Mijn moeders Indië

Ze werd er geboren, zat er als kind in een kamp, maar verder? Volkskrant-journalist Olaf Tempelman nam zijn moeder mee op herontdekkingsreis door het Java van haar jeugd.

Door Olaf Tempelman  

De hemel betrekt boven de Prins Hendriklaan, pardon, de Jalan Sudirman. Mijn moeder weet dat je nu een bananenblad moet plukken, onder een bananenblad blijf je even droog als onder een paraplu. Er was weinig dat ik minder met mijn moeder associeerde dan het bananenblad. Ik wist ook niet dat ze thuis was in tropisch riet, op Java het winkelassortiment kent en dat ze houdt van jeruk panas, heet sinaasappelsap.

Els Groos, mijn moeder

Els Groos, mijn moeder

Wat wist ik eigenlijk wel? Dat er op één fotootje na geen babyfoto’s van haar zijn, dat ze van sambal houdt en is opgevoed door Indische kindermeisjes, baboes, over wie ze met meer affectie sprak dan over haar eigen moeder. ‘Zo deed de baboe dat’, klonk het vaak. De baboe zei kasian! als je je knie openhaalde, de baboe kookte de heerlijkste nasi en hield een paraplu boven je hoofd als er druppels begonnen te vallen.  

Zoeken naar mijn moeders geboortehuis

De Jalan Sudirman is zo’n straat op Java die je in de 21ste eeuw nauwelijks kunt oversteken. Op busjes en betjaks volgen stromen brommers en scooters, bereden door gezinnen en vrouwen met baby’s aan de borst. In een moment van waaghalzerij slepen we mijn moeder de weg over. Behoofddoekte brommermeisjes remmen op het nippertje en lachen ons lief toe.

Wat doen we in dit verkeer? We zoeken naar mijn moeders geboortehuis. Google weet dat deze straat tot 1949 door het leven ging als de Prins Hendriklaan. Google liegt niet, want de huizen hier zijn op en top koloniaal, destijds wit, nu geel en groen en omringd door hekken. Zelfs modale Hollandse bouwsels zijn in trek bij beter verdienende Indonesiërs. In één van die huizen is mijn moeder geboren. Aan deze ooit idyllische weg moeten mijn grootouders gelukkige jaren hebben beleefd. Helaas voor mijn moeder vielen die voor haar geboorte.

Echte herinneringen

Ergens wilde ze haar geboorteland graag terugzien, ergens was ze er bang voor – een dubbel gevoel dat veel voorkomt bij eigenaars van een Indische jeugd. Het echte geboorteland bestaat immers niet meer.

Je kunt beter spijt hebben van iets wat je hebt gedaan dan wat je hebt verzuimd, zeggen ze. Mijn zussen en ik besloten met onze moeder op reis te gaan nu het nog kan. Dat vrienden de laatste jaren moeders verloren met latere geboortejaren dan 1942, was een aansporing. Heimelijk hoopten we uit de eerste hand dingen te horen over de laatste jaren van dat koloniale rijk waarvan Nederland met zo veel moeite afstand deed.

Mijn moeder behoort tot de laatste generatie met echte herinneringen aan dat imperium. Eind 1950 werd ze uit een inmiddels onafhankelijk Indonesië gerepatrieerd. De in Indië opgegroeide generatie van Hella Haasse en Rudy Kousbroek is Nederland de afgelopen jaren ontvallen. Als mijn moeders generatie er niet meer is, dan is Nederlands-Indië definitief iets van naslagwerken en archieven – en een land op papier is toch iets anders dan een land dat mensen zich nog kunnen herinneren.

Na 64 jaar terug

En zo zette mijn moeder na 64 jaar weer voet op Javaanse bodem. Vertrokken per boot, terug per vliegtuig. Vroeger was Jakarta minder heet, zegt ze als we uit de airco van de Soekarno Hatta Airport in het Indonesië van nu stappen: toen het hier nog Batavia heette, had je geen smog die blijft hangen tusssen wolkenkrabbers die hoger zijn dan die in New York.

Dichter bij haar geboorteplaats wordt het koeler. De weg slingert 150 kilometer door theevelden de bergen in. Tussen Bandung en Tjimahi (Cimahi) zit al het gemotoriseerde verkeer vast, anderhalf uur doen we over de laatste 25 kilometer. Tjimahi. ‘Een klein garnizoensplaatsje bij Bandung’, zei mijn moeder altijd over dat woord in haar paspoort. Het Tjimahi dat wij binnenrijden, heeft kilometerslange buitenwijken, groothandels, shoppingmalls en bijna een miljoen inwoners.

Ongepland kind

De oude koloniale straten zijn de enige lommerrijke. ‘Gek idee dat mijn moeder hier zwanger heeft rondgelopen’, zegt mijn moeder na enkele minuten stilte. Driekwart eeuw terug waren mijn grootouders hier totoks, ‘witten vers van de boot’. Een tropische tuin, een binnengalerij, baboes die dag en nacht klaarstonden – dat ze het hier heerlijk vonden, laat zich begrijpen.

Els Groos in haar geboortestraat in Cimahi

Els Groos in haar geboortestraat in Cimahi

Mijn grootvader vond in de malaise van de jaren dertig werk als verpleger bij het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL). Om zijn verloofde naar Indië te halen, moest die eerst trouwen. Omdat de bruidegom al in Indië zat, trouwde de bruid in haar eentje op het Haagse gemeentehuis – ‘met de handschoen’, in jargon. Belangrijker destijds was het kerkelijk huwelijk. Dat werd enkele uren na mijn oma’s aankomst in Tjimahi voltrokken in de katholieke kerk die er nog gewoon blijkt te staan, in de oude Prins Hendriklaan.

Kerkelijke huwelijken leidden in katholieke kringen van weleer meestal snel tot zwangerschappen. Lang niet altijd tot vreugde. Een eerste meisje, Eleonora Melania Maria Groos (Nony) werd geboren op 18 december 1940. Een tweede, Elizabeth Laetitia Maria Groos (Els), mijn moeder, volgde minder dan dertien maanden later, op 13 januari 1942. De Japanse invasie van Indië was in volle gang, mijn opa was gemobiliseerd en afwezig bij de geboorte. Dit kind was, alles wijst erop, niet gepland.

Urenlang in de tropenzon op appèl

In het licht van de geschiedenis bleek het extra onwelkom. Mijn moeder was een paar weken oud toen Nederland capituleerde en mijn grootmoeder met een grote én een pasgeboren baby uit de Prins Hendriklaan naar het verderop gelegen kamp Baros verhuisde. Vroeg in ’42 belandden bijna alle Hollandse vrouwen uit het garnizoensstadje hier achter prikkeldraad. In 1944 gingen ze verder, achterin een vrachtwagen, naar de door de Japanners afgezette wijk Tjihapit in Bandung. Vanuit Tjihapit volgde transport per laadbak naar Tjideng (Cideng) in Batavia.

In de oorspronkelijke woonwijk woonden in 1942 een paar honderd mensen. In kamp Tjideng zaten in 1945 ruim 10 duizend Nederlandse vrouwen en kinderen geïnterneerd. Hier beginnen de herinneringen van mijn moeder. De oudste is het hongergevoel, de één-na-oudste het samen met andere kinderen duiken naar citroenschilletjes op de grond.

