Ons beeld van de pemoeda

In 2007 promoveerde Mary van Delden met een dissertatie over de republikeinse kampen. Deze studie laat zien dat we wellicht op een andere manier naar het gijzelaarsaspect moeten kijken en dat bij de interneringen en evacuaties sprake was van enige ‘orde in de chaos’. Daarnaast bestaan andere misvattingen over de Bersiapperiode. Zo kunnen bijvoorbeeld vragen worden gesteld bij ons beeld van de pemoeda, de Indonesische vrijheidsstrijders.

Veel Indonesische jongeren kregen hun militaire training in de Japanse periode, 1942-1945

Door Mary van Delden

Het beeld van de pemoeda in de Nederlandse literatuur is uiterst negatief: alle pemoeda waren gewelddadig, ongeorganiseerd en ongedisciplineerd. Natuurlijk toont de Bersiapperiode aan dat tal van pemoeda misbruik maakten van de ‘Merdeka’ (vrijheid) om hun gewelddadige gang te gaan. Aan de andere kant echter waren er dankzij Japanse opleidingen wel degelijk gedisciplineerde en georganiseerde pemoeda

Volgens een Japanse bron kregen ca. 2 miljoen Indonesische jongeren in de  leeftijd van twaalf tot tweeëntwintig jaar (semi)- militaire opleidingen in het vrijwilligersleger (PETA), op politie- en zeevaartscholen, in (middelbare school) studentenkorpsen en in jeugdorganisaties als de Seinendan, Hizboellah en het Voorvechterskorps. De harde, intensieve  opleidingen waren op Japanse militaire leest geschoeid met aandacht voor discipline, nationalisme en zelfvertrouwen. Jongeren met leiderschapskwaliteiten volgden kaderopleidingen voor (onder)officier, stuurman en brigadier in trainingscentra. Daarna werden ze teruggestuurd naar hun regio om onder Japanse leiding lokale pemoeda te trainen en de organisatie uit te breiden. Op deze manier vormden zich netwerken over heel Java; reden waarom de revolutie overal tegelijk kon oplaaien. Alleen al van de PETA lagen 61 getrainde bataljons verspreid over Java, 5 op Madura en 3 op Bali. Totaal ca. 37.000 man.

Als gevolg van deze opleidingen was het mogelijk dat de jeugd in staat bleek zich na de capitulatie vrijwel meteen over heel Java te organiseren. Na een oproep van Soekarno op 23 augustus 1945 werd op basis van de PETA de BKR (Volksveiligheid Organisatie) opgericht die vervolgens al op 5 oktober overging in het Indonesische leger. De op 18 november! geopende Militaire Academie in Tangerang (MAT) moest voorzien in nieuwe kaders. Stuurlui en matrozen legden binnen twee maanden in verschillende kustplaatsen de basis voor de Indonesische marine en de inheemse politie die al onder de Japanners functioneerde, organiseerde een republikeinse  politiekorps. De Hizboellah en het Voortrekkerskorps vormden hun eigen militaire eenheden en op verschillende vliegvelden werd zelfs een embryonale luchtmacht opgezet. Daarnaast vormden zich honderden meer of minder getrainde en georganiseerde   strijdgroepen op basis van etniciteit, partij of geloof.

Vanaf medio september 1945 werd duidelijk dat een uitbarsting van geweld en anarchie onvermijdelijk was. Ook Soekarno besefte al snel dat de revolutie uit de hand liep. Op 9 oktober 1945 schreef hij een brief aan de Britse bevelhebber op Java, luitenant-generaal Christison, waarin hij o.a. stelde dat de (Indo)-Europese burgers aan alle kanten omringd waren door miljoenen Indonesiërs. Hij vroeg zich af wie hun veiligheid kon garanderen wanneer massahysterie in de plaats kwam van de ideologie van de vrijheid. Er waren al voldoende bewijzen van een Indonesisch-Nederlandse strijd met de ongewenste trekken van een rassenoorlog.

Oktober 1945

Frappant is dat twee dagen later, tussen 11  en 19 oktober 1945 onverwacht de internering begon van (Indo)-Europese oudere mannen en weerbare jongens in het binnenland van Java. Zij werden door lokale pemoeda (of politie) van huis opgehaald of kregen het bevel zich ergens te verzamelen. Opvallend is dat in onrustige residenties vrouwen en kinderen tegelijk met de mannen werden geïnterneerd. Dat was het geval in heel West-Java en in residenties als Pekalongan, Madioen en Soerabaja. Vanwege felle Brits-Indonesische gevechten in de corridor Semarang/Magelang en in Soerabaja werden eind oktober en in november en december ook de overige vrouwen en kinderen geïnterneerd. Lokale politie en pemoeda bewaakten de geïnterneerden in zogenoemde Republikeinse kampen. Meestal kwamen de geïnterneerden veilig in hun kampen aan. Bij de gevangenissen in Buitenzorg, Koeningan, Brebes en Poerworedjo en vooral in Soerabaja echter liepen de interneringen uit de hand en vonden moorden plaats als gevolg van lokale gewelddadigheden. Totaal hebben pemoeda en politie ca. 46.000 (Indo)-Europeanen in veiligheid gebracht en bewaakt, waardoor veel bersiapslachtoffers zijn voorkomen.

Niet veel later kwamen pemoeda opnieuw in actie toen de Britten in december 1945 de Indonesische regering verzochten de ex-Japanse gevangenen in de Republikeinse kampen (plus de (Indo)-Europese geïnterneerden) naar de Britse bruggenhoofden te transporteren. De Indonesische regering ging akkoord en de organisatie van de evacuaties kwam in handen van een speciaal opgericht Indonesisch legeronderdeel; de POPDA (organisatie voor transport van Japanners en APWI [ex-Japanse gevangenen]). Met grote aandacht voor de veiligheid van de evacués heeft de POPDA allen die wilden evacueren naar Batavia en Semarang vervoerd.

Gewelddadig, ongeorganiseerd en ongedisciplineerd? Een onbekend aantal  zeker, maar daartegenover staan vele pemoeda die in twee logistiek gecompliceerde  acties ca. 46.000 (Indo)-Europeanen het leven hebben gered, bewaakt en veilig geëvacueerd naar de Britse bruggenhoofden.

x
x
Dit artikel verscheen eerder, onder de titel ´De andere kant van de Bersiap´, in Pelita Nieuws, jaargang 23, nr.3, december 2016.

Dit bericht werd geplaatst in 9. Java Post. Bookmark de permalink .

71 reacties op Ons beeld van de pemoeda

  1. Wal Suparmo zegt:

    De marchende pemoedas zijn de SEINENDAN. Dat zijn jongelui van 12-20 jaar.NIETS MEE TEMAKEN MET DE PETA EN HEIHO.Eigenlijk is het de gewone SEMIE millitie. Wat eigenlijk alleen maar militaire desipliene en marchering is en GEEN VUURWAPENS.Dan heb je nog de KEIBODAN dat is DORPSBEWAKING(KAMPONG).En SEINENKORENZO.( zonder VUUR of STEEKWAPENS. Alleen maar houten stokken( DJOE) of later de BAMBOE ROENTJING.. De ECHTE millitaire training is de PETA met KNIL UNIFORMS en WAPENS en de HEIHO( hulp Jap soldaten) in Japanse uniform en wapens inc, ZWARE WAPENS..Het waarscheilijke is dat de MILLITAIRE INLICHTING DIENT van DE GEALLIEERDEN dit niet t gerapporteerd haden en dachten dat de Gealieerde Troepen in Ned.Indie zullen verwelkomt worden als BEVRIJDERS zo als die in Europa. Het is toch gebleken NIET WAAR ZE TIJN, want de Jap heeft het hele Indonesische volk in 3 jaar heel goed zich tegen de Geallieerden tekeren Of dat hun INTELLGENCE SERICCE toc maar WAARDELOOS is. Wat weer gebleken is met het steunen van SUTAN HAMID en WESTERLING inplaats van Sukarno en ook met de PRRI/PERMESTA geval. Met het stuuren van wapens en vervoermiddelen.

  2. Jan A. Somers zegt:

    Mw. Van Delden is inderdaad een beetje kort door de bocht.
    Van uitermate groot belang voor de constellatie na de oorlog was de formatie van een Indonesische krijgsmacht onder Japanse leiding; naast de militaire opleiding die naderhand van belang zou zijn voor de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd, betekende het samenbrengen van jongeren immers ook het aankweken van een gezamenlijke identiteit, van vaderlandsliefde, vooral ook omdat de manschappen werden ingezet bij activiteiten van openbaar nut. Het Indonesische leger heeft na de oorlog deze dwifungsi (sociaal-politieke en militaire dubbelrol) behouden.
    Vanaf mei 1943 werden in vele regio’s en in grote bedrijven jeugdkorpsen opgericht, de Seinendan of Barisan Pemoeda Daerah. Ondanks de militaire tucht, die net als in het Japanse leger uiterst hard was, waren dit geen legerafdelingen, maar korpsen met een opvoedende taak in het kader van het verwezenlijken van de gemeenschappelijke welvaart in Groot-Oost-Azië waarbij de jongelui tevens de Japanse manier van denken werd bijgebracht. Wel werd van hen verwacht dat zij naderhand zouden toetreden tot militaire organisaties. De opleiding van de jeugdleiders was zwaar, circa 50 uur per week werd besteed aan (Japans) taalonderwijs, volkskunst, omgangsvormen, sport, wachtlopen, luchtbeschermings- en brandweerdiensten. Ouderen werden georganiseerd in de hulppolitie, Keibodan of Keibotai, om zelfstandig, of onder leiding van de politie, orde en rust in de regio te handhaven. Seinendan, Keibodan en Keibotai waren niet uitgerust met vuurwapens. Daarnaast begonnen de Japanners Indonesische jongens te werven voor een militaire opleiding, de heiho-groepen, welke werden ingedeeld bij het Japanse leger. Aanvankelijk was de animo hiervoor groot, maar al snel bleken de heiho’s te worden beschouwd als tweederangs soldaten, niet veel meer dan koelies, waardoor het enthousiasme snel af nam. In Indonesische kringen wenste men te komen tot een eigen krijgsmacht; de Japanse autoriteiten waren hiermee aanvankelijk niet erg ingenomen maar het verloop van de oorlog noodzaakte hen de garnizoenen op Java te versterken. Aan door de Japanse overheid geïnspireerde Indonesische verzoeken tot oprichting van een leger ter verdediging van het vaderland werd voldaan met de oprichting op 3 oktober 1943 van de PETA, Barisan Pembela Tanah Air, een Javaans leger met eigen officieren, maar onder Japans opperbevel.
    Naast de genoemde (semi)militaire organisaties ontstonden uit onvrede met de Japanse leiding in 1944 tal van groeperingen die een nationalistische koers voorstonden, zoals de Barisan Pelopor (voortrekkersleger), Barisan Mati (zelfmoordleger) en tal van vrouwenkorpsen. Geïnspireerd door de Masjoemi (Adviserende Raad voor Indonesische Moslims) werd op 15 december 1944 de Hisboellah, het Leger van Allah opgericht. Het lukte het Japanse bestuur niet meer, zoals in 1942 met de Barisan Pemoeda Asia Raya en de Tiga A, het Indonesisch nationalisme te weren uit de jeugdorganisaties; de jeugdgroepen zagen Soekarno steeds meer als hun nieuwe politieke leider en de Japanse strijdkrachten stonden er niet goed voor zodat zij geen onrust konden gebruiken. In deze periode werd de kiem gelegd voor het door de (Indo)Europese bevolking zo beangstigend ondervonden optreden van de pemoeda’s en pelopor’s in de bersiap-periode na de oorlog.
    Na het mislukken van de Tiga A werd op 8 maart 1943 de Poetera opgericht, Poesat Tenaga Rakjat, Centrum van Volkskracht. Ook in zijn rede ter gelegenheid van de oprichting van de Poetera verwees Soekarno naar samenwerking met het Japanse bestuur, zijn welsprekendheid boeide alle aanwezigen. Alhoewel alle toespraken werden gecensureerd meende het Japanse bestuur toch dat de Poetera niet geschikt bleek voor het doordrenken van de massa met Japanse denkbeelden. Op 8 maart 1944, een jaar na de oprichting van de Poetera, werd deze organisatie dan ook vervangen door de (Djawa) Hokokai met Soekarno aan het hoofd. Specifiek voor vrouwen werd de Fujinkai, Vrouwenbond opgericht. In juli 1945 bedachten Soekarno, Hatta, Wiranata Koesoema en Wachid Hasjim een bundeling van alle hiervoor genoemde organisaties in een nieuwe volksbeweging, de ‘Nieuw-levenbeweging’.

