Louis Rapmund, fotograaf op twee fronten

Tijdens zijn onderzoek naar neergestorte bommenwerpers op Nieuw-Guinea, stuitte Bas Kreuger op de geschiedenis van Louis Rapmund. Het korte leven van deze avontuurlijke marinefotograaf kende vele hoogtepunten, maar had helaas een tragisch einde.

Aan boord van MS Tawali, februari 1942

Door Bas Kreuger

Met welk gevoel zal Louis Rapmund op de avond van 3 maart 1942 Java aan de horizon hebben zien verdwijnen? Opluchting dat hij in de chaos van de evacuatie van Tjilatjap aan boord van het motorschip Tawali was gekomen? Vrees voor zijn gezin wat hij had moeten achterlaten in Bandung en de onzekere vooruitzichten die zij hadden onder heerschappij van de Japanse bezetter? Vragen over de bestemming van de Tawali en wat hem daar te wachten zou staan?

We weten het niet, zoals we weinig tot niets weten van de gedachtenwereld, emoties en verlangens van de 32 jarige dienstplichtige zeemiliciën-stoker die koud een maand opgeroepen voor de dienst zijn geboorteland moest ontvluchten. Was hij uit plichtsbesef meegegaan met de honderden andere mannen afkomstig van het Marine Etablissement in Soerabaja? Had hij niet liever willen achterblijven om terug te gaan naar zijn gezin?

Dat laatste waarschijnlijk niet omdat de gelegenheid daartoe volop aanwezig was geweest in Tjilatjap waar het gezag snel afbrokkelde nu de strijd om Indië verloren bleek. Het zat ook niet in zijn persoonlijkheid zoals ik van zijn schoonzus begreep. Louis was een avontuurlijke vent die volgens haar de uitdaging van het onbekende wel wilde opnemen. Als fervent amateur fotograaf was hij altijd op zoek naar mooie of spannende beelden en de voor hem liggende periode leek dat soort beelden volop te zullen opleveren.

Onderzoek naar Rapmund

Gedurende onderzoek wat ik doe naar een gecrashte Amerikaanse bommenwerper die in de zomer van 1944 op de Vogelkop was neergekomen en waarvan de bemanning moest worden gered uit de moerassen en jungle van Nieuw-Guinea, dook de naam Louis Bernardus Jan Rapmund in de stukken op. In het door hem opgestelde rapport over die reddingsactie meende ik tussen de regels door te kunnen lezen dat het een initiatiefrijk, doortastende man met een zeker gevoel voor humor was geweest. Zijn pragmatische aanpak intrigeerde mij genoeg om te zien wat Rapmund gedurende de oorlog meer gedaan had.

Dat resulteerde in een inmiddels bijna twee jaar lopend onderzoek naar een machinist, fotograaf en inlichtingenofficier die tegelijkertijd verbazingwekkend veel materiaal heeft achtergelaten en ook weer helemaal niets. Door zijn dood kort na de Japanse capitulatie in het begin van de Bersiap periode en het verdwijnen van zijn persoonlijke bezittingen vóór die bij zijn gezin afgeleverd konden worden, zijn er behalve wat officiële stukken geen persoonlijke documenten die hem een stem geven. Aan de andere kant zijn er wel een paar honderd foto’s van zijn hand die belangrijke onderdelen van zijn werk en leven tijdens de oorlog illustreren en die het wel mogelijk maken om ietwat door zijn ogen de oorlog te bekijken.

Eerste fotograaf

Louis Rapmund (1910-1945)

In 1910 in Soerabaja geboren, werkte Louis Rapmund na zijn schooltijd, tot 1940 als opzichter van het seinwezen bij de Nederlands-Indische Spoorwegmaatschappij. In 1936 had hij zijn dienstplicht doorlopen als machinist bij de Koninklijke Marine wat op 2 februari 1942 resulteerde in zijn oproep in werkelijke dienst in de Marinekazerne Goebeng. Als onderdeel van de marinecomponent in Soerabaja werd hij op 2 maart naar Tjilatjap geëvacueerd en is hij vandaar met de Tawali naar Ceylon ontkomen.

