had herovering van Indië geen prioriteit aangezien Nederland daar nauwelijks een bijdrage aan kon leveren. Na de herovering van de Filippijnen, met het noorden van Nieuw-Guinea als springplank, waren de Japanse troepen in de Indische archipel van Japan afgesneden, MacArthur richtte zich nu op Japan. Alleen Tarakan en Balikpapan op Borneo mochten nog door Australische troepen worden bezet met het oog op de olieproductie aldaar. Mountbatten maakte zich op voor de herovering van Malakka en Singapore.
Tijdens de conferentie van Jalta in februari 1945 waren de vooruitzichten op een overwinning nog niet rooskleurig, een grote aanval op Japan zou pas eind 1945 kunnen beginnen, na de nederlaag van Duitsland, en pas eind 1946 met succes beëindigd worden. Maar in juli 1945 kwam de atoombom beschikbaar, tijdens de conferentie van Potsdam besloot President Truman tot inzet van dat wapen. Ook werd in Potsdam afgesproken dat bij een Japanse capitulatie de grenzen van de bevelsgebieden zouden worden gewijzigd, Mountbatten zou onder meer ook Nederlands-Indië en Frans Indo-China onder zijn hoede krijgen.
In de herfst van 1944 , bood de USA Nederland aan , om een leger te vormen ,
die met de USA troepen Indie zou bevrijden .
Het interview tussen Fabricius en MacArthur vond plaats in Tokio hoofdkwartier in het Dai Ichigebouw.
MacArthur had nog al zijn oorlogsmateriaal en manschappen gereed om nogdanig Indie te bevrijden vlak na de capitulatie van Japan. De Amerikanen zouden het anders hebben aangepakt volgens MacArthur en niet de rust en orde grotendeels aan de jap hebben overgelaten.
“MacArthur had nog al zijn oorlogsmateriaal en manschappen gereed” Maar de beslissing ligt wel bij de president.
“niet de rust en orde grotendeels aan de jap hebben overgelaten.” Die Japanse troepen hebben het in Indië prima gedaan. Totdat ze van een hoge Nederlandse marineofficier naar huis mochten. Deze officier, die zelf niet over een handhavend orgaan beschikte, legde nu de volle verantwoordelijkheid voor de orde en veiligheid bij resident Soedirman. De Japanners dienden te worden beschouwd als krijgsgevangenen en aan de geallieerden worden overgedragen. De Japanse mijnenvegers dienden de hun opgedragen taken voort te zetten en de Japanse piloten dienden de luchtverbindingen te herstellen. Uiteraard was Soedirman niet in staat deze bevelen op te volgen, voorzover hij daartoe genegen mocht zijn. Zowel Christison, Mountbatten, als het Japanse hoofdkwartier hebben naderhand de officier verantwoordelijk gesteld voor deze ontwikkelingen. Hij zou met de overgave van de Japanse troepen de verantwoordelijkheid voor rust en orde hebben overgenomen zonder zelf over een militaire macht te beschikken.
“Die Japanse troepen hebben het in Indie prima gedaan.”
De Bersiap was in volle gang toen de jap voor rust en orde moest zorgen. Het blijkt dus dat ze het niet aan konden.
Als MacArthur zijn zin had gekregen zou er waarschijnlijk geen Bersiap zijn geweest.
In Soerabaja arriveerde op 23 september kapitein-ter-zee P.J.G. Huyer met een kleine staf, als eerste geallieerde vertegenwoordiger in Soerabaja. Huyer had van Patterson, opdracht gekregen de havens van Soerabaja te inspecteren. Nog dezelfde avond diende schout-bij-nacht Shibata bij Huyer een verzoek aan Patterson in om een deel van de Japanse troepen over te brengen naar een reeds in gereedheid gebracht concentratiepunt in Poedjon, een bergdorp nabij Malang. Het is niet duidelijk of Huyer een goed inzicht had in de revolutionaire situatie en de plaats van de Japanners daarin; hij gaf Shibata toestemming voor de gevraagde evacuatie waarna een groot deel van de Japanse manschappen naar Poedjon vertrok. Huyer had ook de opdracht van Patterson de overname van Soerabaja door de Britten voor te bereiden. Shibata kreeg van hem de opdracht voorbereidingen te treffen voor de komst van de geallieerde troepenmacht. Shibata riep direct 3000 man terug uit Poedjon, zij werden echter bij aankomst op het station door pemoeda’s gevangen genomen. Nog dezelfde avond werd door een groep voormalige Peta, Heiho en Seinendan-soldaten een actieplan opgesteld: het mobiliseren van het (kampong)volk met de kreet siááááp, het gevangen nemen en ontwapenen van Japanse militairen en het bezetten van de telefoon- en telegraafkantoren. Met hun overgave hebben schout-bij-nacht Shibata en generaal-majoor Iwabe voorkomen dat er een bloedbad werd aangericht onder de belegeraars gevolgd door wraakacties tegen andere Japanners en Nederlanders. Gepeupel ging zich te buiten aan moord en plundering.
Het gaat in dit geval enkel om het uitpluizen van de geschiedenis. En geschiedenis kent geen rechtvaardiging of moraal, alleen oorzaak en gevolg. De eerste twee zijn belangrijk voor het individu dat er bij betrokken is geweest. Ik kan me dus aan de ene kant wel vinden in het verhaal van de hr. Fermin , maar aan de andere kant ook in de poging om er een academisch verhaal van te maken.
‘ín vergelijkend perspectief etc,’ _ Wie is geïnteresseerd in oorlogen/wandaden van Fransen, Algerijnen, Belgen ea. in vergelijking met onze wandaden/oorlogen in Indië? – Waarom niet in vergelijking met wat nazi;s in Nederland hebben gedaan? Dan is wat met Putten is gebeurd ‘een peulen schil’ in vergelijking wat Indië is gebeurd! – Of wat de Jappen in Indië hebben misdaan?
Om lering ter trekken waarvan? Van het verdoezelen van feiten?Het toetoepen? Waarom ook niet;
– Hoe onze politieke verantwoordelijken: Drees sr., Beel zijn omgesprongen met de bij hen in kennis gestelde misdaad feiten; lijkt mij meer interessanter. Hoe bv. Westerling, de Rechtvaardige Vorst, na zijn Bandoeng coup in een gereedstaande MLD catalina zomaar uit Java kon vertrekken; met achterlating van zijn strijdmakkers En na enige tijd zomaar (als held) in Holland binnen kwam, om vervolgens een opera cursus te volgen. Nb.een Nederlandse ex.officier, die een staatsgreep pleegde in soeverein land. Onder de ogen van de toen nog aanwezige Nederlandse militaire opper commando! .
( hoop dat ene @baukegeersing hierop ‘wetenschappelijk’ zal ingaan!)
Goede middag Mertens, dat zal gebeuren. Maar pas nadat ik het artikel nauwkeurig heb bestudeerd. Dat zou u ook eens moeten doen. Uit uw reactie blijkt dat u een van uw reeds opgenomen platen hebt opgezet. ‘Sounds familiar’. U geeft er blijk van dat artikel niet zorgvuldig te hebben bestudeerd. Dat is wel het minste dat de beide auteurs verdienen. Goede zondag verder. Tot binnenkort op Java Post.
@baukegeersing; ‘nauwkeurig heb bestudeerd etc.’- Wat, heeft u Westerling nog niet nauwkeurig bestudeerd? Kom op met uw wetenschap!
Allemaal nuttig voor de geschiedenisboekjes……..
Geachte heer Naberman, ik stel het op prijs als u zou willen aangeven waarom dat nuttig zou zijn.
Zou het antwoord niet zijn, vanwege dezelfde reden dat u deze blog en discussie leest?
Om die boekjes up to date te houden…..
Ik lees niets over het samen optrekken van de ” vooroorlogse ” KNIL officieren in deze strijd ,
waarbij de Nederlandse militairen , ontsporingen van geweld tegen de bevolking op Java ,
alle schuld op zich zouden nemen .
Het artikel is een van de vijf eerste publicaties van het dekolonisatieonderzoek. Om de sfeer aan te geven zeggen beide auteurs dat over het extreme geweld dat militairen in Nederlandse dienst hebben gepleegd het afgelopen decennium een verhit maatschappelijk debat zou zijn ontstaan. Dat is in Nederland, noch in Frankrijk waar het de Franse militairen betreft, waar ik de afgelopen zestien jaar woon, echter het geval geweest.
De brede context waarin sprake zou zijn van dat geweld schetsen zij eenzijdig, summier en oppervlakkig. Dat er sprake was van het de kop indrukken van een antikoloniale opstand is het beeld dat zij oproepen. De werkelijkheid was een geheel andere in Nederlands-Indië destijds. Daar is een zee aan bronnen over. Na het uitspreken van de tweeregelige proclamatie tekst door Soekarno brak er op Java een chaotische, gewelddadige periode aan die door Lou de Jong werd getypeerd als ‘wantoestanden’. Veel tegenstellingen, onderlinge afrekeningen, misdadigers bendes, onafhankelijke kleine legertjes, extreme wreedheden tegen Nederlanders, Indische Nederlanders, Chinezen, Menadonezen, Ambonezen e.a.(Bersiap), kortom het geheel ontbreken van orde en rust. Op andere eilanden – bijvoorbeeld Celebes – was sprak van een aanvankelijk tamelijk rustige situatie. Totdat ook daar de door de Japanners geïndoctrineerde pemoeda’s zich gingen roeren en gesteund door gewapende infiltraties vanuit Java een ‘rood-witte-terreur’ ontstond.
Ook de militaire context krijgt in het artikel slechts summier aandacht. De auteurs geven er blijk van guerrilla en contraguerrilla te onderkennen en de moeilijkheid hoe je dan combattanten en non-combattanten van elkaar kunt onderscheiden. In hun verdere beschouwingen komt die moeilijkheid niet terug en trekken zij conclusies zonder daarvoor de gronden duidelijk aan te geven.
Zij menen dat de grens waar geweld excessief wordt kan worden bepaald door een ‘verstandige aanpak’. Ook als je – wat zij doen – daarvoor de Engelstalige term ‘commonsensical approach’ hanteert is dat een onwerkbare en vage grens. Een dergelijk containerbegrip leidt ertoe dat de invulling ontstaat op grond van de eigen morele overtuiging. Dat gebeurt dan ook in het artikel.
De auteurs negeren het toepasselijk recht en de militaire noodzaak als beslissende criteria. Zij gaan geheel voorbij aan recent wetenschappelijk onderzoek op dat gebied.
Bij het speuren naar dé oorzaak van het grensoverschrijdende geweld behandelen ze evenmin bestaande literatuur. Zij besteden geen aandacht aan de duidelijke en analytisch goed gefundeerde aanpak van Van Doorn/Hendrix in hun boek Ontsporing van Geweld. Als een duffeltje uit een doosje komen ze dan met de straffeloosheid als dé oorzaak op de proppen. Nu was er destijds geen sprake van straffeloosheid. Er werd aan Nederlands kant, onderzoek ingesteld, vervolgd en gestraft. Niet aan Indonesische kant. Aan Nederlands kant was ook sprake van een sepotbeleid, d.w.z. dat al dan niet na onderzoek werd afgezien van vervolging. Natuurlijk kan men van mening verschillen of – achteraf bezien – wel of niet in voldoende mate sprake was van een correcte aanpak. Maar als vast staat dat er vervolg kon worden hoe kan dan bij militairen in een gevechtssituatie bij het ontwikkelen van handelingen als eerste gedachte opkomen ‘loop ik kans op vervolging/straf of niet?’ Uit de vele bronnen die bestaan van gevechtssituaties blijkt dat militairen aan geheel andere dingen dachten. Vooral: ‘hoe kom ik hieruit en hoe overleef ik het? Ik begrijp dat de auteurs niet uit de voeten kunnen met de waslijst aan oorzaken die Limpach in zijn boek opsomt. Maar zonder nadere onderbouwing vind ik hun keuze voor straffeloosheid niet overtuigend.