    • Wal Suparmo zegt:

      Vergeten te vermelden dat in Sumatra de Jap een zoort PETA hebben opgericht met de naam van KYOGUN.

    • Mary van Delden zegt:

      Meneer Somers, gezien uw opmerking: ’Mw Van Delden is inderdaad een beetje kort door de bocht’, ben ik bang dat de strekking van mijn artikel u is ontgaan. Het onderwerp van mijn artikel is niet de mobilisatie van de Indonesische jeugd/bevolking door de Japanners (zoals u uitgebreid hebt beschreven). Het artikel is bedoeld aan te tonen dat de welhaast onuitroeibare opvatting in historiografie, media en documentaires – namelijk dat alle pemoeda gewelddadig waren – niet terecht is.

      Ik heb het artikel geschreven voor Pelita Nieuws en had ca. 750 woorden tot mijn beschikking.
      Dus beschrijf ik kort hoe de Japanners de Indonesische jeugd in verschillende organisaties disciplineerden en (semi)-militaire vaardigheden aanleerden.
      Het gevolg van die opleidingen is dat de revolutie overal tegelijk op Java kon oplaaien en juist vanwege die opleidingen in meer of mindere mate georganiseerd was.

      Dan loopt de revolutie uit de hand en gewelddadige pemoeda gaan over tot anarchie, chaos en moorden. Tegelijkertijd echter blijkt dat in het binnenland van Java (Indo)-Europeanen door lokale pemoeda en (inheemse) politie worden bijeengebracht in bewaakt in Republikeinse kampen. Vanaf eind januari evacueren andere pemoeda (een special onderdeel van het jonge Indonesische leger) de geïnterneerden met de grootst mogelijke veiligheidsmaatregelen, naar de Britse bruggenhoofden Batavia of Bandoeng.

      Dan kom ik tot mijn conclusie en schrijf dat tegenover gewelddadige pemoeda vele andere (gedisciplineerde en georganiseerde) pemoeda staan die Nederlanders het leven hebben gered in twee logistiek gecompliceerde acties. Dit in de hoop dat dit gegeven eindelijk wordt erkend en niet langer genegeerd.

      Groet, Mary C. van Delden

  3. Ron Geenen zegt:

    Frappant is dat twee dagen later, tussen 11 en 19 oktober 1945 onverwacht de internering begon van (Indo)-Europese oudere mannen en weerbare jongens in het binnenland van Java. Zij werden door lokale pemoeda (of politie) van huis opgehaald of kregen het bevel zich ergens te verzamelen. Opvallend is dat in onrustige residenties vrouwen en kinderen tegelijk met de mannen werden geïnterneerd. Dat was het geval in heel West-Java en in residenties als Pekalongan, Madioen en Soerabaja. Vanwege felle Brits-Indonesische gevechten in de corridor Semarang/Magelang en in Soerabaja werden eind oktober en in november en december ook de overige vrouwen en kinderen geïnterneerd. Lokale politie en pemoeda bewaakten de geïnterneerden in zogenoemde Republikeinse kampen. Meestal kwamen de geïnterneerden veilig in hun kampen aan. Bij de gevangenissen in Buitenzorg, Koeningan, Brebes en Poerworedjo en vooral in Soerabaja echter liepen de interneringen uit de hand en vonden moorden plaats als gevolg van lokale gewelddadigheden. Totaal hebben pemoeda en politie ca. 46.000 (Indo)-Europeanen in veiligheid gebracht en bewaakt, waardoor veel bersiapslachtoffers zijn voorkomen.

    Mevrouw Van Delden: Wat gebeurde er in de buitengewesten?

    • Mary C. van Delden zegt:

      Geachte heer Geenen,

      Mijn onderzoeksgebied was Java, het brandpunt van de Indonesische revolutie. De Buitengewesten heb ik buiten beschouwing gelaten. Het was mijn doel om de Republikeinse kampen in kaart te brengen. Van Java was bekend dat zich daar tientallen van deze kampen bevonden. terwijl – ondanks decennialang onderzoek in verschillende nationale en internationale archieven – tot op heden geen historicus is gestuit op Republikeinse kampen in de Buitengewesten.
      Ik heb bij Pelita gewerkt en was lid van de Raadskamer WUBO, maar de dossiers die langskwamen betroffen alleen kampen op Java. Dus de Buitengewesten waren voor mij niet interessant.

      Vriendelijke groet, Mary C. van Delden

      • Ron Geenen zegt:

        @tot op heden geen historicus is gestuit op Republikeinse kampen in de Buitengewesten.
        Ik heb bij Pelita gewerkt en was lid van de Raadskamer WUBO, maar de dossiers die langskwamen betroffen alleen kampen op Java. Dus de Buitengewesten waren voor mij niet interessant.@

        Geen historicus? Sorry, maar zei die beweren dat er op Sumatra en andere buitengewesten niets gebeurde, zijn voor mij kortzichtige historici.
        Ik ben geen historicus, maar een man van 81 die sinds een kleine 10 jaren zich o.a. bezig houd met zijn geboorte streek west-Sumatra. Zie http://www.MyIndoWorld.com
        Die dossiers kwamen niet zomaar voorbij. Er moet wel iets voor gedaan worden. Misschien iets meer op de buitengewesten dan op Java.
        En de WUBO staat bij de Indische mensen bekend dat slechts 15% van de aanvragen worden beloond. Dank u wel.

      • Peter van den Broek van een andere generatie zegt:

        Die Republikeinse kampen werden ingericht daar waar concentraties van (Indische) Nederlanders waren EN levensgevaarlijk bedreigd werden door die zgn pemoeda’s of georganiseerde bendes, Meest voor de hand ligt Zuid-Sulawesie maar dat zou ik aan de hand van het ODO- archief en op basis van een geografische verdeling van de klachten willen verifiëren. Ik heb zo mijn twijfels over die kampen in de buitengewesten.

        Daar komt nog bij dat de nationalistische beweging op Sulawesi zwak , maar het VERZET tegen het NEDERLANDS bewind groot was en een voorgeschiedenis heeft.
        Gedachten aan de gewelddadige Nederlandse verovering 40 jaar geleden waren nog levend. Bvb de Raja van Bone, Andi Mappanjukki , voorzitter van de proto-nationalistische Sudara (SUmber DArah RAyat) had nog tegen de Nederlanders gevochten en was in 1906 in ballingschap gevoerd. Hij was het levend bewijs op Sulawesi voor de strijd tegen de invoering van het Nederlands Gezag.

        Een ander bewijs van verzet tegen het Nederlands Gezag was dat op 15 Oktober 1945 de belangrijkste hoofden van Zuid-Sulawesi , geleid door de raja’s van Bone en Luwu een VERKLARING voor steun aan de Republiek en haar gouverneur op Sulawesi Dr Ratulangie afgaven (propinsi Sulawesi).

        In de nacht van 28 op 29 Oktober 1945 voerden leden van de PPNI Pusat Pemuda National Indonesia een gewapend aanval uit op de Nederlandse Politie- en Gouvernementsgebouw in Makassar. Ze veroverden twee radiostations, vervingen de Nederlandse vlag op het Gouvernementsgebouw door de Indonesische. Ze vielen ook NICA-officieren aan in het hotel. Ondanks dat er een eenheid van 400-500 KNIL-soldaten , veelal christelijke Ambonezen, in Makassar waren gelegerd, vroegen zij de behulp in van het Australische leger.
        Let op de 3 verwijzingen: Australische militaire (war diary HQ 21 Inf. Bde AWM files) als Nederlandse archieven (DeRooy Report) bevestigen deze gebeurtenissen. De Indonesische bron is het PPNI Kelasjkaran Reg. n° 58/III/1958. Het is en blijft een kwestie van voetnoten lezen.

        Alhoewel de herverschijning van Nederlandse autoriteiten (NICA), koloniale politie en legereenheden (KNIL) gewelddadige incidenten veroorzaakten (door Australiërs aangeduid als “clearly intended as demonstration against the Dutch by extremist elements” ) gebruikten de Nederlanders en de Australiërs de toegenomen wanorde om de aanwezigheid van NICA en het KNIL te rechtvaardigen. Let op Oorzaak en Gevolg

      • Jan A. Somers zegt:

        “tot op heden geen historicus is gestuit op Republikeinse kampen in de Buitengewesten” Dat kan kloppen. In de buitengewesten, d.w.z. het enorme gebied buiten Java en Sumatra, was geen bersiap, geen republikeinse kampen, de RI had daar niets te maken. Met uitzondering later van infiltraties in kleine gebieden op Zuid-Celebes en Zuid-Borneo. Het gezag was in handen van de plaatselijke bestuurders en nationalisten, de politie functioneerde normaal. Een handje vol NICA-functionarissen was daar bezig met het overleg over de onafhankelijkheid in RIS-vorm. En een handje vol KNILlers was verspreid over het hele gebied, net zo minimalistisch als vóór de oorlog. De economie begon weer te draaien > werkgelegenheid. Daar was geen operatie ‘Product’ voor nodig. Wat allemaal niet wil zeggen dat de bevolking minder nationalistisch zou zijn dan op Java/Sumatra. In de dissertatie van .J.P. De Jong, Diplomatie of strijd, is een en ander te vinden. Maar je moet wel goed zoeken, er gebeurde dan ook niet zo veel.

      • Ron Geenen zegt:

        @“tot op heden geen historicus is gestuit op Republikeinse kampen in de Buitengewesten” Dat kan kloppen. In de buitengewesten, d.w.z. het enorme gebied buiten Java en Sumatra, was geen bersiap, geen republikeinse kampen, de RI had daar niets te maken. @

        Uw schrijven hier boven geeft aan het verschil tussen u en van Delden. Zowel Java als Sumatra, zijnde geen buiengewest, en was er bersiap en waren er kampen. Mijn kritiek op die mevrouw was, dat zij Sumatra onder de noemer buitengewesten houd en dat ze beweerde dat er daar geen kampen waren en dus ook niet interessant was. U kent het; de beste stuurlui——-! Is die dame wel een Indo of gewoon een blanda?

      • robertmacare zegt:

        Mijn vraag heeft niets te maken met de bersiap tijd maar daar U lid van de Raadskamer WUBO was, kunt U mij vertellen waarom ik als oorlogsslachtoffer volgens WUBO, toch niet in aamerking kwam voor een uitkering omdat ik de Amerikaanse nationaliteit had aangenomen na mijn immigratie. Wat is de basis voor de onderscheiding?
        Eerst moest je in Nederland wonende zijn en nog nederlander zijn, dan verdween de eis dat je in Nederland moest wonen. Wanneer gaat de nationaliteits eis verdwijnen?
        Ben zeer geinteresseerd in de reden en de basis daarvan.
        Alvast bedankt voor uw medewerking.