Hij had zijn Leica camera bij zich en maakte aan boord van de Tawali foto’s tijdens de overtocht naar Colombo. Ook aan boord van de oude kruiser Hr Ms Sumatra die van Ceylon naar Engeland voer en waar hij deel uit maakt van het “zwarte koor”, het machinekamerpersoneel, maakte Louis een serie opnamen die vaak bemanningsleden aan het werk laten zien. Hij had een voorkeur voor plaatjes van “gewoon” werk; aardappels schillen, de kok in de kombuis, dat soort beelden.

Na aankomst in Engeland in oktober 1942 zien we de dan 33 jarige Louis op diverse foto’s met zijn collega’s van de Sumatra passagieren in Londen.

Hoe hij als machinist erin geslaagd is bij de dan net opgerichte Marine Voorlichtingsdienst geplaatst te worden is niet helemaal duidelijk. Dat zijn fotografische kwaliteiten daarbij een rol gespeeld hebben lijkt wel waarschijnlijk.

Geallieerde piloten, 1943 (Rapmund)

Tot eind 1943 werkte hij als de eerste fotograaf van de Marine Voorlichtingsdienst (MARVO) in Engeland. Uit het enige overgebleven foto-album van zijn hand doemt een beeld op van een bijzonder leven in het Engeland van 1943 wat, gezien alle risico’s van een oorlog, beslist niet onplezierig geweest moet zijn. Als fotograaf stuurde de Marine hem naar uiteenlopende plaatsen, marine-onderdelen, activiteiten en evenementen toe. Van een staatsbegrafenis van een Javaanse minister tot de tewaterlating van een nieuwe torpedobootjager, van bezoeken aan 320 Squadron van de Militaire Luchtvaart Dienst tot de voetbalwedstrijd Nederland – België en van een all ranks feest tot een bezoek van Prins Bernhard aan de Nederlandse Nederlandse Motortorpedoboten in Dover, Louis is overal bij.

Mooi zijn ook de foto’s die hij op het Hoofdkwartier van de Marine in Londen maakt, van het dagelijks leven en werk in het kantoor van C&A wat door hen voor de duur van de oorlog aan de marine is verhuurd.

In actie op Nieuw-Guinea

De strijd in de Pacific begon zich in de loop van 1943 in het voordeel van de geallieerden te wijzigen. Na de Japanse nederlagen bij Guadalcanal en in de bergen voor Port Moresby in 1942 en begin 1943, vocht de legermacht van generaal Douglas McArthur langzaam langs de noord-oostkust van Papua Nieuw-Guinea omhoog richting Nederlands Nieuw-Guinea en de Filipijnen (waarvan McArthur had gezworen terug te zullen keren). Op foto’s in de woonkamer van Louis Rapmund in Londen is te zien dat hij de oorlog in de Pacific nauwgezet volgde op een kaart van Zuidoost Azië met een insert van Nieuw-Guinea.

Bij Rapmund thuis, Londen, 1943

De Nederlandse autoriteiten in Australië moesten zich daarom voorbereiden op geallieerde landing op Indisch grondgebied in Nieuw-Guinea en het weer opbouwen van het Nederlands gezag aldaar.

Gezien de zeer beperkte aantallen Nederlanders in Australië, in 1943 zo’n 1.500 man, en de noodzaak geschikte mensen voor een gemilitariseerde bestuursdienst te verkrijgen, richtte van Mook zich tot de Marine waar het grootste reservoir aan personeel te vinden was.

In eerste instantie verzette admiraal Furstner zich met hand en tand tegen het afstaan van marinepersoneel, maar tegen het argument dat het toch niet zo kon zijn dat bij Amerikaanse landingen er geen Nederlands eenheden aan land zouden gaan om het gezag te herstellen had hij feitelijk geen weerwoord. Na langdurige onderhandelingen werd besloten dat geen beroepspersoneel, doch slechts reserve- en dienstplichtig personeel zou worden afgestaan.

Daarop werden vanaf november 1943 lijsten opgesteld waarop geschikt (en liefst Indisch) marinepersoneel opgenomen werd. Louis kwam met de hoogste prioriteit op de lijst te staan vanwege zijn kennis en ervaring bij de Indische spoorwegen en het feit dat hij als docent had gewerkt.