In hun artikel noemen zij de ‘confirmation bias’, de neiging om meer aandacht en waarde te hechten aan informatie die de eigen ideeën of hypothesen bevestigt. Ik heb mij niet aan de indruk kunnen onttrekken dat beide auteurs ook zijn getroffen door dit verschijnsel. De onderbouwing van mijn indruk is dat zij recente resultaten van historisch onderzoek die niet in hun kraam te pas komen negeren. Zij geven er bovendien blijk van moralistische geschiedschrijving te bedrijven, waarin het dekolonisatieconflict wordt gezien in het licht van de tegenstelling goed en fout. Dat is het zwart-wit denken waarvoor door historici van naam hebben gewaarschuwd. Een dergelijke aanpak leidt onherroepelijk tot een booswichtengeschiedenis, waarvan men weinig wijzer wordt. Daarom is het gelukkig dat er sprake is van voorlopige resultaten en de auteurs de discussie aan willen. Wil het debat vruchtbaar kunnen zijn dan zal moralistische geschiedschrijving als methode moeten worden verlaten. Als de vijf principes van wetenschappelijke integriteit worden genomen tot uitgangspunt is de discussie vruchtbaar. Een van die principes ia ‘Onafhankelijkheid’, dat wil zeggen dat overwegingen van politieke aard geen rol mogen spelen. In hun artikel meen ik dergelijke overwegingen wel te hebben aangetroffen.
“Op andere eilanden – bijvoorbeeld Celebes – was sprak van een aanvankelijk tamelijk rustige situatie. Totdat ook daar (…) vanuit Java een ‘rood-witte-terreur’ ontstond.” Dat is dan ook buiten Java/Sumatra de enige plek waar op het klagen van de lokale bestuurders actie moest worden ondernomen. Verder in dat grote gebied niets! Ook geen politionele acties. Eigen Indonesische politie en een handje vol KNIL en NICA waren voldoende voor het gezag, orde en rust. Daar is de federale staat ontstaan. Pas toen ook de Republiek de RIS als staatsvorm had erkend, werden de banden met de RI aangehaald. Opmerkelijk dat niemand die positieve ontwikkelingen in dat gebied noemt Niet zielig genoeg?
@baukegeersing; ‘moralistische geschiedschrijving etc.’- U zegt, die moet verlaten worden. En aanduidingen als rood/wit terreur, geïndoctrineerd(!) pemoeda’s (vele jochies nog maar 14 jr.), infiltranten etc. Dat zijn toch moralistische aanduidingen! – Hoezo terreur? Zij die pro Nederland, die werden gewoon omgebracht. Dat deed Hannie Schaft toch ook in nazi tijd? Was zij ook geïndoctrineerd? – Infiltranten? Onze Engelandvaarders, die weer in Holland gedropt werden; ook infiltranten? * Na de proclamatie; chaotisch, gewelddadig etc.’ – Ambarawa; Een juichende menigte voorzien van rood/wit speldjes/uitmonsteringen ging de straat op! Men riep, met geheven vuist, elkaar toe; merdeka! Die beantwoord werd met; merdeka tetap/ vrijheid vast en zeker! Kampbewoners gingen even eens de straat op. Keken wat vreemd(!) op tegen dat merdeka geroep. Uit L.Cohen Stuart-Franken; Van Indië tot Indonesië 1947(!); ‘een soort Hitler groet! Men marcheerde, zong uit volle borst; het Indonesia Raya! Sommige kampbewoners vonden de ; Inlanders toch wat brutaler(!) geworden, dan voorheen'(!) Er was ruilhandel/gedekken. Treinen reden af en aan. Kampbewoners op reis; op zoek gingen naar familie leden in de andere steden/kampen.( zie dr.L.de Jong) Er kwamen vliegtuig droppings op de aloon aloon. Verdwaalde pakketten werden door de Indonesische politie/militie met dragers/koelies naar de kampen gebracht! -En dat terwijl de bevolking inde laatste periode ’44/’45, door Japanse voedsel/rijstoogst confiscaties getroffen, in hongersnood terecht kwam.( ca.1 milj. stierven!) Eind sept. het nieuws de ronde deed, dat in Soerabaja de blauwe baan van de driekleur, gehesen op het vm.Oranje hotel, door pemoeda’s werd afgescheurd! Bersiap brak aan.Tot het moment van gesprek Batavia 4 /10’45,tussen van der Plas- Moh.Hatta; geen zelfbeschikkingsrecht= geen merdeka, dus amok! Soekarno kondigde een voedsel boycot af! Resultaat; dood aan de blanda’s! Het vroeger zo door ons getypeerde; zachtaardigste volk op aarde keerde zich moordend tegen Nederland. – En wij, buiten die beschermde(!) werden als eerste groep geofferd aan dit Nederlands beleid; orde en rust= herbezetting van Indië! – U citeerde toch van Door/Hendrix;(Indië veteranen) hun conclusie: ‘het excessieve geweld was niet het gevolg individuele ontsporingen, maar vloeide uit voort uit een patroon dat van bovenaf(!) was opgelegd(!) om de terreur(!)van de Republikeinse zijde te kunnen beantwoorden. Niets hiervan stond in de excessennota’.
* ‘vervolg en gestraft etc.’- Zie Excessennota; niet berecht, geseponeerd etc. Om maar te zwijgen over de vele misdaden, die Limpach opsomt..
“de blauwe baan van de driekleur, gehesen op het vm.Oranje hotel, door pemoeda’s werd afgescheurd! Bersiap brak aan.” Op 10 november 1945 was in Soerabaja de bersiap alweer voorbij. En een man was druk bezig blauwe banen onder het roodwit te schilderen. Zo normaal dat je je alleen maar afvroeg hoe zo’n man aan die pot verf kwam.
Infiltranten? Ja, mensen van buiten, die zich in een rustig gebied, waar geen bersiap was, te buiten gaan aan moord en plundering. Waar de beschikbare Indonesische politie niet tegenop kon. Ja, dan vraag je als Indonesische autoriteiten, belast met de uitoefening van het gezag, hulp bij de aanwezige NICA-functionarissen.
@JASomers; ‘mensen van buiten etc.’ – In een rustig gebied? Z-Celebes waar de bevolking, olv. hun vorsten oa Bone altijd al tegen het Nederlandse bestuur waren. deze mensen; waren verzet strijders(!) die hun medestrijders steunden en van Mook’s plannen; verdeel en heers;- hij nodigde,(dacht hij) vooral pro Nederlandse personen uit- te dwarsbomen. ‘beschikbare politie niet tegen op’- Het hele bestuur/militaire macht kon niet tegen de sterkere nationalistische drang op! Uw beweringen, zijn gestoeid op Nederlandse propaganda/voorlichting! U zat toen al in Holland. – Zo ook uw beweringen, dat het in de buiten gebieden zo rustig was. ‘Rustiger’ dan op Java, Sumatra ; dat wel. – Al eerder somde ik u een lijstje van oproer/opstanden; oa zelfs op Nw.Guinea!, opgesteld door historicus/Indië veteraan Jacob Zwaan: Geallieerd Intermezzo!
“Al eerder somde ik u een lijstje van oproer/opstanden; oa zelfs op Nw.Guinea!,” Zo bijzonder waren die niet, konden met de plaatselijke Indonesische politie worden bestreden. KNIL. toch al mondjesmaat vertegenwoordigd, hoefde er praktisch nooit aan te pas te komen. behalve die keer in Zuid-Celebes. En politionele acties zijn er ook niet geweest. Heeft u in Javapost mijn verhaal over de Gouvernements Marine er ook op nageslagen? Het gebied was na de oorlog helemaal opgeleefd, de grote bedrijven werkten op volle toeren, diefstal en smokkel, zoals op Java, kwam praktisch niet voor. Al in 1947 vestigde Bruynzeel al een nieuwe houtindustrie op Borneo.
“hun vorsten oa Bone altijd al tegen het Nederlandse bestuur waren.” Waarschijnlijk wist u niet dat de schepelingen van de Gouvernements Marine nou juist o.a. uit dit soort gebieden afkomstig was. Ruig volk, maar je kon er mee lezen en schijven als je hun in hun eer let.. Na de oorlog meldden zij zich uit zichzelf weer bij de Gouvernements marine. Ben u ooit wel eens door zo’n Boeginese bootsman aan bord gefloten? Ik wel, en iedereen had er lol in. Hoe of mijn vader na de oorlog door zulke schepelingen verwelkomd werd!
@JASomers; ‘ hoe mijn vader …verwelkomd werd etc.’- Anders dan het eerste welkom in Batavia sept 1945 met al die opschriften; we don’t like the Dutch etc. Alles in het Engels! Geen Nederlandse geschriften! Over de ‘hoofden heen’ van van Mook en gevolg, rechtstreeks gericht tot de wereld/VN forum. En met succes! ( daar kwam geen Boeginees schepeling aan te pas, laat staan fluitend )- En uw vader’s brieven; om zijn gezin gerust te stellen; objectief? Neutraal? – Uit HJA. Hofland, journalist Tegels lichten; Na de oorlog; Indië of Indonesië is van ons! We waren geliefd bij de daar wonende inboorlingen, die voor ons de plantages onderhielden. Dat was de kern van de simpele wetenschap , die mij op de lagere school en zelfs op de HBS werd bijgebracht.
“JASomers; ‘ hoe mijn vader …verwelkomd werd etc.” Ja, na zoveel moeilijke jaren, was zo leuk! Ver van alle propaganda, mensen onder elkaar. Die elkaar weten te waarderen. Heel wat anders dan u elke dag doet.
“‘propaganda'(idem @JASomers)- Recentelijk nog verschenen Louis Zweers( Indië veteraan)” (Heeft u eerstgenoemde veteraan nog even nageslagen?) Om in Nederland propaganda te slikken had ik niet veel tijd voor. Maar wel de verhalen van de collega’s van mijn vader, die voeren net als voor de oorlog, met dezelfde Indonesische bemanningen. Op dezelfde schepen, met alleen een andere naam en vlag. En met dezelfde arbeidsovereenkomst bij de nieuwe werkgever, de RIS. En de paters uit Nieuw-Guinea, die vanaf ca. eind 1944 gewoon weer aan het werk waren. Met hun verhalen als ze in Nederland bij ons logeerden.
” laat staan fluitend” U bent waarschijnlijk nog nooit als zoon van de gezaghebber door een Indonesische bootsman aan boord gefloten. Weet u overigens hoe of dat gaat?
@JASomers; ‘propaganda etc.’- Niet veel tijd gehad om propaganda te slikken. Ook niet de voorfilms van het Polygoon nieuw; over onze jongen over zee.Nog te zien op de
zender Ons, in de maand augustus! Op diverse dvd’s over Indië; Hollandse soldaat met een aapje op zijn schouder en op de ukelele speelt en zingt; ik hoe van Holland …. In 1995 te R’dam , Museum voor Volkenkunde met een lezing over; de Wapenbroeders, indertijd een maandblad voor onze jongens over zee; Hoe de redactie gepusht werd om alleen goed nieuws te vermelden. Allen onschuldige foto’s afgedrukt werden; een soldaat die een koeli een sigaret aanbiedt etc. Propaganda conform de nazi’s methodiek; in scene(!) gezette filmopnames van rollende tanks door de dessa’s met juichende inlanders aan de kant etc. Verteld/getoond door de voormalige(!) medewerkers van het blad!! Met als slot; de film vertoning van Charles Bryer; over overdracht in Batavia dec.1949; toen onze driekleur onder gejuich en gefluit van duizenden Indonesiërs werd gestreken! Doodse stilte na afloop; hoe is dit(!) mogelijk geweest? Na 3 eeuwen van Nederlands Indië! Wat een afgang!
In totaal voerde het nieuwe Departement de scepter over een groot aantal grotere en kleinere vaartuigen, waarmee alle uithoeken van het omvangrijke gebied werden bestreken. Zo was het weer mogelijk de meeste, ook kleine, bestuursposten te bezoeken. Overal waar ze kwamen werd dezelfde, gedurende de bezetting verwaarloosde situatie aangetroffen. Een wrak houten steigertje, met een vlaggenstok met een rood-witte vlag, en het opschrift ALRI (Angkatan Laut Republik Indonesia)-Hoofdkwartier. Een schildwacht gewapend met een geweer of een speer naarmate de post meer of minder belangrijk was. Op bezoek bij de kepala kampong was meestal ook de plaatselijke nationalistische leider aanwezig. Als ze verlegen waren met hun primitief kantoortje, werd het bezoek aan boord voortgezet, vergezeld van vrouw en kinderen. Bij een eerste bezoek was de administratie natuurlijk tijdrovend. De plaatselijke politieke verhoudingen, de technische staat van de post, het budget, salaris enz. Enkele keren bleken bestuurders en bemanningsleden oude bekenden van vóór de oorlog, resulterend in een geanimeerd gesprek. Soms was er ook geknetter. Deze bestuurders hadden het vertrouwen van NICA maar konden op enkele plekken zoals het zuiden van Celebes en Borneo niet op tegen infiltraties van de RI vanuit Java. En KNIL stelde daar ook weinig voor.