Mijn jongste zus heeft een plattegrond van Tjideng uitgetekend. Het oude kamp valt vrijwel samen met een betere wijk in het Jakarta van nu. Die wordt, zoals dat gaat in dit deel van de wereld, 24 uur per dag bewaakt tegen armoedzaaiers uit een bewoonde vuilnisbelt verderop. In deze straten was mijn moeder een ondervoede peuter, over deze plek hoorde zij haar moeder een jeugd lang praten in monologen. Tjideng: urenlang stonden vrouwen daar in de tropenzon op appèl. Tjideng: daar moest je ‘kikkeren’ op bevel. Het kan niet anders of het was traumatisch voor mijn oma. In 1939 betrok ze een prachtig huis met bediendes, amper drie jaar later zat ze in een Jappenkamp met twee matig tot niet gewenste, kleine kinderen.

De smaak van chocola

Het moeilijkste, zegt mijn moeder terwijl schoolmeisjes uit het Tjideng van nu naar haar zwaaien, was dat zij en haar zusje in de verhalen van hun moeder nooit voorkwamen: meer dan ‘jullie zaten daar te spelen’, ‘voor jullie was het niet erg’, ‘jullie hadden geen idee wat daar gebeurde’ hoorden ze niet. De monologen hadden een vast einde: ‘Ik heb jullie door het kamp gesleept.’ Daar ging je je als kind extra schuldig van voelen.

Gezin Groos, 1946

Gezin Groos, 1946

Mijn moeders volgende herinnering is van na de Japanse capitulatie in augustus 1945: de smaak van chocola die werd uitgedeeld en het weldadige gevoel van een volle maag. Een paar maanden later kwam mijn grootvader terug uit Japanse krijgsgevangenschap. Mijn moeder herkende hem niet. Hoe kon het anders: ze had deze broodmagere man nog nooit gezien. Dat mijn grootmoeder in latere jaren telkens opnieuw zou vertellen dat ‘Elsje haar eigen vader niet herkende!’, deed deze onder een slecht gesternte begonnen verhouding geen goed.

Wanneer mijn grootouders precies zijn herenigd, is onduidelijk. Dat er in augustus 1946 een derde kind werd geboren, duidt op een hervatting van het katholieke huwelijksleven eind 1945. Wat de jaren erna fascinerend maakt, is dat mijn grootouders conform instructies van de Nederlandse overheid probeerden door te leven in ‘ons Indië’ alsof er niets was gebeurd. Op 17 augustus 1945, twee dagen na de Japanse capitulatie, had Soekarno al de republiek Indonesië uitgeroepen. Onafhankelijkheid? Begin 1946 vestigde de familie zich in Soerabaja waar mijn grootvader weer aan het werk ging voor het KNIL. De vlucht van Batavia naar Soerabaja in een Nederlands militair vliegtuig, was mijn moeders eerste vliegreis, en de enige waarbij zij met de rug naar het raam tegenover soldaten zat.

Soerabaja, Soerabaja

‘Soerabaja, Soerabaja, met je zee en je hemel zo blauw.’ De zee die wij in Soerabaja zien is smerig en van een onbestemde kleur, onder de hemel hangt witte smog. De straten trillen, er verrijzen wolkenkrabbers, het verkeer zit vast. Ter verdediging van Anneke Grönloh: haar nummer-1-hit over deze idyllische stad is al 52 jaar oud.

Uit de zee die hier blauw was, viste mijn grootvader in 1946 een garnaal op van dertig centimeter. Mijn moeder heeft dat beest nog steeds op haar netvlies staan. Het plaatselijke Chinese restaurant had er veel Nederlands-Indische guldens voor over. De zee zo blauw zat ook vol haaien. Mijn grootvader assisteerde bij de amputatie van het been van een marinier die was gaan zwemmen – voor zijn kleuterdochters een even huiveringwekkend als fascinerend verhaal. Verpleegde opa in Soerabaja ook gewonde Nederlandse soldaten? Dat moet haast wel, want er werd in 1946 meer dan incidenteel gevochten.

Het probleem is dat we zo weinig van hem weten, van de vader van mijn moeder. Wat hij in krijgsgevangenschap heeft gedaan, wat hij heeft gezien van oorlogshandelingen – deze man was weinig mededeelzaam. Deze man was ook bescheiden en zelden aan het woord. Mijn grootmoeder voerde het woord, 98 zo niet 99 procent van de tijd. In haar monologen over Indië kon ze tot tien keer toe hetzelfde zeggen. Mijn grootvader luisterde en knikte, een filterloze sigaret in de hand. Ik heb dit tafereel een paar keer zelf aanschouwd voor zijn vroege dood in 1979, en ik moet altijd aan deze man denken als je weer eens leest dat mannen vroeger gezag hadden.

Gevechten

Deze gesloten man, honderd procent onder de plak, móet in 1946 in het militair hospitaal van Soerabaja bebloede Hollandse jongens op brancards hebben zien binnenkomen. Dat het KNIL in een strijd met de lokale bevolking was verwikkeld, vertelden de verplegers niet aan hun vrouwen en kinderen die in de rustige Nederlandse wijk hun tropenslaapjes deden. Mijn moeder herinnert zich de wilde kat die krijste in de uren dat ze de slaap niet kon vatten.

Herfst 1945 waren in Soerabaja gevechten uitgebroken nadat bevrijde Nederlanders hun vlag hadden gehesen op ‘hun’ Oranje Hotel. De daaropvolgende volksopstand was neergeslagen door Britse troepen die snel beseften hoe de wijzers stonden op de klok van de geschiedenis, en zich in 1946 door het KNIL lieten aflossen. Het Oranje Hotel bestaat nog, ingeklemd tussen betonnen nieuwbouw. Vandaag de dag heet het Majapahit. Het heeft vijf sterren en een Indonesische herdenkingplaquette op de plaats waar Nederlanders hun rood-wit-blauw hesen om duidelijk te maken dat ze terug waren – maar niet voor lang.

Voelden mijn grootouders dat ze hier minder welkom waren dan in 1938? Het kan niet anders. Voorvoelden ze dat het weleens snel afgelopen kon zijn met de Nederlandse heerschappij? Nee. In 1948 was de familie om medische redenen in Nederland; mijn grootvader kampte, toen al, met hartklachten, het in 1946 geboren zusje had Engelse ziekte. Bij de inhuldiging van Juliana in september 1948 stonden ze in Den Haag langs de kant van de weg. Mijn grootmoeder sprak toen woorden die mijn moeder zijn bijgebleven: ‘Kijk goed naar de Gouden Koets, want we gaan terug naar Indië en jullie zullen Nederland heel lang niet meer zien.’

Zusters Ursulinen-handschrift

Dat was minder dan zestien maanden voor de soevereiniteitsoverdracht! Die tekende Nederland, het is bekend, alleen onder zware druk van een zeldzaam eensgezinde internationale gemeenschap. Hoe konden mensen dat niet zien aankomen? Doordat de Nederlandse autoriteiten zo uit de pas liepen met de geschiedenis, waarschijnlijk. Het respect voor het gezag was in die jaren nog groot. Die deftige mannenstem van het Polygoonjourmaal die vertelde dat de orde in Indië was hersteld, die werd geloofd. De familie woonde aan de Gerth van Wijkweg in Batavia, vlak bij het Koningsplein, toen in december 1948 de tweede politionele actie begon.

