Aangekondigde claims op basis van Birmaregeling laten lang op zich wachten.
In mei 2014 publiceerde Griselda Molemans haar boek ‘Opgevangen in andijvielucht’, waarin een tiental claims met betrekking tot ‘openstaande schulden’ van de Nederlandse staat jegens de Indische gemeenschap. Een jaar geleden kondigde de hieruit voortgekomen Stichting Task Force Indisch Rechtsherstel (TFIR) aan gevolg te zullen geven aan één van deze claims, en wel die met betrekking tot de zogenaamde Birma-regeling. Wat is de stand van zaken?

Staatsbezoek koningin Juliana, prins Bernhard en prinses Beatrix bij erebegraafplaatsen Kanchanaburi en Chunkai, 1963.
De toon was – zacht uitgedrukt – nogal oorlogszuchtig. De Nederlandse overheid had zo ongeveer álles met betrekking tot de Indische gemeenschap laten liggen, en zou daarvoor zeer binnenkort ter verantwoording worden geroepen. Om te beginnen op het punt van de Birma-gelden. Waar ging het bij deze regeling ook al weer om?
Honderdduizend Britse ponden
Uit de verkoop van de spoorlijn kregen de Geallieerden van de Thaise overheid enkele miljoenen. Hiervan werd in 1954 honderdduizend Britse ponden voor de Nederlandse overheid gereserveerd om de mannen die de lijn hadden aangelegd, te compenseren. Volgens de Stichting TFIR zou deze overheid onvoldoende inspanning hebben geleverd om alle ca. 17 à 18 duizend Nederlandse Birma-dwangarbeiders over deze regeling te informeren.
Deze ‘Birma-regeling’ was de eerste van een drietal regelingen waarbij de Nederlandse overheid als doorgeefluik fungeerde bij de verdeling van een lump sum. De andere twee, beide uit 1956, waren een uitkering bestemd voor álle krijgsgevangenen op basis van het vredesverdrag met Japan, en een uitkering bestemd voor burgergeïnterneerden op basis van het zogenaamde Yoshida-Stikkerprotocol.
Honderdduizend Britse ponden betekende volgens de toenmalige wisselkoers 1.062.000 Nederlandse guldens. Minister Beyen van Buitenlandse Zaken, en Luns, minister zonder Portefeuille, beloofden op 14 juli 1954 aan de Tweede Kamer dit bedrag te verdelen over de daarvoor in aanmerking komende krijgsgevangenen. De individuele uitkering werd vastgesteld op fl. 61,73. Er was zo ruimte gemaakt voor 17.200 betalingen. Dezelfde maand verschenen oproepen in Nederlandse en Nederlandstalige Indonesische dagbladen, en werden radiopraatjes gehouden. De reacties van de dwangarbeiders waren positief. Zowel in Nederland als in Nederlands-Indië ontstonden initiatieven om het geld af te staan aan een speciaal fonds voor de meest behoeftigen.
Een zachte dood
Helaas weten we niet precies hoeveel dwangarbeiders een beroep op de regeling hebben gedaan, evenmin hoe velen hun uitkering hebben afgestaan. De archieven zijn verloren gegaan. Het enige dat bewaard is gebleven, is een verslagje van rond 1967 ter grootte van een a4-tje, en een algemene lijst van alle Nederlandse krijgsgevangenen, waarop is aangetekend of werd uitgekeerd.
In 1967 werd vastgesteld dat nog slechts sporadisch aanvragen binnenkwamen; op dat moment was nog geld in kas “voor een dozijn aanvragen”. In hetzelfde jaar werd de uitvoering van de drie regelingen overgedragen van Buitenlandse- naar Binnenlandse Zaken. Deze uitvoering, thans in handen van de Stichting Administratie Indische Pensioenen (SAIP) in Heerlen, werd voortgezet op kosten van ´s Rijks kas. Tientallen jaren lang betrof het slechts een voetnoot in de jaarverslagen; nieuwe aanvragen kwamen zelden voor. Een zachtere dood kon een regeling niet sterven, zo leek het…
Andijvielucht
… tot mevrouw Molemans met de publicatie van haar boek Opgevangen in andijvielucht het stof oprakelde. Met betrekking tot de Birma-regeling stelde zij dat de overheid bewust te weinig publiciteit aan de regeling had geschonken, en dat duizenden ‘rechthebbenden’ van de regeling geen weet hebben gehad. Degenen die zich nu alsnog aanmelden zouden een geïndexeerde uitkering moeten krijgen, “met rente-op-rente”. Om een juridische claim in te dienen werd contact gezocht met advocate Liesbeth Zegveld.