Het scheepvaartverkeer nam op bewonderenswaardige wijze toe. Ten opzichte van de vooroorlogse toestand kreeg, bij afwezigheid van de KPM, het prauwverkeer een belangrijke rol. In Makassar stimuleerde het departement van economische zaken de organisatie van kustvaartrederijen, gesteund door een kredietfonds voor de bouw van zeilprauwen. Fraude, als gevolg van een gebrek aan toezicht, werd op de koop toe genomen. Die opleving kon overigens slechts in de politiek rustige gebieden goed op gang komen: Riouw-archipel, het oostelijk deel van de archipel, de Molukken, Celebes, Borneo en de Kleine Soenda-eilanden. Omvangrijk driehoeksverkeer vond plaats tussen Makassar, Bandjermasin, Bali, Lombok. Al in april 1946 werd meer dan duizend ton producten door de zeilvaart in Bandjermasin aangebracht. Grote hoeveelheden goederen moesten worden getransporteerd: primaire levensmiddelen (zout, rijst, meel, suiker e.d.). Rode Kruispakketten, geneesmiddelen, kleding, schoeisel enz. uit enkele basishavens naar de buitengewesten. Duizenden tonnen kopra, rubber en andere exportproducten, alsmede tienduizenden drums benzine, smeerolie e.d. moesten over de archipel gedistribueerd worden. Honderden voertuigen van allerlei soort en afmetingen voor economische en overheidsdoelstellingen moesten worden verplaatst. Mannen, vrouwen en kinderen uit evacuatiecentra moesten naar veiliger oorden worden overgebracht en tevens moesten enige duizenden door de Japanners weggevoerde Indonesiërs weer naar hun plaats van herkomst worden teruggebracht. Ook moesten Japanse militairen naar hun repatriëringcentra worden gebracht. Kolen moesten vervoerd worden, zowel voor de scheepvaart zelf als voor industrie- en utiliteitsbedrijven. Uiteraard werd af en toe, vooral in het westelijk zeegebied, wel eens een vaartuig van de ALRI ontmoet. Een dergelijke ontmoeting was steeds uitermate koel en afstandelijk. Beide vaartuigen hielden elkaar letterlijk als figuurlijk op afstand.
@JASomers; ‘alle uithoeken etc.’- Uiteraard! Die bedrijvigheid werd natuurlijk op film nieuws gezet voor het thuis publiek. Hen te ‘overtuigen dat onze historische taak in Indië, die Inlander bij te staan en …te verheffen, nog niet ten einde is. Voor de oorlog kreeg, de nog jonge net aangestelde juridische ambtenaar prof. Wertheim te horen; ‘Willem, zonder ons gaat Indië naar de haaien! Na de oorlog; zij zijn er nog klaar voor !’ -Maar al dat ethische gedoe was niet voldoende om het wereldforum/de VN te overtuigen van onze goede wil. Hoe zou dat komen?
“Die bedrijvigheid werd natuurlijk op film nieuws gezet voor het thuis publiek. ” Nou.net niet hoor. Noem mij dan een propagandafilm over die wederopbouw van de Gouvernements Marine. Heette toen al Federale Marine! Binnen de nieuwe Indonesische bestuursvorm. Wat ik hier beschreef was niet bekend. De ellende van Java/Sumatra was veel leuker. Dat daar buiten werd gebouwd aan het nieuwe Indonesié was niet leuk Geen bloederigheid.
@JASomers;’ bedrijvigheid etc.’- Heeft dat uiteindelijk tot iets goed geleid? Onze vlag werd bij het afscheid van ons Indië 1949; uitgefloten, uitgejouwd! -JAAvanDoorn; De laatste eeuw van Indië; RF.Beerling,Batavia-hoogleraar 1949(!); ‘alles wat Nederland aan politiek vermogen heeft kunnen opbrengen is de laatste jaren aan het probleem verbruikt. Het is gebleken te weinig. Het valt niet te ontkennen ; de dekolonisatie van van Indië liep voor Nederland uit op een fiasco’! – De jaren er na is de verhouding, door onze Nw.Guinea politiek(Luns) tot een dieptepunt gebracht. En nu, na onze koninklijke excuses …..2020= 75 jaar na dato! Meer bedrijvigheid……..
De rapporten van de Amerikaanse en Australische militairen , stelden dat de inheemse bevolking gote feesten aanrichtten van wege de terugkomst van de Nederlanders .
@jw.hoegen; ‘grote feesten etc.’- Bedoelt is; de bersiap feesten! Amok! Kampen met de Hollandse vlag in top werden vanuit bomen onder vuur genomen.
Mertens, ik vraag mij in de gemoede af waarom u voortdurend zoveel onzin opschrijft over de situatie na 17 augustus 1945? De situatie op Zuid-Celebes aanduiden dat het verzetsstrijders waren demonstreert dat u er echt helemaal niets van weet. En dan de bronnen in het Nationaal Archief wegzetten als Nederlandse propaganda/voorlichting. Ik mag hopen dat de lezers van Java Post dit zo langzamerhand ook in de gaten hebben. De aanleiding van de discussie is een artikel van Brocades Zaalberg en Luttikhuis. U geeft er blijk van het niet te hebben gelezen, noch geanalyseerd. Dat is voor u geen reden tot enige bescheidenheid. In tegendeel uw reactie gaat niet over die publicatie, maar u gebruikt dat als een aanleiding om weer eens uw eenzijdigheid, vooringenomenheid en zwartgalligheid te demonstreren. Wat is Nederland toch een mooi land dat dit ook kan!
@baukegeersing; ‘zoveel onzin etc.’- Ik reageerde inderdaad alleen op uw: wetenschappelijke uitspraken over neutrale, zonder moralisme, geschiedenis! .
(mijn commentaar op het artikel; zie hierboven!) Terwijl u het nb. zelf doet/gebruikt! Bv.’Rood/wit terroristen'( ‘ook zo door Limpach aangegeven!) , geïndoctrineerde pemoeda’s etc,; die streden tegen de Nederlandse herbezetting! – Voorbeeld voor neutrale beschrijving? Wat denkt van; onze tegenstanders (!), die de leer van; Azië voor de Aziaten van de Japanners overnamen etc. U kent uw eigen taal/begrippen niet eens. Laat staan wat daar in Indië toen werkelijk gebeurd is. * ‘propaganda'(idem @JASomers)- Recentelijk nog verschenen Louis Zweers( Indië veteraan) ; De gecensureerde oorlog; over de Voorlichtingsdiensten; schetsten een te vertekend beeld van de werkelijkheid! Kritische journalisten werden geweerd etc. * ‘van Doorn/Hendrix’ etc.- U citeerde hun onderzoek en dat terwijl hun conclusie lijnrecht(!) tegen de uwe is! Last van tropen kolder? – Ook dit artikel van Brocades, AD 30/9’2016 zinde u zeker niet. Met de conclusie; Nederland moordde massaal, structureel extreem geweld werd oogluikend(!) toegestaan! Nu Trouw 17/7 ’20; Extreem geweld werd niet bestraft! Militairen wisten(!) dat ze onbestraft(!) hun gang konden gaan! Hoezo; onderzoek en vervolgens gestraft? Een kwestie van begrijpend(!) lezen?
-En dan (als uitsmijter!); W.Ijzereef; Zuid Celebes affaire 1984; rekent definitief af met de misvatting dat de onrust een kwestie was van ‘anarchie en criminaliteit’ (met ‘) De politieke dimensie van het conflict werd genegeerd, zodat de koloniale autoriteiten een alibi(!) hadden om rigoureus in te grijpen. Westerling’s ‘zuiveringen’ in werkelijkheid neer kwamen op pure razia’s. De Republiek exporteerde met succes(!) de nationalistische slogan; één Republiek naar Z-Celebes!(via die infiltranten) Uit ooggetuige verslagen(!) blijkt dat er door Westerling, eerder sprake is willekeur wreed optreden! – De juristen van Rij en Stam, die in 1954(!) een rapport uitbrachten, spraken onomwonden van ‘contra terreur’! – W.Ijzereef, bij de sectie Militair Geschiedenis, Den Haag, kreeg ik geen toegang tot het dossier; foto’s van Westerling’s zuiveringsacties! U wel?
-*’zwartgalligheid etc.’ Westerling zelf was toen niet gerust op de uitkomst van dit onderzoek, want ik kreeg af en toe bezoek van één van Indische(!) protegees! Geen van zijn militairen wilden aan dit onderzoek deelnemen. Wel sprak ik bestuursambtenaren oa. de hoofdpersonen C.Lion Cachet, gouverneur Z-Celebes, PJ.Koets, kabinetchef van lt.gg.Van Mook! – En U?
( voor u ; de genoemde personen zijn al lang overleden)
Mertens drie dingen. Als u zich op IJzereef beroept betekent dat dat u de historische literatuur niet hebt bijgehouden. Ik heb in mijn boek Van Doorn/Hendrix instemmende geciteerd. U hebt dus mijn boek ook niet gelezen. En de acties van Westerling op Zuid-Celebes vergelijken met razzia’s bevestigen opnieuw dat u onzin uitkraamt.
@baukegeersing; vDoorn/Hendrix etc; – Hun eind conclusie(!); ‘een patroon(!) van geweld! Dit patroon werd van bovenaf(!) opgelegd! Omdat het niet(!) lukte de guerrilla met normale (!) militairen middelen te beëindigen! – * ‘razzia etc.’- Het omsingelen van dorpen en daarna de inwoners na buiten jagen. Vluchtenden werden neer geschoten. Vervolgens scheiding tussen mannen, vrouwen, kinderen aanbrengen etc.; Dat is toch een razzia! Of noemt je het ‘neutraal’; het bijeen roepen van de bewoners om de stem van toean Westerling aan te horen? – Wat daar gebeurde is heel simpel; elke Indonesiër die zich inlaat/meewerkt met de belanda wordt vermoord! Onze Inlandse agenten vreesden voor hun leven! Het was onmogelijk(!) voor het Nederlands gezag, deze door de pemoeda’s verdachten te beschermen.( zie het lot van Srebrenica tolken). Het gevolg; niemand durft/wil met de belanda’s te maken hebben. Westerling’s contra actie trof veelal(!) de onschuldigen! De gewone burgers! Het gevolg; een totale afkeer van de belanda’s! De Inlandse elite, die door van Mook ivm. zijn Federale politiek waren verkozen, eisten stop zetting! Omdat hun achterban zich van hen verwijderde En…omdat zij ook eens aan de beurt komen …om vermoord te worden! Simpele tactiek en effectief tegen elke bezetter!
( ik voel me nl een pemoeda!)
– Historiek recensie 22/1’20; ‘De toon die Geersing aanslaat, als het gaat om zijn veroordeling van een groot deel van de historische lectuur als ‘onhistorisch kletskoek’, is volstrekt ongeloofwaardig! Zeker blijkt dat zijn eigen interpretaties van tegenstanders als ; terroristen, extremisten, (moralistische aanduidingen/typeringen) zonder hierbij enige kritische kanttekeningen te plaatsen! En benoemt die beschrijvingen vervolgens als feiten. Blijkt dat zijn eigen interpretaties evenzeer gekleurd(!) zijn. Kortom van ‘meerzijdigheid’ is niets te bespeuren! Het lijkt dat hij probeert Westerling vrij te pleiten voor de rechtbank van de geschiedenis! Geersing is niet de advocaat, die Westerling volgens hem nodig heeft!’
– Is het niet beter, dat u als advocaat zich bezig houdt met;klein geboefte!
En verre blijft van de Indische geschiedenis!.
Ik zou die moordpartijen van Westerling te Celebes geen razzia’s noemen
Dat is een eufemisme.
Wordt het geen tijd om deze steeds terugkerende discussies te beëindigen?
@H.Naberman; ‘terugkerende discussie etc.’- Is toch goed voor de geschiedenis!.Om die boekjes up to date te houden….
Ja, maar steeds dezelfde tegenstellingen en argumenten herhalen draagt niets bij aan de inhoud van die boekjes….laat staan up to date houden! Stop it!
Maar vooral de manier van discussie staat mij tegen.
