Sommige naslagwerken zijn zó bekend dat we vergeten hoe ze aan hun naam komen. Zo hebben we in Nederland bijvoorbeeld Pyttersen´s Almanak en de ‘Dikke Van Dale’, vernoemd naar respectievelijk een Friese uitgever en een Zeeuwse schoolmeester. Ook in Nederlands-Indië bestond zo´n standaardwerk: Kleian´s adresboek. Het is nog steeds een onmisbare bron voor genealogen en andere Indië-vorsers. Wie was Kleian?
Door Bert Immerzeel
Frederik August Kleian werd geboren in Utrecht, op 29 oktober 1843. Als sergeant van het Indische leger arriveerde hij in 1866 in Nederlands-Indië. In 1871 werd hij bevorderd tot 2e luitenant, en in 1875 tot 1e luitenant. In de jaren 1879-79 maakte hij expedities in Atjeh mee, waarna hem de Atjeh-medaille werd uitgereikt. Teruggekeerd in Batavia, werd hij in 1881 om zijn diensten begiftigd met het ‘eereteeken voor belangrijke krijgsverrichtingen’. Na in 1883 nog te zijn bevorderd tot bevorderd tot kapitein, werd hij in 1887, nog slechts 44 jaar oud zijnde, ‘op eigen verzoek’ gepensioneerd.
Bijzonderheden over de volgende jaren kennen we niet. We moeten veronderstellen dat Kleian naarstig op zoek is gegaan naar een zinvolle invulling van zijn bestaan. In 1897, dus tien jaar na zijn pensionering, werd Kleian genoemd in een berichtje in het Bataviaasch Nieuwsblad: “De heer F.A. Kleian, gepensioneerd kapitein, heeft een lastig werk ondernomen, namelijk de samenstelling van een adresboek voor Batavia, stad en voorsteden en Meester Cornelis. Het zal in alphabetische volgorde de namen bevatten van zowel de mannelijke als vrouwelijke inwoners, het ambt of beroep, en de straat, buurt of kampong. En zo veel mogelijk de wijk en huisnummer.”
In maart 1898 was het eindelijk zover. Het eerste adresboek van Nederlands-Indië was klaar. De pers was lovend, en al snel bereikte Kleian het verzoek ook een soortgelijk adresboek voor andere steden samen te stellen.
Het nut was natuurlijk overduidelijk. In een periode waarin nog geen sprake was van een burgerlijke stand en er nog sprake was van telefoonaansluitingen, was het aantal middelen om adressen en woonplaatsen van individuele burgers te achterhalen bijzonder beperkt. Dit gold des te meer, daar met name de (Indo-) Europese inwoners regelmatig en over grote afstanden verhuisden. We mogen dan ook veronderstellen dat personen regelmatig ‘zoek’ waren.
Héél Indië
Kleian liet zich verleiden door het succes, en begon nu aan een adresboek voor héél Nederlands-Indië. Hij richtte zich schriftelijk tot de hoofden van het Gewestelijk Bestuur (waarvan hij de adressen haalde uit de Regeeringsalmanak) met het verzoek hem te helpen door de asistent-residenten en controleurs te vragen een lijst samen te stellen van alle Europese ingezetenen in hun standoord, “zowel van de hoogstgeplaatsten als de minstbedeelden, van mannen zowel als vrouwen.” In Soerabaja werd het werk opgedragen aan de wijkmeesters. Deze laatsten morden, omdat “het karreweitje” nogal wat werk met zich meebracht, en onbezoldigd was.
Medio 1899 was de eerste versie gereed. Een dik boek, met, na enkele tientallen pagina´s advertenties, op alfabetische volgorde tienduizenden namen van Europese burgers, waar mogelijk hun beroep, en woonplaats. Indien het een grote stad betrof, was ook soms de straat of wijk vermeld. Uiteindelijk was het toch een lijst geworden van mannen, met waar mogelijk de vermelding van hun ega´s. De aparte vermelding van alle vrouwen was een stap te ver gebleken. Van de militairen waren alleen de officieren vermeld. De reden hiervoor was gelegen in het feit dat de ondergeschikten meestal niet zelf over een volledig adres beschikten en té vaak verhuisden. Deze keuze werd ook minder erg gevonden, omdat hier de indeling naar volksaard nauwelijks geweld werd aangedaan. De officieren waren immers meestal Europeanen, de minderen inlanders. Slechts bij onderofficieren was de keuze arbitrair.
