De gevolgen van onderduik tijdens Japanse bezetting

E.A. de Leeuw, 1938.
Ed de Leeuw dook onder tijdens de Japanse bezetting, en moest na dreigend verraad driemaal verhuizen. Later in zijn leven ging hij op zoek naar informatie over lotgenoten, maar vond dat nooit. Zijn dochter Liesje wist door gesprekken met hem hoezeer die onderduik een stempel op zijn leven heeft gedrukt. En dat liet sporen na op haarzelf en zelfs op haar kinderen. Na zijn dood besloot zij het onderzoek van hem over te nemen.
Door Liesje de Leeuw
Mijn vader Eduard Alfons de Leeuw (1917 -2004) dook onder “om aan vrijheidberoving te ontkomen.” Hij was reserveofficier toen het KNIL capituleerde op 8 maart 1942. Hij schreef in zijn dagboek:
“9 maart. ‘s Middags om 12 uur zijn al de officieren en manschappen van ons onderdeel verzameld in de kazerne van de Militaire Motor Dienst, waar wij te horen krijgen dat de volgende ochtend alle officieren zich moeten verzamelen bij het paleis van de Legercommandant, alle 0nderofficieren en manschappen voor het DOO.
10 maart. Wij verzamelen ons op de aangewezen plaats, waar wij de hele ochtend moeten blauwbekken. Japanse vrachtwagens, bemand met soldaten met stalen helm en bajonet op het geweer rijden door de stad en Japanse escadrillejagers cirkelen heel laag rond. Wij moeten een paar maal aantreden als Japanse officiers het paleis binnen komen. Vreemd gezicht om opper-, hoofd-, en subofficieren op een rijtje te zien staan. Pas tegen 2 uur ’s middags krijgen wij te horen, dat degenen die in kazernes gelegerd zijn zich daarheen begeven en degenen die een eigen onderdeel hebben, thuis moeten blijven. (…)
Officieren die in Bandoeng geen adres hadden, moesten naar één van de (vele) kazernes; anderen die wel een adres hadden, moesten naar dat adres en wachten op nadere orders.”

Dagboek van Ed de Leeuw
Ed ging naar huis, aanvankelijk met de bedoeling te wachten op die nadere orders. Tot het doordrong dat die vermoedelijk niet zouden komen, misschien omdat het in de chaos onduidelijk was waar hij zat. En hij volgde het advies van zijn schoonvader, voor hem een man met gezag, die zei: houd je maar even gedeisd, het zal zo lang niet duren. En dat heeft hij gedaan. Ed besloot om zich niet uit eigen beweging te melden en werd vanaf dat moment ‘onderduiker’. Vanaf dat moment ook groeide met de dag de angst.
Weinig bekend
Over onderduik tijdens Japanse bezetting werd nog weinig geschreven.
Militair historicus J.J. Nortier zegt over onderduiken alleen iets met betrekking tot verzetsactiviteiten. “Elke Nederlander of Indische Nederlander die zich op straat vertoonde werd in de gaten gehouden. Na het invallen van de duisternis was deze categorie, waar zij zich ook maar liet zien, al bij voorbaat verdacht. De situatie viel in geen enkel opzicht te vergelijken met de omstandigheden in bezet Europa. Nederlanders en Indische Nederlanders waren vreemdelingen in eigen land geworden. […] voortdurend in angst levende voor de harde maatregelen die op alle mogelijke futiliteiten konden volgen. Onderduikadressen en andere vormen van steun aan eventueel binnengekomen (spionage)agenten waren niet te vinden. Wie zich met verzet of enige hulp daaraan bemoeide, was ervan verzekerd dat binnen korte tijd hem de dood wachtte.”[1]

De Leeuw op herhalingsoefening, 1941.
Ed was niet betrokken bij verzet. Tegen wie zou je je eigenlijk moeten verzetten?, verzuchtte hij later eens. Maar hij durfde zich al direct niet meer op straat te vertonen. Als het toch moest, ging hij verkleed in de sarong en kebaja van zijn zusje. Hij was jong, tenger gebouwd en Indo, en dat heeft hem wel een paar keer gered. In de periode tussen 10 maart 1942 en eind augustus 1945 had Ed vier onderduikadressen. Binnen twee maanden moest hij zijn eerste schuilplek al opgeven, omdat verraad dreigde. Hij ging tegen betaling wonen bij F., die zijn uniform had weggegooid.