@HNaberman; ‘steeds dezelfde argumenten etc.’- Is dat zo? @baukegeersing draagt nu toch ‘nieuwe ; wetenschappelijke, neutrale, niet moraliserende, juridische(!) etc. argumenten’ aan. Wellicht dat u nog meer kan bijdragen. Om de Indische geschiedenis zo up to date te houden….. Dan maar aan de zijlijn te roepen. -Rudy Kousbroek 1995; ‘er is in Nederland iets raars aan de hand. Ons historisch geheugen is kennelijk zo glad(!), dat zelfs historici moeite hebben op de been te blijven! Onze Indische geschiedschrijvers; dat mag je niet met de huidige maatstaven beoordelen. Je moet een streep trekken. Het heeft geen zin al die oude wonden open te halen etc. etc. Verzwegen bij stilzwijgende afspraak. In het geheugen weggegleden! Dat gladde historische geheugen, dat is nou de Nederlandse doofpot! Zo gaat het hier. De Nederlanders belazeren zichzelf over hun verleden. En de historici wassen hun handen in onschuld!’
Beste H Naberman ik deel uw mening dat een echte discussie, d.w.z. met respect elkaars argumenten wegen en daarop reageren, er toe doet. Dat lijkt me de bedoeling van de mogelijkheid die Java Post ons biedt. Waarom reageer ik desondanks op de uitlatingen van Mertens? Omdat onzin niet onweersproken kan blijven. Zeker niet over de dekolonisatieperiode. Lees nu de twee laatste zinnen van Mertens. De ( d.w.z. alle) Nederlanders belazeren zichzelf over hun verleden, schrijft hij. Dat doet hij dus ook zelf, volgens de eigen formulering. Dat was mij inderdaad opgevallen. En dan de volgende zin: ..de (d.w.z. alle) historici wassen hun hanen in onschuld. Dat geldt dus ook voor de door hem zo bewonderde Limpach? En ook voor de andere historici die hij instemmend heeft aangehaald! Zo demonstreert Mertens zelf de onzinnigheid van zijn bijdrage. De laatste valt op door het absolute dieptepunt ervan. Nu was het in de tijd van Erasmus niet ongebruikelijk dat een ‘zot’ optrad en de heerser de waarheid mocht zeggen zonder gestraft te worden. Ik raad Mertens aan het boek De lof der zotheid eens te gaan lezen. Een aardige regel uit dat boek lijkt me toepasselijk op de bijdragen Van Mertens. Erasmus schrijft:…’bij gebrek aan feiten kun je maar het best doen alsof.'(Desiderius Erasmsus – 2, p.145)
Het voordeel het boek van Erasmus gelezen te hebben is, dat het dan gemakkelijk duidelijk is dat Mertens’ bijdragen een aardige illustratie zijn van de juistheid van die regel. Mertens er is niets nieuws onder de zon. Dat boek van Erasmus is van 1508. Meer dan vijf eeuwen later doet u nog nog steeds hetzelfde als destijds al werd doorzien. Dezelfde Erasmus merkt op dat schaamte een bijzonder obstakel is voor het verwerven van kennis, omdat die mist in het hoofd veroorzaakt. Dat is een tekst uit 1511. Kortom ik begrijp wel Mertens waarom u zich uitlaat zoals u doet. Maar doet u tenminste de andere lezers van Java Post een plezier en stop met die ‘onhistorische kletskoek’.( Adam Zamoyski, Napoleon – de man achter de mythe, 2018, p.15)
@baukegeersing/H.Naderman; ‘gebrek aan feiten etc.’- Dat is nou precies wat advocaat bauke met zijn Westerling verering ontbeert! Via een derde(!) het over mij hebben. Langs omwegen je gelijk proberen te krijgen. Mobiliseert iedereen(de lezers) zijn kant te kiezen. Slijmen genoemd! – De meeste advocaten zijn meesters in het ‘verkopen’ van onwaarheden/leugens, als ze de veroordeelde moeten bij staan. Procedure; kies als 1e confrontatie, de aanval; – door alle beschuldigingen/ wel of niet onderbouwd te bestempelen als onzin, nonsens, larie koek etc. De beschuldigde is juist slachtoffer en zeker niet dader. De brutaalste eisen zelfs een genoegdoening van het slachtoffer! ( zie het recente nieuws) – Wanneer het niet mee zit met het pleidooi volgt een 2e manoeuvre; verzachtende omstandigheden ; hij werd geboren in de honger winter, zijn moeder was alcoholiste, zijn vader sloeg hem, had veel last van migraine etc. Met als slot ontoerekeningsvatbaarheid; hoorde altijd stemmetjes, droomde van duivels die hem achterna liepen etc. – Geersing hoorde ook stemmetjes, vandaar zijn Westerling boek! Komt ook nu weer niet met steekhoudende onderbouwd bewijs! Praat over neutraliteit, morele waarden etc. Maar handelt/beschrijft het tegendeel! Citeert geschriften van deskundigen, die nb. hem juist tegenspreken! Waarheidsvinding, de drijfveer voor geschiedschrijving is hem vreemd. Vandaar zijn professie. Wetenschappelijk noemt hij zijn verhandeling over Westerling. Welke wetenschap; van de onkunde? Over zotheid gesproken!
Mertens u geeft er blijk van dat niemand u nog serieus behoeft te nemen na deze eruptie van onzinnigheden.
Moet deze discussie nu werkelijk op dit niveau veder gaan?
Al deze .
De Nederlandse historici Brocades Zaalberg en Luttikhuis illustreren hun verhaal over Extreem Geweld met merkwaardige foto’s.
1. Hun bijschrift bij de foto over Bekasi wijkt sterk af van de oorspronkelijke tekst van dezelfde foto uit het IWM Imperial, War Museum, dat de nadruk legt op de landing van een Brits toestel in november 1945 bij Bekasi waarbij 5 Britse RAF bemanningsleden en 20 Brits-Indische militairen vermoord werden door een Indonesische groep genaamd Banteng Hitam of Zwarte Buffaloes . Als vergeldingsmaatregel steken Brits-Indische militairen van het regiment King George V, Sappers and Miners in Bekasi een kampong in brand. Van deze gebeurtenis inclusief het openmaken van het massagraf in Bekasi hebben de Britten foto- en filmbeelden gemaakt.
De 2 Nederlandse historici leggen daarentegen de nadruk op de represaille van de Britten zonder daarbij de massamoord te vermelden, dit suggestief
geïllustreerd met de foto over “brandende kamponghuizen”. De verbinding met “ De brandende kampongs van gen. Spoor “ ligt voor de hand.
Daarbij “vergeten” deze historici aan te duiden dat het Extreem Geweld” de massamoord op Britse militairen in eerste instantie door Indonesiers, dwz Banteng Hitam waren gepleegd.
Inkaderen van Extreem Geweld mag toeval zijn maar hun verhaal gaat verder met foto 2 gemaakt op Sumatra in juli 1949. Toen was er wel tussen Nederlandse en Indonesische troepen een staakt-het-vuren afgesproken gevolgd door een Wapenstilstand en Sumatra staat toch niet zo bekend om Extreem Geweld in die periode.
Al met al maken 2 Nederlandse historici discutabele keuzes van foto’s maar niet alleen dat.
“De brandende kampongs van gen. Spoor “ ligt voor de hand.” De berichtgeving van Java is nou eenmaal zo. Zelfs de brandende kampongs kampongs van generaal Mansergh worden nergens genoemd. Zou dit de berichtgeving over de brandende kampongs van generaal Spoor schaden? Dat moet erger blijven dan de Engelsen.
@JASomers; ‘de brandende kampongs van Mansergh etc.’- Ontstond door hevige gevechten tussen een ervaren Britse legermacht en de ongeorganiseerde schamele bewapende Indonesische strijdmacht in Nov.’45. De stad werd met scheepsgeschut en luchtmacht bestookt. Ook kampong OJS werd in brand geschoten! Er vielen duizenden slachtoffers en de stad werd in een ruïne herschapen – Het Indonesische leger kreeg in deze strijd zijn gedaante, aldus Roeslan Algani ! – Toch wat anders dan de brandende kampongs van gen.Spoor, die als ritueel werden afgebrand na een schietpartij/bom val in de omgeving. Er werden zelfs kampongs verbrand omdat zij in het schoots/zicht veld waren! Zie Excessen nota 1969 toen 3 mariniers weigerden om een kampong in brand te steken! Ergo waren de gevolgen voor de kampongbewoners, verlies van have en goed/rijst en ontheemd ergens anders maar een onderdak moesten vinden. Velen door honger/ziekte gekweld zwieren en vonden tenslotte de dood. Zie de foto’s van uitgemergelde bewoners in archieven site van Niod. In een Soerabaja krant 1948 indertijd met onderschrift; hoe Indonesiërs hun eigen volk behandelden!
” De stad werd met scheepsgeschut en luchtmacht bestookt.” Dat waren de eerste twee dagen, alleen in de benedenstad. Bovendien gebruikten de vliegtuigen nauwelijks hun bewapening. Alleen al duikvluchten met gierende nabranders was al afschrikwekkend. Net als vele jaren later bij de gekaapte treinen met Zuid-Molukkers. Geschut en vliegtuigen hebben in een stad weinig nut, en bij straatgevechten gevaarlijk voor de eigen troepen. Waarneming is in een stad niet uitvoerbaar.
“Ook kampong OJS werd in brand geschoten!” In Soerabaja waren alle grote stadskampongs platgebrand. Heb dat uit de lucht kunnen zien, en naderhand vanaf de grond. Pasar Keputran ging in de fik toen ze de lijken van het Goebengtransport vonden. Een pasar bij de Werfstraatgevangenis ging in de fik toen ze de verminkte lijken van hun twee onderhandelingsdelegaties zagen. Verder maakten die Brits-Indiërs geen gevangenen meer,
“de stad werd in een ruïne herschapen ” Niks van waar. Kan ook niet waar zijn. De stad kwam in enkele weken na de slag weer volop in bedrijf. Beluister dat eens in het interview met de heer Turpijn op I4E. Hoort u het ook van een ander.
“voor de kampongbewoners, verlies van have en goed/rijst en ontheemd ergens anders maar een onderdak moesten vinden.” De meeste (70%) van de Indonesiërs waren de stad ontvlucht. Direct na de slag kwamen ze terug, begonnen meteen aan de wederopbouw van die kampongs.
” foto’s van uitgemergelde bewoners ” Teruggekeerde Romusha’s. Zo kwam onze vroegere tuinman ook bij ons langs. Kreeg van mijn moeder pap van haar laatste katjang idjoe.
@JASomers; ‘geen ruïne etc.’- Uit W.Meelhuijsen;Revolutie in Soerabaja: 10/11’45 de aanval werd ingezet door zware beschietingen van uit zee en daarop volgende bombardementen vanuit de lucht. 15.000 man Britse troepen, gesteund een eskadron Stusart tanks, aangevuld met 21 Sherman tanks, brencarriërs, gesteund door scheepsgeschut, onder dekking van Mosquito jachtvliegtuigen en Thunderbolt jacht bommenwerpers boden de strijd aan tegen ca 18.000 ‘gewapende’ Indonesiërs. De pemoeda’s, jongens van soms 15 jaar, zonder luchtsteun, zonder enig oorlogservaring, onvoldoende bedreven met de van Japanners veroverde Japanse wapens, inferieur aan die van de Britten, toonden een ware doodsverachting. Boeng Tomo; ‘geprezen is de naam van Allah, de genadigde; merdeka! Broeders, soto- en tahoe verkopers, Madoerezen, voddenboeren, kampong mensen, zonen-jongens, meisjes van Soerabaja; wij zullen deze strijd opnemen! Laten wij voorwaarts gaan! Soerabaja Rose/ Ketut Tantri/Britse deed een radio beroep op op Amerika; ‘gisteren vierden jullie thanks giving day; Ik heb gehoord hoe jullie je gelukkig voelen met jullie vrijheid, terwijl ik hier nu in het midden van hen bevindt, die met bloed en tranen in doodstrijd zijn gewikkeld om zich hetzelfde te verwerven’. Ook zij sprak die de pemoeda’s/jongeren moed in. Er waren met explosieven beladen pemoeda’s, de zelfmoord troepen; Djibakoe !, die zich op de Britse tanks wierpen. Om met allerlei middelen; koevoeten/lingis, granaten de tanks probeerden onklaar te maken. En als de tank stopte, er op klommen om een granaat in de koepel te gooien of het geschut onklaar te maken. Achter de linies werd een ware stad guerrilla gevochten. Onze aanvoer van pemoeda’s uit andere gebieden werden vanuit de lucht aangevallen.Waardoor de versterkingen uitbleven. Ook de olie tanks bij Wonokromo ging in vlammen. Stations met vluchtelingen(!) in de treinen werden vanuit de lucht beschoten. Het Britse scheepsschut sloeg grote gaten in de stad. We voerden tenslotte de tactiek van de verschroeide aarde(!) om de opmars te stuiten Het gebied rond pasar Toeri werd tot puinhoop beschoten. De strijd verlegde zich richting Wonokromo. Duizenden slachtoffers etc – Als bij de Molukse kaping bij Wijster? -Toen wij jan.’46 in Soerabaja arriveerde zagen puinhopen van verwoestingen!! -* ‘verbrande kampongs van gen.Spoor etc.’- Onze jongens gingen met een extra veldfles benzine op stap! – Toch typisch dat ‘uw berichten uit Soerabaja’ vaak in tegenspraak zijn van andere getuigenissen! Een glijdend geheugen?
