De vergeten acties van Papoea’s op Biak

Door Peter Schumacher    

Zonder de hulp van honderden Papoea’s op Nieuw Guinea had in de Tweede Wereldoorlog de opmars van de Amerikaanse legers van de Filippijnen naar Japan nog veel grotere vertraging opgelopen. Ook zouden er veel meer Amerikanen zijn gesneuveld. Honderden uit de plaatselijke bevolking gerekruteerde Papoea’s hebben vanwege de enorme kennis van land en cultuur  voor de oprukkende Amerikaanse legers en luchtmacht waardevol speurwerk verricht en Japanners gedood. Daarvoor hebben zij achteraf nooit voldoende waardering gekregen vanuit Den Haag en vanuit Washington. Ook dr. Loe de Jong maakt er in het betreffende deel 12 van zijn serie over Nederland en de Tweede Wereldoorlog weinig woorden aan vuil.

Papoea-vrijwilligers op Biak

Papoea-vrijwilligers op Biak

Dit was de mening van de inmiddels overleden Lourens Arie Smits, die in 1944-’45 bestuursambtenaar was op het net op de Japanners veroverde Nieuw-Guinese eiland Biak. Hij had in Australië met tientallen andere Nederlanders een opleiding gevolgd om als zogeheten Nica-officier het burgerlijk bestuur in bevrijde gebieden op zich te nemen. Nica is de Engelse afkorting van Netherlands Indies Civil Administration.

Eerste Amerikaanse landing

In november 1942 landden de Amerikanen bij Buna in het noord-oosten van het eiland Nieuw Guinea. Het plaatsje bestond uit niet meer dan wat hutten en klappertuinen, grenzend aan dik bebost regenwoud en een ondragelijk ongezond klimaat. De invasietroepen konden zich slechts ten koste van het verlies van duizenden doden – deels door tropische ziekten – in Buna handhaven en er uiteindelijk een redelijk verdedigbaar bruggenhoofd vestigen. Inmiddels hadden Australische troepen met behulp van Amerikaanse amfibievoertuigen de stad Finchhaven op de Japanners veroverd.

De volgende sprong naar het noordwesten zou, als ze in een zelfde tempo wilden oprukken, de Hansaabaai zijn. De oppercommandant van alle Amerikaanse  troepen in het gebied, generaal Douglas MacArthur, had haast en maande tot een hoger aanvalstempo. De keuze viel nu op het 1.500 km westelijker gelegen Hollandia, de hoofdstad van Nederlands Nieuw-Guinea, nu Jayapura geheten.

Lourens Arie Smits

Lourens Arie Smits

In 1990, enkele jaren voor zijn dood, sprak ik met Smits. Hij vertelde mij: “Om het Japanse garnizoen zo veel mogelijk te verrassen werd door middel van onderling radioverkeer de vijand de indruk gegeven dat de Amerikanen een invasie  van de Hansaabaai voorbereidden.  Toen op 22 april 1944 Hollandia werd aangevallen, bleken de Japanners inderdaad totaal misleid en volledig verrast. De Japanse bezettingsmacht van naar schatting 3.000 man vluchtte het binnenland in. Na de bezetting moesten er volgens MacArthurs aanvalsplan plan drie weken later daar drie vliegvelden zijn aangelegd om de verdere opmars te ondersteunen. Dat lukte. In Hollandia werd in sneltreinvaart een enorme basis aangelegd, compleet met een wegennet, hospitalen en voorraadloodsen. Het werd een van de grootste bases van de oorlog in dit gebied.”

Het volgende doel was het eiland Biak in de Geelvinkbaai. D-day was hier bepaald op 27 mei 1944. Andermaal moesten zo snel mogelijk na een succesvolle invasie in hoog tempo vliegvelden worden veroverd, aangelegd en uitgebreid. Vanuit Biak kwamen de Filippijnen binnen het bereik van de Amerikaanse bommenwerpers. De invasie verliep aanvankelijk zonder enige tegenstand, maar de Japanners hadden in Hollandia hun lesje geleerd. Ze lieten de Amerikanen komen en toen zij zich redelijk veilig waanden, openden de Japanners  van alle kanten het vuur.

