Berthe Hoola van Nooten gekiekt. Een originele Woodbury & Page-carte de visite herontdekt en enige andere wetenswaardigheden rondom een voormalig buffelsveld.
Door David Apollonius Coppoolse
Batavia, juni 1857. De Nederlandse magistratenweduwe Berthe Hoola van Nooten née Van Dolder (1817-’92) woont in de Gang Scott (tegenwoordig Jalan Budi Kemuliaan), een van de oudste, meest chique en schilderachtige lanen van de toenmalige hoofdstad van Nederlands-Indië.
Berthe heeft in haar woelige leven flink wat tegenslagen te verduren gekregen maar lijkt nu eindelijk geluk te hebben. Zij mag logeren in het ‘splendid house’ van haar succesvolle halfbroer en zakenman in suiker Vincent Jacob van Dolder (1815-’76), ‘surrounded by every luxury of an eastern life’. Dit is het welgestelde blanke Indische milieu dat later honderden keren gefotografeerd zal worden door Walter Bentley Woodbury (1834-’85) en James Page (1833-’65), twee jonge, destijds nog onbekende Engelse fotografen die zojuist op Java zijn aangekomen. In de daaropvolgende maanden en jaren zal het ambitieuze viertal op verschillende en tot nu toe onontrafelde manieren met elkaar te maken krijgen.
Iets verder naar het oosten, op de hoek van de Gang Scott met het fashionable Koningsplein, staat de in het groen verscholen villa die ooit eigendom was van een zekere Robert Scott. Deze achterneef van de beroemde sir Walter ‘Ivanhoe’ Scott was onder andere werkzaam geweest als waarnemend havenmeester in Semarang voordat hij na het Engelse tussenbestuur op Java als succesvol zakenman in 1820 te Batavia neerstreek. Aan de toen nog open vlakte ten zuiden van het Koningsplein (destijds Buffelsveld of ook wel liefdevol Buffeltje genoemd) had hij zijn monumentale huis laten bouwen, in de eigenhandig aangelegde en daarom naar hem vernoemde laan. Precies in dat hoekpand opent de weduwe Van Nooten op 6 april 1857 een particuliere meisjesschool, de vierde in haar leven.
Een nieuwe school
Berthes drie eerdere instituten, ‘Female Seminary’ of ‘Academy for Young Ladies’ genoemd, had zij geleid in achtereenvolgens het Noord-Amerikaanse New Orleans (samen met haar man Dirk, tot zijn overlijden aldaar op 13 september 1847), het nietige Plaquemine (in Parish Iberville, iets hogerop aan de Mississippi, eveneens in Louisiana) en het Texaanse havenstadje Galveston, aan de Golf van Mexico. Nu, in Batavia, aan de andere kant van de wereld, doet zij een nieuwe poging. Alhoewel de hoofdstad van Nederlands-Indië in het midden van de negentiende eeuw duizenden Europese bewoners telt, wordt er door het gouvernement al decennialang geen adequaat meisjesonderwijs meer aangeboden. De fris gearriveerde mevrouw Van Nooten hoopt dan ook dat haar nieuwe school in een gezonde en liefst lucratieve pedagogische behoefte zal voorzien.
Berthe is niet alleen weduwe maar ook een alleenstaande moeder van vijf kinderen. Zij moet ondanks de royale schoolsubsidie van omgerekend zo’n € 15.000,- per maand hard werken voor de kost en runt haar instituut dan ook als een moderne, multitaskende schooljuf. Dat betekent dat zij naast alle huishoudelijke verplichtingen en administratieve rompslomp zelf lesgeeft in onder andere geschiedenis, Frans, Engels, tekenen, schilderen, pianospelen, zingen, naaiwerk en, last but not least, bijbellezen. Zij wordt daarbij niet alleen geholpen door drie uit Nederland overgekomen ‘geëxamineerde secondantes’ maar ook door haar oudste dochters Maria Philippina en Julia Bertha. Dezen weten haar op moeilijke momenten vaak op te vrolijken. Berthes twee zoontjes zitten noodgedwongen op Merchiston Castle School, een uit bruine baksteen opgetrokken jongensinternaat vlak onder Edinburg, in het verre en koude Schotland. Hun drukbezette moeder mist hen, elke dag.
Intussen lijkt de locatie op de hoek van de Gang Scott niet te voldoen, want Berthe verplaatst haar meisjesinstituut al snel naar een ander pand verderop in de laan, eigendom van een zekere heer Eilbrechts. Op dat laatste adres, net als alle andere in de wijk toen nog zonder huisnummer, brengt Berthe (uiteindelijk) maar liefst achtenveertig leerlingen onder haar Nederlands Hervormde vleugels. Dit aantal blijkt echter niet voldoende om het voortbestaan van de school te garanderen. Want na allerlei intriges en publiekelijk uitgevochten subsidieproblemen met de Hoofdcommissie van Onderwijs te Batavia moet zij op 1 januari 1859 haar felbevochten onderwijsinstelling alweer sluiten.
Een paradijselijke hof
Pal aan de overkant in de Gang Scott kijkt Berthe uit op de gloednieuwe, in classicistische stijl ontworpen ‘Armeniaansche’ of St Johannes Kerk. Dit gebouw zal in 1857 ingewijd worden, nadat in 1854 de eerste steen ervan was gelegd door de kort daarvoor opgerichte Bataviase firma E. Chaulan, Deeleman & Co.

Jacobus Anthonie Meessen, ongetiteld, albuminedruk, ca september 1867, de Armeense Kerk op de hoek van de Gang Scott (voorlangs de kerk rechts weglopend, richting Tanah Abang in het westen), het Koningsplein (achter de fotograaf) en de hoek van de tuin van het huis van Berthes voormalige meisjesinstituut (rechts).