Tegen die aanwijzing tekende zijn baas, luitenant ter zee eerste klasse Antoine Kroese, hoofd MARVO, bezwaar aan omdat Louis uitstekend functioneerde (zijn beoordelingen waren gloedvol) en hij de enige oorlogsfotograaf van de marine was. Het mocht niet baten en Louis werd dan ook afgestaan aan het departement van Koloniën en ging als sergeant-majoor over naar het KNIL. Wel schreef van Pelt, hoofd van de Rijks Voorlichtings Dienst, naar zijn collega Huib Quispel, hoofd van de NIGIS (Netherlands Indies Government Information Service) dat die Rapmund wellicht nog in een soort dubbelfunctie ook als fotograaf voor de NIGIS zou kunnen inzetten. Of dat ook daadwerkelijk gebeurd is, is niet bekend.

In februari 1944 ging Louis aan boord van het stoomschip Nestor en voer in konvooi naar Australië waar hij op 24 mei in Melbourne aankwam. Van de korte periode daarna weten we weer weinig. Er moet wel een flink tempo in zijn reizen, opleiding in Camp Columbia in Brisbane (als er al een opleiding is geweest) en inzet hebben gezeten want in juni werd hij toegevoegd als NEFIS (Netherlands Forces Intelligence Service) inlichtingenofficier aan het NICA detachement dat sinds april 1944 in Hollandia was gestationeerd.

Bewoners van een dorp op Nieuw-Guinea, 1944

Zijn werk daar was om met hulp van de lokale bevolking te achterhalen waar Japanners zaten en of die risico’s voor de geallieerde troepen konden betekenen. In deel 1 van de film “de Bevrijding van Nederlands Indië” zien we Louis in gesprek met een drietal Papoea’s die op een kaart aanwijzen waar Japanners zitten.  Op de noordkust van Nieuw-Guinea opereerden op dat moment de Alamo Scouts, een soort Amerikaanse commando’s die achter Japanse linies acties uitvoerden en inlichtingen verzamelden. Het opleidingscentrum van de Alamo Scouts was in Hollandia gevestigd en door de aard van hun werk werkten ze veelvuldig samen met de NICA detachementen.

Op 5 juli ging Louis met een paar korporaals met het Hobbs[i] team naar het eiland Japen waar ze een schipper van een klein vrachtscheepje die voor de Japanners werkte zouden oppakken. Dat lukt zonder problemen.

Deze actie bracht Rapmund in het vizier van de Amerikanen die, blijkbaar onder de indruk van zijn doortastende optreden, vaker een beroep op hem gingen doen.

Als in een Hollywood-film

Dat deden ze al snel, op 27 juli 1944 toen een B-25 bommenwerper een noodlanding moest maken midden in de moerassen en jungle van de Vogelkop in Nederlands Nieuw-Guinea. De bemanning van vier had de crashlanding overleefd maar kon niet door een vliegboot worden weggehaald. Naast ze maar aan hun lot (een zekere dood) over te laten, zat er maar één ding op: een reddingsmissie de bush in sturen om ze daar weg te halen. De SONICA (senior officer NICA) in Hollandia, kolonel Raden Abdulkadir, kreeg het verzoek Louis Rapmund een paar dagen af te staan aan de Amerikaanse Air Sea Rescue op Biak voor de reddingsmissie.

Geallieerd bombardement op Japans vliegveld,Nieuw-Guinea

Dit werd waarschijnlijk de meest spectaculaire actie die Louis tijdens de oorlog zou uitvoeren: een drie weken durende missie waarin hij met een team van Australiërs, Amerikaanse infanteristen, KNIL soldaten van NICA en Papoea roeiers de Kais rivier op ging om 1st Lieutenant Ira Mason Barnett en zijn bemanning uit het moeras te halen. Het verslag van deze missie, opgesteld door Louis, leest als het script van een Hollywood film, met hinderlagen tegen Japanse troepen, het oppakken van verraders, bombarderen van dorpjes waarin Japanners werden vermoed, Japanse krijgsgevangen die proberen een Amerikaanse vliegboot te bestormen en het nuttigen van een afsluitende rijsttafel onder het zingen van het Wilhelmus. Geen wonder dat deze missie een belangrijk element was in het verkrijgen van een Bronzen Leeuw als decoratie voor Louis aan het einde van de Nieuw-Guinea campagne.