      • Wal Suparmo zegt:

        Van Mook had eigenlijk alles al goed geregeld met FEDERALE DEEL STATEN opterichten in geheel ex Ned Indie. Tegen alleen maar de Republiek Jogya dat alleen maar uit 5 ex residenties beataat en een in Sumatra( Bukittinggi).Ook heeft generaal Spoor met veel moeite de Rep.Yogya plus president en regering al verovert en gevangen genomen.Dus het was NON EXISTENT anymore. Maar plotseling is er ee order uit Hollang gekomen om al zijn troepen terug tetrekken tot zijn grote wergenis want voordien werd Spoor hier over niet geraadpleegd en hem zijn leven met blakerende gezondheid van op 48 jaar gekost heeft met een hartverlamming(sic).Waarom is dit alles gebeurt terwijl alles al weer “GOED” ging en de RCT MOEST gebeuren En nog gekker is dat de Unie zo maar ontbonden was alleenl maar door de NG kwestie..En geen regeling gemaakt kan worden zoals wat de Engelsen hebben gedaan met Malaya.

  4. Peter van den Broek van een andere generatie zegt:

    Citaat:……Frappant is dat twee dagen later, tussen 11 en 19 oktober 1945 onverwacht de internering begon van (Indo)-Europese oudere mannen en weerbare jongens in het binnenland van Java……..

    Het gebeurde eigenlijk in de relatief rustige periode na de Japanse overgave dat bvb In Malang ALLE Europese mensen werden geïnterneerd, dus ook vrouwen en kinderen .

    Dat werd gedaan door Pemoeda’s of politie, dus een mate van organisatie en gezag was er wel aan de Indonesische kant. Er was orde en gezag wat daar heerste. En dan komt er zonder ogenschijnlijke aanleiding de van bovenaf verordonneerde internering van alle Europeanen. Ik herinner me ook dat zoiets gebeurde in Soerabaja. Ergens heb ik dat gelezen, maar waar?

    Dus geen machtsvacuum op Java , zoals wel slordig en ongenuanceerd wordt gesuggereerd..

  5. Jan A. Somers zegt:

    “machtsvacuüm in Soerabaja”? Citaat bij Hario Kecik: [begin citaat] “Die becak-kerels grepen de sabels van de politie [J.S.: = gezagsorgaan] die stond toe te kijken en daarmee hebben zij ze afgeslacht. Allemaal. (…) De kampungbevolking opende de jacht. Niemand werd gespaard. Mannen, vrouwen en kinderen werden met messen en bamboesperen afgemaakt. (…) Maar het was een asymmetrische oorlog: de bevolking van Surabaya, 150 duizend mensen tegen een paar honderd Indo’s. Die hadden natuurlijk geen kans,” [einde citaat]. Voor die ‘machthebbers’ geldt wellicht het kinderliedje: Ik stond erbij en keek ernaar.
    “vlagincident” Was dit nou zo’n groots gebeuren? Citaat bij Hario Kecik: [begin citaat] “Het ging allemaal heel snel. Mijn hoofdkwartier was vlakbij, 5 minuten lopen. Toen ik rapport kreeg van het vlagincident ging ik er meteen heen. Toen ik aankwam, was alles al voorbij. Ik zag alleen nog maar bloed op straat.” [einde citaat] Ik was er een paar uur later, niets meer te zien.

  6. Peter van den Broek van een andere generatie zegt:

    Citaat J.S.: “In de buitengewesten, d.w.z. het enorme gebied buiten Java en Sumatra, was geen bersiap”….

    Dhr Keller heeft een krantenartikel r geplaatst op Indisch4ever.nu over de Bersiap in Zuid-Sulawesi.
    Ik heb daar al commentaar gegeven , dus het is onnodig verder commentaar te leveren. Op de rest hoef ik niet in te gaan want het is toch maar de persoonlijke mening van dhr Somers want wat dien ik te zeggen van zijn citaat: “de bevolking van Surabaya, 150 duizend mensen tegen een paar honderd Indo’s”. Op die prietpraat ga ik dus niet in.

    Dat boek van Mevr. van Delden staat wel op mijn verlanglijst, zo gaan we weer on topic Heer Somers!

    • Jan A. Somers zegt:

      De heer Keller had gelijk. Ook andere rapporteurs over de ongeregeldheden in Zuid-Celebes en Zuid-Borneo hadden gelijk. Maar leg die wilde plekjes eens op de kaart naast de ellende op Java en Sumatra! en de tijdslijn daarvan. De plaatselijke bestuurders waren al lang blij dat ene Westerling met zijn mensen een beetje ruw daar overheen heeft geveegd. Deze bestuurders hadden het vertrouwen van NICA maar konden niet op tegen deze infiltraties van de RI. En KNIL stelde daar ook nog weinig voor. Op 13 juli 1946 werd in Makassar het Engelse gezag over deze gebieden aan de Indische (niet Nederlandse!) regering overgedragen. Die Engelse generaal kon met enige moeite een Brits erepeleton formeren om de vlag te strijken en van Mook had ook maar een zielig hoopje KNILlers om de vlag te hijsen. Van RI geen spoor meer te bekennen. Al twee dagen later kon het reeds lang lopende overleg worden geformaliseerd in Malino. Afgesproken werd dat Oost-Indonesië (let wel: niet Oost-Indië) onafhankelijk zou worden. Alleen kon er nog geen datum worden bepaald, dat hing af van de relatie met de RI. Het belangrijkste was dat er overeenstemming was over de politieke toekomst. (dit is allemaal te lezen bij J.J.P. De Jong, o.a. p. 242). En die prietpraat was niet van mij maar van de al vaak door u genoemde heer Hario Kecik. Dat had u toch al gelezen?

      • Peter van den Broek van een andere generatie zegt:

        Van de RI geen spoor meer te bekennen. Klopt.

        Op 14 Juli 1946 werd het gezag van SEAC aan het Nederlands-Indisch gouvernement overgedragen. De Nederlanders gingen verder waar ze in 1942 mee geëindigd waren
        Dr. Ratulangie (hoogste vertegenwoordiger van de RI, Gouverneur van Sulawesi werd in ballingschap gestuurd in West-Irian. De radja Andi Mappanjukki en zijn zoon werden in November 1946 in ballingschap gestuurd.

        Er braken schermutselingen uit in Zuid-Sulawesi wat uitmondde in de gevechten bij Palopo, hoofdstad van Luwu, door Gen. Nasution wel de langste slag uit guerrilla-oorlog genoemd.

        Daarnaast waren de Nederlanders (van Mook) druk bezig om voldongen feiten te creëren, een Verenigde Staten van Indonesië op te richten en werd Sulawesi gekozen als eerste Staat. Sulawesi werd uitgekozen omdat Nederland militair relatief sterk was in deze regio, welke Ambon en Minahasa omvat, traditioneel werden uit deze gebieden soldaten voor het KNIL gerecruteerd. Maar eerst moest de republiek uitgeschakeld worden, eufemistisch : pacificatie genoemd.

        Van 15 December 1946 tot 15 februari 1947 hield kap. Westerling huis. Hij begon gelijk pro-Republikeinse sympathie te brandmerken als terrorisme en de sympathisanten aan te merken als extremisten.
        Zodoende konden de Nederlanders claimen op te treden in naam van het gewone volk en dat zij optraden tegen bandieten..

        Bij de pacificatie van Sulawesi kwamen volgens de Republikeinen 40.000 Indonesiers om, terwijl de Nederlanders toegeven dat het 3.000 zijn. De weduwen van Zuid-Sulawesi hadden best redenen te over om de Nederlandse staat aan te klagen.

        Ondanks de weerstand van pro-republikeins groepen had Nederland niet alleen een stevige militair begrip op Sulawesi maar had zij ook controlle over de belangrijkste bron van inkomsten n.l. copra. daarbij kwam dat de Minister van Financiën van de NIT (Sulawesi) een Nederlander was: M. Hamelink.

      • Wal Suparmo zegt:

        Niet alleen maar in Sulawesi is de Hollandse greep sterk maar over de hele INDONESIA TIMUR( NIT) of OOST INDONESIA.en zeker ook BORNEO.

  7. margreet zegt:

    Op basis van bewaarde handgeschreven brieven van mijn oma, blijkt dat het vernietigen van afgelegen plantages – al dan niet particulier – op Java eerder begon dan na het uitroepen van de onafhankelijkheid op 17 augustus 1945 door Soekarno. Omdat de plantages in afgelegen gebieden lagen, werden deze niet beschermd.
    Mijn Indische opa was planter, werkzaam bij de Nederlandsch-Indische Landbouwmaatschappij (gevestigd te Amsterdam). Hij had o.a. een stuk suikerplantage in Petaroekan (Pekalongan, Midden-Java) als werkterrein. Het laatste particuliere bezit in Pekalongan – t.b.v. zijn pensionering – omschrijft oma als volgt in een brief: “Kleinland- en tuinbouwbedrijf en varkensfokkerij met een zelf gebouwd steenen huis met drie voorraadschuren – erfpacht, groot 33 bouws, gelegen in Wonotunggal, residentie Pekalongan, beplant met klappers-, petehbomen, cassave en ananassen en verder met occulaties van alle soorten vruchten (djeroeks, mangga’s etc.). Een gelukkige tijd was het bouwen van het huis met de grote fruitaanplant in Wonotunggal.” Maar toen het eindelijk vrucht begon te dragen, opa zijn wijnen maakte, brak de oorlog uit en de familie verloor er veel.” Dan gaat oma – met verbijstering – verder: “Op 5 maart 1942 werd onze inboedel gerampokt, de aanplant vernield, huis en schuren verbrand, dus alles totaal vernield.” Bij een bezoek van de Directie van de Maatschappij uit Soerabaja, ongeveer begin april 1942, werden al de employe’s uitdrukkelijk aangemaand onder alle omstandigheden door te werken, wat opa ook gedaan heeft ten koste van eigen bezittingen en leven. Door zijn afwezigheid van zijn particulier kleinlandbouwbedrijf kon opa niet de nodige maatregelen nemen ter bescherming ervan, zodat zijn bezitting geheel gerampokt werd. “Op 12 april 1942 werd mijn echtgenoot door de administrateur op de s.f. (suikerfabriek) Petaroekan, Pekalongan, teruggeroepen omdat hij oud-employe was en toen ook bekend was dat wij gerampokt en geen huisvesting hadden, werd opa toen weer tuinemploye op 300 gulden ’s maands, maar dit duurde alleen totdat de Jappen op de onderneming kwamen (mei 1943). Toen kreeg mijn echtgenoot maar 90 Japanse guldens ’s maands met zijn heel gezin. Opa bleef doorwerken, bleef op zijn post, ondanks salarisverlaging. Ook hadden wij helemaal geen bewegingsvrijheid meer, mochten niet van het fabrieksterrein af. Dit was zo gebleven tot 12 oktober 1945, toen wij allen vanuit de fabriek door de extremisten werden weggebracht.” Oma vervolgt: “Mijn echtgenoot werd met ons (oma en de twee jongste kinderen) samen op 12 oktober 1945 vanuit de fabriek door de extremisten naar Pekalongan in de gevangenis gebracht. Na zowat 1 jaar werden wij allemaal naar het kamp Wonopringgo nabij Pekalongan overgebracht, alwaar mijn echtgenoot op 12 februari 1947 overleed.” De Indonesische interneringskampen bleken diep in de binnenlanden van Java te liggen. Slechts een klein gedeelte van de lokale bevolking aldaar was de (Indo)Europeanen goed gezind.
    Oma heeft op basis van haar brief en de bewijzen als oorlogsslachtoffer en weduwe later een uitkering van de Stichting Pelita gekregen.