Uit zijn memoires blijkt dat minstens 23 mensen direct met hem verbonden waren toen hij onderdook. Jaren later zegt hij daarover: “Ik mocht me niet laten zien, moest onzichtbaar blijven. Anders zouden er verschrikkelijke dingen gebeuren. Niet alleen voor mijn kleine gezin, maar ook voor mijn ouders en al de anderen die daar woonden. Ik heb toen geprobeerd om legaal tevoorschijn te komen, maar dat lukte niet. Theo heeft nog geprobeerd om mij via de autoriteiten te laten oproepen. Ik wilde dat wel, want dan was de angst weg. Toen ik er eenmaal ingedraaid was, wist ik dat ik niet meer terug kon. (…) Dus ik moest niet bestaan, zodat de familie kon zeggen: we weten niet waar hij is. Er waren buren die zeiden: ik zal er wel voor zorgen dat Ed opgepakt wordt.”
Buitenkampers
Het leven voor de buitenkampers werd met de dag moeilijker. Over hun situatie was tot voor kort weinig bekend bij het grote publiek. Daarin kwam in 2013 verandering. De tentoonstelling in Museon Buitenkampers. De kleur van overleven, werd tot tweemaal toe verlengd vanwege grote belangstelling. De film van Hetty Naaijkens-Retel Helmrich Buitenkampers. Boekan main, boekan main trekt nog steeds veel bezoekers.[2]
Het leven voor ondergedoken buitenkampers was uiteraard dubbel moeilijk; zij leefden met nóg meer beperkingen. Omdat de onderduiker er eenvoudig niet was, kon hij nauwelijks voor zichzelf zorgen omdat hij zich niet op straat durfde vertonen. Hij kon op geen enkele manier zelf inkomsten verwerven. En voor de langzaam op gang komende voorzieningen zoals voedseldistributie kwam hij niet in aanmerking, hij werd niet meegeteld. Zijn helpers moesten eigen schaarse middelen delen. Onderduikers die geen liefhebbende (en dappere) familie hadden, zullen op straat en van de straat hebben geleefd.
De doodenkele keer dat het ter sprake kwam, zei Ed: ik denk wel dat er niet veel jongens waren zoals ik. Er werd toen niet over gepraat en later ook niet. Ik ken eigenlijk niemand zoals ik.[3]
Iemand zoals hij is de Nederlands journalist Jan Bouwer, die de hele bezettingsperiode ondergedoken bleef in Bandoeng. Bouwers dagboek wordt door Lou de Jong beschouwd “als het meest belangrijke document dat uit de gehele periode van de Japanse bezetting bewaard is gebleven.” Bouwer beschrijft de situatie in Bandoeng, waar ook Ed was, met zijn vrouw en kinderen ( twee van de drie werden tijdens de bezetting geboren).
Een maand na de bezetting werd in Bandoeng een gedroste krijgsgevangene geëxecuteerd.[4] De Kempetai liet weten dat iedereen die zich na 8 december van het vorig jaar in Bandoeng had gevestigd, geregistreerd moest worden bij de politie. Formeel vanwege de voedselvoorziening, maar uiteraard om de ondergedoken mannen te vinden. Ontsnapte krijgsgevangenen of soldaten die zich aan internering hadden onttrokken, kregen bij ontdekking zoveel stokslagen als zij dagen buiten het krijgsgevangenenkamp waren geweest. Ed en zijn familie wisten daarvan, het gebeurde letterlijk om de hoek van hun huis. Volgens Bouwer gingen de Japanners in september van het eerste bezettingsjaar “met een schepnet door de stad om de laatste onderduikers op te vegen en wee degene, die zij dan nog te pakken krijgen”.[5]
Vanuit zijn schuilplaats, vaak liggend op de vliering onder het dak van zijn vaders huis, zag en hoorde Ed wat er gebeurde.
Honderden
In verschillende hoofdstukken gaat De Jong wel uitvoerig in op razzia’s, maar het verschijnsel onderduiken krijgt niet veel aandacht. Aan de razzia’s wijdt hij enkele pagina’s waarin het gaat over de ongeveer 4.000 arrestaties binnen enkele maanden in de stad Bandoeng. Over die duizenden mannen die thuis van bed worden gelicht of eenvoudig op straat in vrachtauto’s geladen! Maar slechts één enkele zin over de onderduikers!
“Enkele mannen (…) zijn er in geslaagd zich tot het eind schuil te houden – een van hen was de door ons al meermalen geciteerde dagboekschrijver J.B. Bouwer.”, aldus De Jong. [6] Ed de Leeuw was ook één van die enkele mannen. Maar er moeten er meer zijn geweest.