Louis Rapmund (geheel rechts) met de crew van de B-25H (midden, voor de palmboom) zojuist door hem en zijn team gered. Waarschijnlijk kampong Baroe, 18 augustus 1944

Nauwelijks bekomen van deze opdracht, trok Louis er begin september 1944 wederom met de Alamo Scouts op uit in een dubbelmissie in de Geelvinckbaai. Op het eilandje Roemberpon waren honderden romushas, voormalige heiho´s en Brits-Indische krijgsgevangen gerapporteerd, door de Japanners aan hun lot overgelaten. Met een Alamo Scout team en ondersteund door motortorpedoboten wist Louis deze mensen af te voeren naar Biak en van de hongerdood te redden. Tijdens de actie kreeg het team inlichtingen dat in het dorpje Oransbari op het vasteland een interneringskamp was gesitueerd waar een Nederlandse familie van 14 gevangen werd gehouden. Het Scout team Rouansville ging er samen met Louis en drie NICA vertalers begin oktober naar toe, overviel de Japanse bewakers en wist alle gevangen ongedeerd te bevrijden.

Rapmund op Biak

Deze maanden in Nieuw-Guinea hadden Louis blijkbaar malaria bezorgd wat hem noodzaakte in Australië bij te komen. Daar werd hij in Camp Columbia ingezet om rapporten over de Indische spoorwegen te schrijven. Bij zijn acties in Nieuw-Guinea schreef Louis verslagen en is daardoor te volgen in wat hij doet. Vanaf zijn terugkeer naar het ‘normale’ werk is dat niet langer het geval en verliezen we zicht op wat hij doet. Uit verslagen van de diverse NICA detachementen is wel duidelijk waar hij is ingezet. Zo maakt hij deel uit van de NICA detachementen op Morotai (januari 1945), Tarakan (nr XI  – vanaf mei 1945) en XIII op Balikpapan (Nr XII – juli tot oktober 1945).

Zijn rol van inlichtingenofficier zie je bij die detachementen langzaam veranderen van inlichtingen inwinnen over Japanse strijdkrachten en Indonesische hulptroepen daarvan naar republikeinse en opstandige elementen tegen het Nederlands gezag.

Gevangen in Tjiandjoer

Na de capitulatie van Japan in augustus 1945 ontstond bij Louis de behoefte naar zijn gezin in Bandoeng terug te keren met wie hij al drie-en-een-half jaar geen contact meer had gehad.

Half oktober 1945 kreeg hij verlof en wist blijkbaar een plaats te regelen aan boord van een vlucht naar Java vanuit Balikpapan. Zijn vriend Nicolaas Jouwe (de latere Papoea leider) zou hem volgens de overlevering gezegd hebben niet te gaan omdat het veel te gevaarlijk zou zijn. Zijn antwoord zou geweest zijn dat hij daar vandaan kwam en het dus wel zou redden.

Op het vliegveld Tjililitan verzamelden zich een tiental mensen die ook naar Bandoeng wilden en ze namen een vrachtauto en personenauto als vervoer om door de bergen naar Bandoeng te rijden.

Het verloop van deze rit is wat mistig omdat er wel drie verschillende versies van bestaan. Duidelijk is dat de mannen (een divers gezelschap van NICA officieren als Max Horstink en Louis Rapmund, RAPWI officieren als Blanson Henkeman, een arts en anderen) in de buurt van Tjiandjoer aangehouden zijn door een Republikeinse strijdgroep nadat ze eerder al door twee barricades gebroken waren. De mannen werden opgebracht naar de gevangenis in Tjiandjoer, een plaatsje op zo’n 60 kilometer van Bandoeng. De bedoeling schijnt geweest te zijn de gevangenen te gebruiken voor een ruil met de Nederlandse autoriteiten tegen Republikeinse gevangenen.

De laatste uren van de 11 gevangenen zijn onduidelijk. Een aantal van hen (waaronder Louis Rapmund) zou al ontsnappend doodgeschoten zijn, de anderen een dag later in de vrachtauto op weg naar een Republikeins kamp vermoord, maar er zijn ook versies waarin de mannen allen uitgeleverd zijn aan een woedende volksmenigte, gedood en in stukken gesneden. Wat het verhaal ook zij, het resultaat was dat de 10 man en hun chauffeur in Tjiandjoer gedood zijn en daar achtergelaten.