“Een glijdend geheugen?” Nee hoor. Eerst twee weken lijken ruimen. Daarna een maand ziekenhuis opruimen en weer in gebruik nemen, 7 maanden de hele stad rondrijden met de ambulance. En goed rondkijken. De stad was smerig en verwaarloosd. Het was wel een rotzooi. En geplunderd, door uw vrijheidsstrijders, zoals ons huis in de Setailstraat. En het Leger des Heilshospitaal,waar we als eerste aan de slag gingen. (met hulp van een Japanse krijgsgevangene, die student farmacie was, om de troep in de apotheek voor ons te vertalen. Het opruimen was in volle gang In januari 1946 draaiden er weer bioscopen. En later op vakantie kon ik weer alles vinden, en Zeeuws meisje rondgeleid. Heeft u op I4E het interview van de heer Turpijn al gehoord?. Voor de volledigheid, het ging hem wel om Soerabaja begin 1946 (zelfde tijd als ik). “vaak in tegenspraak zijn van andere getuigenissen!”???
“de aanval werd ingezet door zware beschietingen van uit zee en daarop volgende bombardementen vanuit de lucht.” U leest het goed: aanval ingezet! De eerste ochtend! Het gebied tussen de havens en de Bataviaweg. En rond twaalf ten noorden van ons in de gevangenis. Had ik al verteld: Winkels in Pasar Baroe en Kepandjenkathedraal en Paleis van Justitie. . En die vliegtuigen bombardeerden niet, in een stad veel te gevaarlijk voor eigen troepen. Wel duikvluchten met veel motorlawaai, en mitrailleurvuur in de lucht, niet naar de grond, veel te gevaarlijk.
“Het Britse scheepsschut sloeg grote gaten in de stad.” Klopt! De grote stadskampongs, haarden van verzet.
“zagen puinhopen van verwoestingen!!” Heeft u ook gezien wat ik heb gezien, ongeschonden, hooguit kogelgatan. o.a. scholen van mij, mijn broer en zus, kerk waar ik gedoopt ben, alle ziekenhuizen, Toendjoengan, marinekazerne/hospitaal Goebeng, fabrieken Ngagel, melkerij Goenoengsari enz. enz.
Ik lul niet uit mijn nek hoor, ik was bij mijn volle verstand. Ik draai zo die film in mijn hoofd af.
Een link waar men “brandend ” Surabaya kan bekijken via foto’s en te zien is wat er allemaal aan diggelen is geschoten in nov 1945
https://www.iwm.org.uk/collections/search?query=surabaya
@JASomers; ‘uw vrijheidsstrijders etc.’- Mijn vrijheidsstrijders? Ook niet van u? Met volle verstand?
Inderdaad niet, plunderaars
” waar men “brandend ” Surabaya kan bekijken” Mooie foto’s, maar die zeggen niets over een ‘geruïneerde’ stad. Brandende olietanks al in februari 1942, dan weer dezelfde na Amerikaanse bombardementen, dan weer dezelfde op 10 november 1945. Die raffinaderij lag zuidelijk, buiten de stad. Een handvol foto’s van (zwaar) beschadigde gebouwen, huizen (zie je in elk boek terugkomen). In een grote stad van zo’n 25 x 6 km! Ja, in 1941 al die mooie witte gebouwen grijs geschilderd, daarna tot 1946 niets meer aan gedaan, geen onderhoud. Wel van geplunderde wijken ingetrapte deuren enzo (ons huis ook!). Ja, verwaarloosd, smerig, rotzooi. Maar geruïneerd? Was in een paar maanden weer levend als voorheen. Net als die plat gebrande kampongs.
De analyses van Peter van den Broek en jan A. Somers deel ik. Van den broek schrijft m.i. terecht.. ‘maar niet alleen dat’. Het artikel van Brocades Zaalberg en Luttikhuis valt ook op door het beschrijven van gevechtssituaties waarbij steeds één partij in het licht wordt geplaatst. Een gevechtssituatie kenmerkt zich echter door deelname van tenminste twee partijen. Het optreden van de Indonesische Zwarte Buffels vermelden ze niet. Het artikel lijkt op de beschrijving van een bokswedstrijd waarbij we steeds maar één bokser in de ring zien acteren. Als een sportverslaggever zo’n eenzijdig verhaal zou schrijven zou de lezer dat niet accepteren. Hoe kan het dan dat beide historici in hun artikel dat wel doen? Somers wijst m.i. terecht op het oogmerk van ‘framing’ die beide auteurs nastreven. De niet-Indonesische partijen zijn ‘schurken’ en worden zo omschreven. Zonder de werkelijke context te beschrijven is het gemakkelijk om de Nederlandse militairen als ‘schurken’ weg te zetten die zich schuldig maakten aan extreem geweld. En dan kiezen beide auteurs voor ‘gezond verstand’ om uit te maken wanneer sprake was van dat geweld. Zo blijft er van objectieve en onafhankelijke historiografie niet zo veel over..
@baukegeersing; ‘framing etc.’- Zie de Historiek recensie 20 jan.jl van uw boek!
Quote:
“The past has indeed served many mastersand conflicting purposes over time; its storehouse of events has been used to validate or discredit practically every major theory, precept, or principle. While historians are aware of this, few of them have actually taken the pains to examine what it is about history that permits the past to be used in such contradictory ways”.
A.J. Echevarria II
The Trouble with History
1. Waarom vergelijken.
Is het om aan te tonen dat Nederland nog niet zo slecht waren als andere koloniale machten dat
kan men op een andere wijze doen, bv door het vergelijken van militaire systemen.
Men moet onderkennen dat ieder conflict heeft zijn eigen natuur (nature) dat relatief constant
blijft, en een karakter heeft die verschillend zijn, afhankelijk van de operationele environment. De
natuur van het koloniale conflict kan gelijk zijn maar niet de karakter. De karakter van het conflict
wordt beinvloed door global strategic environment, ekonomie, sociaal en technologische factors.
Geen twee of meer conflicts hebben hetzelfde karakter. Dus een vergelijking maken is “Invalid”.
2. Oorzaken van extreem geweld.
Het denken in termen van causale hierarchie deel ik. Focus op het aspect Falend leiderschap,
onervarenheid, mentale uitputting, individuele persoonlijkheid en specifieke incidenten en de
aard van de geurilla oorlog.
Tijdens mijn gevangenschap beweerde een KNIL soldaat dat hij een pelopor onder zi[n
brencarrier heeft gereden terwijl hij het Wilhelmus zingt. Mijn gedachte op dat ogenblik, wat wil hij
daarmee bewijzen, dat hij 300 % Belanda. Er waren geweldadigheden gedaan alleen om hun
trouw aan de Koningin aan te tonen. De naam Anjing Nica voor het Bat. Inf. V was door de leden
van die eenheid gekozen, om aan te tonen trouw als een hond.
Ik hoop dat dat mijn reactie een betere inzicht kan geven.
U heeft op veel punten gelijk, het was niet zo mooi. Maar er wordt hier nooit onderscheid gemaakt voor dit soort activiteiten tussen KNIL en KL.Terwijl die er volgens mij wel waren. Maar ik blijf maar vragen: waarom alleen op Java en delen van Sumatra? Daarbuiten was de Indonesische politie zelf actief, met maar een handje vol KNIL. Geen politionele acties. Met als enig probleem een korte opvlamming op Zuid-Celebes.
Merdeka is het ideaal van ieder volk, ook Indonesiers. Als je in de buiten gewesten minder voelt van de aanwezigheid van merdeka strijders is gewoon aanpassen met de situatie.
27 Januarie 1947 in Sanga-Sanga, Oost Kalimantan een groep KNIL personeel met plaatselijke nationalisten bezetten voor een paar dagen de oliestadje. 17 October 1947 Majoor Cilik Riwut met in totaal 10 parachutisten gedropt in Midden Kalimanatan. Voor de 2e Poltionele Actie ging Kahar Muzakkar met zijn troepen terug naar Sulawesi. 3 Mei 1950 de Menadonese leden van een KNIL eenheid desserteerden en vormen een strijdgroep Bataljon 3 Mei. De TNI leiding verwachten dat de tweede Politionele Actie zal komen en maken voorbereidingen.
Terug naar “History”. History, contrary to popular assumption, is not the past. The past, simply put, is wat happened. History, in contrast, is the historian’s interpretation of what happened. Thus, history is just like human memory – fallible and prone to selective recall. E.H. Carr, a British historian of considerable note, warned, one must “study the historian before studying the facts”.
@Soedibyo; ‘ trouble with history etc.’- It is the trouble with our Dutch historici; zij ….met het vingertje wijzen naar …..Of begrijpelijker; onze historici bestuderen uitsluitend de ‘witte bladzijden’ van onze geschiedenis! Ik noem ze (niet allemaal gelukkig) de witwassers van ons verleden! Die vooral nu, na 75 jaar alles uit de kast halen om vooral met het ‘verdonkeremaande’ verleden in het reine te komen. Historicus dr.L.de Jong( de 1e die openhartig was) werd in 1988 ( 32 jaar geleden!) aangaande het hoofdstuk; de gepleegde oorlogsmisdaden in Indië, verweten, dat hij eea teveel vergeleek met de nazi’s.( vandaar dat nu de vergelijking wordt gemaakt met Algerije ea.), Misdaden werden plots excessen
( = uitspatting) in de geschiedenis vastgelegd. Terwijl nu de nieuwe lichting historici, nieuwsgierig geworden door dit soort betitelingen; man en paard benoemen!
– wij in toen in Indië moesten/werden meer dan 100% Nederlands/Europeaan opgevoed/geïndoctrineerd! Om in die tempo doeloe/maatschappij een Europese plek te veroveren(!); na 1945; ‘als de Republiek wint…. zijn jullie alles(!); kwijt. Idem tegen de pro Nederlandse Inheemsen. Die ‘tempo doeloe’ is gelukkig voorbij. Met wat overblijft; die mooie eerlijke momenten oa.; het zwemmen in de kali, het baden onder de pantjoeren etc. etc. en….. wat we meegenomen(!) hebben uit onze geboorteland!
Mijn kritiek op het onderzoeksproject richt zich op haar perspectief gericht op wandaden uitgevoerd door Nederlandse militairen, maar dat geweld mag niet los gezien worden van wandaden door Indonesische vrijheidsstrijders
De onderzoeksters Stef Scagliola en Natalya Vince richten zich op een specifieke vorm van extreem geweld, namelijk verkrachting, door Nederlandse militairen.
Op een symposium kreeg ik van de onderzoekster Stef Scagliola een ontwijkend antwoord op mijn vraag over extreem en sexueel geweld door Indonesische nationalisten tijdens de Bersiap. Mijn aandacht was in eerste instantie niet gericht op welke wijze de Bersiapslachtoffers aan hun einde kwamen, maar door het antwoord van Scagliola ben ik er op gaan letten.
Aangezien ik extreem geweld analyseer in de Bersiapperiode heb ik op basis van het Dossier-Jack Boer in Archief van Tranen de gevallen van Sexueel gericht geweld geanalyseerd waaronder verkrachting tegen vrouwen maar ook tegen mannen (ontmanning etc), waarbij de aandacht zich richt op seksuele verminking van het lichaam van de slachtoffers. Het is geen onderwerp waar eer aan te behalen valt en zeker geen onderwerpen voor historici met zwakke magen.
Ik begrijp het verhaal van dhr Somers niet. Op basis van situation reports van de 5th Indian Infantry division van gen. Mansergh over de slag om Soerabaja (WO 203/2255 zie KITLV) en foto’s uit het boek van Meelhuijsen “Macaber Soerabaja 1945” , mag ik toch wel concluderen dat de stad Soerabaja in een ruïne werd herschapen.