Een slechte investering
De uitgave had veel tijd en geld gekost. Kleian richtte voor dit doel een geheel bureau op, waar naast zijn zoon ook een tiental lokale krachten als schrijvers werden aangesteld. ‘De kost gaat voor de baat’, moet hij hebben gedacht, en dat hielp hem gaande. Toch blijkt uit alles dat het vanuit financieel oogpunt een slechte investering was. Een verzoek aan het gouvernement om in te tekenen voor 600 exemplaren werd afgewezen; de particuliere verkoop draaide stroef. Een ingeschakelde bevriende uitgever, de firma F.B. Smits, gaf er dan ook na de eerste editie al de brui aan.
Omdat de commentaren steeds positief waren, en het nut boven enige twijfel verheven was, besloot de idealistische Kleian tóch door te gaan. De tweede editie liet hij op eigen kosten drukken. Voor de publiciteit zond hij naar duizenden adressen in geheel Nederlands-Indië kalenders, met daarop afbeeldingen van de koningin en de gouverneur-generaal en vermelding van alle feestdagen. Deze kalenders moeten de volgende decennia de wanden hebben gesierd van zo ongeveer alle ondernemingen en overheidsinstellingen. Echter ook met deze publiciteit bleef het aanmodderen. Zelfs met steun van de Landsdrukkerij en enige financiële regeringssteun in 1905 zou het niet veel beter worden. De oplagen van de latere edities zouden dan ook worden teruggebracht van 2000 naar zelfs 1200 exemplaren: bijzonder gering, gelet op het aantal instellingen dat van het adresboek gebruik kon maken.
Een brief uit Holland
Die eerste latere edities, in 1901 en 1902, leverden nog meer hoofdbrekens op. Gedurende de samenstelling werd namelijk uit het vaderland een brief ontvangen van de firma Nijgh en Van Dittmar, uitgevers te Rotterdam, waarin Kleian werd gevraagd, “met welk recht hij zich aanmatigt, een werk uit te geven onder een titel, die de firma Nijgh en Van Dittmar toebehoort en welk voorstel hij hun (aannemende, dat zulks ter goeder trouw is geschied) in verband daarmede te doen heeft.”
Een columnist van de Locomotief, schrijvende onder het pseudoniem Peerke den Belg, nam het voor Kleian op:
“Is het nu niet gruwelijk voor den heer Kleian, iemand, voor zover wij en vele anderen hem kennen, van onkreukbare eerlijkheid en trouw, iemand die onvermoeid arbeidt, niet alleen om zijn karig pensioen voor zijn talrijk huisgezin te suppleren, maar ook om waarlijk nuttig voor de Maatschappij te zijn, is, zeg ik, het nu niet gruwelijk voor dien man, om te midden van zijn vermoeienden en inspannenden arbeid, geplaagd te worden met het spook der gevangenis?”
We zouden kunnen denken aan een publiciteitsstunt, maar niets was minder waar. Er bleek écht eerder een adresboek Nederlands-Indië te zijn uitgegeven door Nijgh en Van Dittmar, en wel in 1893, zij het dat dit in niets leek op de gewraakte editie. Kleian twijfelde echter, en wist niet goed hóe te handelen. Mocht hij de naam ‘Adresboek’ niet meer gebruiken? Hij wist het niet. Om een rechtszaak vóór te zijn, liet hij een advertentie plaatsen in de dagbladen en zond hij een brief aan alle inschrijvers, dit om te laten weten dat de naam van zijn werk gewijzigd was van ‘Adresboek van Nederlands-Indië’ in ‘Nieuw adresboek van Nederlands-Indië’. De kosten van deze actie, fl. 166,80, waren, volgens Kleian, ‘weggegooid geld’. De circulaires waren de deur nog niet uit, of er kwam namelijk een nieuw schrijven van Nijgh en Van Dittmar:
“Wij hebben de eer u mede te delen, dat wij natuurlijk geen recht hebben, doch gewoonte is het niet, dat men gebruik maakt van een titel, zij het ook met een kleine wijziging, van een ander. Dat wij bij de eerste uitgaaf niet protesteerden vindt zijn oorzaak in het feit, dat ons van die uitgaaf niets bekend was, wij bemerkten het eerst, door ene circulaire betreffende de tweede uitgave. Onze hoofdbedoeling was dan ook slechts u er op te wijzen, dat het niet geheel was zoals het behoort. Intussen tekenen wij met de meeste Hoogachting, Uw dienstwillige dienaar (w.g.) H. Nijgh.”