Sindsdien werd het echter stil rond deze claim, zij het dat de berichtgeving nog af en toe opflikkert. Op 15 augustus 2015 schreef het NRC Handelsblad, op basis van informatie van de Stichting TFIR, dat zich op dat moment bijna 1300 personen bij de Stichting hadden aangemeld, waaronder 33 overlevenden van de aanleg van de spoorweg zélf.
Enkele weken geleden plaatste de Stichting op haar Facebook-pagina met groot succes een verwijzing naar een namenlijst van Birma/Thailandkrijgsgevangenen. Het aantal pagina-’likes’ verdubbelde in een week, en het aantal aanmeldingen ter verkrijging van de gehoopte uitkering steeg evenredig. Volgens de website van de Stichting hebben zich thans “ruim 2.500 rechthebbenden (onder wie 29 hoogbejaarde ex-krijgsgevangenen) van over de hele wereld aangemeld.”
‘Rechthebbenden?’
De Stichting spreekt steeds van ‘rechthebbenden’, en gaat er dus vanuit dat ál die kinderen en kleinkinderen die zich nu meldden uiteindelijk ook een uitkering zullen krijgen. Niets is echter minder waar. Gealarmeerd door de publiciteit, heeft zich ook een aantal ex-krijgsgevangenen en nabestaanden rechtstreeks bij de SAIP gemeld. Wat blijkt? De SAIP heeft het afgelopen jaar meer dan honderd afwijzingen moeten versturen. In alle deze gevallen bleek dat in een ver verleden al was uitbetaald. De kans is dan ook levensgroot dat straks die meer dan 2500 aanvragers van de Stichting TFIR, ook (bijna) allen te horen krijgen dat al eerder werd uitbetaald. En dus dat het niet-gebruik van de regeling in de verste verte niet zo groot is als door de Stichting wordt verondersteld.
Waarom wachten?
Waar wacht de Stichting nu eigenlijk nog op? Waarom worden die 2500 aanvragen niet meteen doorgezonden naar de SAIP ter toetsing van de vraag of sprake is van mogelijke uitkeringen? Het antwoord lijkt voor de hand liggend: even zo vele afwijzingen zouden alle lucht uit de TFIR-ballon doen lopen, en alle ‘claims’ met betrekking tot het veronderstelde niet-gebruik van de regeling overbodig maken. Om nog maar niet te spreken van de eis van ‘rente op rente’.
Mevrouw Zegveld had het dossier in februari 2015 nog niet bestudeerd. Thans laat ze ons desgevraagd weten “over deze zaak niet te kunnen berichten.” Nu kunnen we het mis hebben, maar dit lijkt in de verste verte niet op ‘een zaak’. Zo lang de Stichting haar geen formele opdracht verstrekt, blijft het dossier natuurlijk op de plank liggen.
Pijnlijk wordt dit alles als we bedenken dat enkele tientallen hoogbejaarde ex-krijgsgevangenen in het onzekere worden gelaten (NB: het zijn er nu al weer minder dan een half jaar geleden), en dat duizenden kinderen en kleinkinderen van krijgsgevangenen verkeerd worden voorgelicht over hun kansen om alsnog – in naam van – aanspraak te maken op een zekere vorm van eerherstel.
Een oplossing?