  8. Mary C. van Delden zegt:

    Meneer Macare, het is al weer ongeveer 20 jaar geleden dat ik lid was van de Raadkamer WUBO.
    Heb helaas geen idee meer hoe de wetten werken.
    Groet, Mary C. van Delden.

  9. Mary C. van Delden zegt:

    Meneer Macare, het is al weer ongeveer 20 jaar geleden dat ik lid was van de Raadkamer WUBO. Ik heb er geen idee meer van hoe de wetten en regels tegenwoordig zijn.
    groet, Mary C. van Delden

  10. Ron Geenen zegt:

    @RobertMacare: U moet gewoon naar de website http://www.svb.nl. Hier kunt u ook het volgende lezen wat betreft uw vraag:
    Wubo
    Nationaliteitseisen
    Bent u burger-oorlogsslachtoffer, dan zijn de nationaliteitseisen:
    dat u tijdens de oorlog Nederlander of Nederlands onderdaan was én
    dat u op de datum dat u de Wubo aanvraagt de Nederlandse nationaliteit heeft.
    Een buitengewoon vreemde regel, die discriminerend klinkt.
    U heeft namelijk net als andere slachtoffers dat ondervonden als Nederlander. Typisch Nederlands.
    Want omgekeerd, als u o.a. na 1957 een paar jaren in Nederland heeft gewoond, u voor ieder jaar recht heeft op 2% AOW uitkering. Ik heb al 6 Indo’s, die op jonge leeftijd daar een 8 a 10 jaren met hun familie in Nederland hadden gewoond en vervolgens met hun ouders naar de VS zijn vertrokken. Ook Vietnam veteranen en Amerikaans staatsburger, net als u.
    Het zelfde staat er ook voor WUV mensen.
    Als u onder de normen en eisen van de WUV valt, kunt U wel in aanmerking komen voor een uitkering. Al bent u nu Amerikaans staatsburger.
    Nogmaals, waarom die uitzondering voor de WUBO is mij een raadsel en het staat ook niet.
    Misschien weet Boeroeng dat?

  11. margreet zegt:

    Het is mogelijk, dat Mary van Delden gelijk heeft (er bestaan goede en slechte pemoeda’s). Toch waren de omstandigheden in de Indonesische republikeinskampen vaak schrijnend. Slechte voeding, slechte medische zorg, ontoereikende sanitaire voorzieningen, familiecontact was verboden, enz. De vraag is ook of deze zogenaamde beschermingskampen geen bijbedoeling hadden van een eventueel gijzelingskamp. In Wonopringgo waar mijn grootouders zaten, waren mannen gescheiden van vrouwen en kinderen. Opa heeft het kamp niet overleefd. Hij stierf – op 58 jarige leeftijd – aan ondervoeding, gebrek aan medicijnen, en dus onbehandelde ziekte. Oma had een goede band met de mandoer (opzichter) van de plantage van voorheen. De mandoer kwam haar geregeld eten over de omheining van het kamp toeschuiven. Mijn oma denkt dat zij daarom met de twee jongste kinderen het kamp overleefd heeft.

    • Ron Geenen zegt:

      @De vraag is ook of deze zogenaamde beschermingskampen geen bijbedoeling hadden van een eventueel gijzelingskamp.@

      In het Jappenkamp Bangkinang West Sumatra moesten er zowel in het mannenkamp als vrouwenkamp “loopgraven” gegraven worden. De Nip vertelde dat het moest worden gedaan, want ze verwachten een Brits bombardement. Alleen deze loopgraven waren veel meer diepere kuilen.
      Het vermoeden en gerucht ging dan ook rond, dat er mogelijke Jap plannen waren om een ieder in het kamp naar de eeuwige jachtvelden te sturen. De angst onder de gevangen moet voelbaar zijn geweest. Dat dit niet is gebeurd is vermoedelijk ook dankzij de 2 Amerikaanse atoombommen op Japan. De mensen die nu in de leeftijd van 90 zijn, kunnen dat bevestigen.

    • Mary C. van Delden zegt:

      Margreet, In mijn boek over die Republikeinse kampen heb ik een hoofdstuk gewijd aan het leven in die kampen met onderwerpen als: het beheer over die kampen, hulpverlening (van Internationale en Nederlandse Rode Kruis), bezoeken aan en inspectie van de kampen (door 5 gedelegeerden van het Internationale Rode Kruis), behuizing, comfort en sanitair, voeding, medische zaken, ontspanning, religie en familiebezoek, post, Rode Kruispakketten, financiën en onderlinge verhoudingen.

      Er waren op Java ca. 400 Republikeinse kampen die varieerden van slecht tot goed en alles daartussen. Vooral een aantal mannen en jongens die in eerste instantie in gevangenissen werden opgesloten, hadden het zwaar te verduren. Een kamp kon b.v. geluk hebben, wanneer er zich artsen en/of verpleegsters onder ge geïnterneerden bevonden, of wanneer Indonesische artsen hun kamp bezochten en zelfs opname in een ziekenhuis mogelijk was. Anderen hebben nooit een arts gezien. Vaak waren de kampen overbevolkt en met slecht sanitair., terwijl anderen in een bungalowpark zaten of gewoon meer ruimte hadden met een tuin. Kortom, alle kampen waren verschillend.
      Voeding is een te gecompliceerd onderwerp om hier op in te gaan, maar de Indonesiërs hadden het ook niet al te best. Wat de meest voorkomende ziekten betreft in de kampen, bleek (uit een Rode Kruis rapport) dat de Indonesiërs dezelfde kwalen hadden.

      De 5 Zwitserse gedelegeerden van het Internationale Rode kruis hebben 128 kampen geïnspecteerd en drongen bij slechte behuizing aan op verplaatsing of eerdere evacuatie, wezen erop dat slecht sanitair vervangen moest worden, drongen aan op familiebezoek (mannen naar de vrouwenkampen) en regelden voor armoedige kampen geldzendingen en voor de kampen in het algemeen Rode Kruispakketten (die sommigen nooit hebben ontvangen), medicijnen, spellen, voetballen, tijdschriften etc. (want verveling was een van de grootste problemen). Met hun bewakers konden de geïnterneerden het meestal wel goed vinden.

      Op de vraag of de geïnterneerden beschermd of geijzeld werden, kan ik hier niet ingaan. Mogelijk verschijnt er op een later tijdstip een artikel in Java Post over dit onderwerp. Daar kun je je eigen conclusie uit trekken.

    • R.L. Mertens zegt:

      @Margreet; ‘vaak schrijnend’- Wat te verwachten van de gezagdragers in revolutie, die plots opdracht kreeg om de ‘vijand’ in kampen te bergen, om ze te beschermen!
      Ik denk dat menig één dacht, dat het om gevangen neming ging.

  12. van den Broek van een andere generatie zegt:

    De Nationalisten/Republikeinen hadden er voordeel bij deze kampen als beschermingskampen voor te stellen , m.n voor hun imago naar het buitenland toe, om zodoende Erkenning als vredelievende en Rechtsstaat te krijgen. Maar even goed mag worden beweerd dat het gijzelingskampen waren.

    Ik weet niet of de Indonesiers tijdens de onderhandelingen met de Nederlanders deze kampen als onderhandelingspunt hebben gebruikt, maar misschien kan Mevr. van Delden daarover uitsluitsel geven

    • Mary C. van Delden zegt:

      Meneer Van den Broek, Ik denk niet dat Soekarno c.s. de (Indo)-Europeanen liet interneren in Republikeinse kampen vanwege hun imago naar het buitenland. Soekarno wilde voor erkenning van de jonge republiek steun van het anti-koloniale Amerika en hij wist dat als zijn regering voortdurende moord en doodslag (de bersiap was al begonnen) niet kon voorkomen, hij de steun van Amerika wel kon vergeten. Vandaar die kampen, waar geen gewelddadige pemoeda de geïnterneerden kon bereiken.

      Wat anders is het met de evacuaties uit de Republikeinse kampen. De Britten waren verantwoordelijk voor de ex-Japanse gevangenen (APWI – Allied Prisoners of War and Internees). Daarvan zaten ongeveer 4.500 in Republikeinse kampen, omdat zij hun ex-Japanse kampen hadden verlaten en waren teruggekeerd naar hun vooroorlogse woonplaatsen. Die APWI moesten de Britten in handen zien te krijgen. Maar de Republikeinse kampen lagen in het binnenland en daar wilden de Britten geen voet zetten om niet betrokken te worden bij een koloniale oorlog. Dus benaderden zij de Republikeinse regering met het verzoek de geïnterneerde APWI (maar ook de Indo-Europeanen die wilden evacueren) te transporteren naar de Britse bruggenhoofden Batavia en Semarang (en ook om het Japanse leger van Java af te voeren dat eveneens in het binnenland in zelfinterneringskampen zat.).
      En dit verzoek heeft de Indonesische regering aangenomen om de buitenwereld te tonen dat zij niet die extremisten waren, waarvoor de Nederlanders hen uitmaakten. De opdracht kwam in handen van een speciaal Indonesisch legeronderdeel (POPDA), die de evacuaties met de grootst mogelijke veiligheidsmaatregelen heeft uitgevoerd.

      Wat betreft uw vraag of ik uitsluitsel kan geven of de kampen bij de Nederlands-Indonesische onderhandelingen een rol hebben gespeeld, het volgende.
      In het volgende Pelita Nieuws komt het eerste deel van een artikel van mijn hand of het om bescherming of om gijzeling ging. Mogelijk komt dit artikel ook in Java Post. Ik heb dat artikel zo geschreven dat ik de feiten noem, waarom ik denk dat het om bescherming ging, maar dat iedereen zijn eigen conclusies kan trekken.

      Wel kan ik u alvast zeggen dat bij de Nederlands-Indonesische onderhandelingen blijkt dat de Indonesiërs geen gebruik hebben gemaakt van de geïnterneerden om ze als gijzelaars in te zetten. Al op 13 maart 1946 overhandigde premier Sjahrir een antwoord op de Nederlandse voorstellen aan Van Mook. Onder punt 12 van dit document stond: ‘De Indonesische regering zal het op zich nemen aan de bescherming en evacuatie van de Nederlandse en andere geïnterneerden haar speciale aandacht te schenken,’
      En dat hebben ze gedaan.
      groet, Mary C. van Delden

      • Indisch4ever zegt:

        Ik heb nooit begrepen dat bersiapgeïnterneerden de vrijheid hadden het kamp te verlaten.
        Zo niet , dan is dat gewone gevangenisschap op grond van etnisch afwijkend te zijn.
        Had men die vrijheid wel?

      • R.L. Mertens zegt:

        @Indisch4ever; ‘kamp verlaten’- Ja zeker; echter niemand had de moed om in het ongewisse zelf er op uit te gaan. Een kennis in Malang werd juist onder begeleiding van de TNI naar het door Japanners beschermde kamp gebracht. De door de Republiek georganiseerde treintransporten terug naar Batavia tonen toch aan, dat de door Nederland genoemde Republikeinse gijzelingskampen pure onzin is. Louter propaganda die gelogenstraft werd door deze trein transporten!