Voor Kleian was het gebeurde wrang, omdat hij niet opnieuw een circulaire kon, noch wílde drukken. De naam van zijn levenswerk was en bleef sindsdien ‘Nieuw adresboek van Nederlands-Indië’. Pas bij de opvolging van zijn zoon zou het ‘nieuw’ in de naam weer komen te vervallen.
Navolging
Kleian hield het vol, en, ondanks het feit dat hij al jaren gepensioneerd was, publiceerde hij nog lang, ieder jaar één, een nieuwe editie van zijn adresboek. Het genre beleefde in zo verre een zekere populariteit, dat op plaatselijk niveau nóg enkele adresboeken verschenen, samengesteld door anderen, zoals dat van Batavia in 1898. Zo maakte een zekere heer Jasper een adresboek voor Soerabaja, en de heer G.J.D. Meesters een adresboek voor Sumatra´s Oostkust (1902).
In 1913 bood een inlander, Asmawie genaamd, afkomstig van kampong Kramat in Batavia, aan de ijslabriek ‘Petodjo’ een exemplaar aan van de nieuwste uitgave van het adresboek voor de prijs van f 3.50. De gewone prijs van het boek bedroeg op dat moment ingenaaid fl. 5.75 en gebonden fl. 6.75. Omdat het een goedkope kopie leek van het officiële boek, werd de politie verzocht de man aan te houden.
Enige echte bedreiging leek het voornemen, in 1920, van het hoofd van het bevolkingsregister in Batavia, de heer F.H.W. Rooyackers, om een op basis van dit bevolkingsregister samengesteld adresboek te publiceren. Het register had zich inmiddels zó ver ontwikkeld dat het bruikbaar was voor dit soort doeleinden. Het bleef bij een voornemen. In de pers verschenen berichten dat een dergelijk plan dan toch op zijn minst moest worden uitgevoerd in samenwerking met de grondlegger van het adresboek, te weten de heer Kleian.
Hulde
In 1913, bij zijn 70-ste verjaardag (hij was inmiddels bevorderd tot majoor-titulair), werd Kleian gehuldigd in de pers. Uit het Weekblad voor Indië:
“Wie majoor Kleian is, kan ieder schoolkind u vertellen: Dat is die meneer, die ’s woensdagavonds met een kalotje op in ‘Concordia’ loopt. Majoor Kleian is dan ook een populaire figuur. Over geheel Nederlandsch-Indië, van Sabang tot Merauke, is zijn naam onafscheidelijk verbonden aan het adresboek. Jong en oud kent hem. Bij het binnenkomen in Concordia roept de jeugd: ‘Dag meneer Kleian’; vriendelijk beantwoordt hij al die groeten, om dan aan de verschillende tafeltjes een praatje te komen maken; hier een kwinkslag, daar een luimig woord. Overal waar majoor Kleian zich vertoont, klinkt een blijde lach; want hij houdt van een mop en bekijkt het leven van een optimistische zijde.
Ofschoon reeds 26 jaren gepensioneerd, is majoor Kleian in zijn hart steeds soldaat gebleven. Geen plechtigheid, waarbij het wapengekletter te pas komt, heeft er plaats, of majoor Kleian is er in zijn activiteits-uniform bij. En dat hij nog een kranige, martiale figuur is, blijkt wel uit nevenstaand portret. Het heeft dat militaire hart veel pijn gedaan, toen de Militaire School op Meester Cornelis, zijn alma mater, werd opgeheven. Vaak heeft hij er dan ook voor gestreden, om die militaire instelling terug te krijgen, maar dat werk is helaas niet met succes bekroond geworden. Meer nog als militair, is de heer Kleian op den voorgrond getreden als samensteller van het adresboek.”