Het eiland Biak

Het eiland Biak

Amerikanen beschoten vanuit grotten

Smits herinnerde zich precies hoe dat ging: “Biak heeft, juist op de plaats waar de Amerikanen landden, een groot aantal grotten. Die zitten deels in de heuvels, deels onder de grond. Ze zijn door gangen met elkaar verbonden. Vanuit deze grotten werden de Amerikanen voortdurend onder vuur genomen. Zonder dat de GI’s veel effectiefs terug konden doen.”

Overste Abdoel Kadir Widjojoadmodjo als commandant van de Nica op Nieuw-Guinea

Overste Abdoel Kadir Widjojoadmodjo als
commandant van de Nica op Nieuw-Guinea

Op hetzelfde moment dat de Amerikanen in Biak arriveerden kwam er ook een groep Nederlandse NICA-ambtenaren op het eiland aan. Onder hen bevond zich de toen 33-jarige Lou Smits en hun leider (Conica), in de rang van lt. kolonel, Abdoel Kadir Widjojoadmodjo. Smits herinnerde zich dat Abdoel Kadir een groot natuurlijk gezag had, waardoor hij bij de Nederlanders, de Papoea’s en bij de Amerikanen met groot respect werd bejegend.

De NICA-mensen hadden tijdens hun spoedcursus bestuursambtenaar in Australië ook Maleis geleerd, waardoor zij met de Papoea’s konden praten. De Biakkers koesterden een diepe haat jegens Japanners, omdat die tijdens hun bezetting keihard waren opgetreden. Duizenden van hen werden door de Japanners vermoord. De Amerikaanse opmars dreigde vast te lopen, omdat de Japanners vanuit heuvelgaten bleven schieten. Dat kostte de plaatselijke Amerikaanse commandant zijn kop. Hij werd vervangen. “Toen riepen de Amerikanen de hulp in van de Nica en dus ook van onze Papoea’s, die het terrein op Biak als hun broekzak kenden. Eén van onze Biakse gidsen wist precies waar op de top was van de heuvels waaruit de Amerikanen steeds werden beschoten. De opening werd, vertelde hij, aan het zicht ontrokken door de kruin van een boom die vanuit de grot groeide. Van hieruit moesten de Japanners dieper de grot in worden gejaagd. Die Biakse gids wist ook dat niet ver van die opening het Japanse hoofdkwartier was gelegen. In een gezamenlijke actie slopen Amerikaanse commando’s gegidst door onze Papoea’s voorzichtig de heuvel op en wierpen toen een grote hoeveelheid explosieven en benzine door de opening naar binnen. Deze methode beek hier, maar ook elders zeer effectief te zijn.  Na een vertraging van drie maanden kon generaal MacArthur, dank zij onze mensen, eindelijk doorgaan met zijn geplande opmars naar de Filippijnen en uiteindelijk Japan.”

De Japanners in de grotten dreigden te verhongeren. ’s Nachts stroopten ze de tuinen van de Biakkers af voor voedsel. Dit leidde weer tot een fanatieke klopjachten op de toch al gehate Japanners. “Wij  van  de NICA”, aldus Smit, “leidden Papoease vrijwilligers op, ook om hen in staat te stellen zo veel mogelijk nog rondzwervende Japanners te doden of te vangen. Die jacht werd  gestimuleerd door een nogal luguber bonussysteem: voor ieder ingeleverd rechter oor van een Japanner werd een zilveren rijksdaalder uitgeloofd. In totaal zijn er 1.700 rechter oren ingeleverd. Naar schatting zijn 5.000 Japanners door Papoea’s omgebracht. Nog enkele duizenden zouden door honger zijn omgekomen of pleegden zelfmoord. Slechts ruim 300 Japanners gaven zich over.”