Het waren heerlijke middagen aan de Gerth van Wijkweg in 1949. De meisjes waren amper in bed gestopt voor hun tropenslaapje of ze kropen door het raam naar buiten, de binnentuin in, waar ze mango’s plukten die ze op de grond fijnstampten en mengden met ketjap. Zo kreeg je een heerlijk goedje dat rudjak heet. Aan het eind van de middag gingen ze vaak ijs eten in ijssalons waar witten in 1949 nog werden bediend.

De katholieke meisjes uit Batavia zaten op school bij de Zusters Ursulinen, vlak bij het Koningsplein. De nonnen leerden mijn linkshandige moeder met rechts schrijven, door een bel aan haar linkerpols te binden. Ging ze in de fout, dan hoorden de zusters dat meteen. Maar met of zonder gerinkel, mijn moeders krabbels bleven afwijken van het befaamde, door Hella Haasse beschreven ‘zusters ursulinen-handschrift’.

Per betjak in haar mooiste witte jurk

Eerste heilige communie

Eerste heilige communie

Sancta Ursula. Dat staat in 2014 gewoon op de gevel van het schoolgebouw langs een verkeersader. Als mijn moeder de binnenplaats inspecteert met een overdekte galerij die dwars door een tropische tuin loopt, zien we waar we op hadden gehoopt: de pure herkenning van een plek van vroeger. De kathedraal waar ze in 1949 haar eerste communie deed, is er ook nog. Ze arriveerde per betjak in haar mooiste witte jurk. De rit ging dwars over het Koningsplein van Batavia. Een paar maanden later ging dezelfde rit over het Merdekaplein van Jakarta. Want op 27 december 1949 tekende Nederland de soevereiniteitsoverdracht.

Medan Merdeka, Vrijheidsplein. Op weg naar school zag mijn moeder Soekarno, nu staatshoofd van een onafhankelijke republiek, met een luidspreker in de hand een grote menigte toespreken. Ze herinnert zich ook de duizenden ruggen van moslims op het plein tijdens het vrijdagmiddaggebed. Het was nu 1950 en de grote geschiedenis was volop bezig de wereld van 8- en 9-jarigen binnen te dringen. In de loop van 1950 konden mijn moeder en haar zus niet meer alleen over het Merdekaplein naar school. Vanaf nu moesten de baboes mee, als bodyguards. Geruchten over ontvoeringen van witte kinderen verspreidden zich als lopend vuur door de Nederlandse gemeenschap. Rijen baboes leverden de kinderen om zeven uur ’s ochtends op school af en wachtten ze op voor de middaghitte begon. Die lieve baboes deden alles om alles hun solidariteit met de Nederlanders te betuigen. ‘Onze baboe sprak het woord Merdeka altijd heel boos uit’, herinnert mijn moeder zich, ‘na het woord Merdeka spuwde ze twee keer in haar handen.’

Zonder bewaking

Medan Merdeka – 64 jaar later kan mijn moeder er weer zonder bewaking overheen. Noem het een vreemde ervaring. Dat komt vooral door het Monumen Nasional, gereedgekomen in 1975, dat met een hoogte van 137 meter nogal in het oog springt. ‘Vroeger was dit een pléín’, zegt mijn moeder, ‘nu is het een open vlakte rondom die enorme paal.’

In de tweede helft van 1950 veranderde het gezinsleven snel. Eerst kwam er een einde aan de zondagse uitstapjes naar een populair stuk strand dat Palm Beach heette. Reden: daar waren op klaarlichte dag witten vermoord. Onbekommerd winkelen was er ook niet meer bij. Steeds meer middenstanders weigerden nog aan witte klanten te verkopen. In november 1950 kreeg de familie levensmiddelen bezorgd door het leger.

Kort voor de repatriëring mocht mijn moeder met haar vader mee naar een begraafplaats buiten Jakarta. Mijn opa droeg een fototoestel om zijn nek en speurde met een lijst namen in de hand naar graven. ‘Waarom moet je die fotograferen, papa?’, vroeg zijn dochter. ‘Daar liggen dienstplichtigen die vorig jaar zijn gesneuveld’. ‘Voor wie zijn de foto’s?’ ‘Voor hun ouders. Die zullen hier nooit komen, maar die willen wel graag een foto van het graf van hun zoon.’

De dood ingestuurd

De dienstplichtigen van 1949: ze werden de dood ingestuurd in een strijd waarvan destijds bijna de hele wereld schande sprak. Tegenwoordig is hun laatste rustplaats één van de zeven Nederlandse erevelden op Java. Mijn moeder loopt hier tussen dezelfde graven als toen en hoort dezelfde krekelgeluiden. Hoe anders is de omgeving: in 1950 lag het veld in tropische natuur, nu is het aan de vier zijden omzoomd door wolkenkrabbers.

In de winter van 1951 woonde het gerepatrieerde en nu uit zes personen bestaande gezin achtereenvolgens in een hotel in Doorn en in een huisje in Amerongen, een tijd die mijn moeder zich herinnert als, nou ja, akelig. De kou was snijdend, het eten smakeloos, de Hollandse kinderen waren meedogenloos. Op school werden de witte tropenmeisjes uitgescholden voor ‘bruine beren’ en ‘poep-Chinezen’.

Volgend trauma: het sloven voor mijn grootmoeder, die onthand was zonder baboes en haar twee oudste dochters aan het werk zette. Leven in Nederland, dat bleek op je knieën de vloer schrobben van koude kamers. Vijftig jaar later zat mijn grootmoeder, de 90 voorbij, in een randstedelijk verpleegtehuis en deelde daar dermate veel instructies uit dat haar dochters de vraag kregen: ‘Heeft ze soms dienstmeisjes gehad?’ Hun antwoord: ja, tot 1951 had ze baboes, na 1951 had ze dochters.

Baboe

In Indië was het leven fijner geweest, voor alle gezinsleden. Mijn moeder miste de baboes op een andere manier – affectief. Die baboes, die deden wat haar moeder nooit deed, je knuffelen en troosten. Tegen de baboe kon je je aanvlijen, bij de baboe kon je uithuilen. Vrij snel na repatriëring bleek dat de baboes ook een buffer waren geweest tussen mijn grootmoeder en de kinderen die ze door het kamp had gesleept. In Nederland verhardden de verhoudingen, vooral die met mijn moeder – het kind dat op het slechtste moment was geboren en ook nog eens geneigd was tot tegenspraak. Om twistgesprekken te beslechten, had mijn grootmoeder maar één zin nodig: ‘Ik heb jou door het kamp gesleept.’

Ik heb het haar zelf horen zeggen, op één van die jaarlijkse bezoeken in de jaren tachtig. Mijn moeder zag er steevast als een berg tegenop, wij voelden ons steevast ongemakkelijk. Mijn oma praatte doorgaans anderhalf uur achter elkaar, zei dan drie, vijf of zeven keer hetzelfde over Tjimahi, Tjihapit en Tjideng, vroeg niets aan mijn moeder en niets aan ons. Daarna gingen we weer weg, voor een jaar, of voor twee jaar.

Desalniettemin: die zin waarmee ze haar Indië-monologen bijna ritueel beëindigde, is een historisch feit. Ze gíng met twee baby’s het kamp in en kwam er, na bijna vier jaar omringd te zijn geweest door kindersterfte, met twee kleuters uit.