Op basis van het beschikbare materiaal veronderstel ik dat er vermoedelijk honderden mannen van leger/KNIL zijn onderdoken (de burgermannen zijn hier nog buiten beschouwing gelaten). Deze mannen zijn in de documentatie ‘niet te vinden’. Wie zij zijn, hoe hun leven verder verliep, daarover is nauwelijks iets bekend.[7]
NEFIS

Vergunning Nefis op naam van E.A. de Leeuw.
Hoe het leven van mijn vader na de oorlog verder ging, weet ik wel. Hij ging werken voor de NEFIS.[8] Hoe dat mogelijk was na zijn onderduikperiode, blijft voor mij een intrigerende vraag waarop hij mij nooit een antwoord heeft kunnen geven. Wel heeft hij verteld dat hij het werk voor de NEFIS moeilijk vond. Mijn vader schrijft daarover: “Ik moest zware beslissingen nemen. Ik sliep met mijn dienstrevolver onder mijn hoofdkussen. Op hoog niveau wist men natuurlijk wel meer. Ik werkte weliswaar op personeelszaken, maar ik had een collega die seiner was. Hij was operationeel in de Preanger en had dagelijks informatie over de acties. Maar er werd niet over gepraat om de Europeanen niet in paniek te brengen. Bij de NEFIS werkten mensen die alle Chinese en Indonesische kranten moesten nalezen op aanwijzingen over subversieve acties door de Nationalisten (zo werden ze toen genoemd). We wisten dat de kans om Indië te behouden kleiner werd. Dat kon niet teruggedraaid worden. Maar de Nederlandse regering wilde het proces langzamer laten lopen om Indonesiërs op te leiden en de ondernemingen over te dragen. Op het platteland was de toestand toen gevaarlijk in verband met de guerrilla’s. Er werden Europeanen vermoord, maar ook eigen mensen die niet mee wilden werken.”
Aan welke kant?
Een half leven later, terugkijkend op zijn onderduikperiode zei Ed: “Ik zat tussen twee vijanden: de Jap en het Indonesische volk dat meteen in de gaten kreeg dat de Nederlandse overheid zijn gezicht had verloren. Ik ben geen blanda-vis en geen orang Indonesia-vlees; maar boeloes (schildpad) is ook goed, toch?” [9]

Ed de Leeuw, 1946.
In de naoorlogse periode werd zijn gevoel van verscheurdheid nog versterkt. Ed behoorde tot de tussengroep en zou graag hebben meegewerkt om die groep dáár een eigen plaats te laten houden. Hij hoopte oprecht te kunnen meewerken aan dat nieuwe land. Maar eenmaal in Nederland (op ziekteverlof) kon Ed niet meer terug omdat hij, die gewerkt had voor de NEFIS, op de zwarte lijst stond in het nieuwe Indonesia.
Hij wilde een boek schrijven, begon ettelijke keren maar kwam nooit over die drempel van zijn pijn. Hij was onderduiker en dat kon hij niet vertellen. Hij werkte na de oorlog voor de NEFIS en dat mocht hij niet vertellen. Het is goed zo, we zijn hier nu veilig. Maar het is wel jammer dat de dingen die ik wél heb gedaan later voor de buitenwereld niet echt meetelden.
Gevolgen
Zijn ervaringen hadden een grote impact op hem. Ed: “Het gevolg is dat ik in de rest van mijn leven altijd een ondergeschikte positie heb moeten aanhouden, die tot een soort verkramping heeft geleid. Een collega zei: ‘jij hebt je mooi gedrukt.’ Sindsdien heb ik altijd angst.”
Ook toen de actuele bedreiging voorbij was, bleef de angst doorwerken en drukte een stempel op zijn persoonlijkheid. Toen hij gepensioneerd was en er tijd voor had, begon Ed aan zijn memoires. Hij las en studeerde veel, vooral omdat hij voor zijn dood aan kinderen en kleinkinderen wilde uitleggen hoe zijn leven gelopen was. Hij wilde zich ook verantwoorden voor zijn daden, vooral voor zijn onderduik en de gevolgen daarvan. Hij heeft ernaar gezocht, maar vond geen informatie die op hem van toepassing was. Dat maakte hem eenzaam. Hij zweeg ook over de naoorlogse periode.