Over zijn werkzaamheden:
“Een bezoek aan het kantoor van den heer Kleian heeft ons geleerd, welk een veelomvattend werk het samenstellen van een adresboek is. Het is hier de plaats niet, om over dien arbeid uit te weiden. Genoeg is het te weten, dat de heer Kleian van ’s morgens zes uur tot een uur ’s middags, dan van half drie tot zes en ’s avonds van negen tot twaalf uur achter zijn schrijftafel zit. In dit werk wordt de heer Kleian bijgestaan door een van zijn zoons, van wien hij hoopt, dat hij eenmaal het werk zal overnemen; verder helpen mevrouw en de dochters nog een handje, terwijl acht inlandse schrijvers het klerkenwerk verrichten.”
Opvolging
De mijlpaal van zijn 70-ste verjaardag moet voor Kleian aanleiding zijn geweest zijn werkzaamheden over te dragen aan zijn zoon Frederik (geboren 1887).
De overdracht maakte dat de pers extra kritisch was, en ging letten op fouten. Geconstateerd werd dat de zoon nog niet zo scherp was als zijn vader. De hoofdschuldige echter, zo werd geconstateerd, was het publiek. Kleian had steeds, op basis van een bestaande database, mutaties aangebracht, mutaties die meestal werden doorgegeven door het publiek zelf. Het publiek werd daartoe ook regelmatig in de pers opgeroepen. Bij verhuizing of verandering van betrekking diende betrokkenen een briefkaartje te sturen naar ‘Adresboek, Weltevreden’. Dat kostte slechts 1 cent porto. Als dat werd nagelaten, kon het nieuwe boek niet tijdig worden geactualiseerd.
Bij de komst van de nieuwe hoofdredacteur, F. Kleian jr., werden legio kleine fouten geconstateerd: de heer zus-en-zo werkte al lang niet meer bij die-en-die firma. Na een tijdje verstomde de kritiek echter, en bleek het boek onder leiding van Kleian jr. nét zo betrouwbaar als dat onder leiding van zijn vader.
In 1923 werd Kleian senior voor zijn verdiensten voor de samenleving benoemd tot ridder in de orde van Oranje-Nassau. Op 15 oktober 1929 overleed hij, op bijna 86-jarige leeftijd. Op Tanah Abang werd hij met militaire eer begraven.
Ook na de dood van zijn vader verzorgde Kleian jr. de uitgave van het adresboek. Als meer winstgevend product werd een kantoor-almanak uitgegeven. De kalender – bedacht door Kleian sr. als reclamevorm – bleef echter bestaan.
In april 1937, tegegelijkertijd met zijn 50-jarige verjaardag, vierde Kleian jr. zijn 25-jarig jubileum. Ook aan dít jubileum werd in de pers enige aandacht geschonken. Nog geen jaar later, op 31 januari 1938, kwam hij te overlijden. De doodsoorzaak is ons onbekend.
Kleian´s adresboek werd nadien nog enkele malen uitgegeven door ‘algemeen publiciteitsbureau M.C. Paauwe & Co.’ te Batavia, – mogelijk ex-medewerkers van Kleian. De laatste uitgave is van 1941. ‘Kleian’ hield daarna op te bestaan. Misschien overbodig te concluderen: het aantal door de oorlogsperiode veroorzaakte mutaties zou te groot zijn geweest om nadien opnieuw te beginnen.
x
Nawoord:
De Adresboeken kunnen on line worden geraadpleegd op de website van de Universiteit Leiden (Koloniale collectie KIT): http://62.41.28.253/cgi-bin/ubl.exe
Zoekwoord: kleian
als dit ; ” ADDRESS BOEK ‘op het net te vinden is kan het misschien mij zelf en vele anderen die hun stam boom (family TREE ) wat gemakkelijker maken
If this : ” ADDRESS BOOK ” would be available on the NET work , it may make a lot easier for people to find and start their fam tree or find a fam-member lost in their surge.
@Alwin Helmich, Elke Regerings Almanak bevat ook een adresboek, dat sprekend lijkt op het voorbeeld dat in deze posting gegeven werd. Bij het Centraal Bureau voor Genealogie zijn alle R. A.’s in doorzoekbaar pdf-formaat op 2 DVD’s te koop.
Misschien weet iemand of er een relatie bestaat tussen de adresboeken van de R.A.’s en Kleian’s adresboek.
De Regeerings Almanak bevat de namen van alle (Europese) ambtenaren, en geeft – als toegift – een lijst met overige ingezetenen. Kleian´s Adresboek is een lijst van (bijna) alle Europese ingezetenen. Ze hebben een overlapping, zeker. Kleian’s adresboek was echter meer bedoeld voor het grote publiek.