Alsof je op je 72ste je vleugels uitslaat

In het busje naar het vliegveld kijkt mijn moeder naar de wolkenkrabbers, de smog en de natte bananenbladeren. Ben je nou blij dat je nog een keer bent teruggegaan?, vragen we. Ja. Dat ze veel Indië meedraagt, dat wist ze wel, maar ze was niet gewend erover te praten: bij haar thuis bestond alleen het Indië van iemand anders. Dit was nu eens een keer háár Indië. Alsof je op je 72ste je vleugels uitslaat. Voor ze de vertrekhal inloopt, ademt ze nog een keer de lucht in die voor tropenmeisjes nooit buitenlands wordt.

x

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in De Volkskrant, 21 februari 2015.

x

Dit bericht werd geplaatst in 6. Onderzoek, Aanspraken en Verwerking en getagged met , . Maak dit favoriet permalink.

62 reacties op Mijn moeders Indië

  1. Willem Plink zegt:

    Wat een herkenning. twee jaar geleden was ik ook in de Prins Hendriklaan in Tjimahi nummer G112. van oorsprong onderofficierswoningen van het KNIL. We woonden voor de capitulatie in de Tuinlaan en gingen naar het Baros vrouwen beschermingskamp. Dat G112 was het eerste huis in het Jappenkamp. We woonden daar nog ruim samen met de familie Gosselaar, sinds een paar jaar weer contact met een van de jongens Gosselaar en met de buurmeisjes Erna en Hanneke Prillewitz. Wat is de wereld weer klein. En het hoorde toen wel bij het Baroskamp kennelijk later gewijzigd. Later zijn we ook naar Tjihapit in Bandoeng gegaan en vervolgens naar het Tjidengkamp in Batavia, Laan Trivelli 105 nu een kerk. In 1945 naar Australië voor recuperatie.

    • Surya Atmadja zegt:

      @ willem
      Laan Trivelli 105 ( Tanah Abang II ) is geen kerk , de kerk zit in de even nummers .
      2 of 3 huizen voor de viersprong ( Laan Trivelli , Tjipunegara en Moesiweg ).
      In de rij van de oude Julianaschool .
      In nr 105 woonde mijn Indonesische vrienden. Ik kom daar bijna elke jaar .

      • Willem Plink zegt:

        Kennelijk zijn dan later de huisnummers gewijzigd. ik was er in 1995 en heb daar foto’s van. Maar ik heb een vriend die vorig jaar veel foto’s gemaakt heeft vanuit de auto. Het was te druk om te stoppen voor een fotosessie. Ik denk aan die foto’s te zien dat ik de weg niet meer zou weten er is veel veranderd. Met respect en groeten aan uw vrienden

    • Ventje Orie zegt:

      Beste Willem, ik was blij verrast te lezen en iets te kunnen vinden over het plaatsje Tjimahi en de van oorsprong onderofficierswoningen van het KNIL. Mijn vader is in 1922 in Tjimahi geboren als zoon van destijds een Brigadier later Sergeant KNIL welke in die periode naar Tjimahi is verhuisd en aldaar heeft gewoond. De kans is aanwezig dat dat ergens in de buurt moet zijn welke jij beschrijft. Heb jij toevallig beeldmateriaal van hoe die omgeving er in die periode uit moet hebben gezien?

  2. H.A. Naberman zegt:

    Ja…zo verging het velen!
    Het genoemde jaar 1950 klopt niet met de beschrijving van de gebeurtenissen. Indonesia werd al in 1949 onafhankelijk!

  3. Surya Atmadja zegt:

    “Driekwart eeuw terug waren mijn grootouders hier totoks, ‘witten vers van de boot’. Een tropische tuin, een binnengalerij, baboes die dag en nacht klaarstonden – dat ze het hier heerlijk vonden, laat zich begrijpen.”
    ==============================================================
    Is begrijpelijk en dat kunnen de jongere generatie soms niet voorstellen.
    Denk ook aan de kebon ( eigenlijk tukang kebon,) de supir , de grote auto Studebaker of De Soto ?
    En je hebt verschillende baboes, de tjoetjie (wasmeid) , de masak(koki) , de djahit (naaister) etc.

    De daken v.d huizen aan de rechterkant van de foto is typisch van een “Rumah Belanda”.
    Zoals de grotere huizen in de kamp Tjideng , in de hoofdstraat Laan Trivelli heb je huizen met soms minimaal 600 meter perceel.
    Bij mijn ouderlijke huis tot 2010 hadden we vroeger kersenboom, en later mangga boom (Harumanis) .

    • Jan A. Somers zegt:

      Weer blijkt dat ik in Indië heel wat heb gemist. Alleen baboe Soep, en soms haar dochter. Ik dacht twee keer in de week een tjoetjie. Eén keer in de week een kebon. Af en toe, wanneer nodig, de djahit. Geen auto, laat staan een grote. Mijn ouders spaarden wel. Voor een huis in Poedjon (ca. 1939) waar ze na pensionering in wilden wonen. In de bersiap verwoest, geld weg. Voor studie van de kinderen. Kon na de oorlog mijn broer van studeren, voor mijn zus en mijzelf was er niets. Niet zo erg hoor, dat zochten we zelf wel uit.

      • IK sta er wel van te kijken hoe de Indonesiers zich tegen de Nederlandsers keerden toen rond de onafhankelijkheid en er even geen bescherming meer was , zit daar een les in denken jullie ?

  4. Surya Atmadja zegt:

    Willem Plink zegt:
    24 februari 2015 om 12:02 pm
    Kennelijk zijn dan later de huisnummers gewijzigd. ik was er in 1995 en heb daar foto’s van.
    ——————————————————
    De nummers zijn dezelfde gebleven, toen ik daar woonde t/m 1968 , en mijn ouderlijke huis(t/m 2010) waar ik altijd logeerde/op bezoek kom is ook in de even nr .
    Ik ga elk jaar naar mijn “kampung” terug en kom altijd langs mijn oude ouderlijke huis , 3 maanden geleden nog .

    Een klein verhaaltje dat toen mijn ouders nog leefden , er soms Nederlandse toeristen waren bij onze pager melden of ze van buiten kunnen kijken.
    Opa/oma /familielid waren geinterneerd geweest.
    Nou, mijn vader zegt altijd welkom, en de Nederlanders waren verrast dat mijn ouders hun in vloeiend Nederlands aanspreken.

    • Willem Plink zegt:

      laten we deze zaak over de laan Trivelli, Tanah Abang Dua maar verder rusten de discussie past in niet het verhaal. De kans is niet groot dat ik er nog eens kom maar als dat zo zou zijn zou ik graag met u over deze laan wandelen en daarna samen een lekker bord nasi met .. eten
      complimenten voor het Nederlands

  5. zeer indrukwekkend atrikel ! dank daar voor dat zulk een getuigenis niet wordt vergeten , je moeder heeft een grote bijdrage geleverd aan een stuk geschiedins van NL indie , een gebied waar wij als Nederland zo’n 350 jaar een beanrijke bijdrage aan hebben geleverd .
    AZ

  6. Surya Atmadja zegt:

    Het is ook een mooi verhaal.
    Voor al dat iemand het aandurft om terug te gaan naar plaatsen waar ze naast mooie zaken ook slechte herinnering heb. Wat ik weet bij de oude generatie repatrianten soms velen die het niet aandurven om terug te gaan.
    Aan de andere kant merk ik dat bij de jongere generatie tot bijna 90 jaar het soms wel durven om terug te gaan en ze later geen spijt krijgen.
    Bij de jongere tot 75 of iets ouders, ze gaan vaak terug .