De voortdurende angst tijdens de onderduikperiode, het noodgedwongen zwijgen daarover en het feit dat het onderwerp in de naoorlogse geschiedschrijving onbesproken en onbestudeerd bleef heeft zeer ingrijpende gevolgen gehad op mijn vader. Hij heeft geleden onder het imago van de onderduiker die hij door samenloop van omstandigheden was geworden. Hij kon, áls er al ooit over de oorlog in Indië werd gesproken, eigenlijk niet meespreken. Want wie brengt achteraf respect of sympathie op voor een onderduiker? Een militair nota bene? Van verdriet is moeilijk een verhaal te maken. De definitie “ondergedoken om aan vrijheidberoving te ontkomen”, klinkt niet heldhaftig. Hoe heldhaftig zou het zijn geweest om zich te melden? Het was immers al bekend dat straffen zouden volgen voor de familie die hem onderduik bood.
En later in zijn leven kon hij zich niet verdedigen tegen het stempel ‘lafaard’. Hij vertelde, dat hij dat woord wel te horen kreeg – en dan besloot om er maar het zwijgen toe te doen. Dat kunnen Indische jongens goed.
Ik hoop dat het zwijgen nu doorbroken kan worden. Misschien nog voor enkele héél oude mensen, maar in ieder geval voor hun kinderen. Daarvoor is kennis nodig die tot nu toe niet in de geschiedschrijving voorkomt. [10]
Het zwijgen van Ed had ook gevolgen voor zijn kinderen. Het overheersende gevoel onder hen is in ieder geval dankbaarheid naar die vader. Die kleine held die na al de verschrikkingen die hij meemaakte – tijdens de Japanse bezetting, de bersiap en de politionele acties – voor ons gezin in Nederland een nieuw bestaan opbouwde. Daar valt nog wel het één en ander over te zeggen. Voorlopig samengevat in een gedicht dat zijn kleindochter Klara Smeets schreef:
Orang Sabar (Geduldige mens)
In het midden van ons
zit tevredenheid
met een glimlach
die de drukte spiegelt
Hij vult met stilte
ruimte
die lawaai niet vullen kan
De glimlach
veegt zijn rimpels weg
daarmee offers
die littekens zijn
x
Nawoord:
Mijn persoonlijk onderzoek naar ‘onderduik tijdens Japanse bezetting’ zal doorgaan. Uw reacties zijn welkom op: singawerk@kpnmail.nl
[1] Nortier, J.J. in Afscheid van Indië, digitale documenten 1940 -1945.
[2] Op 24 september 2013 ging de film Buitenkampers. Boekan main, boekan main op het Nederlands Film Festival in première en draait sindsdien in de bioscopen. In februari 2014 werd de 10.000 bezoeker verwelkomd.
[3] Zijn halfbroer Theo verbrandde zijn uniform en werd in september ’42 geïnterneerd. F. dook ook onder maar hoe het hem verging is niet bekend.
[4] Bouwer, Jan. Het vermoorde land. Uitg. Van Wijnen, 1988 , pag. 52
[5] Bouwer, Jan. Het vermoorde land. Uitg. Van Wijnen, 1988 , pag. 121
[6] Jong, L. de. Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 11 b, pag. 361.
[7] Met dank aan prof.dr. Petra Groen, die mij middels e-mail dd 25 maart 2013 de volgende cijfers zond:
Totaal Europese KNIL militairen/gemilitariseerden bij begin strijd: ca. 44.500
Gesneuveld 7 dec 1941-aug 1945 in strijd archipel Europese militairen: 896
In krijgsgevangenschap gevoerde Europese KNIL militairen: 38.386
Niet gesneuveld/in krijgsgevangenschap gevoerd: 5.218
Als, zoals dr. L. De Jong zegt, 4000 mannen alsnog werden opgepakt, betekent dit dat max. ca. 1200 mannen kunnen zijn ondergedoken.
[8] De NEFIS, de Netherlands Forces Intelligence Service, verzamelde tijdens de Japanse bezetting inlichtingen ten behoeve van de geallieerde strijdkrachten. Vanaf sept. ’45 ging de dienst zich ook bezighouden met het verzamelen van inlichtingen over de nieuwe plaatselijke politieke groeperingen en werd haar rol uiterst belangrijk tijdens de overgangsperiode alsook de latere onafhankelijkheidsoorlog van Indonesië.
[9] Een uitspraak die Ed gebruikte en ik onthouden heb. Pas bij de research voor dit project vind ik de herkomst: het zeer geliefde “Vleesverhaal” uit Piekerans van een straatslijper door Tjalie Robinson.