Op de dvd´s van het CBG staan zowel de Regeerings Almanakken als Kleian´s Adresboek.
Zie: http://www.arik.nl/pdfs/RA_Historie.pdf
De Regeerings Almanakken zijn NIET on line te raadplegen, Kleian wél:
http://62.41.28.253/cgi-bin/ubl.exe
Zoekwoord: kleian
Wat een dienstplichtige gave en uithoudingsvermogen om door te ploeteren voor ons nageslacht. Bravo, bravo, hoop dat ik nog familie vindt op de computer. Wie weet , wie weet.
Mijn Pa had zo’n boek op zijn (administratie) kantoor…….dat kan ik me nog herinneren. En ja, die twee dvd’s heb ik….de inhoud lijkt precies op de afbeelding in het artikel………
hola, ik wil het kleian’s adresboek graag raadplegen maar de link die u aangeeft werkt niet voor mij kunt u mij een uitgebreidere complete link verzenden. het boek begint met aeckerlin en zo heette mijn moeder geboren in Batavia…vandaar…alvast vriendelijk bedankt.
De link behoort te werken. Onder ‘search the collection’ dient u ‘Kleian’ in te toetsen en dan op ‘search’ te drukken.
Via de zoekterm ‘Aeckerlin’ kan het natuurlijk ook. Dan verschijnen alle publicaties (ook het adresboek) van deze KIT-collectie waarin de naam Aeckerlin voorkomt. Achter ieder resultaat verschijnen drie mogelijkheden. Door op ‘Document’ te klikken komt de tekst tevoorschijn. Deze kan dan ook in zijn geheel of gedeelten worden gekopieerd of gedownload.
Hallo Buitenzorg
Ik heb geprobeerd te openen. Kreeg wel te zien: “Brieven van E R Anthonijsz aan Elisabeth Geertruida de Roos ( 1903-1981) R 00701B2
E R Anthonijsz is mijn vader! Hoe krijg ik die brieven te lezen?? Ben erg benieuwd. Wil je mij a.u.b helpen? Bij voorbaat dank.
Beste Henk,
Is dit wel dezelfde site? Ik kan me niet herinneren dat hier ook brieven worden genoemd. Het is alleen een collectie van boeken en tijdschriften.
De site die ik noemde heeft vandaag overigens problemen, zie ik. Iets met een trage server…..
Later nog maar eens proberen…
Bert
Beste Henk,
Kun je nog een keer aangeven op welke site je deze brieven tegenkwam? Ik zie ze niet op de door mij doorgegeven site….
Beste Buitenzorg,
Ik weet niet meer wat ik allemaal gedrukt heb! Maar ik kreeg “World Cat”. En daar staan gegevens w.o. “Brieven van E R Anthonijsz aan Elisabeth de Roos ( 1903-1981) R 00701 B 2.
Ook “Brieven van Ch.H (Leen) Anthonijsz aan Elisabeth de Roos”
( Leen is mijn oudere zus).
E.e.a moet gepubliceerd zijn in een boek uitgegeven in 1939. Nederlands Letterkundig Museum in Den Haag.
Ik zal daar maar informeren.
Gr.
Henk
Hallo Henk,
Ik heb al wat poginge gedaan om via de link van het KIT de Kleian adresboeken te openen helaas is dat nog niet gelukt. Is er een manier om toch nog online deze boeken in te zien.? met vriendelijke groeten John Snackers john.snackers@gmail.com
Ik heb mijn opa en oma er al op gevonden en nog meer familieleden.
Hallo Meneer Buitenzorg
Ik heb natuurlijk onmiddelijk ons adres in Tjimahi geprobeerd te zoeken . Helaas heb ik ons in 1938 en in 1932 niet gevonden. Mijn vader was bij het wapen der Genie van het KNIL. Dus mijn vraag is of het KNIL personeel uitgesloten was.Bij de Passagierslijsten in de kranten kan je ook geen militairen vinden. Ik heb mjin vader een keer gevonden op de Indrapoera naar Genua op 27 februari 1940.Jammer.
John Bouwens
In het artikel schreef ik reeds dat militairen lastig waren te plaatsen. met name de lagere rangen bleven zo buiten het boek. Tjimahi is op zich al lastig, omdat (niet zó grote) burgerwijken en militaire wijken in elkaar overlopen.