    • Willem Plink zegt:

      Ik ben twee keer terug geweest. een keer met de oorlogsgravenstichting, dat was vrij heftig. de tweede keer eerst de jeugdherinnering van de kampen en erevelden. daarna als toerist.
      De eerste keer was de gids Eddy Ayal, hij gaf mij aan het einde van de reis een mooi gebaar mee; Hij stond naast mij en zei toen we over ons geboorteland spraken.: Indonesië is mijn vaderland, uw vaderland ligt daar ver over de horizon. Maar ( en sloeg een arm om mij heen) Indonesië is ons beider moederland. En daarmee drukte hij min of meer de gevoelens uit van de meeste mensen die daar een deel van hun leven hebben doorgebracht.
      Over de houding van de Indonesiërs zoals meneer Zijlstra zegt. De eerste tekenen van het naderend einde van het kolonialisme waren al duidelijk in de jaren twintig en dertig. Maar dat werd hooghartig en zonder enig begrip afgewezen. GG de Jonge zou het volgende hebben gezegd We zitten hier al driehonderd jaar en we blijven nog driehonderd jaar. Nu dat was snel afgelopen.De oorlog versnelde e.e.a. in een bijzonder hoog tempo. Lees het nieuwe boek van Adriaan van Dis ik kom terug blz 180 en volgende.

  7. Rinus Brands zegt:

    Mijn vader ook een KNIL soldaat heeft in de Barosweg gewoond. Is ddor de jap. in 1941 naar Burma meegenomen en niet meer terug gekomen. Wij hebben later ook in Bandung gewoond. Mijn school, de BSV was vlakbij Cihapit. Wij hebben ook in de Bersiapkamp gezeten in Kletjo te Surakarta. ook nare tijden gehad. Ben vaak terug geweest. Twee jaar geleden nog.

  8. van den Broek zegt:

    het is een typisch totokverhaal, een verhaal door de ogen van een Nederlandse journalist over zijn moeder, die in Ned. Indie is geboren. Daar is niets mis mee maar kleurt de Indische werkelijkheid.

    Mijn Oma, een inlandse, ging een paar keer terug naar Haar land. Maar laatst werd ze elke keer zwaar ziek en ging niet meer ondanks dat het graf van haar in de oorlog gestorven man daar lag. Ze wilde na haar dood gecremeerd worden, dat haar as gestrooid zou worden op zee en dan teruggevoerd worden maar Indie opdat zij weer verenigd zou worden met haar man. Mijn jongste oom wilde geen crematie. Hij wilde naar een graf kunnen.

    Mijn moeder, kampkind en Buitenkampers, werd na enkele bezoeken aan Indonesie ook zwaar ziek en is toen ook niet meer gegaan .

    Nederlands Indie leeft nog steeds in mijn wereldbeschouwing. Ik ben een keer teruggeweest, maar had een andere voorstelling van Indonesië .
    Laatst vroeg mijn zoon, toen hij tijdelijk inwoonde bij zijn oma, aan haar waar onze Nederlandse naam vandaan komt. Toen ik het later hoorde viel ik om van mijn stoel .
    Misschien gloort daar toch wat Indische belangstelling bij mijn kroost. Hij is al in Cambodja en Vietnam geweest , dan is Indonesië niet ver weg.

    Wie schreef ook alweer: Home is where my heart is.

    • Jan A. Somers zegt:

      “Daar is niets mis mee maar kleurt de Indische werkelijkheid.” De manier waarop dit verwoord is, riekt naar discriminatie. Hokjes. Niets mis mee hoor, maar toch niet helemaal halal. Het kleurt ook niet de Indische werkelijkheid, maar IS de Indische werkelijkheid. Zit gewoon voor gemiddeld de helft in onze genen. Een Totokverhaal is toch gewoon een Indische werkelijkheid? Niets minder of meer dan een Indo-verhaal of een Indonesisch verhaal? Het verhaal van mijn Indonesische grootmoeder is toch evenveel waard als een Totokverhaal? Het kleurt niets, het IS gewoon de Indische werkelijkheid.

      • Willem Plink zegt:

        Ik zat ook al te denken in de geest van het commentaar van de heer Somers.. Voorstel betrek het verder niet in deze discussie n.a.v. het mooie verhaal. Uit ervaring weet ik dat dit soort discussies emotioneel geweldig uit de hand kunnen lopen en het gaat ons toch om het mooie verhaal over mevrouw Groos?

  9. Surya Atmadja zegt:

    Verhaal van een Totok, Indo, Indonesier zal verschillend zijn.
    Wat belangrijk is dat het (door)verteld wordt.

    Ongeveer 10 jr geleden had ik altijd gedacht dat de oudjes (1ste generatie) bijna allemaal slechte herinnering hebben over hun Nederlands Indie en “mijn”Indonesia.
    Later moet ik bij stellen, het was ongeveer 50-50 , die nog steeds sakit hati (hartzeer etc) hebben en die het hadden verwerkt gaan terug met vakantie.
    (Ik kom vaak bij een kumpulan van de jongere 1ste/2de generatie Indo’s.)

    Wat bleek , velen gaan geregeld terug en voelen zich kennelijk senang (gelukkig) om op hun oude dag hun oude plekken te kunnen zien.
    Zo’n sentimental journey
    Veel jongere 2de generatie gaan zelfs langer blijven met hun sosial budaya visum ( tot en met max 6 maanden) of Lansia visum (retired visa) .
    De jongeren(3de gen.) gaan daar studeren (dual programma ?) of hebben een Indonesische partner gekregen.

    Voor mij is het jaarlijks pulang kampung .
    Een mede lezer/schrijver Bill Zitman kom vaak naar Jakarta , hij kent Laan Trivelli goed.
    Hij wilde eigenlijk foto’s van Laan Trivelli (ex Kamp Tjideng deel) , gemaakt in nov/dec 2014 plaatsen in Java Post .
    Ik weet het ook niet anders heb ik zijn foto geplaats.
    Ik heb hem dec 2014 gemist, was ook “toevallig” in Jakarta en had ook geslenterd (jalan jalan, kijken kijken) in Laan Trivelli .
    Een andere lezer woonde ook aan het begin van Laan Trivelli , kan geen naam noemen.

    • Ælle zegt:

      S. A. quote: Ongeveer 10 jr geleden had ik altijd gedacht dat de oudjes (1ste generatie) bijna allemaal slechte herinnering hebben over hun Nederlands Indie en “mijn”Indonesia.

      Wat denkt u nu van de 2de generatie? Hebben zij als kind geen trauma’s opgelopen?
      Mijn oudere zus wordt er nu pas voor “behandeld”. Ze vertelde me dat ze tijdens haar eeste sessie gehuild heeft. Ze vertelde mij vroeger altijd over de lijken die ze langs de weg en in de kali heeft zien liggen en drijven. Ik zag veel later als kind alleen maar geelkleurige drollen in de kali onder de brug door voorbij drijven, wat ook niet geweldig was. Bah!

      • Ælle zegt:

        Er wordt nog steeds in kali’s gekakt, maar de buaya’s liggen dan als politieagenten op de loer. Hahaha. http://article.wn.com/view/2012/08/25/Indonesian_worker_survives_croc_attack/

        De méést ‘getraumatiseerde’ leden van onze familie zijn nooit teruggeweest. Logisch toch?!