De jacht op de Japanse vice-admiraal Senda

De Amerikanen toonden wel begrip voor de drastische acties van de plaatselijke bevolking, maar ze wilden een hoge officier, bij voorkeur de plaatselijke commandant, vice-admiraal Senda Sadatoshi, levend in handen krijgen. Die zou hen dan geheime posities van Japanse troepen en gecamoufleerde vliegvelden in noordwest Nieuw-Guinea en op de route naar de Filippijnen kunnen leveren.  Smit: “Wij als NICA kregen de opdracht om met onze Papoea-gidsen die man op te sporen en op te brengen. Het signalement luidde: kort van gestalte  en een zwarte baard. Bij gevangenneming werd door de Amerikanen een militaire onderscheiding in het vooruitzicht gesteld. Op een gegeven moment was Senda gelokaliseerd. Eén van de Papoea-gidsen wist ongemerkt Senda’s tent binnen te sluipen. De generaal was er niet, maar de gids wist wel een tas vol met belangrijke militaire documenten uit de tent mee te nemen. Daar waren de Amerikanen zeer verheugd over. De jacht op Senda ging door. Enige weken later kwam een Papoea bij toeval in het oerwoud Senda tegen. De man kon zijn haat niet onderdrukken en sloeg Senda met een hakmes dood. Geen onderscheiding.”

Bij Mapia ging het mis

Volgens Smits liep een missie ook wel eens verkeerd af. “Zoals gezegd waren de Papoea’s op zoek naar verborgen Japanse posities in de jungle goud waard. Meestal waren zij de Japanners te slim af, maar deze keer helaas niet. In augustus 1944 vervoerde een motortorpedoboot drie Papoea’s vanuit het eiland Biak 200 kilometer naar het noorden op weg naar de Mapia Eilanden. Hun opdracht was om uit te vinden waar precies de Japanners een waarnemingspost of radarstation hadden. Dit station volgde de bewegingen van de Amerikaanse vloot op weg naar de Filippijnen en uiteindelijk naar Japan. Die Japanse waarnemingspost was zo goed gecamoufleerd dat hij niet gebombardeerd kon worden. De Papoea’s moesten die post heel precies lokaliseren. De opzet was dat de Papoease spionnen enkele mijlen uit de kust zouden overstappen op prauwen om vervolgens nagenoeg ongemerkt te landen en dan op zoek te gaan naar die Japanse afluisterpost. Ze zijn nooit teruggekeerd. Later is gebleken dat hun schip  door de Japanners is ontdekt en de bemanning is gearresteerd en gedood. Het is de enige van de tientallen sabotage- en spionagemissies die Papoea-vrijwilligers in het belang van de Amerikaanse opmars hebben uitgevoerd die mislukt is. De Amerikanen hadden toen geen andere keus dan om op Mapia te landen en met achterlating van enkele gesneuvelden de radarpost te veroveren en te vernietigen.”

NICA Ziekenhuis op Biak

NICA Ziekenhuis op Biak

Geen erkenning rol Papoea’s

Tot grote teleurstelling van Smits noemt oud-generaal en Pacific-strijder  Robert L. Eigelberger in zijn boek Jungle Road to Tokyo niet éénmaal de  belangrijke bijdragen in de strijd van de Papoea-vrijwilligers, noch de Nica-officieren. Toch herinnert Smits zich dat de Amerikanen buitengewoon waren ingenomen met het onder zijn leiding verrichte spionagewerk en de missies van de Biakse Papoea’s. Dat ging zelf zo ver dat Smitty, zoals de plaatselijke Amerikaanse commandant hem noemde,  het vererende verzoek kreeg  om ook op de Filippijnen het spionagewerk te leiden. Smits bedankte voor de eer, met het argument dat er op Biak nog heel veel werk te doen was.