Louis´ gezin bleef tevergeefs op hem wachten (hij had blijkbaar door kunnen geven dat hij onderweg was). Pas een jaar later werden de lichamen gevonden en geïdentificeerd door de ODO (Opsporingsdienst Overledenen) waarna ze een laatste rustplaats kregen op het Pandu ereveld in Bandoeng.

Begrafenis Rapmund en anderen RAPWI moorden Tjiandjoer oktober 1945 op ereveld Pandu, 1946

Zijn vrouw, Claudine Elze Kleering van Beerenbergh, besloot met haar vier kinderen in 1950 Indonesië te verlaten. Bij aankomst in Amsterdam werden van de vier kisten met persoonlijke bezittingen van Louis die ze nagezonden hadden gekregen uit Balikpapan, drie stuks gestolen. Er restte nog vier van zijn foto-albums met foto’s die hij gedurende de oorlog had genomen. Nu is daar nog slechts een album van over, de rest is op mysterieuze wijze verdwenen.

De foto’s die we nog hebben vertellen het verhaal van een ondernemend mens en getalenteerd fotograaf die aan twee fronten actief is geweest.

 

[i] De Alamo Scout teams werden naar hun commanderend officier vernoemd.

 

Dit bericht werd geplaatst in 9. Java Post. Bookmark de permalink .

24 reacties op Louis Rapmund, fotograaf op twee fronten

  1. j.w.hoegen. zegt:

    Steeds weer blijkt dat we ontstellend weinig weten over WOII in Indie.

    • Jan A. Somers zegt:

      Lezen!!!! Beginnen met Lou de Jong voor het overzicht. Verder de gebundelde IC-stukken van het NIOD. Nortier: Acties in de archipel. Schoorel: Mensen onder druk. Nadet Somers: Verzet in Indië, het levensverhaal van Bep Stenger. T. Spaans-van der Bijl: Tot betere tijden? John Toland: Zonder waarschuwing viel de vijand aan. Nadet Somers//Frans Schreuder: Gestrand in Indië. enz. Zomaar een handvol petit histoire uit mijn boekenkast. Ik hoop dat u gepensioneerd bent, erg veel werk in het verschiet!

  2. J.Michiel Alma zegt:

    Cf. Hoegen : fijn dat ook dit verhaal weer aan de vergetelheid is ontrukt , zo zullen er vast nog vele zijn , dank aan kreuger ,

    groet , Michiel Alma

  3. kakipanah46 zegt:

    N.O.Indië-Indosesia: Voor ons die daar geboren zijn: “A Never Ending Story”

  4. H.A. Naberman zegt:

    Prachtig verhaal!!! Nooit eerder van gehoord.

  5. Arthur Olive zegt:

    Misschien is hier een foto van Louis Rapmond in het midden tussen de Alamo Scouts.
    https:www.army.mil/e2/c/images/2013/01/25/279604/original.jpg

    De Amerikaanse historian Lance Zedric geeft hier een relaas over de raid op Oransbari waarbij Rapmond was betrokken. Zijn naam komt hier ook voor.
    http://www.alamoscouts.com/features/war_stories/raid_oransbari/main.htm

  6. Fred Pelder zegt:

    Fantastisch verhaal! Ik ben blij dat ik een onderdeel van onze zoektocht aldaar mocht zijn.

  7. ivo zegt:

    Hier een 10min film clip van de bijzondere redding uit de Jungle . . . . .

    Grt van Ivo Pabbruwe.

    Als in een Hollywood-film

    Dat deden ze al snel, op 27 juli 1944 toen een B-25 bommenwerper een noodlanding moest maken midden in de moerassen en jungle van de Vogelkop in Nederlands Nieuw-Guinea. De bemanning van vier had de crashlanding overleefd maar kon niet door een vliegboot worden weggehaald. Naast ze maar aan hun lot (een zekere dood) over te laten, zat er maar één ding op: een reddingsmissie de bush in sturen om ze daar weg te halen. De SONICA (senior officer NICA) in Hollandia, kolonel Raden Abdulkadir, kreeg het verzoek Louis Rapmund een paar dagen af te staan aan de Amerikaanse Air Sea Rescue op Biak voor de reddingsmissie.

  8. Barbara zegt:

    Bijzonder. Vraag me af of Louis Rapmund afstamt van de broer van mijn opa W. Rapmund geboren in Soerabaja.