      • Surya Atmadja zegt:

        Ælle zegt:
        25 februari 2015 om 12:54 pm
        Wat denkt u nu van de 2de generatie? Hebben zij als kind geen trauma’s opgelopen?
        ===============================================================
        Ik ben in de kost geweest bij een 1ste generatie Indische Nederlanders( 2 jaren lang) en daarna omgegaan met hun kinderen /hun vriendenkring ( dus de 2de generatie).
        Velen waren een stukje ouder dan ik ben( ben toen 19 jr Indonesische student) . Ze zijn nu boven de 75-80 jaar.
        De meesten waren waarschijnlijk buitenkampers en KNil zelfs Ambonezen .
        We gaan alleen lol maken , veel slenteren in de binnenstad, veel discotheek bezoek.
        Nooit gehad over bersiap of de slechte ervaringen van hun ouders.
        Dat het latent aanwezig is, wil ik 100% geloven .

    • Willem Plink zegt:

      Hoe foto’s te plaatsen in dit forum weet ik niet maar ik heb recente foto’s van de laan Trivelli 105 met kerk.

  10. Willem Plink zegt:

    Ook ik ben behandeld, maar had gelukkig geen ernstig trauma. Ik herinner mij wel de lijken in het Antjolkanaal en de stank. En ik heb behoudens het Jappenkamp alleen maar warme herinneringen aan mijn moederland

  11. H.J. Legemaate. zegt:

    Het is een algemeen verschijnsel dat ouder wordende mensen, mede door het beëindigen van hun maatschappelijke activiteiten, steeds vaker met hun gedachten terug gaan naar vroegere jaren. Voor Oud-Indisch gasten betekent dit veelal ‘Tempo Doeloe’. Bedoelde groep blijkt er vaak behoefte aan te hebben de herinneringen op schrift te stellen, zeker daar waar het de turbulente jaren van de Tweede Wereldoorlog en het dekolonisatie-proces betreft. Het decennia lang ontbreken van herkenning en erkenning van het Indisch oorlogsleed zal hier zeker mede debet aan zijn. Behorende tot de laatste generatie die Nederland nog heeft gekend als een middelgrote koloniale mogendheid zou ik er later mogelijke spijt van hebben als ik aan deze tendens niet had toegegeven. Misschien krijgen mijn kleinkinderen er ooit enige belangstelling voor. Hoe zal de ‘Nederlandse driekleur’ er tegen die tijd bijstaan?

    • Willem Plink zegt:

      Nu ik heb wel de geschiedenis van de kampen beschreven voor mijn familie. en een speciaal del gewijd aan mijn vader. En voor mijn kleinkinderen een apart fotoboek over mijn vader die aan de Pakan Baroe Spoorweg is overleden. De reden, eind augustus wordt een memorial Wall van Pakan Baroe onthuld. Helaas ben ik afwezig maar mijn tweede zoon met twee zoons (9 en 11 jaar) zijn daarbij. En dan hebben ze in ieder geval aan dit boek een houvast wie nou die W.G. Plink op het monument is. En hoe verklaar je het kolonialisme en de oorlog aan kinderen. In de geest van het is niet juist en het is nu onbestaanbaar maar vroeger dacht men er anders over.
      Maar ik moet ook eerlijk bekennen dat toen ik begin jaren negentig in Djakarta aankwam met een toch min of meer koloniale opvoeding, ik al op de eerste dag tegen mij zelf zei “Willem dat is voorbij, over en uit”. En daardoor was de reis geen teleurstelling maar verhelderend.

    • Ælle zegt:

      Ik lees en ondervind zelf dat angstgevoelens en verdriet door het nageslacht kan worden geërfd tot en met de tweede graad. Bij een proef met muizen is dat bevestigd. Hiermee wil ik aangeven dat uw kinderen en kleinkinderen reeds aan de lijve ondervinden wat ouders en grootouders hebben meegemaakt in de oorlog, zij het in Indië of in Nederland of elders. Mijn leven lang voel ik een pijn die ik niet kan verklaren, en springen me de tranen spontaan uit de ogen.
      http://www.nature.com/news/fearful-memories-haunt-mouse-descendants-1.14272

      • Willem Plink zegt:

        Wat U Ælle zegt is voor mij een bevestiging dat mijn eerste echtgenote van Joodse afkomst en ik een stilzwijgende afspraak hadden. Pas toen de zoons volwassen waren heb ik hun mijn verhaal verteld. Zij behoren daardoor gelukkig niet de trieste tweede generatie. evenals mijn kleinkinderen.
        Maar ik leef vanuit mijn eigen ervaringen wel met u mee. En ook ik heb mijn sterk emotionele momenten.

      • Ælle zegt:

        En welke Indo houdt niet van Songbird gezongen door Eva Cassidy? https://www.youtube.com/watch?v=bTNLYeaL7No

        Eva Cassidy – Songbird geschreven door Christine McVie,

        For you, there’ll be no crying
        For you, the sun will be shining
        ‘Cause I feel that when I’m with you
        It’s alright
        I know it’s alright

        And the songbirds keep singing like they know the score
        And I love you, I love you, I love you
        Like never before

        To you, I would give the world
        To you, I’d never be cold
        ‘Cause I feel that when I’m with you
        It’s alright
        I know it’s alright

        And the songbirds keep singing like they know the score
        And I love you, I love you, I love you
        Like never before
        Like never before
        Like never before

  12. John Bouwens zegt:

    ook mijn moeder liep zwanger van mij door Tjimahi en woonden wij in een huis voor Knil onderofficieren. Maar waar dat was weet ik niet en zodoende had het voor mij wenig zin te gaan zoeken. Ook hebben wij praktisch geen fotos uit die tijd want toen de tweede wereld oorlog uitbrak waren wij in Amsterdam en konden niet terug. Mijn vader werd heel eenvoudig op non-actief gesteld onder het motto zoek het maar uit. Wij zijn dus wel het Jappenkamp ontlopen. Dus moesten mijn ouders met de inhoud van een paar koffers opnieuw beginnen, Na de oorlog zijn we weer in Medan en Buitenzorg terecht gekomen,ons huis in Buitenzorg hebben mijn vrouw en ik ter gelegenheid van ons 25 jarig huwelijk bezocht en de van Limburg Stirumweg aangrentend aan de plantentuin is via Google Street VIEW te zien.Is het mogelijk ons adres in Tjimahi te achterhalen? We zijn niet zo heel erg indisch maar desondanks heb ik heel fijne herinneringen aan mijn jeugd in Indie.

    • Willem Plink zegt:

      In de kazerne was een wijkje voor KNIL onderofficieren, toen mij vader Sergeant majoor werd kwam hij aan de rand van de kazerne te wonen , Tuinweg.. Ik heb nog geprobeerd in de kazerne te kijken maar dat was verboden en de tuinweg hebben we niet terug kunnen vinden. k heb daar geen foto’s van. De Prins Hendriklaan buiten de kazerne was ook bestemd voor onderofficieren. Klasse G woningen. de woningen voor militairen waren verdeeld in klassen. Van de Prins Hendriklaan heb ik wat foto’s van anderhalf jaar geleden.