@ Buitenzorg: De omschrijving “Kleian´s Adresboek is een lijst van (bijna) alle Europese ingezetenen.” zou door de Japanse bezetter misschien misbruikt zijn geweest voor zijn interneringsbeleid.
Nee hoor. Ten eerste, niet iedereen werd vermeld. M.n. is de lijst onvolledig op het punt van de militairen.
Ten tweede, het betreft slechts een lijst van (vooral) mannen, met af en toe de toevoeging van de naam van hun echtgenote. Ik schat (op basis van aantal bladzijden) in totaal 60.000 mannen.
Ten derde, de adressen waren meestal onvolledig.
De Japanners verzonnen zelf een systeem, dat zij in april/mei 1942 doorvoerden. Iedere (Indo)Europeaan werd verplicht tot het kopen van een pendaftaran, waarop aantekening plaatsvond van de raciale herkomst. Ik weet niet hoe de controle plaatsvond op dit systeem (er werd heel veel gesjoemeld), maar ik veronderstel op basis van decentrale (d.i. wijk-) registraties, aangevuld met wat centrale gegevens van bevolkingsregister, volkstelling (de laatste van 1930) etc. Let wel, controle achteraf was altijd mogelijk door degenen met een wat lichtere huidskleur naar zijn pendaftaran te vragen.
Een aardige conclusie hr. Vermaes 😉 toepasselijk voor het opsporen van personen met Joodse achtergrond in Nederland tijdens WOII.
Maar wat wilt u met uw stelling beweren?
1. Was die burgerlijke stand dan zo volledig?.
2. Stonden degenen die zich als Nederlander beschouwden wel vermeld in de BS?
Dan had men het “percentage Inlands bloed”-systeem dat veel indo’s in Nederland nog steeds vrolijk en ongegeneerd hanteren niet toegepast.
@Ed Vos, Men had in Nederland ik dacht in 1937 het nieuwe registratiesysteem van Persoonskaarten (PK’s). Dit systeem werd door de Duitsers misbruikt om Joden op te sporen. Genealogen kunnen heden ten dage nog, een jaar na iemands overlijden bij het CBG een uittreksel van de overledenes PK vragen.
Zo’n systeem had men in Nederlands-Indië niet.
Ik vroeg me af hoe de Japanners de Europeanen zo snel konden interneren, maar Buitenzorg heeft die vraag voor een groot deel kunnen beantwoorden.
Mijn geboorte staat nog steeds keurig vermeld in Surabaya, in het gemeentehuis. Ook van mijn broer en zus. En het trouwen van mijn ouders. Inclusief doopsel ook in het kerkarchief van de kerk aan de Coenboulevard (tegenwoordig natuurlijk anders geheten). Het echten van mijn moeder (dacht ik) in Lumajang, of Malang. De leden van de Joodse synagoge in Soerabaja zullen daar ook zijn geregistreerd. Ik sta er nog steeds versteld van wat er allemaal over je was opgeschreven. Nog ver vóór de digitalisering.
Dan is de burgerlijke stand veel eenvoudiger en compleet. In Nederlad zijn in de oorlog meerdere acties geweest tegen burgerlijke standen.
@P.Vemaes. Ik denk dat juist de registratie van de godsdienstn het bevolkingsregister het meest heeft bijgedragen tot de deportatie van meer dan 75% der Nederlandse Joden. De Duitsers konden met het register in de hand de huizen langs. Daarbij mag de helpende hand van de Nederlandse politie vermeld worden, er is onlangs nog een beschamend boekje over de rol van de politie in de bezetting verschenen
Opmerkelijk zijn de verschillen in de kleur van de pendafteran. De Totoks hadden een roze pendafteran terwijl de konketsu (de Japanse benaming voor Indo’s) een blauwe pendafteran had. Ik denk dat er veel voor te zeggen is dat de oorsprong van Blauwe als benaming voor de Indo hier vandaan komt.
@van den Broek, de geuzennaam “blauwe” voor Indo’s komt waarschijnelijk omdat Indo-baby’s meestal worden geboren met een zgn, archipelvlek, mongolenvlek, blauw-grijs van kleur, op hun stuit.
In de pendaftaran van mijn vader kan ik geen blauw ontdekken, het is eerder grauw wit van kleur.