      • Ron Geenen zegt:

        @Al op 13 maart 1946 overhandigde premier Sjahrir een antwoord op de Nederlandse voorstellen aan Van Mook. Onder punt 12 van dit document stond: ‘De Indonesische regering zal het op zich nemen aan de bescherming en evacuatie van de Nederlandse en andere geïnterneerden haar speciale aandacht te schenken,’
        En dat hebben ze gedaan.@

        Zeker alleen op Java, want dat heeft U toch onderzocht, niet waar? Dus de Buitengewesten waren voor mij niet interessant, schreef u zelf.

  13. margreet zegt:

    Het Rode Kruis kende de waarheid


    Tja, er doen uiteenlopende verhalen over de republikeinskampen de ronde.

    • Ron Geenen zegt:

      Daar heb je het al. Twee bekende mensen zijn het niet eens met elkaar over het zelfde kamp in Malang. Heb vaak meer vertrouwen in een persoon die de ervaringen aan den lijve heeft ondervonden. Echter de spoeling wordt steeds dunner.

      • Jan A. Somers zegt:

        Pas op met getuigenverklaringen. Als de politie tien getuigen ondervraagd naar een ongeluk dat alle tien hebben gezien, krijgen ze tien verschillende verhalen. Als de rechter één getuige-deskundige hoort weet hij alles; als die rechter er twee hoort weet hij niets meer.

      • Ron Geenen zegt:

        @. Als de rechter één getuige-deskundige hoort weet hij alles; als die rechter er twee hoort weet hij niets meer@
        En daarom hebben al velen onschuldig in het gevang gezeten. Een deskundige heeft net als de andere getuigen ook maar 2 ogen.

      • Jan A. Somers zegt:

        ondervraagd met een t!

      • Jan A. Somers zegt:

        “velen onschuldig in het gevang ” Die hoeveelheid valt in Nederland wel mee hoor. Meestal door getuigenverklaringen. Meestal komt de rechter via wat rechtspsychologie wel goed door de context van zo’n verklaring te zoeken. Ik ben twee keer door iemand gevraagd voor hulp, om te vertellen hoe slecht het ergens was. Ik heb toen voor zijn woonplaats even op de stadsplattegrond gekeken: die straat lag niet eens in dat vrouwenkamp. En op die datum was dat kamp al leeg, wist ik toevallig van mijn zus die daar had gezeten. En veel belangrijker dan de werkelijke situatie is de perceptie, hoe of het bij iemand is aangekomen. Enkele voorbeelden die bij ons horen: De getuigenverklaring over de situatie in een kamp door een aanvrager van een uitkering is anders dan die verklaring van een getuige die het goed gemaakt heeft in zijn leven. En dus ‘vergeten is’ een uitkering aan te vragen. Ik hoor het bij de Kenpeitai en in de Werfstraatgevangenis verschrikkelijk slecht te hebben gehad. Nou, bij de Kenpeitai klopte dat wel, maar tijdens de bersiap in de gevangenis? Volgens de getuigenverklaringen was het levensbedreigend, we waren ‘ten dode gedoemd’. Ik vond het saai, een ander woord voor dat we met rust werden gelaten, in tegenstelling tot buiten de gevangenis. Natuurlijk liepen er behalve de normale bewaarders ook wat machofiguren rond. Maar als je ze vriendelijk toeknikte was er niets aan de hand, ze waren meer met hun eigen belangrijkheid en triomf bezig.
        Mijn oudste dochter is een hele tijd geleden voor het schrijven van een boek over amusement in de Japanse kampen gedoken in de interviews van de SMGI. (Stichting Mondelinge Geschiedenis Indonesië, waar ze zelf ook interviews had afgenomen). Meerdere getuigen over hetzelfde kamp in dezelfde periode met totaal verschillende verhalen. En het gekke was, niemand die had gelogen. Het waren vooral de percepties die verantwoordelijk waren voor de verschillen. Maar dat willen we niet weten. Alle Jappen waren slecht, alle Indonesiërs waren slecht. Ik moet het iedere keer van een ander horen hoe slecht ik het heb gehad. Als ‘buitenkamper’ moet ik het ook zo slecht hebben gehad. We hebben nooit honger geleden en ook niet in de bersiap zolang ik nog vrij was. Maar iedereen valt dan over je heen. Ben ik gewend geraakt.

      • Ron Geenen zegt:

        @We hebben nooit honger geleden en ook niet in de bersiap zolang ik nog vrij was. @

        Wat dat betreft heb ik een goede getuige in de persoon van de heer Keller. Ook de heer H van den Bos in Zoetermeer, die 3 boekwerken over Padang en Bangkinang heeft geschreven. De heer H van den Bos is nu 87 en in goede staat. Ook kan ik u de naam van de heer Bob Schuitenmaker noemen, voorzitter van de Bangkinang Reunie. De dames en heren onderzoekers van de Jap gevangenissen zouden dus ook maar hun onderzoeken moeten doen op het eiland Sumatra. Tenminste als ze het belangrijk genoeg vinden.

      • Jan A. Somers zegt:

        “We hebben nooit honger geleden” Maar ik moest er wel veel voor doen. En baboe Soep wist nog voordelig in te kopen. Bij ons in huis een moeder met twee jongens, ouder dan ik. Die deden niets! Bij ons ook in huis een gezin. De vader deed niets. Wel mee-eten uit de ruif. Ik maakte me een keer boos, maar mijn moeder zei: Laat maar zitten, ruzie is nog vervelender.

    • Jan A. Somers zegt:

      “uiteenlopende verhalen ” Uiteraard! Net als bij de Japanse kampen (mijn broer heeft in het kamp gymnasium kunnen afmaken, met een naderhand erkend diploma. Wim Kan werd, dacht ik, voor zijn optredens betaald door de Japanners. Als je dit vertelt word je voor collaborateur uitgemaakt.). Mijn ervaringen en die van mijn moeder en zus lopen ook heel sterk uiteen. Zelf heb ik me niet kunnen vinden in het boek van Mw. Van Delden, maar zij kon toch ook niet tich kampen in één boek verzamelen. Wat er in Soerabaja is gebeurd, zowel met mij in de Werfstraatgevangenis, als met mijn moeder en zus in de Darmowijk > Midden-Java hebben niets met bescherming te maken. Er viel ook niets te beschermen, zowel ik als mijn moeder en zus hadden gewoon aan de Britten kunnen worden overgedragen. Had veel doden voorkomen.

      • Ron Geenen zegt:

        @mijn broer heeft in het kamp gymnasium kunnen afmaken@

        En wij kinderen raapten korreltjes rijst van de grond en gaven het aan moeder.

      • Wal Suparmo zegt:

        Mijn familie had 6 jaar erg mioeolijk gehad omdat wij niet uit de binnenlanden van Java weg kunnen komen.Dat is dus tussen 1942 at n 1942-1948. Van af de Jaanese inval tot de 2de politieonele actie..Zes jaren lang ondervoed en ondereducatie tijdens de kinder jaren.

      • Ron Geenen zegt:

        U schrijft dat uw familie het 6 jaren erg moeilijk heeft gehad.
        Dat geloof ik ook direct. De meeste Indo’s hadden het heel zwaar. Vooral als ze daarbij kleine kinderen hadden. Als u tijd heeft, vraag ik u mijn volgende verhaal te lezen. Wij zaten op west Sumatra in Bangkinang gevangen en intussen werden de mannen, ook mijn vader, op een wrede manier door de Nips, gemarteld. Hier is het echt gebeurde verhaal:
        http://myindoworld.com/ze-waren-erger-dan-beesten/

      • Wal Suparmo zegt:

        Allen hadden last van onze tanden want er was geen tandenborstels wattemeer tandpasta Mijn ouders moesten op 40 jarige leeftijd al een vals gebit hebben toen wij al in/naar Bezet Gebied( FEDERAAL gebied konden vluchten).

      • Jan A. Somers zegt:

        Ja, maar die zaten niet in het Prominentenkamp zoals dat werd genoemd. Verschil moest er zijn, ook in de kampen. Mijn zus heeft het er heel slecht gehad.

    • Peter van den Broek van een andere generatie zegt:

      In mijn verhaal over de Bersiaptijd ben ik nog niet uitputtend ingegaan op de rol van de Republikeinse kampen. Maar wat ik er tot nu toe over gehoord of gelezen heb, kan ik het relaas van mevr. van Delden alleen maar onderschrijven. De Indonesiers hebben de zgn Republikeinse kampen niet gebruikt als onderhandelingsobject i.c. (uitruil van) in de besprekingen met de Nederlanders. Dan kan er ook niet gesproken worden van Nederlanders als gijzelaars van de Indonesiers, althans er zijn geen aanwijzingen.

      Dat de Nederlanders het in de kampen moeilijk hadden geldt ook voor de plaatselijke bevolking.
      Dat de Nederlanders de kampen niet uit mochten lijkt me logisch met al die moordlustige bendes buiten het kamp.
      Wel lijkt mij interessant te kijken naar het verband tussen de Republikeinse kampen i.c. haar bewoners en de Bersiapmoorden.

      Wat in het hele discussie over de Republikeinse kampen volledig ontbreekt is de zienswijze en de politiek van de Nederlandse regering t.a.v. de (Indische) Nederlanders in die kampen. Ik krijg de indruk dat de regering net zoals de Britten in 1945 , de Indische Nederlanders als IFTU beschouwden, Inhabitants Friendly To Us. Enige onverschilligheid t.a.v. haar staatsburgers mag de regering wel verweten worden.

      Mij is niet bekend dat zij actief pogingen ondernam Nederlanders uit de republikeinse kampen te halend. Misschien kunnen die drie onderzoeksinstituten daar eens naar kijken. Of was het beleid van de regering er NIET opgericht om het leed van haar burgers te lenigen? Wat voor prioriteiten werden er dan gesteld?

      • Jan A. Somers zegt:

        ” dat zij actief pogingen ondernam Nederlanders uit de republikeinse kampen te halend” Moet u aan SEAC vragen. Die taak lag bij RAPWI. RAPWI had er al voor gezorgd dat mijn zus vrijkwam rond 2 oktober 1945. Toen de Engelsen vertrokken waren kwamen mijn moeder en zus in juni 1946 vrij uit een republikeins kamp in Midden-Java. Twee maanden later waren ze op weg naar Nederland.

      • Mary C. van Delden zegt:

        Meneer Van den Broek, Het lijkt u interessant te kijken naar het verband tussen de Republikeinse kampen i.c. haar bewoners en de Bersiapmoorden. De volgorde moet eigenlijk omgedraaid worden. Eerst waren er de bersiapmoorden en het gevolg daarvan (het verband) was het ontstaan van Republikeinse kampen in het binnenland van Java om te voorkomen dat er nog veel meer bersiapdoden zouden vallen. Ik heb (meen ik ) al eerder geschreven dat Soekarno de steun wilde van het anti-koloniale Amerika voor internationale erkenning van de republiek. Dat betekent dat hij die erkenning langs diplomatieke weg wilde verkrijgen en niet langs de weg van geweld. Maar de revolutie liep uit de hand en hij wist dat hij geen grip meer had op de gang van zaken. Dan zouden de moordpartijen doorgaan en internationaal gezien was dat geen reclame voor de Republiek. Door (Indo)-Europeanen op te sluiten in kampen, kon hij die moordpartijen voorkomen..