[10] Zwinkels, Esther. Lopend promotieonderzoek dat gericht is op de afhandeling van de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië. Het gaat over het belonen en bestraffen van verzet, collaboratie en oorlogsmisdaden gepleegd tijdens de Japanse bezetting.
x
Een zeer indrukkend verhaal en het doet mij wel wat. Ik wilde maar dat mijn vader ook onder gedoken was. Dan had hij het misschien ook overleefd. Nu is hij door die pokke jappen gemarteld en vermoord geworden. Ik wens u veel sterkte en gaat door met uw publicatie, want er zijn heel veel mensen en zelfs indo’s, die nooit iets hebben meegemaakt en zeer waarschijngelijk ook niet geloven wat anderen hebben meegemaakt.
” want er zijn heel veel mensen en zelfs indo’s, die nooit iets hebben meegemaakt en zeer waarschijngelijk ook niet geloven wat anderen hebben meegemaakt.”
Noem er 1 een heer Geenen, daarin zult u volkomen slagen
Het verhaal als boven is taboe-doorbrekend.
Immers bestaat er een “Indische” vrijheid van meningsuiting? Zijn er taboes die zo pijnlijk zijn dat je eigen gemeenschap je erop zal aankijken als je een bepaalde controversiële mening daarover tot uiting brengt?
Om ik citeer maar uit een stukje (uit Indisch3.0?) : Het zou bijvoorbeeld zomaar zo kunnen zijn dat de ” Indische cultuur ” een cultuur is waarin vrijheid van meningsuiting ondergeschikt gemaakt wordt aan het gevoel de underdog te zijn, of waarin mensen van elkaar verwachten één front te vormen. Uitgesproken meningen zijn daarvoor niet toepasbaar.
Mij rest slechts te luisteren zonder te oordelen of te veroordelen. Zoals ik ergens op JP vermeldde, graag zou ik ook verhalen willen lezen van personen die met de Japanners collaboreerden (samenwerkten). Overliepen naar Indonesische kant, pro-Soekarno waren etc. etc. Wat bezielde hen wat dreef hen daartoe?
@Buitenzorg, (off topic)
Iemand zoals Ed de Leeuw is de Nederlandse journalist Jan Bouwer, die de hele bezettingsperiode ondergedoken bleef in Bandoeng. Bouwers dagboek wordt door Lou de Jong beschouwd “als het meest belangrijke document dat uit de gehele periode van de Japanse bezetting bewaard is gebleven.”
Als Prof. Dr. L. de Jongs bovenstaande mening juist is beschreven, dan sterkt het mij in mijn overtuiging dat de hooggeleerde te weinig respect heeft gehad voor de Bahasa Indonesia: meer dan de helft van zijn NIOD-bibliotheek m.b.t. Nederlands-Indië is in die taal gesteld.
Uit het Ten Geleide van het desbetreffende boek, geschreven door De Jong zelf:
“Ik beschouw dit dagboek als het meest belangrijke document dat uit de gehele periode van de Japanse bezetting bewaard is gebleven. Er bestaan talrijke dagboeken die bijgehouden zijn door burger-geinterneerden, soms ook door krijgsgevangenen, maar het unieke van dit dagboek van Bouwer is dat hij in Bandoeng heeft weten onder te duiken, zodat hij nimmer in een kamp opgesloten werd. Hij is tijdens zijn onderduik zijn roeping als journalist trouw gebleven (…) Een bijzonder document humain.”
Het boek verscheen in 1988, en werd enkele maanden later uit de handel genomen, op last van de rechter, omdat in het dagboek stond geschreven dat een jonge vrouw uit Bandoeng, Deetje Heijligers, mogelijk samenwerkte met de Japanners. Mevrouw Heijligers vond dit niet leuk en eiste dat het boek uit de handel zou worden genomen. Hetgeen haar dus ook lukte. Een tweede eis, schadevergoeding, werd niet toegekend.
In hetzelfde jaar verscheen een al even belangrijk dagboek van een (niet-ondergedoken) buitenkamper: “In deze halve gevangenis” van Leo Jansen.
Zelf beschouw ik beide boeken als de belangrijkste gepubliceerde dagboeken uit oorlogstijd die ik ken. Dat maakt ze natuurlijk nog niet tot de belangrijkste documenten uit oorlogstijd. Maar misschien bedoelde De Jong dat ook niet. ‘Belangrijkste dagboek’ is al héél wat.
>>>>>>>>>>>>>dat een jonge vrouw uit Bandoeng, Deetje Heijligers, mogelijk samenwerkte met de Japanners. Mevrouw Heijligers vond dit niet leuk en eiste dat het boek uit de handel zou worden genomen. Hetgeen haar dus ook lukte.<<<<<<<<<<<<<<<<<
Is er ook nog onderzoek gedaan naar de handel en wandel van deze vrouw Deetje Heijligers?