Enigszins verwarrend ligt de Benedenstad van Batavia in het noorden maar de Bovenstad juist in het zuiden. Ver voorbij het centraal gelegen Molenvliet, aan de ondiepe Javazee, bevindt zich de modderige en stinkende haven, omgord door talloze pakhuizen en volgepakte toko’s. Dat oudste gedeelte van de hoofdstad van Nederlands-Indië is sinds de grote VOC-tijd vervallen geraakt en wordt bezocht door honderden Arabieren, duizenden Chinezen, tienduizenden Indiërs en ontelbare malariamuggen, alle, buiten noodzakelijke kantooruren, zorgvuldig gemeden door hun Europese stadsgenoten. Maar hier, waar Berthe woont, in de Bovenstad, dus in het zuiden, is het ‘rustig, stil en koel’. Dit is de wijk waar de allochtone elite resideert, omringd door ruim aangelegde, parkachtige tuinen en ontelbare autochtone bedienden. In deze blanke enclave, waarvan het oostelijke gedeelte toepasselijk Weltevreden wordt genoemd, draait de trendy portretfotostudio van Woodbury en Page overuren en geeft madame Van Nooten onder meer bijbelles aan haar jonge en liefst ‘beschaafde’ élèves. Tenminste, zo lang het duurt. Want al snel na de sluiting van haar school zal Berthe uit deze Indische Hof van Eden verdreven worden, niet door het eten van verboden vruchten, maar wegens mooie principes en lelijk geldgebrek.
Een vroeg portretje
![Olland & Zn Batavia: Berthe Hoola van Nooten, fotografie, circa 1860, in handschrift op achterkant (waarschijnlijk van Julius Paul Barth): “Berthe Hoola van Nooten – van Dolder [.] grootmoeder v. Elly van Marle, die haar verzorgde als „Maatji” tot haar 6e jaar in Indië, omdat haar dochter Bertha v. Marle – Hoola v. Nooten, bij de geboorte van Elly gestorven was [.] overgrootmoeder van J.P. Barth en B.M. Hupka-Barth.” (© collectie familie Barth).](https://javapost.files.wordpress.com/2016/01/hvn_portret-berthe_1.jpg?w=182&h=300)
Olland & Zn Batavia: Berthe Hoola van Nooten, fotografie, circa 1860, in handschrift op achterkant (waarschijnlijk van Julius Paul Barth): “Berthe Hoola van Nooten – van Dolder [.] grootmoeder v. Elly van Marle, die haar verzorgde als „Maatji” tot haar 6e jaar in Indië, omdat haar dochter Bertha v. Marle – Hoola v. Nooten, bij de geboorte van Elly gestorven was [.] overgrootmoeder van J.P. Barth en B.M. Hupka-Barth.” (© collectie familie Barth).
Een lommerrijke laan
Rechts van de Armeense Kerk, dus links voor Berthe, staat een glinsterend witgekalkte villa met een voor de Nederlandse literatuur bescheiden maar bijzondere geschiedenis. In dit pand zal namelijk de romancier Louis Couperus enkele van zijn innig gekoesterde jongensjaren doorbrengen, omgeven door tientallen personeelsleden. Op de hier afgebeelde Woodbury & Page-foto’s is goed te zien hoe de lanen in de omgeving van de Gang Scott zijn omzoomd, zelfs bijna overwoekerd, door de tropische vegetatie.

Woodbury & Page, ‘Een waringinboom op een huiserf in Gang Scott (Batavia) met op de achtergrond de Armeense kerk’, circa 1870.
De jonge Couperus is niet de enige voor wie dit onvergetelijk is. De schrijver Arthur van Schendel en later de dichter Leo Vroman hebben eveneens in dit laantje gewoond, onder het verkoelende bladerdak van hoog oprijzende vlam-, klapper-, banyan-, tamarinde-, kanari- en waringinbomen. Dit herinnert Vroman zich, tientallen jaren daarna:
![Madame Berthe Hoola van Nooten: Fleurs, fruits [etc] de L’île de Java [etc], ongenummerde plaat ‘Poinciana Regia’ [= Delonix regia, vlamboom of pauwenbloem], chromolithografie.](https://javapost.files.wordpress.com/2016/01/hvn_poinciana-regia.jpg?w=199&h=300)
Madame Berthe Hoola van Nooten: Fleurs, fruits [etc] de L’île de Java [etc], ongenummerde plaat ‘Poinciana Regia’ [= Delonix regia, vlamboom of pauwenbloem], chromolithografie.
Er was grind en er waren hoge bomen, en struiken met paarse en rode bloemen.
Van Schendel verwoordt het in zijn Jeugdherinneringen als volgt, beknopt, betoverend:
Wij liepen over gras onder donkere bomen, het Koningsplein. Wij woonden in de Gang Scott.
terwijl Hella Haasse op het einde van haar leven (in een aan Rob Nieuwenhuys gewijde tekst in de Indische Letteren) zich nog levendig de ‘mooie grote woningen’ rondom het Koningsplein en in de Gang Scott en Gang Holle uit haar jeugd voor de geest kan halen.
Ook de Franse graaf en wereldreiziger Ludovic de Beauvoir (1846-1929) is enthousiast over de Indische hoofdstad. Maar hij blijkt over rijkelijk meer flux de paroles te beschikken dan de nuchtere Hollanders. Zijn beschrijving van Batavia, dat wil zeggen, het Europese quartier, de wijk waar Berthe woont, klinkt als volgt:
Oh! De feeërieke tuin, het paradijselijke groen! Werkelijk, in Batavia zijn geen straten, er zijn slechts majestueuze lanen, overhuifd door de mooiste bomen met de weelderigste kruinen die brede en eindeloze wandelpaden overkoepelen, zoals men die in Europa slechts in de decors van de Opéra ziet [vert. schrijver dezes].