    • Bas Kreuger zegt:

      Hij is zelf ook in Soerabaja geboren, dus dat zou best kunnen. Als je me een mail stuurt (kreuger62@gmail.com) kan ik je naar andere familieleden verwijzen.

      • Barbara zegt:

        Mijn neef was ook fotograaf bij de marine. Woont in Amerika. Hij las het verslag van Louis Rapmund. Zijn oma is Corrie Suzanne Rapmund. ik zal vragen of hij u een email schrijft.

    • Bas Kreuger zegt:

      De dochter van Louis woont in Las Vegas.Stuur me even een mail (kreuger62@gmail.com) en ik breng je met haar in contact.

  9. Peter van den Broek zegt:

    Opwindend verhaal over Louis Rapmund .
    Opmerkelijk is dat hij als NICA-officier met oorlogservaring half oktober 1945 verlof krijgt, terwijl de ltnt-GG Van Mook en admiraal Helfrich, Bevelhebber Strijdkrachten Oost -BSO- alle moeite doen om Nederlandse militairen bij elkaar te schrapen, zelf uitgehongerde ex-krijgsgevangenen worden in uniform gehesen om de Indonesische vrijheidstrijd de kop in te drukken.
    Ltnt Rapmund weet mee te liften met een vliegtuig dat Nederlandse militairen van Balikpapan naar Tjililitan (vliegveld bij Batavia) transporteert. In Batavia is het heel onrustig, er zijn gevechten tussen merendeels Indo-Europeanen en pemoeda’s. Ambonese militairen o.l.v. KNIL-officieren zoals ltnt Zijlstra stoken het vuur op en treden zeer gewelddadig tegen Indonesiers op. SEAC noemt deze weinig gedisciplineerde troepen “trigger happy”.

    Een tiental “militairen”, een divers gezelschap van NICA officieren als Max Horstink en Louis Rapmund, RAPWI officieren als Blanson Henkeman, een arts en anderen besluiten naar Bandoeng te gaan.. Een beetje vreemd, omdat de RAPWI al sinds 17 september 1945 een grote groep Britse en Nederlandse militairen in Bandoeng heeft.
    De Indonesiers zagen NICA als symbool van de terugkeer van het Nederlandse koloniale gezag en deden alle moeite om NICA te dwarsbomen. Vandaar dat het Gouvernement RAPWI als dekmantel begon te gebruiken voor activiteiten van NICA en andere Nederlandse instellingen zoals de Nederlands-Indisch Rode Kruis. Dat niet alleen de reis van deze groep gaat door een gebied waar de Bersiap in alle hevigheid woedt.

    Het verhaal is wat duister.
    1)Onduidelijk is welke Nederlandse officier het bevel geeft aan de groep militairen/officieren (8) om naar Bandoeng te gaan en welke opdracht krijgen zij mee?

    2) Bij deze groep van louter officieren zijn ook twee burgers aansloten: a) Konrad August van Loon, 19 jaar jong en HBSer wordt als chauffeur aangeduid en b) Hans Robert van Gils, een 16-jarige scholier die als monteur meegaat.

    3 ) In bovenstaand verhaal wordt gesproken over 11 militairen maar ook Indonesisch bronnen spreken over 10 personen, die gevangen worden genomen:
    Blanson Henkemans Leendert Jacob 2lntnt wnr ML KNIL
    Burg van der Linso Willem L.W. kpt off Geneeskundige Dienst
    Capellen van der Constant Adriaan 2ltnt
    Gils van Hans Robert H.R. monteur,scholier
    Horstink (Herstiak) Max kpt Inf.
    Leyh Jacques 1ltnt, inspecteur van politie
    Loon van Konrad August chauffeur, scholier HBS
    Molen van der Simon kpt
    Nix Albert Louis A.L. 1lntnt
    Rapmund Louis Bernard Jan 1ltnt

  10. Peter van den Broek zegt:

    Maar er is nog meer:

    4) Schijnbaar waarschuwde Louis Rapmund zijn familie in Bandoeng, wat niet zo vreemd is, het telefoonverkeer functioneerde en was onder Indonesische controlle.