  13. van den Broek zegt:

    Pamela Pattynama vertelde naar aanleiding van haar boek Bitterzoet indie: het gaat om het omgaan met het (Indisch) verleden. Hoe denken we over indie , wat voor beeld hebben we daarbij en hoe verandert dat. En hoe verhouden de verschillende beelden die we hebben zich tot elkaar.Voor de verschillend Indische generaties verschilt dat verhaal van Indie.

    Ik heb al veel mooie verhalen over Indie gehoord maar iedereen wil iets anders met dat verhaal vertellen.
    Ik geloof niet in één en mooi verhaal. Ik geloof niet dat het verhaal van de eerste generatie HET Indische verhaal is, vooral niet als ik mijn verhaal niet in een mooi verhaal mag stoppen, om niet de geest van het verhaal te verstoren. De vraag is wat je dan als eerste generatie wilt doorgeven: mooie verhalen, Indie als utopie (sic)??

    Ik vind het een veeg teken aan de wand dat Indisch 3.0 ophoudt te bestaan.

  14. Op 15 april 2014 heb ik een Tjidengkampreünie georganiseerd. In Bronbeek waren 230 deelnemers aanwezig. Meer mochten er niet in de zaal. Het enthousiasme van de deelnemers was enorm. Daarom hoop ik in 2016 weer een Tjidengkampreünie te organiseren n.l. op 16 april 2016. Dat is dan een mooie gelegenheid om hetgeen hierboven beschreven is, aandacht aan te schenken. .

  15. Iets heel anders: kan iemand mij vertellen wanneer in Buitenzorg de internering van de (Indische) Nederlanders is begonnen en wanneer men naar Batavia werd getransporteerd ? Mij is verteld dat er 2 kampen waren, 1 voor de mannen en 1 voor de vrouwen (Bibliotheek Zusters Ursulinde ?)
    Henk van Ahee (geb. 1941 Solo)

  16. Maud Lebert Zwitserland zegt:

    Ik was op de zusters Ursulinen school aan het Koningsplein en later op de CAS ook aan het Koningsplein, maar heb er nooit baboes gezien, die mee moesten als ‘bodyguards’. Dat men kleine kinderen niet alleen naar school laat lopen is begrijpelijk. Ook over ‘ontvoeringen van witte (sic!) kinderen’ nog nooit iets gehoord. En dat in 1950! De bersiap periode was achter de rug. Wat had een baboe overigens kunnen doen tegen een paar mannen als die een kind hadden willen ‘ontvoeren’!
    ‘witten vers van de boot’; ‘ontvoeringen van witte kinderen’; ‘witte tropenmeisjes’. Wat is dat voor een species? Heb ik iets gemist in mijn opleiding?

    • Jan A. Somers zegt:

      Ja mevrouw, de wetenschap vordert. Las pas nog in de krant dat ze ergens onbekende kameleons hadden gevonden. Die verschieten van kleur zoals u weet.

      • Surya Atmadja zegt:

        Jan A. Somers zegt:
        26 februari 2015 om 11:17 am
        Ja mevrouw, de wetenschap vordert.
        ========================================================
        Ik denk dat toen veel kabar angin was .
        En elke persoon zal eigen ervaring en interpretatie hebben.
        Hoe dan ook het is een mooi verhaal , jammer dat ik nog te klein ben , anders kan ik mijn verhaal( Indonesische kant) ook hier vertellen.

    • Bill Zitman zegt:

      Beste Maud, ik zou me niet te druk maken over een familie verhaal dat wel mooi verteld wordt, maar over de jaren een klein beetje zijn werkelijkheid heeft verloren. Ook wordt het door kinderen verteld die het zelf niet beleefd hebben.
      Natuurlijk waren er geen baboes die kinderen op het Koningsplein naar school moesten brengen om ze te beschermen en van het ontvoeren van witte kinderen heb ik zelf ook nooit van gehoord.
      In tegendeel – het werd na de overdracht (dec.49) in 1950 veel veiliger nadat de Nederlanse troepen (“de agressors”) vertrokken waren.
      Maar ik vind het wel mooi dat oudere mensen met hun kinderen daar nog even gaan kijken en als hun geheugen niet meer helemaal juist is – so what?
      Hoe is je eigen geheugen…. lag “de Zusters Ursulinenschool aan het Koningsplein”??

      • Jan A. Somers zegt:

        ” veel veiliger nadat de Nederlanse troepen (“de agressors”) vertrokken waren.” Soerabaja werd weer veilig (vooroorlogs!) toen de Brits-Indiërs een eind aan de bersiap hadden gemaakt. Dat veranderde ook niet meer nadat de Mariniersbrigade het gezag had overgenomen. Wat er na 1949 gebeurde weet ik niet, ik was er al weg.

  17. Maud Lebert Zwitserland zegt:

    Beste Bill Zitman, ‘de Zuster Ursulinenschool aan het Koninsplein’ stond zo in het artikel en heeft niets met mijn eigen geheugen te maken.

    • Bill Zitman zegt:

      Beste Maud – have it your way……maar toen ik het artikel las stond daar “vlakbij het Koningsplein” en dat is redelijk – het is een klein kilometertje lopen.
      En over “opleiding” gesproken – we hebben wel samen op de CAS – “ook” (your word!) – aan het Koningsplein gezeten…..

      • Wal Suparmo zegt:

        The CAS heeft elke jaar zijn REUNIE en de laaste was op 15 October 2014.Ik was door de Voorziters uitgenodig een zekere Liza Boutemy, terwijl ik nooit op een”Hollandse school” heb gezeten.Di jaar word het zeld 2 maal.Over drukkerijen gespoken..KOLFF was nog tijdens Hollands beheer , gemanaged door Mr PARJOGO en later Mr DJOJODIHARDJO ( allebij Leiden abiturenten).

      • Bill Zitman zegt:

        Pak Wal, Sophie Sarwono is de voorzitter van de CAS reünisten (Jakarta) en Lisa Boutemy is de voorzitter van Vedo (Bandung).
        Zelf ben ik ook lid van de CAS reünisten en ga vaak naar reünies in beide landen (NL en IND.) .
        De volgend CAS reünie in Jak. is op 9 mei en wordt weliswaar, om aantallen te vermeerderen, in samenwerking met de Vedo gehouden en je hebt gelijk dat het besloten is om de eerstvolgende dan in oktober te houden.
        Ook op 23 mei ? houdt CAS (NL) zijn reünie in Zoetermeer.
        Als je (door de webmaster) mij je email adres stuurd, zal ik je o.a. meer vertellen.
        Salam!

  18. Maud Lebert Zwitserland zegt:

    tsk, tsk, tsk mijnheer Zitman, Koningspleinwas een middelpunt, of nu ‘aan’ of ‘bij’. Natuurlijk kan men altijd spijkers op laag water zoeken, maar m.i. gaat het hier over een bepaald thema. In ieder geval heb ik de door uw berekende (dank u wel) kilometer elke dag heen en terug en zelfs nog langer teruggelegd en dat zonder baboe bodyguard. Het eigen geheugen van mijn benen.
    Wij hebben samen op de CAS gezeten? Nou, dan kunnen wij ons wel gelukkig prijzen ons toen niet ontmoet te hebben.

  19. Met genoegen het stuk gelezen. Zelf een zogenaamde Buitenkamper dus nu interessant te lezen wat een “Binnenkamper” zich nog kan herinneren en ( makkelijk leesbaar ) door iemand van een volgende generatie laat optekenen. Ik heb nooit de behoefte gevoeld om terug te gaan, voornamelijk omdat mijn broers die dat wel hebben gedaan vertelden dat de plekken waar wij hadden gewoond niet meer of slechts met grote moeite en fantasie waren te herkennen.
    Jammer te moeten zien dat sommige commentaren/reacties wederom in pietluttige muggenzifterij overgoten met een gallig sausje dreigden te verzanden.