Vermoedelijk heeft de eloquente comte tijdens zijn bezoek in november 1866 ook de Gang Scott in de ‘ville neuve’ (de zuidelijke Bovenstad) bezocht, want hij beeldt daarvan een houtgravure af als frontispice van zijn reisverslag. De prent van een bijna jungle-achtig overwoekerd laantje blijkt gebaseerd op een originele albuminedruk van Walter Woodbury en James Page. Hun beroemde foto is daardoor preciezer en eerder te dateren dan tot nu toe mogelijk was. Misschien heeft De Beauvoir deze plaat ter plekke van het Engelse duo gekocht en meegenomen naar Parijs, waar in het jaar daarop de eerste twee delen (Java en Australië) van zijn prompt bestsellende reisdagboek verschenen. Ook Berthe Hoola van Nooten heeft met de twee fotografen te maken gehad, op een wijze die bijna niemand buiten haar familie tot voor kort kon vermoeden.![Woodbury & Page, ‘Gang Scott in Weltevreden te Batavia [richting Tanah Abang in het westen]‘, uit: ‘Vues de Java Photographies par Woodbury & Page Batavia’.](https://javapost.files.wordpress.com/2016/01/hvn_gang-scott.jpg?w=640&h=493)
Woodbury & Page, ‘Gang Scott in Weltevreden te Batavia [richting Tanah Abang in het westen]‘, uit: ‘Vues de Java Photographies par Woodbury & Page Batavia’.
Tijd is relatief, zeker in het 19de-eeuwse Nederlands-Indië. Als men vanaf de Armeense Kerk in de Gang Scott zonder op een klok te hoeven kijken ontspannen oostwaarts wandelt, langs de zuidkant van het Koningsplein (dat zo uitgestrekt is dat er nog maar twintig jaar daarvoor een heus jachtverbod op los rondlopende herten was uitgevaardigd), de deftige Gang Holle, officieel ‘Sterreweg’ genoemd, aan de rechterhand houdend, richting het gebouw van de Koninklijke Natuurkundige Vereeniging (het wetenschappelijk instituut waar Berthe in 1863 lid van zou worden) en de zuidoostelijke wijk Parapattan (‘viersprong’), met in de verte bijna zichtbaar het dak van de in 1828 gebouwde, bescheiden en anno 2015 nog altijd in het frisgroen verscholen, witgekalkte ‘Engelsche Kerk’ (die Berthe volgens eigen zeggen liever bezoekt dan de tien jaar jongere Willemskerk van haar eigen Nederlands Hervormde gemeente aan de oostkant van het plein), dan doemt al snel de villa van een zekere Mrs Bain op, telg uit een Schots geslacht dat al minstens een eeuw in Batavia gevestigd is. Deze gastvrije dame stelt vanaf 5 juni 1857 een gedeelte van haar huis ter beschikking aan Walter en James, inclusief hun atelier. Haar adres verklaart overigens waarom er van juist deze zuidwestelijke hoek van het Koningsplein zoveel verschillende Woodbury & Page-foto’s uit die tijd bekend zijn. De albuminedruk van het huis van Louis Couperus moet ruim tien jaar later gemaakt zijn vanuit haar royale voortuin, links in de richting van de Gang Scott. Voordat de avontuurlijke Walter en James arriveerden in Batavia hadden zij, als velen destijds, in het nog jonge Australische Melbourne geprobeerd goud te delven. Later waren zij in dezelfde stad, uitzonderlijker, een eenvoudige fotostudio begonnen. Maar pas in de high society van Batavia wordt het tweetal succesvol en, helaas kortstondig, flink gefortuneerd, onder de naam Photographisch Atelier van Woodbury & Page, kortweg als de Firma Woodbury & Page.
Albert en Henry James Woodbury
Dankzij de duizenden fotografieën die zij (en later ook Henry James en Albert, respectievelijk Walter Woodbury’s jongere en jongste broer) hebben gemaakt van onder andere Batavia en haar bevolking weten wij hoe de blanke Indische samenleving er in contemporaine ogen uitzag (of eruit behoorde te zien). Vanaf het begin van de jaren ’60 vervolmaken zij de zogeheten Woodburytype, een gelatineuze, korrelloze en gloedvolle afdruktechniek die mede is uitgevonden door hun landgenoot Joseph Wilson Swan. Volgens velen is dit het mooiste fotografische procedé ooit ontwikkeld, ‘a pinnacle of photographic achievement’. In de decennia daarna laten zelfs vips als Charles Darwin en koningin Victoria zich vereeuwigen met behulp van deze reproduceermethode, die uitgerekend hier aan het voormalige Bataviase Buffelsveld voor het eerst het prille daglicht zag. Nauwelijks twee maanden voordat de bijna ontroerend jonge Woodbury zal aankomen op de tot Koningsplein gepromoveerde kale grasvlakte, was Berthe haar meisjesschool gestart in het hoekpand van de Gang Scott, aan de overkant van het huis van Mrs Bain. Het toeval wil dat de Engelse Woodbury en Page met hun Schotse landlady en de Hollandse Berthe met haar welvarende halfbroer, gastheer en ‘suikeroom’ Vincent Jacob bijna een half jaar lang met z’n vijven schuin tegenover elkaar zullen blijven wonen en werken. Het kan niet anders of zij hebben elkaar in de tijd regelmatig, misschien wel dagelijks, gezien en gesproken. Maar er is meer over deze connectie te ontdekken.
Een kostbaar kiekje
Vincent Jacob van Dolder is een even gehaaide als succesvolle zakenman. Hij kan het zich in 1862 dan ook veroorloven om Woodbury en Page (waarvan de eerste inmiddels was verhuisd naar een eigen, prestigieuze locatie in de Gang Secretarie aan de noordkant van het Koningsplein) een portretfoto te laten maken voor zijn carte de visite. Ook al werden deze kaartjes hartstochtelijk verzameld, fotografie was in die tijd bepaald geen sinecure. Alleen de blanke Bataviase elite kon zich deze opwindende nieuwigheid veroorloven. Volgens een contemporaine krantenadvertentie moeten geïnteresseerden maar liefst f 20,- per foto-afdruk neerleggen, dat is omgerekend zo’n € 200,-. Weliswaar zal deze prijs binnen enkele jaren door de al snel opkomende concurrentie meer dan gedecimeerd worden, maar Berthe zou zulke bedragen sowieso nooit hebben kunnen betalen. Zij was nog maar enkele jaren daarvoor volkomen berooid uit Noord-Amerika overgekomen en vooralsnog aangewezen op de hulp van haar half geliefde, maar door zijn losse levenswandel ook half verfoeide stiefbroer.