In plaats van lijsten te publiceren van (bijna) alle krijgsgevangenen uit Birma en Thailand, en iedereen te vragen daarop te reageren, doet de Stichting er beter aan bij de overheid aan te dringen op een onderzoek naar bestaande lijsten van krijgsgevangenen met daarop voorkomende vermelding van reeds toegekende en betaalde uitkeringen. Alleen zó kan een lijst worden aangelegd van personen op wiens naam nog niet is uitgekeerd, en alleen dán heeft een algemene publieksoproep enig nut. Dat die lijst mogelijk een stuk kleiner zal zijn dan verondersteld, moet de Stichting dan maar voor lief nemen.
x
Zo, die zit. Doe er pvd wat mee.
Ik dacht dat we deze discussie al eens gevoerd hebben. We kunnen die exercitie herhalen maar dat lijkt me weinig zinvol. Bij schaken geeft een herhaling van zetten PAT.
Ik kan alleen maar indenken dat de advocaat aanstuurt de overheid in gebreke te stellen, een onrechtmatige overheidsdaad dwz de rechthebbenden hebben vanwege de gebrekkige publicatie van de regeling schade geleden (inclusief rente op rente) etc.
De advocaat zegt over de zaak niet te berichten: dat lijkt me juist want ze hoeft toch niet aan elke willekeurige voorbijganger uit te leggen wat zij doet voor anderen (heeft dacht ik met beroepscode te maken) , daarvoor wordt ze niet betaald. Lijkt mij dus geen logisch argument in deze discussie.
DE SAIP of andere overheidsinstantie doen er meer dan 60 jaar over een regeling te beëindigen, dus we mogen deTaskforce ook wat tijd gunnen, dat lijkt mij wel reëel.
N.B. Bij de Back-pay werd aan 98% van de Rechthebbenden ONRECHT gedaan en aan 2% van de op 15 Augustus nog levende rechthebbenden ZAL in de TOEKOMST een uitkering worden gedaan , DEO Volente. Dus wat de Task Force doet kan toch niet slechter zijn dan wat de Staatsecretaris van WELZIJN in mekaar geflanst heeft, de overheid cq SAIP is wat indischen betreft niet te vertrouwen.
Ik dacht dat het morgen (gelukkig niet de 13e) in de Kamer komt. Kan iedereen naar toe. Ik denk niet dat het storm loopt.
“SAIP is wat indischen betreft niet te vertrouwen.” Mijn ouders zijn door de SAIP altijd keurig geholpen. Na het overlijden van mijn vader zelfs een bezoek aan huis bij mijn moeder. Het is dan ook een uitvoeringsorgaan, geen beslissingsorgaan. En “wat indischen betreft “, ik dacht dat het door de I alleen Indischen betreft. Maar misschien hebben ze er taken bij gekregen, dat weet ik niet.
Wat wordt het weer een fantastische tjampoeran
Om te proberen het onrecht wat kleiner te maken het volgende. Mijn vader was ambtenaar, Hij werkte als houtvester voor het Boschwezen.
Ergens in de jaren negentig van de vorige eeuw kwam ik er via de SAIP achter dat hij in de jaren vijftig op grond van een Rehabilitatie Regeling 2/3e van zijn achterstallige salaris uitbetaald heeft gekregen.Het was ongeveer 10.000 gulden, een heel bedrag in die tijd.Dit op voorwaarde dat als het ooit tot een Backpay zou komen, het bedrag verrekend zou worden.
Uit huidige cijfers in deze kwestie blijkt dat het indertijd om ongeveer 40.000 militairen en ambtenaren ging. Uit de stukken van mijn vader blijkt dat hij een registratie nummer kreeg van ergens in de 23.000. Daaruit concludeer ik dat er minstens zoveel rechthebbenden een beroep op die regeling hebben gedaan.
Gelet op het voorgaande raad ik iedere nakomeling aan om eerst bij de SAIP in Heerlen te informeren of vader daar indertijd een beroep op heeft gedaan. Dit ter voorkoming van vele, helaas, onterechte dollartekens in ogen van eventuele rechthebbenden.
Mijn vader heeft in de jaren vijftig ook zoiets gekregen. Ik moet die spullen nog opzoeken, maar dat is een groot karwei.