Per slot van rekening moet er een reden zijn geweest om haar naam te publiceren..
Ja wel, dat onderzoek is gedaan, kort na de oorlog. Er was echter onvoldoende bewijs. Het verweer van Bouwer tijdens de rechtzitting was echter dat hij alleen had opgeschreven, tijdens zijn onderduik, wat hij hoorde. En hij hoorde het van verschillende kanten.
Maar goed, ‘men zegt’ is natuurlijk onvoldoende als het gaat om bewijsvoering.
Ter zijde, het boek is nog makkelijk te krijgen in de ramsj. Aanbevolen. Ik weet niet of de uitgever de restpartij wel vernietigd heeft 😉
Mijn moeder zat in Tjihapit en was op de niet-joodse lijst gezet, terwijl haar goede vriendin + 3 kleine kinderen uit Palestina wel op de joodse lijst stonden. Zij wilden bij elkaar blijven en mijn moeder heeft mij tijdens haar leven nooit anders verteld dan: “ik ben toen naar Deetje Heijligers gegaan, die voor de japanners werkte en zij heeft er toen voor gezorgd – a raison van een op de zwarte markt gekochte fles Johnny Walker – dat mijn naam op de joodse lijst terecht kwam.”
@Liesje de Leeuw: De NEFIS kun je vergelijken met de CIA, heeft hetzelfde scala van “dirty tricks” en verhoormethoden. Je vader, zaliger, heeft zich zeker niet schuldig gemaakt aan onheuse methoden. Maar het was toch verstandig dat hij zich gedeisd hield. Het NEFIS-archief is zeker niet overgedragen aan de TNI zoals wel het KNIL-archief. Als je in het KNIL-archief wel een stamboeknummer vindt bij een persoon, maar een onbeschreven stamblad, dan zou je kunnen vermoeden dat het gaat om een NEFIS-man.
Poncke Princen werd aangesteld bij de immigratiedienst van de jonge Republiek en mocht verdachte mensen een reentry permit weigeren. Hij gebruikte waarschijnelijk het KNIL-archief, waardoor zij die met Europees verlof “repatriëerden” geen reentry permit kregen.
Wat vroeger NEFIS was is nu MIVD. Hun activiteiten zijn geheim, en worden alleen besproken in de ‘commissie stiekum’ van de Tweede Kamer. Een geheim archief wordt niet bekend gemaakt bij de eigen bevolking, en natuurlijk ook niet aan een buitenlandse mogendheid zoals Indonesië. Overigens was NEFIS geen onderdeel van het KNIL, maar natuurlijk maakten ook KNILlers deel uit van NEFIS. Als je werkt bij de AIVD (vroeger BVD) of MIVD hoor je je beroep niet op te geven aan wie dan ook. Mede voor je eigen veiligheid. Tijdens de oorlog zijn bijna alle mensen van NEFIS die bij acties waren betrokken door de Japanners geëxecuteerd. Zie Javapost 14 augustus 2012, Herdenking Indië.
@Jan A. Somers: Ik denk dat de MIVD niet met de NEFIS wil worden geassocieerd. Bij de MIVD is de zwaarste geweldsdaad tijdens een verhoor het slaan met een vochtig opgerold gastendoekje in de halsstreek van de ondervraagde. Bij de NEFIS is de veldtelefoon de leugendetector.
Bij de MIVD zijn ze wel een beetje met de tijd meegegaan hoor. Al tijdens de koude oorlog door mij opgemerkt bij de screening van mijn a.s. vrouw en mij. Van de geëxecuteerde NEFISmensen trekt overigens niemand zich meer wat aan. Ik dacht dat er een paar op Kembang Kuning liggen.
Heel helder artikel Liesje de Leeuw. Het dagboek van Jan Bouwer heb ik ook gelezen. Elk verhaal van ervaringsdeskundigen is uniek. Zo ook het verhaal van je vader. Wat mooi dat je zoveel details boven water hebt kunnen krijgen. Overigens een prachtig gedicht van je dochter Klara Smeets.
Ook mijn vader, ( hij was marineman) heeft ondergedoken gezeten. Over deze tijd heeft hij jammer genoeg nooit gesproken. Wat ik weet is dat hij soms nachtmerries had over die tijd.
Die periode heeft duidelijk zijn sporen bij hem achtergelaten en heeft doorgewerkt in mijn opvoeding. Jammer, dat ik er niet meer met hem over kan praten.
Ik vraag mij af hoe er bij de Marine tegen onderduikers werd aangekeken.