Een indringende blik
Ondanks dit alles is er nu bij Berthes directe afstammelingen in Nederland een originele Woodbury & Page-carte de visite opgedoken. Dit mag een klein mirakel genoemd worden, een verschijnsel dat de virulent anti-rooms-katholieke Berthe waarschijnlijk niet als zodanig had weten te waarderen. Het haarscherpe fotoportretje (12,5-15 cm) is ongekleurd, ongetiteld en ongedateerd.
Als de door familie-archivaris Julius Paul Barth (1910-‘94) geschreven datum (‘1878’) op de achterkant van het visitekaartje correct is, zou de foto gemaakt kunnen zijn naar aanleiding van Berthes eenenzestigste verjaardag op 12 oktober van dat jaar. Het portret wordt hier voor het eerst afgebeeld. Berthe (door Julius Paul ‘Bartha’ genoemd, haar doopnaam), draagt nu, heel modern, niet langer een prangend korset zoals dat onder haar kleding was te ontwaren op de Olland-foto van zo’n twintig jaar eerder, maar een ruimvallend en comfortabel manteltje, dat is afgezet met een fraai zogenoemd passement, handgeborduurd met florale motieven. Rond de hals beschermt de wat losse ruche van de chemise het kostbare bovenkleed. Op de foto oogt Berthe frêle, bijna meisjesachtig.
![Madame Hoola van Nooten: Fleurs, fruits [etc] de l’Île de Java [etc], ongenummerde plaat ‘Nephelium Lappaceum Jack.’](https://javapost.files.wordpress.com/2016/01/hvn_nephelium-lappaceum-jack.jpg?w=212&h=300)
Madame Hoola van Nooten: Fleurs, fruits [etc] de l’Île de Java [etc], ongenummerde plaat ‘Nephelium Lappaceum Jack.’
Trouble in Paradise
Twintig jaar hiervoor, in de paradijselijke hof van Weltevreden waarmee deze beknopte Javaanse kroniek begon, blijkt intussen niet alles pais en vree. Berthe krijgt bonje met haar schuinsmarcherende halfbroer en diens eigenzinnige maîtresse. Na hoogoplopende ruzies vertrekt zij begin 1860 uit de Gang Scott en verhuist naar Buitenzorg (Bogor), zo’n zestig kilometer ten zuiden van Batavia, richting de koelere bergen van het Javaanse binnenland. Daar zal zij vanaf het einde van dat jaar aan de Grote Postweg opnieuw een bescheiden ‘opvoedings-Inrigting’ starten ‘voor [twaalf] meisjes van den beschaafden stand’, voor de vijfde en laatste keer in haar leven. Pal aan de overkant van de straat ligt de vermaarde plantentuin waar zij inspiratie opdoet voor haar monumentale Java-boek. Het voorwoord hiervan schrijft zij al in juli 1862 maar het werk zal pas in 1863-’64 te Brussel gepubliceerd worden. In 1873 verkast Berthe opnieuw, ditmaal definitief, naar Selipi, ten westen van Batavia. Haar tweede dochter Julia Bertha, die net als Maria Philippina zo’n grote steun was geweest op de meisjesschool in de Gang Scott, zal al op jonge leeftijd in 1874 overlijden. Dit is voor Berthe (zowel getroost als gekweld door haar geloof) aanleiding om een aangrijpende zedenschets en bijpassend tranentrekkend treurgedicht te schrijven. Deze worden beide in 1876 onder het pseudoniem ‘B.’ te ‘Java’ gepubliceerd in het te Amsterdam verschijnende Evangelisch Jaarboekje Magdalena. De baten van deze protestantse almanak kwamen ten goede aan de Vereeniging het Asyl Steenbeek te Amsterdam. Dat tehuis was ooit opgezet ter ‘opbeuring’ van ‘boetvaardige’ en tot ‘christelijke inkeer’ gekomen ‘gevallen vrouwen’, dat wil zeggen, ex-prostituees, zoals, volgens kwade roomse tongen, Jezus’ eigen echtgenote, de lichtzedige Maria Magdalena.
![Woodbury & Page, “Boek- en bureauhandel G. Kolff & Co. […] aan de Pasar Pisang te Batavia”, circa 1865-’72; in deze bekende Bataviase boekwinkel zal ook Berthes grote Java-boek verkocht zijn.](https://javapost.files.wordpress.com/2016/01/hvn_boek-en-bureauhandel-g-kolff-co-e280a6-aan-de-pasar-pisang-te-batavia.jpg?w=640&h=463)
Woodbury & Page, “Boek- en bureauhandel G. Kolff & Co. […] aan de Pasar Pisang te Batavia”, circa 1865-’72; in deze bekende Bataviase boekwinkel zal ook Berthes grote Java-boek verkocht zijn.
Christenen of ketters, heiligen of hoeren, in het aangezicht van God is iedereen gelijk, alhoewel sommigen gelijker blijken dan anderen. Ondanks, of juist vanwege, haar literaire aspiraties zou zelfs de devote Berthe net als vrijwel elke andere aardse ziel binnen enkele generaties volkomen vergeten zijn, ware het niet dat zij verantwoordelijk is voor een van de mooiste Indische florilegia van de negentiende eeuw, het anno 2015 nog steeds even zeldzame als peperdure Fleurs, fruits et feuillages choisis de la flore et de la pomone de l’Île de Java. Samen met de nu ontdekte en hier gepubliceerde originele Woodbury & Page-foto heeft zij daarmee alsnog de eeuwigheid verworven waar zij haar leven lang intens naar verlangde, alhoewel op een andere manier dan zij zich waarschijnlijk had voorgesteld.