Ik heb hem niet meer, maar ik dacht ook dat het een kleurtje had van oud papier. En dat ‘blauw’ ben ik het eerst tegengekomen bij de marine. In de vakanties werkte ik op De Schelde in Vlissingen. Ook op een marineschip ketel bikken. Smerig, maar goed betaald. Op het eind van de werkdag was het commando ‘handen schoon’. Dat betekende met z’n tweeën onder de douche elkaar schoon schrobben. Daarna blauwe hap. (dacht ik, het is al zo lang geleden).
Ik las over de Blauwe Pendaftaran in “In Indie geworteld” van Hans Meijer die een beschrijvinge geeft hoe de registratie door de Japanners georganiseerd was.
De registratie begon eind april 1942 en zou alfabetisch geschieden. Het belangrijkste indelingscriteria was het land van herkomst. Ieder die in Nederland geboren was , was in feite een blanda totok, Zij die in Indie waren geboren waren een blanda peranakan. Dat feit bleek al dadelijk geen duidelijkheid te scheppen. Zo waren er donkergekleurde Indo-Europeanen die tijden het verlof van hun ouders in Nederland geboren waren terwijl talloze volbloed Nederlanders in Indie het levenslicht hadden gezien en als indo waren geregistreerd. Ethniciteit laat staan geboorteplek was geen ordeningsprincipe. En toen sloeg de willekur toe.
Het was inderdaad een rommeltje. Mijn moeder was belanda indo. Mijn broer en zus waren belanda kira kira betoel. Ikzelf eerst ook, maar na ‘verliezen’ en op nieuw aanvragen samen met de donkere buurvrouw (tante) was ik ook belanda indo. De eigenaar van de melkerij waar ik werkte was eigenlijk belanda totok, maar vanwege zijn Belgisch (?) paspoort toch ook weer niet.
Vergeten: Mijn buurmeisjes (en -jongen) waren in Nederland geboren, maar wel geregistreerd als belanda Indo.
Ik heb begrepen, dat er in April 1943 een nieuwe registratie werd doorgevoerd omdat bij de eerste registratie teveel Europeanen zich als Indo hadden kunnen registreren. De gemeenschap werd ingedeeld in 4 bloedgroepen was gebaseerd op afstamming, Bandoeng had zelfs 8 bloedgroepen , er was daar zeker meer bloed. Categorie 1: 2 volbloed blanke ouders, categorie 2: één blanke ouder. ook bij deze registratie was er willekeur.
Aangezien de Japanners vonden dat er wel veel Europeanen op basis van hun familiegeschiedenis Indo bleken te zijn werd in Oktober 1943 een derde registratie georganiseerd. Nu moest aangetoond worden dat tot het derde geslacht inheemse voorouders zaten.
Het is aan de Japanners te danken die de Indisch-Europeanen expliciet tot aparte juridische categorie maakten. Door de Japanse nadruk op rasverschillen werd iedere etnische groep, insbezonders de Indo’s zich nog meer dan in de vooroorlogse tijd bewust van de eigen nationaliteit en loyaliteit en werden de raciale verschillen nog meer verscherpt. Zo werden zij, de buitenkampers, van de totoks gescheiden, men werd van het Hollandse milieu buitengesloten en werd het anderszijn ook nog eens benadrukt. Zij werden door de Japanners als kinderen van het land geacht te behoren tot het Aziatische Volk en geen ware Europeaan te zijn.
Blauw:
een mevrouw beweerde dat dat mongolenvlekje ook bij Aziatische volkeren te vinden is, dus niet exclusief en genetisch voorbehouden is aan de Indo’s.
De vraag is of blauwe in de Marine alleen voor Indo’s geldt of ook voor Indonesiers in de vooroorlogse tijd,zie bvb de Indoensiers bij de muiterij op de Hr Ms de Ruyter in 193…. Ik heb begrepen dat de KM zo rassistisch was dat voor de oorlog geen Indo’s werden aangenomen, maar dat is mijn hypothese. na de oorlog waren er wel velen waaronder ikzelf bij de KM en dan is misschien het woord Blauwe ingevoerd.