Hierbij zou ik Liesje de Leeuw hartelijk bedanken voor haar bijdrage aan de Java Post met ‘Een leven lang zwijgen’. Wat een moedige Vader was deze bijzondere man.
Na het lezen van het verhaal liep ik urenlang te bedenken waarom ik ook niets te weten ben gekomen over mijn vader die een bombardement op zijn gecharterd oorlogsschip, gelegen in de haven van Cilacap, samen met de gehele bemanning had overleefd. Hij was geen beroepsmilitair, maar een gewone oproepkracht. (Misschien dat Buitenzorg hier meer over weet?) Het nieuws werd op die dag via de radio bekendgemaakt en door mijn moeder thuis met afgrijzen beluisterd. Zij vertelde het aan ons, al haar kinderen, als een uniek kostbaar aandenken aan hun beider oorlogsverleden. Een liefdesbrief uit die periode is in het bezit van onze oudste zus.
Wat ik me wel kan herinneren zijn de militaire attributen waar wij vele jaren later als kinderen mee mochten spelen; een gasmasker, een koppelriem en een helm, terwijl de rest begraven ligt onder het toenmalig kippenhok van Oma in een landhuis, nu omgebouwd tot school.
Mijn slotopmerking is uiteindelijk geworden wat een Duits schrijver onvertaald in een van zijn vele boeken schreef:
~ Verschwiegenheit ist eine Tugend, Schweigsamkeit kann eine sein, Verschweigen ist keine.
Wolfdietrich Schnurre
Der Schattenfotograf, München 1978
Nieuwe oplage: Berlin Verlag, 2010 ISBN 978-3-8270-0931-9
@AElle: De meest bekende Duitse wijsheid was dacht ik: “Ich habe es nicht gewusst”.
>>>>>>>>>>>>>>@AElle: De meest bekende Duitse wijsheid was dacht ik: “Ich habe es nicht gewusst”<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<<
Vaak ook gebruikt als een goedkoop excuus. (kardinaal Mahony).
P. Vermaes: Als kind hoorde ik een neef steeds zeggen: potztausend!
Ik zeg nu: Ga maar abseilen. Da’s leuker.
@AElle: Een Duits boek over 50 tinten van heimelijkheid; hoe fijnzinnig moet je zijn om een NEFIS-agent in de openbaarheid te brengen?
Vaak ook gebruikt als een goedkoop excuus. (kardinaal Mahony).
Kardinaal Simonis: http://www.youtube.com/watch?v=VhNjljCX9Vc
Mijn fout, het is inderdaad Simonis. Bedankt voor de info.
Mahony was ook in opspraak. http://www.catholicnews.com/data/stories/cns/1300425.htm
“There is NO excuse, NO explaining away what happened to these children. The priests involved had the duty to be their spiritual fathers and they FAILED. We need to acknowledge that terrible failure TODAY,” he said.
Goed verhaal, dat weer eens laat zien dat elke generalisatie misplaatst is over de levensomstandigheden van de mensen die WO-2 beleefden in toenmalig Ned. Indië.
Tevens is het een aansporing aan diegenen die over nagelaten dagboeken beschikken er iets mee te doen om ze aan de vergetelheid te ontrukken.
Goede opmerking en ben er mee eens.
Wat een meesterwerk Liesje! En wat zal je vader trots op je zijn dat je zijn onderzoek hebt overgenomen en veel daarvan al met ons kunt delen. Dank je wel..
Ik beschouw het relaas van dhr. de Leeuw, als militair als dat van dhr. Bouwer, de burger journalist als belangrijke documenten uit de periode van de Japanse bezetting dat bewaard is gebleven, met name omdat het gaat om de Buitenkamper als onderduiker. Dit is een onderdeel van de Indische Geschiedenis wat nog niet algemeen gekend was en door de documentaire “Buitenkampers” pas laat in de publieke opinie is gebracht.
Ik vind het opmerkelijk dat de Leeuw als lafaard of drukker beschouwd werd, want tegen een Japans bevel ingaan en onderduiken wordt normaal gesproken in Nederland toch wel als een verzetsmisdaad beschouwd, maar misschien worden in Indie andere maatstaven toegepast, met twee maten meten is wel normaal voor deze periode, vooral het Verzet na de oorlog.
Onderduiken is een opmerkelijk fenomeen en vooral in Indie: Ik wil niet aan leedvergelijking doen maar in Nederland was er sprake van 300.000 onderduikers. Indie is niet vergelijkbaar omdat de Indische Nederlanders in een vijandige, Indonesische omgeving leefden en allen in doodsangst verkeerden, maar ook vanwege het weerzinwekkende en met Samoerazwaarden bewapende optreden van de Japanse bezetters tegen iedere overtreding.