Ook Woodbury’s aardse bestaan zal niet verlopen zoals hij stellig nog hoopte toen hij als jong, gezond en succesvol society-fotograaf aan het vorstelijke Koningsplein resideerde. Nadat hij is geremigreerd naar Europa blijkt hij ongeneeslijk ziek te zijn. Walter besluit het onvermijdelijke einde niet af te wachten en tijdens een korte, al te korte vakantie samen met twee van zijn dochters in de Engelse badplaats Margate overlijdt de ondertussen berooid, versleten en wanhopig geraakte uitvinder van de geliefde woodburytype in 1885 aan een zelf-toegediende overdosis van het verslavende kalmeringsmiddel laudanum. Zover heeft de eveneens door het leven beproefde Berthe het nooit laten komen. In de Préface draagt zij haar Javaanse bloemenboek niet alleen op aan Sophie, de onbestorven Koningin der Nederlanden, maar met name ook aan haar andere seksegenoten, haar lotgenoten, bondgenoten, aan alle zorgzame, nederige, maar ook manmoedige, krachtige en volhardende vrouwen van deze wereld.
x
x
Dit artikel werd eerder, met voetnoten, gepubliceerd in het Magazijn van Natuurlijke Historie, van David Coppoolse
Bibliografie:
Dank je wel Javapost, in 1 van die zijlanen van het Koningspelin ben ik geboren in het ouderlijk huis op de Laan de Riemer…….dank je wel nogmaals leuk stuk…(y)
Laan de Riemer (na 1950: jalan Tanah Abang III) no 29, daar heb ik ook gewoond van 1944 tot 1956, daar na verhuisd naar Kebayoran tot februari 1958, toen naar Nederland.
wij woonden ook op de Laan de Riemer, mijn Oma ook tot 1956 wat leuk Hans van Schaik…!!
Therese Overbeek Bloem zegt:
11 januari 2016 om 12:01 pm
wij woonden ook op de Laan de Riemer, mijn Oma ook tot 1956
—————————-
Op welk huisnummer woonden jullie, wij op nummer 29. (bijna op het eind van de straat).
Herinner je nog de grote asem bomen in de straat?
Very well written and would have required intimate knowledge of the in and out’s of society at the time. Growing up in Batavia from 1932 to 1948 I remember vaguely that there were different stratus of society related to money and work. However I am familiar with the places described, what makes the story quite interesting.
Walter zegt:
10 januari 2016 om 2:04 pm
I remember vaguely that there were different stratus of society related to money and work.
================================================================
Hoe verder men woont van af de Koningsplein , hoe “minder” men maatschappelijk geslaagd was.
Woont je bij de Gang Scott , Kebon Sirih buurt , Rijswijk buurt etc dan zit je redelijk warmpjes bij.
Mijn ouderlijke huis tot 2010 was in Laan Trivelli ( ook bekend als Kamp Tjideng).
Ja, dat is overal in de wereld. Den Haag is verdeeld in ‘veen’ en ‘zand’. Amsterdam Zuid-Oost (Bijlmer mag niet meer worden genoemd!!) is iets anders dan grachtengordel. Bekende term is ‘Rode Buurt’. Zo kun je de hele wereld afstruinen.
Ik woonde in Meester Cornelis, Jalan Ie, nu Bodjonegoro of zoiets dergelijks. Mijn vader was Ungegradueerd Referendaris by the Dept. van Justitie. Ik woonde eerst in Celebes waar ik ben geboren en waar mijn vader de tietel “Gezaghebber” had. Toen ik twee was werd hij overgeplaatst naar Batavia. We hadden ook een bungalow in Tjiawi, vlak bij Buitenzorg, waar we bijna ieder weekeind naar toe reden. Niet warmpjes, maar beter than veele. Gedurende de bezetting betekende het niets, behalve dat we meer konden verkopen.om in leven te blijven.
Een (toen nog ongehuwde) broer van mijn vader woonde rond 1927/29 in Gang Scott nummer 11, naast de Zweedse vice-consul Georg Dahlberg en zijn vrouw Netty Görs en zoon Georg. Mijn oom was onderwijzer aan de 6e Europese School te Batavia. Het lijkt me dat je als onderwijzer toch niet tot de bovenste maatschappelijke laag behoort, of lag dat in Nederlands Indië anders?
Mijn moeder en haar ouders woonden in diezelfde periode bijvoorbeeld in Kebon Sirih. Mijn opa was hoofdinspecteur bij de Nederlandsch Indische Staatsspoor- en Tramwegen. Daar kan ik me bij voorstellen dat hij wat hoger op de maatschappelijke ladder verkeerde.
Hoe verder men woont van af de Koningsplein , hoe “minder” men maatschappelijk geslaagd was.
Dit lijkt mij iets teveel generaliserend. Weltevreden was in zijn geheel meer op de bovenklasse gericht, maar de afstand naar het Koningsplein lijkt niet zo relevant. Mijn vader had een dienstauto in de 30er jaren met als autonummer B-17 Voor wie de B-1 was weet ik niet. De GG. of de burgemeester en hij woonde op Cikini/Tjikini.
Aan Hr Walter: IE STRAAT is Bidaracina. Jjl Bojonegoro is in de Menteng buurt
“dat je als onderwijzer toch niet tot de bovenste maatschappelijke laag behoort” Ook hier heerste de standenmaatschappij. Wij hadden kennissen, die waren niet gewoon onderwijzer, maar met hoofdakte! Dat was andere koek!
Eigenaardig dat HOTEL SCOTT just niet an de Gang Scott staat maar and de nu Tanah Abang Timur.( Tanamur).
Ik heb gekeken op Google maps (opnames juni/juli 2015): De hele omgeving van Gang Scott en Tanah Abang is onherkenbaar veranderd: veel kolosale gebouwen, wel redelijk veel bomen.