        ‘Wat in de hele discussie over de Republikeinse kampen volledig ontbreekt is de zienswijze en de politiek van de Nederlandse regering t. a.v. de (Indische) Nederlanders in de kampen. enz.
        Meneer van den Broek, de Nederlanders waren militair volslagen machteloos en volkomen afhankelijk van de Britten. En die wilden voor hen niet de kastanjes uit het vuur halen, d.w.z. Java veroveren. Dus kozen ze voor de bezetting van 5 Britse bruggenhoofden en besloten ze geen stap in het binnenland te zetten.
        Te begrijpen is dat de verstandhouding Britten/Nederlanders niet optimaal was, dus opereerden de Britten vaak op eigen houtje zonder overleg met het Nederlands-Indische bestuur. De Britten wilden zo snel mogelijk Java verlaten, maar moesten eerst hun taken tot een goed einde brengen: namelijk de APWI die in republikeinse kampen in het binnenland zaten in handen krijgen plus het Japanse leger (ook in het binnenland ) afvoeren. Tot grote woede van de Ned.Ind. Regering maakten de Britten achter hun rug afspraken met de Indonesische regering om beide taken op zich te nemen. Luitenant-admiraal Helfrich was de eerste die er lucht van kreeg. De Ned. bewindslieden waren woedend. Bij het Brits/Indonesische overleg kwam ook ter sprake dat de Indonesiërs bij die uitvoering niets met de Nederlanders te maken wilden hebben – logisch gezien de verstandhouding. Vandaar bijvoorbeeld dat het Nederlandse Rode Kruis geen rol speelde en alles geregeld werd via het Internationale Rode Kruis, waarvan de Zwitserse gedelegeerden ook de kampen mochten bezoeken.

        Het is dus niet zo dat de Nederlandse regering de Indische Nederlanders als IFTU beschouwden. Nee, ze was gewoon niet bij machte om gezien de verstandhouding met de Ind. regering plus het gebrek aan mensen en materieel, actie te ondernemen. Overigens hebben de Britten alle IFTU in de Republikeinse kampen die wilden vertrekken, ook laten evacueren.

        Het is helemaal niet nodig dat die drie onderzoeksinstituten bekijken of de Ned. regering actief pogingen ondernam om de Nederlanders uit de kampen te halen. In mijn boek over de Republikeinse kampen heb ik de interneringen, afwijkende interneringen, Brits/Indonesiche overleg i.v.m. evacuatie, de evacuaties, het vertrek van de Britten waardoor de Ned. regering samen met de Ind. de afloop van de evacuatie regelden enz.
        Kortom, de hele geschiedenis is door mij al gedetailleerd beschreven.
        groet, Mary C. van Delden

  14. Peter van den Broek van een andere generatie zegt:

    In een interview “De Bersiap: een vergeten golf van etnisch geweld” in het Parool van18 November 2013 stelt de journalist Meindert van de Kaaij aan de Amerikaans historicus William H. Frederick de vraag of de geëvacueerde Nederlanders in de Republikeins kampen of “zij gijzelaars waren”?.

    Frederick antwoordt: “In essentie wel, denk ik,De Indonesisch regering wilde niet dat zij afgeslacht werden, want wat heb je aan dode gijzelaars ? ……….De gevangen genomen Nederlanders speelden een rol bij de onderhandelingen over onafhankelijkheid,,,,,,,

    Dat laatste is best een interessante opmerking. Frederick weet iets maar gaat niet in detail door. Misschien weet mevr. van Delden hierover meer ?

    En Frederick gaat verder:…….. Een interessante en NOOIT onderzochte vraag is wat Nederlandse politici (bvb Drees) of Gezagsdragers (bvb van Mook) wisten en/of geloofden van de verhalen over de moordpartijen. ……Die vraag stei ik me ook bij al die 3.500 doden van naam (zie O.D.O.-archief)!!! De NEFIS en NICA wisten het ook, maar wat gebeurde met hun kennis van informatie???

  15. Mary C. van Delden zegt:

    Meneer Van den Broek, ik heb gepoogd u een (uitgebreid) antwoord te geven, maar helaas, zoals mij wel meer overkomt, gaat mijn tekst verloren als ik op een icoontje druk en dan op reactie plaatsen. Waarom gaat het soms wel? Ben benieuwd of dit berichtje doorkomt.
    groet, Mary C. van Delden

    Zal het later nog een keer proberen, maar wel jammer van de tijd om een duidelijk antwoord te schrijven.

    • Mary C. van Delden zegt:

      Meneer Van den Broek, ik zie dat het om de een of andere onnaspeurlijke reden wel is gelukt. Wonderlijk!
      Mary

      • Mary C. van Delden zegt:

        ‘Dat zij actief pogingen ondernam Nederlanders uit de Republikeinse kampen te halen’ ‘Moet u aan SEAC vragen. Die taak lag bij de RAPWI.’
        Meneer Somers, ik begrijp uw bericht niet. Met de taak om Nederlanders uit de Republikeinse kampen te halen had de RAPWI niets te maken. Dat was een Britse organisatie die moest zorgen voor de opvang, verzorging en eventueel transport van de APWI (ex-Japanse gevangenen). Nederlanders uit Republikeinse kampen halen (en naar Semarang of Batavia evacueren), was puur de taak van de POPDA, de Indonesische (leger) organisatie voor evacuatie van Japanners en APWI.

        Ik begrijp ook niet dat uw zus rond 2 oktober 1945 vrijkwam door RAPWI. Vrij waaruit? De Japanse kampen waren al vrij en werden bewaakt door Japanners op bevel van de Britten en de Republikeinse kampen bestonden rond 2 oktober 1945 nog niet.

        Dan zegt u dat uw moeder en zus – toen de Engelsen waren vertrokken – in juni 1946 vrij kwamen uit een Republikeins kamp in Midden-Java. Maar de Engelsen vertrokken pas eind november 1946 van Java.
        Jammer dat u het kamp niet noemt, dan had ik de evacuatie- dagen kunnen nagaan. Evacuaties in juni 1946 gingen via het vliegveld Panasan bij Solo met Dakota’s (en piloten) van de Royal Air Force (RAF).

        groet, Mary C. van Delden
        .

  16. Jan A. Somers zegt:

    “Meneer Somers, ik begrijp uw bericht niet. ” Mijn zus zat in Midden-Java in een Japans kamp, ik dacht achtereenvolgend Ambarawa en Lampersari. Die kampen werden door de Japanners beschermd, maar dat werd steeds moeilijker. Om die kampen ‘uit te dunnen’ konden mensen meegaan met RAPWI-transporten. Mijn zus is toen meegegaan met een van die transporten naar Soerabaja. Bij aankomst werden ze nogal ‘onheus’ bejegend door de Indonesiërs, maar de Japanners boden bescherming en mijn zus werd netjes thuis gebracht. Ze was er niet zo best aan toe.
    Tijdens de bersiap ben ikzelf in de Werfstraatgevangenis terecht gekomen. Je werd daar wel met rust gelaten, maar bescherming? Buiten de gevangenis zijn veel doden gevallen. Mijn moeder en zus woonden in de wijk Darmo. Na de landing van de 49th Indian Infantery Brigade Group werden drie wijken door de Britten beschermd, waaronder Darmo. (Group heeft betrekking op transport/medische eenheden waarmee die brigade was aangevuld. Een van hun taken was namelijk ‘(b) the protection, (…) the evacuation of RAPWI’). Twee keer is er (namens RAPWI) getracht ons uit de gevangenis te evacueren, maar in beide gevallen werd de Britse onderhandelingsdelegatie vermoord.
    Na de grote moord op het Goebengtransport lukte het niet meer die wijken te beschermen, de militairen werden teruggetrokken op de havens, als bruggenhoofd. Op 10 november, het begin van de slag om Soerabaja, ben ik bevrijd. In plaats van de vrouwen en kinderen uit Darmo over te dragen aan de 5th Indian Division werden zij ‘ter bescherming’ weggevoerd. Het was niet zo’n prettige tocht naar Midden-Java. De naam van hun kamp daar weet ik niet, maar ze zijn in juni 1946 door het Rode Kruis ondergebracht in Kamp Patjet, en daarna in Protestant Weeshuis in Semarang.
    “Maar de Engelsen vertrokken pas eind november 1946 van Java.” Het gezag over de bevrijde gebieden op Java werd al vanaf half maart 1946 overgenomen door het Nederlandsch-Indische bestuur en de Nederlandse en Nederlands-Indische militairen. Dat was in ieder geval in Soerabaja en Semarang half maart een feit. Zelf reden wij in Soerabaja door met door de Britten achtergelaten ambulances.
    Omstreeks 1 juni 1946 kreeg mijn vader in Singapore van het ‘Comite International de la Croix-Rouge, Geneve (Suisse) Délégation JAVA) bericht dat mijn moeder en zus werden vrijgelaten en door hen naar Semarang werden gebracht. Daar mochten ze kiezen om te worden vervoerd naar Batavia of Soerabaja. Mijn vader dacht dat ze wel naar Soerabaja zouden willen gaan en kwam dus naar mij in Soerabaja toe. Maar mijn moeder had gehoord dat ik in de Simpangclub was vermoord en koos voor Batavia, richting mijn vader in Singapore. Toen het eerste schip in Soerabaja arriveerde was ik er met de groep ambulances bij. Ik heb meteen de passagierslijst doorgespit, maar ze waren er niet bij. Mijn vader kreeg ongeveer tegelijkertijd bericht dat ze in Batavia waren aangekomen.
    Het Engels gezag was allang voorbij, maar voor transportfaciliteiten was RAPWI nog de baas. Voor transport van mijn vader uit Singapore naar Batavia moest hij worden gekeurd door een arts met RAPWI- bevoegdheden. Voor zij afkeuring eind juni was dat niet meer nodig, dat gebeurde door een Nederlandse arts. Maar het transport naar Nederland met de Sloterdijk werd nog door RAPWI geregeld.
    U ziet dat onze ervaringen met republikeinse bescherming nogal rommelig zijn. Maar dat was tenslotte de hele situatie, je maakte er maar het beste van, met veel oeroesen. Ik heb ook begrepen dat het Nederlandsch-Indische Rode Kruis, dat bij de informatievoorziening in Soerabaja geweldig werk heeft verricht, vanwege dat ‘Nederlandsch-Indische’ niet zo populair was bij de Britten, en dus bij RAPWI werd ondergebracht. Maar daarmee werd de onafhankelijke plaats van het Rode Kruis ondermijnd, hetgeen het Comite International niet prettig vond. Maar dat zijn zaken die ik heb van ‘horen zeggen’.
    .

    • Jan A. Somers zegt:

      “maar ze zijn in juni 1946 door het Rode Kruis ondergebracht in Kamp Patjet” Sorry, dit heb ik niet juist weergegeven. Doordat mijn moeder en zus niet veel hebben verteld zit ik fout op de tijdlijn. Vanuit Soerabaja zijn ze achtereenvolgend in diverse verlaten suikerfabrieken in de omgeving van Soerabaja ondergebracht, overigens ver buiten de demarcatielijn. Wanneer ze naar Patjet zijn overgebracht weet ik niet. Het enige wat ik correct weet is hun Rode Kruis contactformulier (zie op I4E) dat door hun is gedateerd op 1 juni 1946. Van daaruit zijn ze overgebracht naar Semarang, Protestant Weeshuis, en van daar uit per boot naar Batavia. Ze konden vanuit Semarang ook naar wens naar Soerabaja worden overgebracht, maar mijn moeder had daar niets meer te zoeken, ik zou in de Simpangclub zijn vermoord. Batavia was voor hun al een beetje in de richting van Singapore waar mijn vader zat, en Tjimahi, waar mijn broer zat. Ik dacht dat er drie schepen naar Soerabaja zouden vertrekken. Ik was daar bij aankomst in een ambulanceploeg. Hun namen stonden niet op de passagierslijst. ’s Avonds belde mijn vader dat ze in Batavia waren aangekomen.