Ik ga ervan uit dat er veel meer Indische onderduikers waren dan men kan voorstellen, denk bijvoorbeeld aan de Indische jongeren die op 17 of achttienjarige leeftijd als een soort Romusha voor de Arbeitseinsatz werden tewerkgesteld. Ik veronderstel dat velen zijn ondergedoken en statistische gezien zullen een onbekend aantal hun gedachtenspinsels op papier hebben gesteld, die moeten toch eens boven water komen!!!
Ik kom hierop omdat mijn vader ook ondergedoken schijnt te zijn om de welhaast dodelijke Arbeitseinsatz te ontlopen. Hij heeft daarover nooit gesproken en zo ook familieleden niet, iemand moet dat eens aan mij gezegd hebben en door bovenstaand verhaal komt deze episode weer bovendrijven. Ik zag hem niet als een verzetsheld maar hij had toch wel genoeg moed om onder te duiken, ondanks de Samoerai van Damocles. Daar speelt mee dat 2 oudere broers al voor de spoorwegen in Birma werkten en hij als oogappeltje van zijn moeder niet ook deze weg mocht volgen. Misschien werpt het meer licht op zijn geschiedenis en vooral op zijn zwijgen.
Ik zal het voorbeeld van Liesje de Leeuw maar volgen
Ik ben eens met wat Peter schreef:
Indie is niet vergelijkbaar omdat de Indische Nederlanders in een vijandige, Indonesische omgeving leefden en allen in doodsangst verkeerden, maar ook vanwege het weerzinwekkende en met Samoerazwaarden bewapende optreden van de Japanse bezetters tegen iedere overtreding.
————————————————————————————————————–
Je moet moed hebben om als militair te gaan onderduiken.
De straf zal ook zwaarder zijn dan van een gewone burger.
Het feit dat hij later bij de NEFIS had aangemeld ( geen leuke baan) is voor mij een bewijs dat hij geen lafaard was.
“omdat de Indische Nederlanders in een vijandige, Indonesische omgeving leefden” Ja, dat klopt. Ook van de NEFIS-missies gedurende de oorlog is bijna iedereen door Indonesiërs verraden. Zaten ook in de Werfstraatgevangenis. Hebben kennis gemaakt met die Samoerai-zwaarden.
Er was ook een ander soldaat ondergedoken , de heer Kokkeling die in Papua Nieuw Gunea onderdook en een ondergronds gevechts eenheid had met inboorlingen in het oerwoud tegen de Japanners en als enige het overleefd had na de kapitulatie
Het boek ” de meest gedecoreerde soldaat ” die zijn belevenissen verteld was in prox 1956 gedrukt ,
Ik had de enige exemplaar in New Zealand ,Helaas zoekgeraakt (zie WIKIPEDIA)
http://blog.londoh.com/item/1301
De website van de persoon die over dit verzet schreef ui de Vogelkop en als eerste een forum begon over PNG en niet die kruimeldief Van der Klaauw.
als je van je land houdt, blijf je er voor strijden, maar kijk om je heen, ze vluchten allemaal,
uit hun land, kijk maar om je heen…
Hoi Liesje,
Ik lees nu net dit bericht, wat een indrukwekkend verhaal. Bedankt voor het delen.
Uw vader, is mijn oudoom via zijn huwelijk met mijn oudtante Zus (Suzanne Rika Hoorn). Ik ben in 2013 begonnen met mijn eigen stamboomonderzoek, omdat ik veel vragen had over mijn roots, waar mijn grootouders vandaan kwamen en wat ze mee hadden gemaakt. Ook zij waren erg zwijgzaam. Tijdens dit onderzoek ben ik brieven tegen gekomen van mijn opa en oma over hun tijd in Ned-Indië. Recentelijk kreeg ik van mijn ooms en tantes te horen dat tante Zus ook nog een dagboek had van mijn opa Johan (Hans) Christiaan Hoorn (of hun vader, Theodoor Christiaan Hoorn) en dat deze waarschijnlijk doorgegeven waren aan haar kinderen. Ze hadden echter geen contactgegevens, vandaar dat ik je via deze weg een berichtje stuur, ik hoop dat dit oké is. Mocht u dit bekend in de oren klinken, zou u mij dan kunnen mailen naar: damhoorn@gmail.com
Ik zou graag dit dagboek in willen zien als dit mag en kan.
Groetjes,
Daniëlle Hoorn