Bedankt Heer Wal Suparmo,
De IE straat is op zijn minst 2 keer van naam verandert dan. Ik heb na de oorlog op Raden Saleh 53 gewoont. Toen ik 6 jaar geleden terug kwam naar Jakarta, stond het huis er niet meer. Het is nu een hotel. The CMS waar ik naar de middelbare school ging bestaat nog op de Oranje Blvd. Ik weet niet wat de Indonesiche naam is.
Maseland K. zegt:
10 januari 2016 om 8:50 pm
Hoe verder men woont van af de Koningsplein , hoe “minder” men maatschappelijk geslaagd was.
Dit lijkt mij iets teveel generaliserend.
=====================================
Dat schreef Dr T.Kok in zijn boek “DE INDO” , welke blz ? , kan ik als het moet even opzoeken.
De Gang Scott , is van af de hoek komende uit de Koningsplein, tot de bruggetje bij Tanah Abang West (Barat = waar de tram naar Pasar Ikan rijdt) mereendeel opgekocht en verbouwd tot de (bij) gebouwen van de Bank Indonesia.
Vooraan waar nu een kleine fontein staat waar Java Post ooit een verhaal plaats over een geslipte auto was de hoofdkantoor waar de de deputy gouverneurs / misschien de gouverneur zelf zijn kantoor heeft.
B-1 kentekenplaat is bestemd voor de burgemeester.
Bedankt voor de info over het kentekennummer B-1. Mijn vader was toen HCvP.
Hoe verder men vanaf Koningsplein woont, hoe “minder” men maatschappelijk geslaagd was.
Ja zeker, toen de Jappen (Mama’s benaming) kwamen en de bewoners uit hun villa’s (Gang Chassé #12) als honden wegjoegen, Ksst, ksst!, en er zelf als prinsen gingen wonen en de TNI ’t later van hen overnam!
Maatschappelijk minder betekent door de vijand op die manier vernederd te worden.
Gang wil zeggen: een verbindingsweg; een doorloop tussen huizen of gebouwen.
Gang Belle, Gang Ribault, Gang Sentiong, Gng Thiebault, Gng Chaulan, Gng Holle (later bekend als Laan Holle) …
4 Eeuwen lang tekenden en kleurden deze dames/kunstenaars in chronologische orde vanaf de 17de eeuw tot heden.
Giovanna Garzoni, Maria Sybilla Merian, Johanna Helena Graff, Barbara Regina Dietzsch, Madame Peigne, Madame Antoinette Pauline Knipp, Claire Brosselard, Emelie-Anna Graff, (née Reinhart), Augustine Benard, Comtesse D’Aubigny D’Afoy, Comtesse de Genlis, Comtesse de Brady, Comtesse de Valence, Baronne de Finguerlin, Mademoiselle la Marechal Gerard, Lady Edward Fitzgerald, Eugene Adelaide Louise D’Orleans, Priscilla Susan Bury, Domenica Monvoisin, Rosa Bonheur, Clara Poteau, Camille Demarçay, Jenny Phillips, Elizabeth Blackwell, Elizabeth Coxen Gould, Augusta Innes Baker Withers, Sara Anne Drake, Priscilla Susan Bury, Jane Wells Loudon, en … vanzelfsprekend Bertha Hoola van Nooten.
Wat een mooie lijst! In mijn nieuwe, nog ongepubliceerde artikel over Berthe Hoola van Nooten noem ik er een paar in de noten, los van de hoofdtekst…. Enkele vrouwen die in of vòòr Berthes tijd meer of minder professioneel sporadisch, anoniem, half anoniem, quasi anoniem, onder pseudoniem of hun (soms volledige) mans- of andermans naam of onder eigen naam maar in andermans boeken exotische-bloemenplaten lieten publiceren zijn bijvoorbeeld de Amerikaanse Clarissa Badger née Munger (1806-’89, zie Kramer, Women of Flowers pag. 66 e.v.); de aquarelliste Margaret Meen née Coleman (geboortedatum onbekend, overleden 1824; met haar aan Queen Charlotte opgedragen, voortijdig beëindigde Exotic [veelal Amerikaanse] Plants from the Royal Gardens at Kew (1790); zie Henrey, British Botanical and Horticultural Literature Part II pag. 248, ibidem, Part III pag. 88 en Nissen, Die Botanische Buchillustration nr 1332); de Australische Fanny de Mole (1835-’66, zie Olsen, Collecting Ladies pag. 119); Mary P. Rossiter née Harrison (1788-1875, zie Kramer, Women of Flowers 116 e.v.); Lady Harriet Anne Thiselton Dyer née Hooker (1854-1945; dochter van de botanicus Joseph Dalton Hooker, vriend van Darwin, zie Kramer, Women of Flowers pag. 96 e.v. en Kramer, The Art of Flowers pp 144-145); Elizabeth Mary Twining (1805-’89, zie Kramer, Women of Flowers pag. 188 e.v. en Ogilvie en Harvey, Biographical Dictionary Vol. II pag. 1309); de Australische Louisa Waring (later Calvert) née Atkinson (1834-’72, zie Norton, Women of Flowers pag. 20 e.v., Olsen, Collecting Ladies pag. 101 e.v. en Ogilvie en Harvey, Biographical Dictionary Vol. I pag. 58); Lady Caroline Catherine Wilkinson née Lucas (1822-’81, zie Kramer, Women of Flowers pag. 196); Elizabeth Washington Wirt née Gamble (1784-1857, zie Kramer, Women of Flowers pag. 200 e.v.) en de even succesvolle als uiteindelijk tragische Augusta Innes Withers née Baker (1792-1869) die verantwoordelijk is voor meerdere platen van een van de meest imposante flora’s die ooit zijn gepubliceerd, James Batemans Orchidaceae of Mexico and Guatemala (1837), zie Kramer, Women of Flowers pag. 204 e.v. en Ogilvie en Harvey, Biographical Dictionary Vol. II pag. 1390; voor tientallen andere relatief onbekende vrouwelijke botanische kunstenaars zie Kramer, The Art of Flowers; Zie bijvoorbeeld Shteir, Cultivating Women pp 166 en 169;