      • Peter van den Broek van een andere generatie zegt:

        Ik had dat al begrepen van die tijdlijn maar ik ga toch Uw ooggetuigenverslag toch niet ter discussie stellen. Wel zet ik een kanttekening bij Uw analyse.

        Uw verhaal blijft verwarrend maar ook warrig want het Japanse vrouwenkamp i.c. het interneringskamp Darmowijk in Soerabaja ) was NIET begin 1943 opgeheven. Voor mijn goed begrip en begrijpelijk lezen van de Bersiapsituatie in Soerabaja ben ik enkele kampen gaan traceren zoals het kamp in de darmwijk.

        De Darmowijk ook wel genoemd Het Witte Dorp, was een woonwijk in het uiterste zuiden van Soerabaja, tegen het Europese kerkhof Kembang Koening. Tijdens de Japanse bezetting was het een interneringskamp. De ingang van het kamp was aan de oostzijde ter hoogte van de Coen Boulevard, vlakbij de spoorwegovergang.
        De Japanse kampcommandant heette Takahashi en het kampbewaking bestond uit Indonesisch politiepersoneel . De kampvolking bestond uit 9.000 (!!!!) vrouwen en kinderen. De Nederlandse kampleiding werd gevormd door de dames Borgers en A.C.Vreede-van Stolk
        Het kamp werd achtereenvolgend in September 1945 omgevormd tot Opvangkamp. Op 26 Oktober werd het officieel een (Internationaal) Rode Kruiskamp. Op 6 November 1945 werd het een Republikeins kamp.

        In SoerabajaHet is niet alleeen verwarrend maar ook een warrig verhaal , want het Japanse vrouwenkamp (het interneringskamp Darmowijk in Soerabaja ) was NIET begin 1943 opgeheven.

        De Darmowijk ook wel genoemd Het Witte Dorp, was een woonwijk in het uiterste zuiden van Soerabaja, tegen het Europese kerkhof Kembang Koening. Tijdens de jpanse bezetting wash et een interneringskamp. De ingang van het kamp was aan de oostzijde ter hoogte van de Coen Boulevard, vlakbij de spoorwegovergang.
        De Japanse kampcommandant heette Takahashi en het kampbewaking bestond uit Indonesisch politiepersoneel . De kampvolking bestond uit 9.000 vrouwen en kinderen. De Nederlandse kampleiding werd gevormd door de dames Borgers en A.C.Vreede-van Stolk
        Het kamp werd achtereenvolgend in September 1945 omgevormd tot Opvangkamp. Op 26 Oktober werd het officieel een (Internationaal) Rode Kruiskamp, de Indonesiers vertrouwden e Nederlandse Indische Roode Kruis niet. Op 6 November 1945 werd het een Republikeins kamp.

        De Boeboetan-gevangenis lag op de west-oever van de Kalimas, op de hoek van de straat Boeboetan en de straat Koeblen Kidoel.

        In deze gevangenis zijn na 15 Oktober 1945 ongeveer 800 Japanners uit Soerabaja e.o. als gevangenen vastgezet . Britse troepen bevrijdden tijdens de Slag in Soerabaja deze gevangenen
        Deze gevangenis werd aangeduid als een REPUBLIKEINS kamp.

        In Soerabaja Indonesische Nationalisten/pemoeda’s creerden in de Bersiaptijd, na 11 Oktober , meerdere interneringskampen (en ook meerdere volkstribunalen) in het spraakgebruik Opvangs- danwel Republikeinse kampen, in het spraakgebruik Opvangs- danwel Republikeinse kampen. Zo worden ook de Simpang Club en de Werfstraatgevangenis aangeduid en daar begint mijn verhaal over mijn VERKLARINGSSCHEMA in jargon Verklaringsmodel. Dat laatste valt buiten het topic en buiten mijn verantwoordelijkheid.

      • Peter van den Broek van een andere generatie zegt:

        Correctie, ik heb wat te veel verhalen doorelkaar gehaald maar dit is de betere versie

        Ik had dat al begrepen van die tijdlijn maar ik ga toch het ooggetuigenverslag van dhr Somers niet ter discussie stellen.

        Wel zet ik een kanttekening bij zijn analyse.

        Zijn verhaal blijft verwarrend maar ook warrig want het Japanse vrouwenkamp i.c. het interneringskamp Darmowijk in Soerabaja ) was NIET begin 1943 opgeheven. Voor mijn goed begrip en begrijpelijk lezen van de Bersiapsituatie in Soerabaja ben ik enkele kampen gaan traceren zoals het kamp in de Darmowijk.

        De Darmowijk ook wel genoemd Het Witte Dorp, was een woonwijk in het uiterste zuiden van Soerabaja, tegen het Europese kerkhof Kembang Koening. Tijdens de Japanse bezetting was het een interneringskamp. De ingang van het kamp was aan de oostzijde ter hoogte van de Coen Boulevard, vlakbij de spoorwegovergang.
        De Japanse kampcommandant heette Takahashi en het kampbewaking bestond uit Indonesisch politiepersoneel . De kampvolking bestond uit 9.000 (!!!!) vrouwen en kinderen. De Nederlandse kampleiding werd gevormd door de dames Borgers en A.C.Vreede-van Stolk
        Het kamp werd achtereenvolgend in September 1945 omgevormd tot Opvangkamp. Op 26 Oktober werd het officieel een (Internationaal) Rode Kruiskamp. Op 6 November 1945 werd het een Republikeins kamp. 
        In Soerabaja creerden Indonesische Nationalisten/pemoeda’s n de Bersiaptijd, na 11 Oktober , meerdere interneringskampen (en ook meerdere volkstribunalen) in het spraakgebruik Opvangs- danwel Republikeinse kampen. Zo worden ook de Simpang Club en de Werfstraatgevangenis aangeduid .

        Daar begint mijn verhaal over mijn VERKLARINGSSCHEMA in jargon Verklaringsmodel. Dat laatste valt buiten het topic en buiten mijn verantwoordelijkheid.

      • Jan A. Somers zegt:

        “NIET begin 1943 opgeheven” Sorry, mijn fout. Eind 1943 begon het overplaatsen naar Midden-Java (mijn zus ook), dat was begin 1944 klaar. Maar de gedek en prikkeldraad bleef, werd wel veel van weggehaald door nieuwe gebruikers. In die wijk werden volgens mij later armlastige Indische gezinnen onderdak geboden. In oktober 1945 werden door de Japanners hier ook vrouwen en kinderen ondergebracht die met RAPWI uit Midden-Java naar Soerabaja waren gekomen, en geen onderdak hadden.

  17. Peter van den Broek van een andere generatie zegt:

    Ik lees wat over de Republikeinse interneringskampen in de Bersiaptijd. Ik ga ervan uit dat dat beschermingskampen zijn maar dan stuit ik op tegenstrijdige berichten:

    1) zoals het Republikeinse interneringskamp Pacet, dat ligt tussen Malang en Soerabaja. Volgens buitenlandse bronnen zou dit kamp berucht zijn om haar folteringen en het vermoorden van de geïnterneerden

    Dat niet alleen, de Pumoeda’s ageerden niet alleen tegen (Indische) Nederlanders maar ook Chinezen. het zou betekenen dat ook Chinezen in de Republikeinse interneringskampen terechtkwam, maar dat laatste kan ik niet bevestigen.

    Dus waren die interneringskampen wel zo veilig en waren het dus bevrijdingskampen?

    • Wal Suparmo zegt:

      Nooit gehoort van een Chinese interneringkamp.Dat kan ook niet want offiecieel zijn ze ooit vijanden geweest en er zijn teveel Chinesen.Hoe kunnen de pemoeda’s hun eten geven.Wel gehoort dat juist de pemoeda’s eten vragen met of zonder geweld van de Chinesen omdat zij bekendt zijn al hamsters en altijd hun winst trekken in welke situatie dan ook.Een dat is ook de reden dat ze gehaat worden.

      • Peter van den Broek van een andere generatie zegt:

        Ik heb dat toch anders bedoeld.

        In Soerabaja vermoorden de pemoeda’s dwz de bendes iets meer dan 200 Nederlanders. Daarentegen vermoordden zij alleen in Soerabaja meer dan 600 Chinezen, lees de toenmalige kranten er op na.

        Als bendes zowel Nederlanders als Chinezen bedreigden dan hadden de Indonesische Nationalisten, zowel Nederlanders als Chinezen voor hun eigen veiligheid in de interneringskampen dienen op te sluiten.

        Blijkbaar deden zij dat niet, zij gingen op zijn Nederlands “etnisch profileren” en sloten alleen de Nederlanders op. Chinezen buiten de kampen werden als vrij wild achtervolgd en zonder veel mededogen vermoord, daarover is weinig bekend, maar dat betekent niet dat het niet gebeurd is.

        Ik concludeer daaruit dat de Nationalisten (Indische) Nederlanders gevangen namen NIET ALLEEN om humanitaire redenen.
        Dat zij Nederlanders als gijzelaars namen is best een mogelijkheid en klinkt ook logisch maar dient wel geverifieerd te worden. Dat is Geschiedsschrijving.

    • Jan A. Somers zegt:

      “het Republikeinse interneringskamp Pacet” Als u even kijkt op het Rode Kruis contactformulier in een stukje van mij in I4E, dan ziet u in welk ‘beschermingskamp’ mijn moeder en zus zich bevonden. Vreemd, Indonesische bescherming zo dicht bij Soerabaja. Dat waren vrouwen en kinderen uit Darmo (ook genoemd in de instructie aan de 49th Indian Infantery Brigade Group), die aan de Britse troepen hadden kunnen worden overgedragen, zowel aan de genoemde brigade, als later aan de 5th Indian Division. Dat zou de Indonesiërs veel werk hebben bespaard, en de vrouwen en kinderen veel ellende.
      “Met de taak om Nederlanders uit de Republikeinse kampen te halen had de RAPWI niets te maken.” De RAPWI was er niet alleen voor ex-POW-ers, maar ook voor alle aangetroffen internees. In de militaire instructies m.b.t. Soerabaja was sprake van ‘There are internee camps in Darmo (…)’, ‘The Indonesians are threatening to use Dutch internees as hostages (…)’, ‘Our task is to gain control of the internee camps (…) This must be done in conjunction with RAPWI organizations (…).’
      Wat ook vreemd was is dat Pacet vlak bij Soerabaja ligt, maar dat voor de vrijlating onder bemiddeling van het Comite International de la Croix-Rouge deze vrouwen en kinderen nog moesten worden versleept naar Semarang. Een heel eind onder belabberde omstandigheden.
      Mijn moeder en zus spraken nauwelijks over Pacet, maar ik heb naderhand verhalen gehoord van buurmeisjes uit Soerabaja die in Zwitserland woonden (inmiddels ook overleden). Ik heb bij mijn moeder en zus niet doorgevraagd. Veel weten is veel verdriet. Vaak is begrijpen voldoende.

      • Jan A. Somers zegt:

        Twee tantes zijn overleden, op 4-12-1945 en ?-2 1946. Zij liggen op Kembang Kuning.

      • Peter van den Broek van een andere generatie zegt:

        Bovenstaand verhaal is voor mij erg verwarrend.

        1) Pacet of in het toenmalig Nederlands “Patjet” was een sanatorium/herstellingsoord in de bergen. Pacet/Patjet ligt 35 Km ten Zuid.Oosten van Modjokerto, iets meer dan 70 Km ten Zuiden van Soerabja, dat is toch niet vlak bij?