Dat had te maken met de gehanteerde shockwave strategie. .Om de verliezen aan Britse manschappen te beperken, besloot de commandant gen. Mansergh tot een beproefde strategie, zijn divisie had ervaring opgedaan in straatgevechten in WO2 in Birma etc..
Een stadsdeel of kampong werd platgeschoten door scheepsgeschut en veldartillerie , waarbij vliegtuigen als vuurwaarnemings- en geleidingscontact functioneerden. Daarna werden stoottroepen (shock troups) in de strijd geworpen om overgebleven verdedigingsstellingen in de wijk op te ruimen. Zo werden hele wijken, stadskampongs veroverd door de Britten
De aanval vorderde weliswaar langzaam maar er vielen weinig slachtoffers aan Britse zijde. Om een voorbeeld te noemen: de Gurkha elite-eenheid 3de bataljon van het 9de Gurka Regiment 3/9 GR vormde het zwaartepunt van de Britse hoofdaanval. Bij de Slag om Soerabaja sneuvelden welgeteld twee militairen van deze elite-eenheid, waarvan één bij de bevrijding van de gegijzelden in de Werfstraatgevangenis in de vroege ochtend van 10 November 1945.
” er vielen weinig slachtoffers aan Britse zijde. “Ik heb het steeds over de Britse slachtoffers in de periode van de 49th Indian Infantery Brigade Group. Dat zijn er nogal wat. Zoals twee delegaties die in de Werfstraat kwamen praten over onze evacuatie. Chauffeurs die op een gegeven ogenblik weigerden nog langer schietschijf te zijn, en op eigen houtje gingen rijden (rijden na afspraak was levens gevaarlijk!). De militairen bij het Goebengtransport. De militairen bij het Darmokamp. enz. Generaal Mallaby. Bij de slag om Soerabaja kregen ze vaak deze verminkte lijken nog te zien. Gevolg: er werden geen gevangenen gemaakt. Excessen? Wordt niet over gepraat. Kampongs werden niet veroverd of platgeschoten. Eën huis in de fik is voldoende voor de hele kampong. Na de slag ging de teruggekeerde bevolking meteen aan de slag. Na een paar maanden stonden die grote kampongs er weer.
Mijn verhaal is niet gebaseerd op rapporten of boeken. Wel op mijn werk als eerst ambulance bijrijder/gids/tolk, later als chauffeur.
Goebengtransport? Dan gaat het om het derde Goebengtransport.
De Britten hadden transporten georganiseerd voor Nederlandse ex-geinterneerden. Daarbij waren geen chauffeurs die op een gegeven ogenblik weigerden nog langer schietschijf te zijn, en op eigen houtje gingen rijden, het Brits-indische leger, een leger van vrijwilligers met oorlogservaring tegen Duitsers en Japanners, was niet zo’n ongedisciplineerd zooitje als Nederlanders inclusief historici ons willen doen geloven.
Op eigen houtje en zonder gewapende escorte rijden was juist gevaarlijk. De Goebengtransporten bestond telkens uit 20 vrachtwagens begeleidt door 3 jeeps: één voor, één achter en één in het midden. Op elke vrachtwagen zat één chauffeur-militair en had een gewapende escorte in totaal 40 man. In elke jeep 4 man, dus in totaal 52 militairen. Het laatste transport stond o.l.v. ltnt Chopra. Zo’n transport was minstens 250 tot 300 meter lang en werd door gewapende pemoeda’s bij een wegversperring tot stoppen gedwongen. Zie het rapport van de Engelse officier Eggleton, te lezen in het dossier Jack Boer (archiefvantranen.nl). De overlevende Itzig Heine heeft ook dit rapport gebruikt voor zijn verhaal over het Goebengtransport waarbij zijn broer overleed.
Maar daarnaast is er ook nog het Nederlandse standaardverhaal=mythe=legende van de Wanorde & Chaos
Het Goebengverhaal gaat over bendes pemoeda’s uit de omliggende kampong(s) die in de wanorde en chaos het transport overrompelden en mensen uitmoordden. Maar voor deze pemoeda’s was het niet zo’n wanorde en chaos, want
a) ze wisten welke de weg het transport zou nemen
b) hoe ze die tot stoppen konden dwingen
c) de vrachtwagens over de gehele lengte van de colonne (250-300 meter) en van beide zijden onder vuur werd genomen.
Zoiets vergt toch enige organisatie, militaire planning en uitvoering.
De Nederlands retoriek over Wanorde en Chaos past in de Rechtvaardiging om gewapend en met gebruik van Extreem Geweld in te grijpen in Nederlands-Indie.
Zie ook: Javapost, Het Goebengtransport
Geplaatst op 14 augustus 2013 door buitenzorg
Door Jan Somers
‘s-Ochtends waren er al twee aangemelde transporten geweest naar Oedjoeng of Perak. Maar die hoefden niet door de Embongs, maar konden aan de oostzijde van de kali blijven, woonwijk Ketabang, rond de Chinese kamp en Arabische wijk, en industriegebied. Doorgaande wegen, recht toe recht aan, zonder grote stadskampongs. Geen problemen dus. Zo reden we later ook het snelst met de ambulance tussen het havengebied en het Marinehospitaal in Goebeng.
Maar dit derde transport van die dag ging naar het Darmokamp. De Britten konden verdere bescherming van de woonwijk Goebeng niet meer aan, en wie dat wilde kon naar het beschermde Darmogebied. Ook dit transport was aangemeld. Maar naar Darmo moest je wel de brug Sonokembang over, en door de Embongs naar de Palmenlaan. Daar werden ze overvallen door mensen uit de grote stadskampong Kepoeteran.
Gebleken was dat het (afgesproken) aanmelden van transporten steeds weglekte naar geboefte uit de grote stadskampongs. Het waren nog geen grote overvallen geweest, maar door losse schutters werden de chauffeurs en bijrijders beschoten, met soms dodelijke afloop. (wat dus bij het derde Goebengtransport goed fout is gegaan, ondanks de goede begeleiding). De chauffeurs deden het nu meestal op zichzelf. Zonder aanmelding vooraf gingen ze op eigen houtje ergens in een straat staan, iedereen die mee wilde kon mee, instappen, wegwezen. Bleek steeds goed te gaan.”Op eigen houtje en zonder gewapende escorte rijden was juist gevaarlijk.” Juist niet!
” transporten georganiseerd voor Nederlandse ex-geinterneerden.” Niks geïnterneerden, gewoon burgers die in die straat woonden.
Dhr Somers zegt niets nieuws in zijn artikel over het Goebengtransport wat ik al niet bij dhr Itzig Heine, overlevende van dat Transport al en veel beter gedocumenteerd gelezen heb. Trouwens hij was op dat moment wel in gegijzeld in de Werfstraatgevangenis. Als zijn artikel het verslag van de Zwitserse vice-consul Keller, die in de eerste vrachtwagen van het transport zat, het situation report van de overlevende Brits-Indische officier of een verslag van Indonesische zijde over de besluitvorming om de transporten aan te vallen had vermeld , dan had dat nieuw licht op de gebeurtenissen kunnen werpen.
De betreffende Britse transporten waren bedoeld voor de evacuatie van POW en Internees (RAPWI) die de voorgaande weken in Soerabaja waren aangekomen. Brigadier Malaby, commandant van de 49th Brigade die op 25 oktober landde, werd echter geconfronteerd met inwoners van Soerabaja, niet-geinterneerden, die door Indonesische nationalisten levensgevaarlijk werden bedreigd. De Britten noemden in de wandelgangen dit soort mensen IFTU, inhabitants friendly to us, uiteindelijk werden ook IFTUS door de Britten geëvacueerd. Ik raad dhr Somers aan het standaardwerk van Richard McMillan
over de Britse bezetting van Indonesië te lezen (2006), daardoor kunnen veelvuldige slordigheden en onnauwkeurigheden vermeden worden
“uiteindelijk werden ook IFTUS door de Britten geëvacueerd. ” Dat had ik toch al eerder geschreven? En niet “uiteindelijk” Ze waren al op 25 oktober begonnen, woonwijk Ketabang, het dichtste bij het havengebied. Op welke manier haal je de voormalige binnenkampers uit al die bewoners? Auto’s vol laden, rijden! Mijn zus is niks gevraagd. Iedereen die zich aanmeldde kon mee. Daarna de woonwijk Goebeng, en het kamp Darmo (niet woonwijk, met mijn moeder en zus, daar zijn ze niet aan toegekomen, die zijn in de eerste weken van de slag om Soerabaja weggevoerd. Inclusief de daar wonende binnenkampers zoals mijn zus.). Vanaf de verhuizing van het Japanse vrouwenkamp (met mijn zus) waren hier armlastige gezinnen gehuisvest. De mensen uit het beruchte Goebengtransport waren ook niet geselecteerd op al dan niet binnenkamper.
“zegt niets nieuws” Klopt, het is een verhaaltje, samengesteld uit gegevens waaronder Itzig Heine. Leesbaar, geen wetenschap. Is daar iets mis mee in ons praethuus?
“die de voorgaande weken in Soerabaja waren aangekomen.” Niet weken, maar op 25 oktober 1945, het beschreven transport was van 25 oktober, al na drie dagen (over onnauwkeurigheden gesproken, maar voor u wel nieuw licht!).
” een verslag van Indonesische zijde over de besluitvorming om de transporten aan te vallen had vermeld” Laat me niet lachen. Er was besluitvorming over die transporten, die zouden worden uitgevoerd in overleg met de gemeentelijke autoriteiten. Zouden die autoriteiten in dat overleg hebben besloten die transporten aan te vallen? En daar heb je toch een handhavend orgaan van die overheid voor nodig? En dat overleg vond plaats met de autoriteiten die niet eens contact hadden, laat staan zeggenschap, over de strijdgroepen en ook niet over de PRI. Was gewoon kampongvolk, op eigen initiatief.
“Trouwens hij was op dat moment wel in gegijzeld in de Werfstraatgevangenis.” Maar niet mijn moeder en zus. En ik heb later met de Sikh’s van het Indian Field Ambulance gereden en rijles gehad. Plus de directe verhalen. Overigens, op dat moment was u nog niet geboren. U weet niets van Soerabaja af, u bent er zelfs nooit geweest. Ik heb tenminste de wrakken in Embong Sonokembang nog gezien.
Sorry, het beschreven transport was van 28 oktober. Drie dagen, geen enkele weken.
“Mijn verhaal is niet gebaseerd op rapporten of boeken. Wel op mijn werk als eerst ambulance bijrijder/gids/tolk, later als chauffeur” (na zijn terugkeer in Soerabaja in december 1945) zegt dhr Somers.
Dan zijn wel alle argumenten uit de hand geslagen.
Ik heb de namen van geëvacueerden van het 3de Goebeng-transport geverifieerd. Afgezien van Indo-Europese jongens, die het transport begeleiden zijn de genoemde personen van uit Japanese interneringskampen naar Soerabaja gekomen. De eersten arriveerden al eind Augustus 1945 . Anderen kwamen veel later maar Allen werden eerst na de landing van de Britse 49th Brigade op 25 Oktober geëvacueerd. Het is daarom moeilijk te bepalen op welke datum deze mensen vanuit de kampen vertrokken, daarom heb ik de woorden “de afgelopen weken” gebruikt.
Het 3de Goebengtransport bestond uit een 250-300 lange colonne van militaire vrachtwagens begeleidt door 3 jeeps vergezeld van door die oorlog geharde Britse soldaten. Als iemand beweert dat “de (gewapende) kampong bevolking op eigen initiatief” deze colonne aanviel, dan wil ik, maar zeker dhr Itzig Heine wel weten wat de Indonesische bronvermelding is.
Wat die Inhabitants Friendly To Us -IFTU- betreft het volgende:
Under the protocols of the Brtish-led Repatrtiation of Allied Prisoners of War and Internees -RAPWI-, teams were established to rescue, provide medical care, housing and arrange the evacuation of POW and Internees, but the BUITENKAMPERS were regarded as IFTUs -Inhabitants Friendly To Us – but outside the immediate MANDATE of Allied Forces (Allied Forces Netherlands East-Indies AFNEI) .
……Eventually a distinct order of priority was also established for IFTUs that once more reinforced the now FAMILIAR RACIAL categories. In a nine-point priority list for the evacuation of civilians on which INTERNED WOMERN AND CHILDREN were the FIRST category, buitenkampers formed the tail end consisting of in descending order: IFTU married women with children and orphans, ……….