Enkele vrouwen die in, rond of vòòr de tijd van Berthes bloemenboek (eerste druk 1863) meer of minder onder ‘eigen’ of hun volledige mansnaam boeken lieten publiceren met daarin afgebeeld enkele of meerdere specifiek uit Oost-Azië (of Australazië) afkomstige planten zijn bijvoorbeeld Margaret Brown née Read (geboorte- en sterfdatum onbekend; The Wildflowers of Southern and Western India, rond 1868, zie Magnificent Botanical Books pag. 63 en Nissen, Die Botanische Buchillustration nr 250); de Liverpoolse liefhebster Mrs Edward Bury née Priscilla Susan Falkner (1799-1872; A Selection of Hexandrian Plants met daarin veelal exotische lelies in fijnkorrelige aquatint, 1831-’34, zie Keeler, Gardens in Perpetual Bloom pp 111-113; King, Botanische illustraties pp 15 en 30; Magnificent Botanical Books pag. 69 en Nissen, Die Botanische Buchillustration nr 306); Mrs James Cookson née Catherine Teresa Murray (precieze geboorte- en sterfdata onbekend; Flowers Drawn and Painted after Nature, in India, waarschijnlijk 1835, zie Henrey, British Botanical and Horticultural Literature Part II pag. 584 en Magnificent Botanical Books pag. 92); Mary Kearse née Lawrance (ca 1794-1830; meerdere platenboeken, waaronder het als tekenoefenboek bedoelde A Collection of Passion Flowers, 1799-1802; zie Bridson en White, Plant, Animal & Anatomical Illustration pag. 64; Henrey, British Botanical and Horticultural Literature Part II pp 577-581; ibidem, Part III pag. 72; Magnificent Botanical Books pp 217-220 en Nissen, Die Botanische Buchillustration nr 1150); Mary Elizabeth Duffield née Rosenberg (1820-1914; met haar buitengewone, volledig uit acht originele aquarellen (en bijbehorende gedrukte tekstbladen) bestaande lelieboek (1839), zie Natural History Christie’s 1999 (cat.) pp 124-125); de enigmatische ‘Miss [J.?] Smith’ uit Adwick-Hall bij Doncaster (waarover vrijwel niets bekend is behalve het bestaan van haar zeldzame Studies of Flowers from Nature (eerste deel 1818, waarna nog negen andere delen verschenen; zie Magnificent Botanical Books pag. 369 en Natural History Christie’s 2000 (cat.) pag. 85); de op Tasmanië wonende Louisa Anne Twamley née Meredith (1812-’95; met Some of My Bush Friends in Tasmania (Londen, 1860), een door haarzelf met twaalf fijnzinnig gechromolithografeerde platen geïllustreerd insecten- en plantenboekje, inclusief decoratief frontispiece, dat specifiek voor vrouwen en kinderen is bedoeld en doorspekt is met poëzie en persoonlijke verhaaltjes (de titel is een weggever), zie Blunt, The Art of Botanical Illustration pag. 257; Kramer, Women of Flowers pag. 178 e.v.; Nissen, Die botanische Buchillustration nrs 1338-1339; Ogilvie en Harvey, Biographical Dictionary Vol. II pag. 884 en Olsen, Collecting Ladies pag. 24 e.v.) en als laatste de Franse Henriette Antoinette Vincent née Rideau du Sal (1786-1830; leerlinge van o.a. misschien wel de grootste botanische tekenaar van allen, Pierre-Joseph Redouté, met haar aan jongedames opgedragen Études de fleurs et de fruits (1810), in het Engels vertaald als Studies of Fruit and Flowers Painted from Nature (1814), zie Bridson en White, Plant, Animal & Anatomical Illustration pp 69 en 72; Magnificent Botanical Books pp 408-409; Natural History Christie’s 2000 (cat.) pp 144-145 en Nissen, Die Botanische Buchillustration nrs 2066-2068, de laatste met de hier genoemde maar discutabele sterfdatum
Met vriendelijke groeten…..David Apollonius Coppoolse
David Apollonius Coppoolse, krijg ’t idee dat de naam uit het verre verleden stamt. Desalniettemin, bravo!
Ik had vele familieleden in Batavia, de Wiggers en Klein’s uiteindelijk in Holland gevonden via de Java Post. Nu nog alleen nog maar zoeken naar afstammelingen van de Witt, Nelis of Bertie, ook ergens in Nederland.
Aelle. dank voor je reactie! Ik heb er idd veel werk aan gehad…..
Ofschoon off topic wil hierbij toch een vrouw voorstellen (als beloning voor uw vele werk) die de eerste (!) was met een academische kunstopleiding, tada ..,Elizabeth Blackadder
https://en.wiki2.org/wiki/Elizabeth_Blackadder
Wat leuk, dankjewel! En vind je het ook leuk om alvast een preview te krijgen van mijn nieuwe artikel, met al die vrouwelijke botanici erin? Is erg ambitieus hoor, maar als je wilt stuur ik dat via e-mail davidapollonius@gmail.com
Ja Hans van Schaik die boom staat op mijn ziel gegrift, ik werd in oorlogstijd 2 jaar lang gereden in mijn wagentje door Indonesische huisgenootjes van mijn moeder naar Kamp Struiswijck waar mijn vader zat en moest dan de gehele dag met een beschuitblik met steentjes gevuld omgooien en de steentjes 1 voor 1 in het blik terugdoen zodat hij mij, zijn enig kind kon zien, ik kan de wandeling er naar toe maar niet vergeten langs de Dierentuin, mijn Oma woonde op nummer 3 / 5 en mijn moeder en ik op nummer 7, alles is weg nu…..ergens moet ik foto’s hebben van het puin was is overgebleven van de mooi huizen……ik weet niet je leeftijd maar mogelijk hebben we elkaar daar wel eens gezien , ik ben nu ruim over de zeventig……wie weet…!!