        Volgens het archief Bersiapkampen hebben de Republikeinen het kamp in februari 1946 in gebruik genomen.Kampcommandant was Soleiman, met assistentie van Notosoebrata. Over die Heren zou ik wel wat in de Indonesische archieven willen terugvinden, wil ik hen als oorlogsmisdadigers kunnen aanmerken.

        Daarnaast bestond er bij de Britten verwarring over de “internees” (zie APWI) , ze haalden zonder het te weten groepen gevangenen doorelkaar.

        Er dient geen begripsverwarring voorkomende worden, de wanorde en chaos was al groot genoeg want er waren in Soerabaja en omgeving geïnterneerden uit of in meerdere soorten kampen:
        a) geïnterneerden uit de Japanse kampen (APWI)
        B) geïnterneerden in de “opvangkampen”
        c) geïnterneerden in de Republikeinse kampen (Indo-Europeanen en totoks)

      • Peter van den Broek van een andere generatie zegt:

        Er dient geen begripsverwarring voorkomende worden = er dient begripsverwarring vòòrkomen te worden

        excusez les mots

      • Jan A. Somers zegt:

        “is voor mij erg verwarrend” Misschien bent u door uw emigratie het begrijpend lezen ietwat vergeten. Overigens, als opgeschreven chaos chaos is, is dat goed beschreven.
        “dat is toch niet vlak bij?” Als Soerabaja al zo’n 20 km lang is, is 70 km relatief niet ver. (wel natuurlijk voor die vrouwen en kinderen in hun dagmarsen daar naartoe). Patjet (en Tretes) waren populaire vakantieoorden als je Batoe en Poedjon te ver vond.
        “hebben de Republikeinen het kamp in februari 1946 in gebruik genomen” Dat zou best kunnen. De vrouwen en kinderen, waaronder mijn moeder en zus, die in november 1945 uit Soerabaja (Darmo) waren weggevoerd werden eerst ondergebracht in (suiker)fabrieken. Versleept van de ene naar de andere plek.
        “ze haalden zonder het te weten groepen gevangenen doorelkaar” Er was niet veel door elkaar te halen. Volgens hun instructie ging het in Soerabaja over POW-ers, internees, en hostages. In Soerabaja is nooit een blijvend Japans krijgsgevangenenkamp (POW) geweest, mijn vader was rechtstreeks naar Singapore gebracht. Geen POW-ers dus. Wel zaten in de Boeboetangevangenis Japanse geïnterneerden (een van hen kwam ons later assisteren bij het vertalen van etiketten van medicijnen, hij was student chemie/farmacologie).. En van de internees werd geen onderscheid aangegeven. Het Japanse vrouwenkamp was al begin 1943 opgeheven, de bewoners, waaronder mijn zus, werden toen naar Midden-Java overgebracht. Wel is mijn zus eind september/begin oktober 1945 met een van de RAPWI-transporten in Soerabaja terug gekeerd, maar die vrouwen en kinderen werden door de Japanners gebracht naar de door hun opgegeven adressen van familie/kennissen. Mijn broer is rechtstreeks naar Tjimahi gebracht, in Soerabaja is nooit een Japans mannenkamp geweest.. Er gingen wel geruchten dat de internees in de Werfstraatgevangenis als hostages werden opgevat, maar daar was toch geen grond voor. Wel wordt voor de internees Darmo genoemd. Voor al deze mensen, die gevaar liepen zonder verder onderscheid, moest: ‘the protection, and where appropiate evacuation’ (…) be done in conjuction with RAPWI organizations’. Maar van “B) geïnterneerden in de “opvangkampen” c) geïnterneerden in de Republikeinse kampen (Indo-Europeanen en totoks)” was geen sprake, tenzij u de Werfstraatgevangenis als een kamp beschouwt. En daaruit werden wij dan ook bevrijd.
        Wat ik nog steeds niet begrijp is dat kamp Patjet bekend was bij het Rode Kruis (het Comite International, niet het N.I.Rode Kruis) (zie het contactformulier van mijn moeder op I4E), maar toen door bemiddeling van het Rode Kruis de geïnterneerden zouden worden vrijgelaten, die mensen versleept werden naar Semarang! (dat is inderdaad niet vlakbij). Terwijl Soerabaja toch de handigste plek zou zijn geweest.
        Net zoals velen vóór mij al hebben afgehaakt was ik ook van plan niet meer op u te reageren, maar het noemen van Pacet maakte wat in mij los. Vandaar mijn reageren. Ik blijf mij er steeds over verbazen dat al uw reageerders worden afgedaan als prietpraat, u weet het altijd zo goed, maar verder dan de kwalificatie prietpraat komt u nooit. Wanneer krijgen we van u een doorwrocht verhaal over een stukje Soerabaja? Daar zou u velen een plezier mee doen. U heeft zoveel rapporten en buitenlandse deskundigen gelezen, daar kan toch een prachtig verhaal uitkomen? Nu doet u wel mee, maar neemt geen verantwoordelijkheid.

  18. Peter van den Broek van een andere generatie zegt:

    bevrijdingskampen=beschermingskampen

  19. Peter van den Broek van een andere generatie zegt:

    Er wordt in Nederlandse kringen beweert dat de Bersiap gekenmerkt wordt door wanorde en chaos. Alhoewel dhr Meelhuijsen in zijn befaamd boek wel wat informatie geeft over de Simpang Club, heeft hij niet de archieven geraadpleegd over de groep van Bung Tomo die daar moorden pleegden noch voor zover ik weet dat hij veldonderzoek in Soerabja heeft gedaan.

    Als ik naar de situatie in Soerabaja kijk, dan komt bij nadere bestudering van veelal buitenlandse bronnen toch wat anders naar voren.
    De historicus William H. Frederick zegt in een artikel in Journal of Genocide over het Bung Tomo en zijn tribunaal dat in de Simpang Club zgn Recht sprak het volgende: dat deze en ANDERE tribunalen de indruk wekken dat zaken van hogerhand geregeld werden. Bung Tomo was niet de enige die daar op geheel eigen wijze en uit naam van het Indonesische Volk Recht sprak.

    De hele gang van zaken dwz van het oppakken van Indische Nederlanders uit bepaalde wijken, via het georganiseerd vervoer van deze Nederlanders naar de Simpang Club en later naar de Werfstraatgevangenis duidt op een regie van hogerhand. Aangezien Indonesische archieven zoals het belangwekkendeTNI-archief zijn dienaangaande nog niet bestudeerd, wat bij mij wel verbazing en verwondering wekt. Dat is mijn voorlopige conclusie

    Is de situatie in Bandoeng niet anders m.a.w. was de Simpang Club in goed Nederlands een EXCES? Ik betwijfel dat.
    Bendes (?) in Bandoeng plukten Indische Nederlanders uit hun huizen en deze werden gevankelijk naar bepaalde huizen in kampongs gevoerd.
    Het lijkt mij onwaarschijnlijk dat wildvreemde bendes zo maar in kampongs konden opereren zonder medeweten/medewerking van de locale bevolking. De betreffende huizen werden aangemerkt als SLACHTHUIZEN en dat zal ook de betreffend kampong niet onberoerd hebben gelaten. Van een mate van medeplichtigheid van de kampong mag best gesproken worden.
    Ik kan dat pas verantwoord zeggen na bestudering van O.D.O. en NEFIS-rapporten , en vooral het boek van Mevr. van Delden over de Bersiap in Soerabaja. Het boek over de Republikeinse kampen mag nog even wachten.

  20. R.L. Mertens zegt:

    Pemoeda!- Na 1942 stortte het koloniale huis in elkaar en een groot deel van de Indonesische jeugd was op eigen kracht aangewezen bij de confrontatie met een hard Japans ambitieus regime.
    Paradoxaal genoeg is het overigens juist de Japanner die de Indonesiër van zijn eindeloze inschikkelijkheid heeft afgeholpen. ‘Azië voor de Aziaten’ werd de kreet. Historicus Notosusanto zei het kort; ‘ze leerden ons trots te zijn op ons land. En dat was een nieuwe ervaring. Ongehoord voor de inlander die eertijds met koningin en vaderland(in de verte) een surrogaat patriottisme was aangepraat.’ De Japanse trainings- indoctrinatie systeem was ongehoord hard en zelfs rechtstreeks affront van de Javaanse geest, die verfijning en terughoudendheid als kenmerken heeft. Maar juist de brute uitdaging die de Indonesische jeugd kreeg opgedrongen, keerden zich tegen de Japanner zelf en later tegen elke vreemdeling’.
    Aldus socioloog, Indië veteraan JAAvDoorn

    • Jan A. Somers zegt:

      “‘Azië voor de Aziaten’ werd de kreet.” Nou nee, het was Azië voor de Japanners. Wel eens wat gelezen over de Nanyo? de Indonesiërs verwelkomden de binnentrekkende Japanners en richtten zich aanvankelijk op de nieuwe overheerser. Maar het Japanse bestuur continueerde het koloniaal beleid, zelfs op een meer rigide manier. In de plannen voor de Nanyo, de expansie in zuidelijk Azië, was er sprake van een blijvende bezetting en japanisering van Nederlands-Indië dat, bevrijd van het westerse kolonialisme, deel diende te nemen aan de Japanse oorlogsinspanning om de eindoverwinning mogelijk te maken. Dit hield in de levering van arbeid, landbouwproducten en mijnbouwproducten. Inlijving in de Gemeenschappelijke Welvaartssfeer in Groot-Oost-Azië. Het beleid ten aanzien van de Indonesische bevolking was erop gericht dat deze zich niet bedreigd zou voelen, zodat er op voorhand niet ingegrepen werd in de plaatselijke gebruiken. Nationalistische activiteiten pasten echter niet in de Nieuwe Orde en dienden daarom niet te worden aangemoedigd, moslimorganisaties dienden zich uitsluitend met godsdienstige zaken bezig te houden. De Japanse regionale bestuurders leerden wel met vallen en opstaan in te spelen op de bestaande regionale verschillen met betrekking tot de godsdienstige constellatie, cultuur en het niveau van de nationalistische bewegingen. Het ging steeds meer naar een kanalisering van de niet te onderdrukken nationalistische gevoelens, gericht op de Japanse doeleinden. De meeste aandacht ging hierbij (weer) uit naar Java als de in politieke zin meest ontwikkelde regio. Sumatra en de andere buitengewesten waren voor Japan weliswaar van groter belang met het oog op de grondstoffen, maar werden als politiek primitief gezien.

      • R.L. Mertens zegt:

        @JASomers; ‘kanalisering etc….op Japanse doeleinden’ – Inderdaad, echter de nationalisten bleven bij/hadden steeds hun eigen agenda voor ogen; merdeka !. En, het belangrijkste ( wat in de Nederlandse tijd niet lukte) de vorming van een eigen weermacht; leger, militie jeugdgroepen etc. Met het opgedane zelfrespect en vertrouwen was het een ‘geschenk voor de toekomst’.

      • Wal Suparmo zegt:

        Frappant van de zo intelenente Jap. die denken 3 schermutselinegn te hebben gewonnen n.l.PEARL HARBOR, SLAG VAN DE JAWA ZEE en 150 duizend Engelse soldatem in Singapore in gevangenschap.Dat ze de oorlog al hebben gewonnen.Terwijl; de KANZAI BUTAI die Batavia of fietsen op 5 mei 1942, hadden verovert., In 25 October 1942 l in Caudacanal al verwoest was door de Americaanse marine( Battl;e of the Ridge) met 3000 doden. Hun namen zijn in de YASSO KUNIE tempel vereuwigd. Hoe dan ook Japan heeft toch maar zijn zin gekregen want ze hebben de Millitare oorlog wel is waar verloren maar de Economische toch maar gewonnen..

Plaats een reactie