Of de Perdaftaran werkelijk blauw was, is discutabel. Het blauw dient afkomstig te zijn van indigo en dat verdwijnt, zie de spijkerbroek nogal snel. Ik heb diverse perdaftarsn bekeken maar geen uitsluitsel gekregen. Zoook de rose kleur van de Perdaftaran voor totoks heb ik geen bevestiging kunnen krijgen
En wat te doen met al die Indonesische schepelingen bij de KM? Positieve discriminatie? Ik had het over de blauwe hap, ergens in mijn achterhoofd was dat, dacht ik, nasi goreng of rijst met wat gerechten. Zeker weten doe ik dat niet meer, het was zo lang geleden.
Nou die pleegden eerst muiterij op de Hr.Ms Java en toen de Hr.Ms Java in 1942 uit Surabaja riching Javazee voer bleef een groot gedeelte achter op de kaai.
Van de Blauwe hap kan ik mij herinneren Nasi goreng met saté en ook kroepoek en natuurlijk bier toe op vrijdagmiddag, daarna ging de tap toe en kon ik vroeg naar huis
Het ging bij de stakingen en muiterij niet alleen om de Inlandse schepelingen, maar ook om de Europese. Het was dan ook geen politiek conflict. Hieronder citeer ik uit Javapost van een tijdje geleden. Bij het bunkeren in Soerabaja vlak vóór de Slag in de Javazee was wel het Inlandse havenpersoneel gevlucht. Over desertie aan boord van de schepen weet ik niets.
Op 5 april 1931 vond in de Dierentuin in Batavia een grote protestvergadering plaats van Indisch ambtenaren. In oktober 1931 had het Gouvernement geen geld in kas voor de ambtenarensalarissen, en moest zij lenen bij de gemeenten. (…)
De bezuinigingen hadden niet alleen de sterkte van het leger aangetast, ook waren in 1931 de traktementen bij leger en marine twee keer met 5 procent verlaagd. Het marinepersoneel was echter goed georganiseerd: de Europese schepelingen waren aangesloten bij aan de SDAP gelieerde Nederlandse vakbonden, en de Inlandse opvarenden bij Inlandse matrozenbonden. (…)
Op 9 januari 1933 waren er ongeregeldheden in het garnizoen van Meester Cornelis. In Bandoeng was een opruiend plakkaat gevonden: “Kameraden, (…) verlaat het leger. Hijs de rode vlag (…), als dat niet helpt: de rode haan!”(…)
Op 27 januari vond in Soerabaja een grote vergadering plaats van marinepersoneel. Na afloop reed men door de stad waarbij het bondslied werd gezongen.
Op 30 januari weigerden Europese korporaals en schepelingen op Hr.Ms. Java, Evertsen en Piet Hein aan te treden. Bij de hierop volgende demonstraties en dienstweigering op grote schaal werden honderden arrestaties verricht, zowel onder Europese als Inlandse marinemensen. (…)
De pantserkruiser De Zeven Provinciën, een verouderd oorlogsschip dat als opleidingsschip werd gebruikt, was met 256 Inlandse en 141 Europese schepelingen, en 30 officieren, op oefenreis toen aan boord de nieuwe traktementsverlaging en de onrust in Soerabaja bekend werden. Op 4 februari, terwijl het schip voor Koetaradja, de hoofdplaats van Atjeh, voor anker lag en de commandant met enkele bemanningsleden zich aan wal bevonden, overmeesterden Inlandse schepelingen en een deel van het lagere Europese personeel het schip. De muiters maakten bekend dat de actie een protest was tegen de salariskortingen en de gebeurtenissen in Soerabaja en dat geen geweld werd beoogd.
De muiterij kwam hard aan bij de Europese bevolking; de Koninklijke Marine als symbool van de Nederlandse grootheid was gekrenkt en daarmee het nationale gevoel. Inlanders bleken een groot oorlogsschip te kunnen besturen, men kon de gewapende macht kennelijk niet meer vertrouwen. Het ging om een loonconflict, maar aangezien aanvankelijk niet bekend was dat ook Europees marinepersoneel aan de actie deelnam werd de muiterij opgevat als een politieke opstand.
Hallo,
wie kan mij vertellen hoe ik online toegang kan krijgen van de Kleian adresboeken ik krijg steeds een error melding via de KIT url link.?
bij voorbaat dank voor de hulp
groet john
Beste John,
De collectie is al meer dan een half jaar ‘om technische redenen’ niet toegankelijk. Wat de werkelijke reden is, geen idee. Het enige wat we kunnen doen is af en toe terugkeren naar de site van het KITLV om te zien of er iets is veranderd.
Bert Immerzeel