De ‘terugwerkende kracht’ tot 15/08/2015 is een belachelijke geste binnen het totale zogenaamde charmeoffensief dat dankzij treuzeltactieken nu 98% van de rechthebbenden buiten spel heeft gezet. Mijn in 2014 overleden vader had wat graag -in navolging van mijzelf- nog een bezoek willen brengen aan die plekken waar hij gedurende een aantal jaren ‘in dienst was van de spoorwegen’ zoals hij zijn kleinkinderen altijd wijs maakte.
En dat had met een ‘schijntje’ van die € 25.000 al hebben kunnen lukken…
Vertel meer over uw Vader, Roy. Hij lijkt me een superman. Daarom bent u zo boos.
Effe checke bij de SAIP gaat veel vlugger ja, Joost.
Ook mijn vader heeft aan de Birmaspoorweg gewerkt en heeft een schijntje teruggekregen en als dan als zoon ook aangeeft te hebben geleden(buiten het Kamp) moet je bewijzen dat je bombardementen moet hebben meegemaakt. Ja zei ik op Bandoeng(Lembang), maar wordt er gezegd: er zijn geen bombardementen geweest. Ik heb het maar zo gelaten, maar blijf het niet terecht te vinden hoe de overheid ermee omgaat. Als het gaat om de Bersiaptijd zijn ze erwel snel bij om mensen in Indonesie geld te geven.
“er zijn geen bombardementen geweest”
~ The Defying Years of the Dutch East Indies 1942-1949: Survivor’s Accounts…
(geredigeerd door Jan A. Krancher)
Er staat bij vermelding d.d. March 4, 1942: Heavy bombardments in the mountain passes of north Bandung
“mountain passes of north Bandung” Dat is niet de stad waar de mensen wonen? Aanvragers uit Soerabaja hadden het ook over zware bombardementen in de oorlog. Maar dat viel wel mee. De Japanners hebben wel wat gebombardeerd, maar niet veel, zij wilden alles in goede staat veroveren. In ieder geval geen woongebieden. En later de Amerikanen, maar die beperkten zich tot de olieraffinaderij/winputten en Braat, en de havens, ook niet in woongebieden. Vanuit de stad prachtige rookwolken te zien, maar verder geen last. Dat leverde wel een hoera-stemming op!
Het boek van Jan A. Krancher moet zijn The Defining Years of the Dutch East Indies, …
Soms zijn typefouten onvermijdelijk. Sorry, Jan K.
http://www.krancher.org/book_reviews.html
Jan A. Krancher is a California Environmental Health Specialist with a multicultural and multilingual background. He is originally from the former Dutch East Indies (now Indonesia) and has been uprooted twice, once when forcibly “repatriated” to the Netherlands and the second time voluntarily, when he emigrated to the US in 1960. He has traveled to 22 countries and has lived in five. He served honorably in the U.S. military in Germany as an interpreter-translator and he still performs in that same capacity as volunteer for the World Ag Expo International Farm Equipment Show in Tulare, California.
“mountain passes of north Bandung” Dat is niet de stad waar de mensen wonen? Aanvragers uit Soerabaja hadden het ook over zware bombardementen in de oorlog.
Vecht dit maar met Don Kelder uit en niet met mij, Jan. Mijn ractie was trouwens aan hem gericht.
“Vecht dit maar uit” Doe ik niet hoor, ik houd niet van vechten. Het gaat vaak ook om de perceptie die iemand heeft van een gebeurtenis, en die kan vol emoties zitten. Daar begin ik niet aan. Sommige getuigen vonden de situatie in de Werfstraatgevangenis levensbedreigend, ik vond dat je er met rust werd gelaten. Wie heeft gelijk? Ik uiteraard(?).
Dit was een reactie van een ambtelijk apparaat. Ik heb een boek over Bandoeng, waar het ook vermeld is dat er bombardementen zijn geweest!
Het gaat mij om de traagheid van de ambtelijke molens. Volgens mijn moeders aantekeningen is het huis van haar ouders in Lembang gebombardeerd, daar men wist dat een Engelse generaal zich in Lembang had gevestigd.