Bij de gevechten met de Japanners in en rond Biak sneuvelden volgens officiële cijfers 474 Amerikanen en raakten 2.428 van hen gewond. Smits is er van overtuigd dat dit er veel meer waren geweest zonder de loyale en soms fanatieke inzet van zo veel plaatselijke gidsen.

Met hun tactiek hadden de Japanners in Biak de Amerikanen dus zeker drie maanden opgehouden. Datzelfde deden zij in Peleliu, Iwo Jima en Okinawa. Dat kostte de Amerikanen iedere keer weer honderden, soms duizenden gesneuvelden. Een aanval op Japan en de strijd daar zouden nog veel meer slachtoffers onder de Amerikaanse troepen veroorzaken. Die aanname heeft mede bepaald dat Japan met twee atoombommen op de knieën is gedwongen.

Via ruzie op Sumatra na bijna zes jaar terug naar Nederland

Nadat Japan zich in augustus 1945 had overgegeven wilde Smits na vijf jaren wel weer eens naar huis, naar vrouw en kind. Dat kon niet. Hij moest nu als NICA-officier aan de slag op in Padang op Sumatra. Het militaire bewind daar was tijdelijk in Britse handen. Hij ergerde zich blauw aan het optreden van de Britten en zinde er op om de plaatselijke commandant een hak te zetten. Dat lekte uit en Smits ‘vluchtte’ naar Batavia, waar hij zo snel mogelijk op een boot naar Nederland werd gezet. Daarbij kreeg hij de hulp van zijn oude chef Abdoel Kadir, die als Conica deel uitmaakte van de staf van lt. goeverneur-generaal H.J. van Mook.

De oud-politieman maakte in Nederland snel carriëre en werd korpschef in Huizen/Naarden, waar hij zich ook vaderlijk ontfermd over de Ambonezen die daar in 1951 in een kamp waren ondergebracht.

Van Nederlandse zijde hield de waardering voor de acties van de Papoea’s ook niet over. Uit een onderzoekje van Smits bleek dat er zelfs nog geen begin was gemaakt om de weduwen van gevallen Papoea-strijders financieel te compenseren. Dat vond hij schandelijk en daar moest wat aangedaan worden.

Na zijn pensionering als politiecommandant, begin jaren ‘80, besluit hij terug te gaan naar Nieuw Guinea om te zien hoe zijn voormalige Papoea-strijders het maken. Dat lukt hem niet meteen, maar met behulp van een aantal oude Indonesische connecties krijgt hij het voor elkaar om in 1985 Biak te bezoeken. “De eerste avond daar”, vertelt Smits, “liep ik het strand op. Een plek waar ik zo veel had meegemaakt. Ik had niet de illusie dat er nog mensen zouden zijn die mij na zo veel jaren nog zouden herinneren, of herkennen, maar het tegendeel bleek waar. De eerste Papoea’s die ik daar tegen kwam herkende ‘bapa’ Smits onmiddellijk. Het bericht  dat ik terug was gekomen verspreidde zich razend snel over het eiland. Het was ontzettend ontroerend. Velen huilden en voelden aan me. Ze konden het haast niet geloven. Ons hotel werd belegerd. Door die enorme drukte gingen we naar een week toch maar weer terug naar Jayapura.”

Inmiddels werd Smits’ angstige vermoeden dat de moedige Papoea-strijders nooit enige compensatie uit Nederland hadden ontvangen, bevestigd. Hij beloofde hen daar in Nederlands alles aan te zullen doen. In Den Haag bleek dat deze mensen onder geen enkele bestaande uitkerings- dan wel pensioenregeling vielen. Alleen zij die waren overgegaan naar het KNIL en daar minstens drie-en-een-half jaar hadden gediend, konden een minimaal pensioentje krijgen. Na het schrijven en verzenden van tientallen verzoekschriften lukte het hem dit slechts voor een klein aantal Papoease oud-strijders voor elkaar te krijgen. Smits heeft ook nog op eigen initiatief geld bijeen gebracht om op Biak ‘uit dank van het Nederlandse volk’ een ziekenhuisje te laten bouwen.