Dat heet nu etnisch profileren. Vandaar dat ik schrijf dat ” UITEINDELIJK werden IFTUs, een soort lagere kaste voor Britse en Brits-Indische militairen, ook door de Britten in Soerabaja geëvacueerd.
“zijn de genoemde personen van uit Japanese interneringskampen naar Soerabaja gekomen.” Zou best eens kunnen, ook als iedereen die dat wilde, mee kon. In gesprekken na de oorlog in Nederland, merkte ik dat er in deze zaak globaal twee verschillende groepen mensen waren geweest.
Buitenkampers. Dezen woonden vaak nog in hun vooroorlogse woningen, met alles derop, deraan en derin. Hadden tijdens de bezetting weinig problemen gehad, behalve geldgebrek en misschien een keer vergeten te buigen. En de bersiap kwam in de wijken Darmo en Goebeng nauwelijks voor. Wat doe je dan als een Mahratta komt vertellen dat je met hem mee kan naar de haven om naar Singapore te gaan? Maar wel al had gehoord dat er bij die transporten doden waren gevallen. Waarom zou je?
Exgeïnterneerden. Dezen hadden het niet best gehad tijdens de bezetting. Een bundeltje kleren als enig bezit. In een toevallig vrijstaande woning, samen met anderen. Of in het Darmokamp op een kluitje. Weliswaar in Darmo en Goebeng praktisch geen bersiap, maar wel met wilde verhalen daarover. Dan stap je toch met je bundeltje in die vrachtauto? Singapore klinkt rustig, in afwachting van wat er verder gaat gebeuren.
Een beetje zwartwit, maar wel begrijpelijk. Toen bleek dat de Princess Beatrix het eerste schip was dat niet meer in Singapore terecht kon (zat vol) maar naar Batavia ging, was de animo voor evacuatie snel over.
“Vandaar dat ik schrijf dat ” UITEINDELIJK werden IFTUs, een soort lagere kaste voor Britse en Brits-Indische militairen, ook door de Britten in Soerabaja geëvacueerd.” Nou, dat maakt toch niets uit als iedereen de keus krijgt? Zelfs als dat via van die hooggeleerde woorden moet komen. Waar niemand ooit van heeft gehoord. Die auto in en wegwezen. Gezien mijn optrekken met de Sikh-chauffeurs van de ambulances viel het met die lagere kaste overigens wel mee. Nooit iets van gemerkt.
“BUITENKAMPERS” Ik meen te weten dat dat woord in die tijd niet bestond. Hoe komt dat dan ineens in een Engels rapport te staan?
@Soedibyo; ‘ trouble with history etc.’- It is the trouble with our Dutch historici; zij ….met het vingertje wijzen naar …..Of begrijpelijker; onze historici bestuderen uitsluitend de ‘witte bladzijden’ van onze geschiedenis! Ik noem ze (niet allemaal gelukkig) de witwassers van ons verleden! Die vooral nu, na 75 jaar alles uit de kast halen om vooral met het ‘verdonkeremaande’ verleden in het reine te komen. Historicus dr.L.de Jong( de 1e die openhartig was) werd in 1988 ( 32 jaar geleden!) aangaande het hoofdstuk; de gepleegde oorlogsmisdaden in Indië, verweten, dat hij eea teveel vergeleek met de nazi’s.( vandaar dat nu de vergelijking wordt gemaakt met Algerije ea.), Misdaden werden plots excessen
( = uitspatting) in de geschiedenis vastgelegd. Terwijl nu de nieuwe lichting historici, nieuwsgierig geworden door dit soort betitelingen; man en paard benoemen!
– wij in toen in Indië moesten/werden meer dan 100% Nederlands/Europeaan opgevoed/geïndoctrineerd! Om in die tempo doeloe/maatschappij een Europese plek te veroveren(!); na 1945; ‘als de Republiek wint…. zijn jullie alles(!); kwijt. Idem tegen de pro Nederlandse Inheemsen. Die ‘tempo doeloe’ is gelukkig voorbij. Met wat overblijft; die mooie eerlijke momenten oa.; het zwemmen in de kali, het baden onder de pantjoeren etc. etc. en….. wat we meegenomen(!) hebben uit onze geboorteland!
Raar he , Nederland is nu een van de welvarendste landen en Indonesia is een van de armste landen .
@JWHoegen; ‘raar hè etc.’ Bent u wel op de hoogte van economieën in de wereld? Geen kranten gelezen? Of heeft de quarantaine u aangetast?
Ja en hoe komt dat dan dat NL nu een van de welvarendste landen is? Waar was NL zonder Indonesië? Nergens.
Hoe komt u bij deze onzin, das Indonesien een van de armste landen ter wereld is. Eerst googlen voordat u iets beweert.
Op 10 November 1945 was de Bersiap voorbij omdat iemand een blauwe baan schilderde onder het rood-wit is toch een wereldvreemde opmerking, zulk soort oorzaak-en-gevolg opmerkingen blinken niet uit door kennis van zaken of scherp oordeelsvermogen.
Op de Begraafplaats Kembang Kuning in Soerabaja staan op tientallen kruizen, dat de begraven persoon tussen 10 en 30 november 1945 in Soerabaja is overleden, dus dat de Bersiap afgelopen was, viel best mee. Daarbij tel ik niet de meer dan 600 Chinezen , die in de Bersiap in Soerabaja sneuvelden.
De goedgelovigen van het Wanorde en Chaos-theorema, waaronder ook historici doen net alsof de Bersiap in Soerabaja of in andere plaatsen uit de lucht kwam vallen.
Maar na de Japanse capitulatie vonden er zo bvb wel in Batavia als Soerabaja schermutselingen plaats tussen Indo-Europeanen en geradicaliseerde pemoeda’s.
Nederlandse bronnen zeggen weinig over de toch historische gebeurtenissen in Soerabaja zoals eind augustus 1945 een bijeenkomst tussen de advocaat Ploegman, een paar ex-geïnterneerden met een paar Japanse burgerautoriteiten dat geen vervolg had, althans de Japanners hielpen niet mee het Nederlands gezag te herstellen.
31 Augustus wordt helemaal niet genoemd, de Japanners verbieden elke vorm van Nederlands vlagvertoon ven demonstratie van de verjaardag van de Koningin (65) terwijl Indonesiers zonder probleem hun Roodwitte vlag van elk willekeurig gebouw kunnen laten wapperen en grootscheeps politieke bijeenkomsten organiseren, dit alles onder het toeziend oog van de machteloze Japanse burgerlijke en militaire autoriteiten.
Volgens Nederlands perspectief vinden vanaf 31 Augustus tot aan 18 September in Soerabaja geen interessante dingen plaats behalve de dropping van een RAPWI-team. De Zwitserse vice-consul Keller, toch een neutrale waarnemer, zei in een gesprek met de Britse RAPWi-officier na het vlagincident op 19 september 1945, dat het hem niet zou verbazen dat de schermutselingen zou leiden tot slachtpartijen (zie rapport RAPWI bij het NIOD en Nationaal Archief).
” tussen 10 en 30 november 1945 in Soerabaja is overleden” Ja, bersiapachtige activiteiten zoals het plunderen van leegstaande woningen. Waarbij achtergebleven bewoners natuurlijk in de weg stonden. In de wijk Darmo hebben we, dacht ik, een vijftiental geborgen. Zij zijn. dacht ik, op de dag van bergen (na 10 november) gedateerd, verder was van hen niets bekend. Van mij was de postzegelverzameling over de vloer verspreid, en wat verspreid liggende schoenen. Verder was het huis leeggeroofd (mijn moeder en zus waren weggevoerd). In de wijk Goebeng zal het ook wel zo zijn geweest. Verder uiteraard slachtoffers van de slag om Soerabaja, maar dat was geen bersiap. De echte bersiap was na 10 november wel voorbij. Maar de slachtoffers van daarvoor waren nog niet geborgen en begraven, dat gebeurde pas na 10 november. En ook de vele gewonde, alsnog overleden slachtoffers van slachtingen vóór 10 november, begraven op overlijdens data.
Nog even de evacués: Zowel Itzig Heine, als Engelse rapporten spreken slechts over vrouwen en kinderen. Niks exgeïnterneerden. Ook geen exgeïnterneerde mannen. Ook geen exKenpeitaiklantjes. Op de Princess Beatrix waren behalve nog wat eerdere evacués (vrouwen en kinderen) de als kneusje beschouwde mannen, zoals ik. Met een voor de bemanning onbekende voorgeschiedenis.
Bij de uitdrukking van “Bersiapachtige activiteiten” kan ik me niks voorstellen. Maar ik heb gekeken naar mijn statistiek van Bersiapslachtoffers tussen 10 en 30 november 1945 in Soerabaja (e.o.) Op Kembang Kuning liggen een kleine 30-tal slachtoffers met naam en verschillende data van overlijden uit die periode . Ik kan mij niet voorstellen dat de OorlogsGravenStichting de data dat het lijk geborgen werd, aangeeft. Die datum heeft geen betekenis, ma ja ik was er niet bij.
In die lijst van slachtoffers valt 1 naam op n.l. die van Mevr.Elisabeth Cornelia de Fluiter-Jonker. Volgens Itzig Heine maakte zij deel uit van het derde Gubengtransport. Kennelijk werd zij door Indonesische nationalisten bij de aanval op 28 Oktober gevangen genomen en later uit Soerabaja weggevoerd. Op 18 november, dus 3 weken later werd zij tussen Soerabaja en Malang vermoor, althans de OGS geeft 18 november als sterfdatum aan. .
Uit het (zelfde?) rapport Goebeng Transport ((Itzig Heine):
“Mw. De Fluiter werd na de overval opgenomen in de CBZ en is later tijdens het vervoer door de
Indonesiërs naar Malang in de trein overleden. Onbekend is waar zij ligt begraven.”
Ik kan de interventie van Buitenzorg niet plaatsen. Het wordt tijd om een pauze in te lassen.
” Bersiap voorbij omdat iemand een blauwe baan schilderde onder het rood-wit is toch een wereldvreemde opmerking,” Heb ik ‘omdat’ geschreven? Ik dacht het niet. Wereldvreemd”? Ja! Het was een vreemde wereld. Maar dat kunt u niet begrijpen. De euforie van bevrijding. Onderweg naar de klaar staande auto’s wat eten toegestopt van bewoners die zelf nauwelijks meer te eten hadden. En dan die (voor u wereldvreemde) man die met blauwe verf in de weer was. Op zijn dooie gemak, na een dag van doodslag, terwijl wij in jubelstemming voorbij liepen. Maar ja, het zal wel niet in uw rapporten staan, en dus niet waar.
“een bijeenkomst tussen de advocaat Ploegman, een paar ex-geïnterneerden met een paar Japanse burgerautoriteiten dat geen vervolg had, althans de Japanners hielpen niet mee het Nederlands gezag te herstellen.” Die club had dan ook niets met “het Nederlands gezag te herstellen.” te maken. Het was het begin van het Komite Kontak Social. Bestaande uit Ploegman, Hisiki, Bastiaans, Kuypers, Parijs, De Ceunink van Capelle, Hoeksema, Mardjitno, Tjoa Sie Lian en Kawada. Zij bemoeiden zich met de sociale zaken van uit internering teruggekeerde Nederlanders (zoals mijn zus). Mijn moeder had er ook mee te maken. Een aantal van deze mensen kregen van huisartsen het advies ook melk(produkten) te gebruiken. Ze kwamen zelf melk halen bij min moeder, het Darmokamp, waar velen bij gebrek aan eigen huisvesting in waren ondergebracht, was dichtbij. De kosten stuurde mijn moeder naar dat KKS, die zouden dit dan doorsturen naar Sociale Zaken van de gemeente, die uiteindelijk de rekening voldeed aan de melkerij. Die Japanners waren burgerlijke gemeenteambtenaren van Sociale Zaken en Financiën. De Indonesiër, dacht ik, ook een gemeenteambtenaar (Huisvesting?).
Alhoewel dhr Somers en ik zich zich op dezelfde bron, Gubengverslag van dhr Itzig Heine, beroepen maar ieder een andere interpretatie aan geeft.:
citaat dhr Somers : Nog even de evacués: Zowel Itzig Heine, als Engelse rapporten spreken slechts over vrouwen en kinderen. Niks exgeïnterneerden. Ook geen exgeïnterneerde mannen.