Beste Therese Overbeek Bloem, ik ben van 1944, dus nu 71 jaar (in de oorlog geboren, dus de oorlog en bersiap niet bewust meegemaakt).
Jullie woonden dus wel aan dezelfde kant van Laan de Riemer, maar aan het begin en wij aan het eind van de weg. In 1950 (ik was dus 6 jaar) wel bewust meegemaakt dat de straat een andere naam kreeg, in het begin lastig. Mijn vader had wel een auto met chauffeur (Achmed, een rustige oudere man), dus nam mijn moeder meestal de betjak.
Als ik meeging viel het mij op dat als mijn moeder de nieuwe straatnaam opgaf de betjak rijder niet wist waarheen, maar als ze de “oude” Nederlands-Indische straatnaam noemde wist hij het precies. Heeft zeker 1 à 2 jaar geduurd voordat de nieuwe straatnamen ingeburgerd waren. Mogelijk ken je mijn oudere zus Heidi Wijmer? Ze is van 1939 (volgende maand 77 jaar). Zij herinnert zich wel het één en ander uit de oorlogsperiode. Ach we zullen elkaar vast wel eens onbewust gezien hebben, want een tante van ons woonde aan de andere kant van de kali: tanah abang oost (timoer) (nr 8) en we liepen er heel vaak heen. Dus ook langs jullie huis.
Wat waren die vele jaren meestens van toen toch zo’n enorme mooie herinnering van het oude Batavia met zijn Koningsplein. Koningsplein Noord, het mooie paleis van de G.G. ook nog mijn overgroot vader Dominique Jacques De Eerens G. G. in de 18 honderde jaren tot zijn vroegtijdige dood. Op Koningsplein Oost tegenover een station en naast de prachtig witte Willems kerk was Hotel Schutteraef waar wij in 1946 waren onder gebracht op een wachtlijst om via een vrachtboot de Kota Baroe naar Holland te komen om Indie nooit meer te zien, ik was 10 met mijn moeder Helene Fermin De Eerens. Wij hadden alles verloren, vader B.W.H. Fermin (planter), zusje Margeurite, broer Erik. Broer Hans kon wat eerder naar Holland toe. De duitsers zeggen zo goed,”Das war einmal und kommt nie wieder”.
Een prachtig stuk koloniale geschiedenis waar ik altijd van geniet.
Hartelijk bedankt.
EEN WANDELING DOOR NIEUW BATAVIA
Batavia zijn wel te oderscheiden door drie gedeelten te merken. Namelijk het Noordelijk gedeelte of te wel de OUDE stad, dit Is de handlel stad. Het middelstuk: de omtrek van Noord en Rijswijk en Passer Baroe en het Zuidelijk gedeelte de woonbuurt dat is Menteng en Gondandia alszijnde woonstad.
Een mooie route met een delman van dhr DEELEMAN van Kebon Sirih, met de volgende route, Riikswijkstraat, Koningplein, Parapattan,Nieuw Gondangdia,Pegangsaan Salemba,Raden Saleh ,Tjikini terug naar Koningslein,Hertogspark,Waterlooplein,Sluisburg
De Harmonie pein is zoals atijd erg druk went de eerste stoomtram naar de beneden stad en Passer Ikan gaat direct vertrekken ook de electectrische tram naar Oostenrijke richting namelijk naar de Vinke Mark( Passr Senen),Stuiswijk en Meeste Cornelis is net vertrokken.
De Riiswijk straat was vroeger bekent als de Franse buurt met zij vele winkels beginen te openen.Waar wij weer Koningsplein bertereiken .Een opper vlakte van ongeveer 80 HA. Die Daendels van plan is om het een CHAMPS DE MARS temaken. En dan teverhuizen naar het nieuwe kasteel voor de GG . Ipv van het kasteel waar hij nu woont aan de Waterloo plein….. KAN VERVOLG WORDEN
Interisting comment, am from Bandoeng, live in Dago
Waarschuw David Appolonius Coppoolse, dat zijn naam wordt misbruikt door oplichters die om veel geld ter leen vragen met leugens.
Ik kan hem niet zelf bereiken.
Help ons!
Deze mail ontving ik vanmorgen, zogenaamd van David zelf; dit zijn Nigerianen of …, die de boel overal bezodemieteren:
Dringend hulp!
Mijn excuus om je te vragen op deze manier. Ik maakte een reisje naar Kiev , Oekraïne. mijn tas is gestolen, in mijn tas zaten allemaal belangrijke spullen zoals, telefoons, geld en mijn paspoort. De ambassade wil mij helpen door mij te laten vliegen zonder paspoort. Het enigste wat ik moet doen is een vliegticket kopen en mijn hotel rekeningen betalen. Helaas heb ik geen toegang tot mijn rekeningen zonder mijn credit card. Ik heb contact gezocht met mijn bank, maar ze hebben tijd nodig voor ze mij een nieuwe credit card kunnen geven, Dus wou ik u vragen om u snel wat geld te lenen dat ik zo snel mogelijk aan u terug geef zodra ik terug ben. ik nodig 1.850 euro en Western Union is de snelst mogelijke manier om te doen. Ik kan je mijn gegevens sturen over hoe u geld kunt over maken aan mij.
Ik hoop snel van u te horen.
Met vriendelijke groet,
David Apollonius Coppoolse
De Puntenburgh
Puntenburgerlaan 80a
3812 CG Amersfoort
Voordat mijn nieuwe woning in 2015 bewoond werd heeft een Turkse oplichter die reeds via Facebook etc. aan derden verhuurd. Hij fotografeerde de gevel ervan. Ik weet niet of de smeerlap is gepakt.
Belangrijk om te weten bijna alles over oplichting:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Oplichting