x
x

Lourens Arie Smits werd in 1911 geboren. Hij ging bij de politie, trouwde en kreeg een dochtertje. Smits werd in 1940 opgeroepen voor de dienstplicht. Hij werd matroos bij de Koninklijke Marine in Den Helder. Zijn schip wist nog net voor dat Nederland voor de Duitsers werd bezet naar Engeland te ontkomen. Daar nam zijn schip regelmatig deel aan zeer gevaarlijk patrouilles voor de Britse kust. Volgens Smits was het een klein wonder dat zij nooit door een Duitse U-boot zijn aangevallen en getorpedeerd. Hij voelde er niets voor in Engeland te blijven hangen en gaf zich op voor een positie waar hij zich nuttig kon maken. De Nederlandse regering in Londen besloot hem naar Curaçao te sturen. Daar werd hij gedemobiliseerd en aangesteld als rechercheur. Het politieapparaat in Willemstad bleek er zo vreselijk corrupt te zijn dat hij ontslag nam en om een nieuwe bestemming vroeg. Dat werd Australië. Smits moest zelf maar uitzoeken hoe hij er kwam. Per boot, trein en veel wachten in San Francisco kwam hij na 3 maanden (het was inmiddels 1943) via Nieuw Zeeland in Australië aan. Daar kreeg hij een spoedopleiding voor koloniaal bestuurder en werd zo NICA-ambtenaar met de rang van officier.

Dit bericht werd geplaatst in 9. Java Post. Bookmark de permalink .

10 reacties op De vergeten acties van Papoea’s op Biak

  1. Bert Deelman zegt:

    Hallo, Het boek “”Wij vochten in het bos”” geeft een uitstekend beeld over deze periode en de gang van zaken. De schrijver is dhr. M. Ch. Kokkelink, M.W.O. Wij hebben inderdaad de Papua’s en meerder bevolkingsgroepen in de Oost in de steek gelaten. Overigens een mooie site en erg informatief , Bedankt.

  2. Ferry Laan zegt:

    Wat geweldig om dit te lezen, maar ook diepe schaamte t/o die dappere Papoea’s . Maar Nederland is goed in het vergeten van de mensen die hun hebben geholpen. Ik zat zelf in 1960/1961 daar als marinier, ook toen zeer veel hulp gehad van Papoea’s om infiltranten te pakken.ik weet bijna zeker dat die mensen nooit beloond zijn.👹👹👹

  3. Frank Bikker zegt:

    Inderdaad, schande over Nederland en de VS ! Dit is weer de zoveelste zwarte bladzijde uit de geschiedenis van ons land die weer toegevoegd kan worden uit die periode.

  4. Bas Kreuger zegt:

    In juli 1944 ging de NICA luitenant Louis Rapmund met een dertigtal Amerikanen, Australiers, KNIL militairen en ondersteund door een groot aantal Papoea’s de Kais rivier op om diep in de binnenlanden van de Vogelkop de bemanning van een Amerikaanse B-25 van het 418e NFS te redden die na een aanval op Japanse schuiten in Mac Cluer Gulf een noodlanding hadden moeten maken. Met behulp van de Papoea’s wist Rapmund een 50-tal Japanners buiten gevecht te stellen en uiteindelijk, na drie weken werk, de hele bemanning van de B-25 uit een sago moeras te halen en terug te brengen naar de monding van de Kais.
    Voor deze actie en de daarop volgende bevrijding van zo’n 1.000 mensen uit kampen op Roemberpon en Oransbari werd Rapmund onderscheiden met de Bronzen Leeuw.
    Hij kwam dramatisch aan zijn einde toen hij in oktober 1945 naar zijn gezin in Bandoeng wilde gaan en vanaf Tjililitan over de weg naar Bandoeng is gegaan in plaats van door de lucht. Bij Tjiandjoer is de groep van 11 man aangehouden en zijn ze allen uiteindelijk vermoord.