Dhr Itzig Heine, overlevende van het derde Gubengtransport geeft in zijn verslag het volgende aan:
http://www.archiefvantranen.nl/dossier/documenten-gubeng-transport/
blz. 16 citaat “Voor de OPSTAPPERS heeft dit misschien in nog grotere mate gespeeld. Zij hadden zojuist een 3-jarige gevangenschap van de Japanners afgesloten en waren in vele gevallen nog onbekend of hun familie de oorlog had overleefd.”
Met OPSTAPPERS bedoelt Itzig Heine al degenen die op de vrachtwagens van het 3de Gubeng transport stapten m.u.v. van enkele (Indo-Europese) jongens werkend voor het Rode Kruis.
Uit het verhaal is af te leiden dat het over geïnterneerde vrouwen en kinderen gaat.
Mar er is iets vreemds aan de hand. Er waren niet alleen ex-geinterneerde vrouwen en kinderen onder de slachtoffers bij het 3de Goebeng transport. Als dhr Somers goed in de registers van Kembang Kuning had gekeken dan had hij kunnen lezen dat Pieter Rijke, een man van van 61 zich onder de slachtoffers bevond. Jammer is wel dat op de bijgesloten foto op zijn kruis van het verzamelgraf voor hem een andere geboortedatum is aangegeven.
“geeft in zijn verslag het volgende aan:” Als ik het over het rapport van heer Itzig Heine heb, dan spreek ik over het rapport van de heer Itzig Heine, en niet over een verhaal in Archief van tranen:
EEN RAPPORT OVER HET “GUBENG-TRANSPORT”, SURABAYA 28 OKTOBER 1945
INHOUD : BLADZIJDE
Dat hij hier schrijft over de opstappers valt toch gewoon binnen mijn verhaal? Waar hij verder (ook voor de andere transporten), alleen spreekt over vrouwen en kinderen sadja.
Net als de door hem aangehaalde bronnen. Het besproken transport is slechts een van de vele!
“Er waren niet alleen ex-geinterneerde vrouwen en kinderen onder de slachtoffers bij het 3de Goebeng transport.” Kan toch kloppen volgens mijn verhaal, dat iedereen mee kon, tot dat de auto vol was? Maar het kan toch ook een bewoner van Embong Sonokembang zijn geweest? Of toevallig uit een zijstraat? Daar woonden ook mensen! Op Kembang Koening liggen de slachtoffers van die moordpartij. Maar er staat niet bij of ze tot dat transpoort behoorden.
Ik heb de namen van de slachtoffers van het Gubengtransport uit het verslag van dhr Itzig Heine. Die heb ik vergeleken met de lijst van de oorlogsgravenstichting, dus ik weet wie op Kembang Kuning bij het 3de Gubengtransport gedood werd.
Het verslag van Itzig Heine is niet alleen op de web site van het Archief van tranen te raadplegen , maar is ook te vinden in de Koninklijke bibliotheek in Den Haag. Als men de bronnenlijst van dhr Itzig Heinze naleest, heeft hij gegevens gehaald uit het dossier Jack Boer in hetzelfde Archief van Tranen. Toch handig en is niks mis mee.
Er waren ook 3 Indo-Europese jongens, helpers van het Rode kruis , die met het 3de Gubengtransport opstapten.Van 2 heb ik de namen achterhaald Johny Langhout en Addie/Appie van Papendrecht. Alleen de laatste is op Kembang Kuning begraven. Johny werd op de vrachtwagen geraakt door een kogel en stortte er vanaf. Zijn lichaam is nooit teruggevonden.
Hij wordt door de O*GS als vermist beschouwd, er is geen lijk, maar ik mag gezien de omstandigheden met grote waarschijnlijkheid aannemen dat hij dood is. maar waarschijnlijkheid bestaat noch in geschiedschrijving noch bij de OGS. En daar beginnen toch een paar problemen. Ik weet van een gezin uit de Bersiap dat man en vrouw vermoord zijn en in Jakarta/Batavbegraven liggen. Hun twee kinderen ontbreken. Dan beweren sommigen dat die kinderen best de moordpartij hebben overleeft. Ja, dan begin ik toch wel met mijn hoofd te schudden en aan mijzelf te twijfelen. Alles kan en “in the end everybody is dead”.
wij waren ook eind augusrus weer ” thuis ” .
De 2 Nederlandse historici Thijs Brocades Zaalberg en Bart Luttikhuis stellen dat Limpach – nogal selectief en uiteraard in het voordeel van zijn eigen troepen – de ‘directe methoden’ van zijn eigen koloniale leger met de willekeurige Britse inzet van zware wapens tijdens de slag om Surabaya in november dat jaar en elders tijdens hun bezetting van delen van Java en Sumatra vergelijken.
Limpach hoeft dat niet willekeurig te doen want er is in de dekolonisatie een voorbeeld dat vergelijkbaar is/overeenkomt vertoont met de Britse inzet van zware wapens en wel de vergeten moordpartij van Palembang , waaraan Javapost in September 2017 aandacht schonk in een topic.
https://javapost.nl/2017/09/01/de-verzwegen-moordpartij-van-palembang/
Ik heb louter uit interesse vluchtig onderzoek gedaan naar deze slachting, waarbij de Nederlandse strijdkrachten hun welbekend een beruchte “shock and awe” strategie toepasten. Wat dat betreft is er sinds Van Heutsz niks veranderd. Limpach had rustig kunnen stellen dat het geweld niet alleen structureel maar ook systematisch was.
Interessant is welke eenheden van KL,KM en KNIL betrokken waren bij deze moordpartij. Limpach had mijn zijn database-achtige of EXCEL-benadering en op basis van de bestudering van 10000 casestudies best kunnen aangeven welk militair onderdeel zich het minst had gedragen, wetende dat 25% van de Nederlandse eenheden bij de excessen betrokken was, dat is toch wel representatieve steekproef. Natuurlijk was 75% niet betrokken, maar die wisten wel van de ontsporingen af, odf moet ik me naïef gaan gedragen.
Dat is natuurlijk geen leuke hitparade, want dan wordt aan opa gevraagd in welke gevechtseenheid hij was geplaatst in Nederlands-Indie en daarna kan hij het wel schudden.
Dat niet alleen, er wordt beweert dat de aanwezigheid van ex-WaffenSS-militairen (maakten in WO2 onderdeel uit van een criminele organisatie) in het Nederlands leger de geweldsgrenzen verlegden. Als ik dan weet bij welke eenheid zo’n ex-Waffen-SSer geplaatst was en weet bij welkeExcessen deze eenheid betrokken was, kan ik de bewering op zijn waarheidsgehalte verifiëren.
Maar er is ook een bewering dat KNIL-eenheden waarbij familieleden van Bersiapslachtoffers waren ingedeeld zich meer schuldig maakten aan Excessen dan bijvoorbeeld KL of KM-eenheden. Met de cijfers van Limpach zijn zulk soort beweringen toch te verifiëren. Maar ja of het collectief Nederlands geheugen op deze waarheden te wachten staat valt heel erg te betwijfelen. Wij zijn al 70 jaar vertrouwd met d econfirmation bias. Is niet zo erg maar je moet je er wel bewust van zijn.
Ik heb een vraag aan de deelnemers van deze discussies….
Zijn er deelnemers bij die de gebeurtenissen persoonlijk hebben meegemaakt?
H.A. Naberman is de naam die achterbleef….
Gelukkig maar!
Hoe zo Maud?
Omdat ik me niet kan vorstellen hoe het zonder jou zijn geweest.
moet zijn: zou zijn geweest. foutje komt omdat ik m aar met een hand op de pc kan schrijven. andere hand zit op het ogenblik in verband. komt wel weer goed.
Beterschap!
Beterschap!!!
” maar is ook te vinden “Dan ga je toch niet wachten totdat iemand anders het in zijn website heeft gestopt?
“Volgens Nederlands perspectief vinden vanaf 31 Augustus tot aan 18 September in Soerabaja geen interessante dingen plaats. Niet alleen “Volgens Nederlands perspectief” Rustig, de Japanners hadden het allemaal goed in de hand. Maar dat wist u toch al?
“Bij de uitdrukking van “Bersiapachtige activiteiten” kan ik me niks voorstellen.” Nou, en de plundering van leegstaande huizen, en het vermoorden en verminken van achtergebleven bewoners dan? Alleen het ophitsen en verbanden met hogerhand ontbreken. Doden zijn doden.
“kan mij niet voorstellen dat de OorlogsGravenStichting de data dat het lijk geborgen werd, aangeeft. Die datum heeft geen betekenis, maar ja ik was er niet bij.” Die datum was het enige gegeven, daar was ikzelf bij. Maar ja, u niet! En voor mij wel van betekenis. De dag van het bij elkaar schrapen van stoffelijke resten om er een beetje compleet lichaam van te maken. Afleveren op de snijzaal van het RK Ziekenhuis. En een briefje erop met datum en plaats van vinden. Maar daar was u niet bij.
” de namen van de slachtoffers van het Gubengtransport uit het verslag van dhr Itzig Heine.(…), dus ik weet wie op Kembang Kuning bij het 3de Gubengtransport gedood werd. Dat zijn slechts 30 namen!
” bijeenkomst tussen de advocaat Ploegman, een paar ex-geïnterneerden met een paar Japanse burgerautoriteiten” Snapt u al waar die lui mee bezig waren? Ik had dat al heel lang geleden geschreven.
“dan begin ik toch wel met mijn hoofd te schudden en aan mijzelf te twijfelen.” Eindelijk! “Het wordt tijd om een pauze in te lassen. Ja, en voor heel lang”! Kan ik al die moeilijke worden in mijn woordenboek nalopen.
“Dat zijn slechts 30 namen”????? Ikzelf heb 31 namen in mijn EXCEL-sheet.
Ik heb er wel eens gedacht om alle verslagen van de overledenen inclusief het boek van Inez Hollander “Verstilde stemmen, verzwegen levens, naast elkaar te leggen en aan te geven in een matrix wie bij wie in de vrachtauto zat. Ik veronderstel dat vrienden/bekenden bij elkaar in de vrachtwagens kropen, dus dat moet te doen zijn.
Dan wordt duidelijk hoeveel personen gemiddeld per vrachtwagen waren en wordt duidelijk uit hoeveel personen/ex-geinterneerden, inclusief 2 Zwitsers en 3 Nederlandse/indo-europese jongens van het Rode Kruis het transport bestond.
Vergelijk ik dat met het aantal overlevenden dan weet ik hoeveel doden/vermisten er te betreuren waren. Dat is toch een educated guess en beter dan die schattingen die nergens op gebaseerd zijn dan de eigen dikke duim.
Mijn plan is toch naar de Koninklijke Bibliotheek te gaan om niet alleen het boek van Inez Hollander door te bladeren , maar ook het boek van Meelhuijsen aangaande het Gubeng aandachtig te bestuderen. Dhr Somers is gewaarschuwd
moet dat nu werkelijk?
Ach ja. Ik zal er het zwijgen toe doen. Die doden heb ik hoog staan,
Volgens Pak Soedibjo is Kahar Musakar naar Zuid Celebes terug gekeert met zijn troepen om weerstand te binden aan de Hollandes. Dat niet waar is.Kahar Muzakar heeft wel meegesproken met blote bovenlijf op de Aloon-aloon in Yogya op 17 Augustus,en pas naar Zuid Celebs terug gekeert om dat hij niet accord ging met de RIS(Vereenigde Staten van Indonesia) en een Islamitische staat wilde oprichten met di Darul Islam als model.
Pak Wal Suparmo. U hebt gelijk Kahar was pas in 1950 naar Sulawesi gegaan in opdracht van de Markas Besar Angkatan Darat (Kol. Nasution, Chefstaf Landmacht) om de opname en demobilisatie van de Guerrilla Groepen in Sulawesi te regelen. Tijdens de bespreking tussen luitenent kolonel Kahar en kolonel Kawilarang, de Panglima TT VII/Wirabuana, eiste Kahar dat het geheel en block wordt opgenomen in de APRIS (Angkatan Perang Republik Indonesia Serikat) dat door kolonel Kawilarang werd geweigerd. Teleurgesteld ging hij met zijn troep de bossen in. Later sloot hij zich aan bij de Darula Islam Van Karto Suwirjo. Hij werd door eenheden van de Siliwangi bij een contact in Februari 1965 doodgeschoten. Ik dank u voor de correctie.
Ik dank jullie voor deze rapportages, die wij niet kennen. Maar wel horen bij de geschiedenis van Nederlands-Indië > Indonesië!
Heren Suparmo en Soedibyo hartelijk dank voor deze interessante informatie.
Zie Wikipedia….