    • Willem Plink zegt:

      De laatste alinea van B. de Rozario: het is een verschijnsel dat iedere keer terug komt. Ik heb dan ook geleerd om met mijn antwoorden of commentaren uiterst terughoudend te moeten zijn. Maar het is inherent aan de emoties over belevenissen en interpretaties die weer voor iedereen verschillend zijn

    • Jan A. Somers zegt:

      Ja, op de man spelen. Jammer!

    • koppieop zegt:

      ….. Ik heb nooit de behoefte gevoeld om terug te gaan, voornamelijk omdat mijn broers die dat wel hebben gedaan vertelden dat de plekken waar wij hadden gewoond niet meer of slechts met grote moeite en fantasie waren te herkennen……
      Om die reden heeft mijn moeder ook nooit willen teruggaan. Maar wat is er op tegen om logische veranderingen te accepteren? Met die gedachte in mijn hoofd voelde ik er daarentegen wél behoefte aan – ik zou bijna zeggen júist daarom. Die nostalgic journey heb ik dan ondernomen 60 jaar na ons vertrek uit Batavia (1947, nog geen Jakarta), dus voor diverse heugenissen waren er wel 70 jaar voorbijgegaan..Van de 10 woonadressen waar ik min of meer duidelijke herinneringen aan behoud, heb ik maar één (anderhalf…) teruggekend. Vervallen, wachtend op een sloophamer. Ik heb dan ook geen moment spijt gehad omdat ik me ondanks hier en daar een brok in de keel, constant gelukkig voelde met het besef: #ja, dít weggetje nam ik naar school, dáár knikkerden en tolden en voetbalden we, en vanaf dát dak liet ik mijn vliegers op. Onbetaalbaar!

      • Surya Atmadja zegt:

        koppieop zegt:
        5 maart 2015 om 4:43 am
        Ik heb dan ook geen moment spijt gehad omdat ik me ondanks hier en daar een brok in de keel, constant gelukkig voelde met het besef: #ja, dít weggetje nam ik naar school, dáár knikkerden en tolden en voetbalden we, en vanaf dát dak liet ik mijn vliegers op. Onbetaalbaar!
        ———————————————————————————————–
        Het is mooi om dat te mogen lezen .
        Uiteraard de Tjideng buurt , Laan Trivelli ( mijn oude kampung) is ingrijpend veranderd , zoals ook de Laan de Bruinekops en Laan de Riemer .
        Gelukkig is mijn ouderlijke huis praktisch in oude staat gebleven, tenminste een paar maanden geleden.
        Elk jaar als ik langskom , zie ik mezelf zitten in veranda ( bestaat niet meer ) of de oude kersenboom, nu al lang vervangen door andere fruitboom.

      • Mocht u behoefte hebben om met ex. Tjidengkamp-genoten op een reünie met elkaar te spreken. Op 16 april 2016 organiseer ik weer de reünie. Wilt u de bekendmaking hiervan willen hebben, stuur mij a.u.b. een mail.

      • B. de Rozario zegt:

        Ik vind het fijn voor u. Voor mij is het ( nogmaals ) een bewijs dat er geen twee mensen op aarde zijn die hetzelfde voelen, wensen, verlangen en beleven.

      • Bonjour,
        Ik Aennelies Douqué ( geboren in Batavia 1938 ) ben het eens met Mr koppieop ( 5 maart om 4.43 am) en zou mijn jeugd herinneringen ( laat staan de bittere jaren kamps période Tjideng ) niet en nooit meer willen terug zien ..
        Heb ze allemaal prima in mijn souvenirs en zelfs ook in mijn foto albums…
        Mijn jongste Franse zoon ( heb 4 Franse kids aan gezien ik in Parijs woon) heeft ons huis in 2013 in Bandung.. Djl Sangkurian en in Surabaja ..Djl Sumatra.. opgezocht en alles is uiteraard verbouwd en zeker niet te vergelijken van de jaren die ik in Surabaja ( 1948 ) Bandung (1950 ) door bracht en als klein meisje ( geb 1938 ) in Batavia.
        Ik vond het roerend dat mijn jongste zoon de curiositeit had om het verre verleden van zijn groot ouders en moeder wilde her leven.
        Ontving een prachtig artikel over zijn gevoelens van zijn momenten toen hij ter plaatse in de steden Surabaja en vooral Bandung was gearriveerd, waar mijn vader een directeur was van Tiedeman en van Kerchem.
        Bedankt voor altijd weer de vele interessante reacties.
        Aennelies Douqué

  20. koppieop zegt:

    @Surya Atmadja: Wat doen zulke kleine coïncidenties goed! (misschien juist omdat ze klein zijn). Aan de persoonlijke beelden die u ophaalt, voeg ik eentje toe. In die Tjidengbuurt dus, kon ik geen “echte” herinneringen fotograferen (huisnummers kwijt), maar vond een surrogaat waar ik af en toe nog steeds met plezier naar terugblader: ik koos een huis dat er hoogstens een beetje op leek, maar dat best dat van mijn familieleden had kúnnen zijn. Hoe dan ook, ik zag mij daar weer tussen de bladeren van de djeroekboom door, klimmen naar die tweede tak rechts. Of was het ook een cherrieboom, tidak perduli!

    @B. de Rosario: Gelukkig maar, dat we redenen hebben om over die verschillen te praten!

  21. Wil van Meeteren van Wijngaarden zegt:

    heb in februari al wat geschreven,maar is schijnbaar niet door gekomen, het verhaal van Els lijkt wel op dat van mij,heb in de zelfde kerk in 1948 op 30 mei mijn communie gedaan bij pastoor Teppema.ook in tideng gezeten met mijn moeder ben geboren op 30 oktober 1941 te Bandoeng
    in Gang Djalak no. 10 in Batavia gewoond Op de Chaulanweg later in Gang Horning bij Pasar Baroe daarna weer in een kamp gezeten in het Ikamp,vor wij op de boot gingen heb op Noordwijk bij de zuster Urselinen op school gezten

  22. BELANGRIJKE MEDEDELING VOOR MENSEN DIE IN HET Tjidengkamp hebben gezeten. Op 16 april 2016 organiseer ik weer een reünie in Bronbeek. Informaties zullen in http://www.tjidengkamp.nl komen te staan.

  23. André Douma zegt:

    Wie kan mij, André Douma, in contact brengen met deze familie Tempelman – Groos? In een foto album van wijlen mijn vader Antoon Douma, ook een KNIL-verpleger in Tjimahi, zijn originele foto’s van de ouders van deze mevrouw Els Groos, gemaakt in 1940 vanwege de geboorte van de oudste dochter Nony. Bel mij s.v.p. op 035 526970 / 06 51970732. Met dank en groet, André Douma.

    • André Douma zegt:

      Dat gaat erg snel: Vandaag al contact gehad met mevrouw Tempelman dankzij een “gouden” tip. Ben nu ook in het bezit van het telefoonnummer van “Nony”. Mijn vraag aan u is dus beantwoord . Met dank en groet, André Douma

Laat een reactie achter op Hans Freiboth Reactie annuleren

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s