  5. Ron Geenen zegt:

    Verbaasd me niets over de Nl houding. Het standaard is alleen maar halen, maar geven: dan zijn ze niet thuis!

  6. Jan A, Somers zegt:

    Nederland had daar in 1944 niets te maken, de actie viel onder SWPA onder MacArthur. En in oktober had Nederland op Java in 1945 nog steeds niets te maken, het gebied tussen Batavia en Bandoeng viel toen onder SEAC onder Mountbatten. In oktober 1945 volop Bersiap! Zou hij toch niet op zichzelf per vliegtuig naar Bandoeng kunnen zijn gaan. En als hij van te voren even had geïnformeerd (hoefde niet eens, iedereen wist het), had hij kunnen weten dat over de weg van Batavia naar Bandoeng gelijk stond aan zelfmoord. Daar reden alleen Engelse konvooien. En als bersiapslachtoffer bestaat hij niet voor Nederland, en ook niet voor de Indische gemeenschap in Nederland. Zij zijn bij het Indisch Monument in Den Haag ook nog nooit herdacht. Zonder protest uit de Indische gemeenschap!
    Heeft Nederland niets gedaan?: “werd Rapmund onderscheiden met de Bronzen Leeuw.”

  7. Bas Kreuger zegt:

    Een paar dagen voor de 16e oktober 1945 is uit de groep die de 16e en 17e is vermoord (Nix, Ley, Horstink, Blanson Henkemans, Van der Molen, Van der Capellen, Van der Burg, Van Gils, Van Loon en Rapmund) Henk Blanson Henkemans vanuit Tjililitan naar Bandoen gevlogen met een Japans toestel (Aren Airlines), waarschijnlijk met een Tachikawa Ki-54 tweemotorige trainer.
    Hij zou daar een vrouwenkamp hebben geïnspecteerd voor de RAPWI. Waarom die mannen een dag of wat later over de weg zijn gegaan in een truck en personenauto is een raadsel.
    Tegen zijn Papoea vriend Silas Papare schijnt Rapmund gezegd te hebben “ik heb twee jaar tegen de Jappen gevochten, die paar opstandige jongens kan ik wel aan”.

    • Jan A. Somers zegt:

      “een vrouwenkamp hebben geïnspecteerd voor de RAPWI” Dat is een ander, en logischer verhaal dan: “naar zijn gezin in Bandoeng wilde gaan ” Zelf ben ik rond 20 december uit Batavia naar Soerabaja gevlogen, maar dat was in opdracht van het Rode Kruis. Er moesten Bersiaplijken worden geborgen. En daarna ingezet om het Leger des Heilsziekenhuis en het Katholieke ziekenhuis weer in bedrijf te helpen brengen. Voor dat laatste werd later ook een groep Steurtjes ingevlogen.
      Bandoeng werd vanuit Batavia over de weg bevoorraad. Zwaar beschermde Engelse konvooien vrachtwagens. Die weg is bijzonder geschikt om aanslagen uit te voeren.

  8. Bas Kreuger zegt:

    Louis Rapmund (NICA) was vanuit Balikpapan naar Tjililitan gevlogen en wilde (over de weg dus) naar zijn gezin in Bandoeng. Henk Blanson Henkemans was eerder voor de RAPWI met het vliegtuig naar Bandoeng gegaan. Beide mannen gingen, met negen anderen, de 16e over de weg naar Bandoeng. Waarom zij niet in of met een Engels konvooi mee zijn gereden is onbekend. Er zijn wel verschillende rapporten over de aanhouding en vervolgens de moord op deze 11 man.

  9. Irma van Iterson - Badart zegt:

    BEDANKT VOOR JULLIE INZET EN BEDANKT DAT JULLIE MET GEVAAR VOOR EIGEN LEVEN TOCH HET RISICO HEBBEN GENOMEN OM MENSEN TE HELPEN! 🙏💖❤️💖💗

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s