    Maar er is ook een telegram van 13/10/1945 afkomstig uit Jakarta (!!!!!) aan de republikeinse resident van Bogor over de voorgenomen reis van bovengenoemde RAPWI-groep. Kennelijk waren de nationalisten op de hoogte van de reis

    5) Op 15/10/1945 wordt bovenstaande groep aangehouden bij Patjet, voor mij een naam bekend/berucht in de Bersiap.

    • Bas Kreuger zegt:

      Peter, kan je mij contacten via bas@kreugerinkultuur.nl? Ik zou graag verder met je willen spreken over dit verhaal.

    • Jan A. Somers zegt:

      ” Kennelijk waren de nationalisten op de hoogte van de reis” Dergelijke lekkages hebben in Soerabaja veel slachtoffers opgeleverd. Van onze ambulante klinische zorg maakten wij van te voren niets bekend. Gewoon rijden, God zegene de greep, heet dat. Zie Javapost, Onder de vlag van het Rode Kruis, Geplaatst op 2 mei 2012

  11. buitenzorg zegt:

    Nóg een versie van het einde van Rapmund:

    ‘Na de capitulatie van Japan was Rapmund een der eersten die te Batavia aankwam. Daar hoorde hij dat zijn vrouw in een concentratiekamp in de buurt van Bandoeng zat. Daar wilde hij naar toe. In die tijd was Java in oproer. De republiek Indonesia was uitgeroepen en het was uiterst gevaarlijk om als Nederlander de tocht van Batavia naar Bandoeng te maken. Er was echter een of andere vorm van overeenkomst of afspraak met de republikeinen gemaakt dat Nederlanders zich ongewapend konden verplaatsen zonder lastig gevallen te worden. Rapmund kon echter geen afstand doen van zijn wapens en hoe het mogelijk was weet niemand, maar hij is in een jeep van Batavia via Buitenzorg richting Bandoeng gereden op zoek naar zijn vrouw. Voorbij de Puntjak pas is hij in een hinderlaag gekomen en omdat hij zwaar bewapend was is hij daar vermoord door de Peloppers, met de hem vergezellende mensen. En dat was het einde van deze dappere man. Zijn vrouw waarnaar hij zo verlangde heeft hij niet meer gezien.’

    Aldus een later verslag van Lourens Smit. Over Smit, zie: https://javapost.nl/2017/01/25/de-vergeten-acties-van-papoeas-op-biak/

  12. Bas Kreuger zegt:

    Recent hoorde ik van de zoon van Jan Duinker, LTZ2 en betaalmeester bij diverse NICA detachementen, dat deze in Balikpapan Louis Rapmund een nieuw pistool had gegeven, een Luger, omdat hij zijn eigen wapen bij een “lone wolf missie” in Balikpapan had moeten weggooien om niet in de problemen te komen.
    In de verslagen van die laatste tocht van Tjililitan naar Bandoeng valt inderdaad te lezen dat de groep behoorlijk zwaar bewapend was.
    Zoon Pieter is de brieven van zijn vader opnieuw aan het doorlezen om te zien wat Jan over Louis schrijft.
    De mannen waren samen in maart ’42 op de Tawali uit Tjilatjap ontkomen, waren samen vanuit de UK in februari ’44 naar Australië gevaren aan boord van de Nestor en dienden samen bij verschillende NICA detachementen (Morotai, Tarakan en Balikpapan).

  13. Cynthia Fritzen zegt:

    Thanks again to Lance and Bas; Louis Rapmund was my Grandfather and I would have never known the history of this brave man without all their research….feel very blessed to have all the information and the books.

    • Bas Kreuger zegt:

      Some new facts on this dramatic journey to Bandoeng have emerged. Horstink had traveled from bandoeng to Batavia by car the day before (15 October) and was stopped at Tjiandjoer by a BKR militia. Horstink was a member of the LOC (Leger Organisatie Centrale) with the task of assisting prisoners of war to join the Dutch military again. He was let through the post at Tjiandjoer by the BKR with a promise not to come back.
      A day later, he not only went back to Bandoeng by Tjiandjoer, but also took nine other men with him. And both he and Simon van der Molen (a ML-KNIL officer) were offered seats on a Ki54 Soren (Japanese) transport plane flown by Herman Arens for RAPWI, but refused those seats, Van der Molen saying “I’ll never fly with Japs!!”. This info is from a letter by Herman Arens, who was a good friend of Simon van der Molen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s