Enkele weken geleden berichtte De Volkskrant dat de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) een nieuwe lokatie had gevonden voor de samenvoeging van de bij de Akademie aangesloten instituten het NIOD, het Huygens Instituut, het Meertens Instituut en het NIAS: het vrijwel leegstaande gebouw van het Tropeninstituut (KIT) in Amsterdam-Oost. Het KITLV (Leiden) en het IISG (Amsterdam) mogen op hun huidige locatie blijven.

Hoofdkantoor KNAW, Amsterdam
Naar verluidt wordt het voorstel één dezer dagen voorgelegd aan de ondernemingsraad van de KNAW. Als deze akkoord gaat, worden de betrokken instituten volgend jaar verhuisd. Uit de Volkskrant van 14 februari j.l.:
“Aan de wetenschappelijke autonomie van de instituten wordt niet getornd, zegt Jan Willem Gunning, die als bestuurder Letteren van de KNAW voor het project verantwoordelijk is. ‘Het is nooit de bedoeling geweest ze samen te voegen tot een megalomaan instituut. Ze komen fysiek bij elkaar en we hopen op inhoudelijke samenwerking.’ Dat het centrum wel een nieuwe naam krijgt, werktitel ‘Humanities Center’, doet daar volgens hem niets aan af: ‘Het wordt geen gefuseerde eenheid en de eigen namen blijven ook bestaan.’
De reden voor de samenvoeging is inhoudelijk. ‘Dit is geen bezuiniging’, zegt directeur Theo Mulder van de KNAW . ‘Natuurlijk is het goed voor de efficiency als je bij elkaar zit, en voor de ict. Je hebt geen vijf portiers nodig, dus op termijn zullen er mensen verdwijnen. Maar we investeren ook.’”
Goed, de instituten blijven bestaan onder hun oude naam en het is dus geen bezuiniging. Er wordt bespaard, maar het kost ook wat. Wat is de inhoudelijke reden?
Digital humanities
Van de website van het IISG:
“De samenwerking (..) zal vooral gericht zijn op de toepassing van informatietechnologie in het onderzoek. ‘In de geesteswetenschappen staan we voor boeiende uitdagingen’, aldus IISG-directeur Henk Wals. ‘Informatietechnologie en digitale bronnen openen fantastische nieuwe methodologische perspectieven. Nederland loopt voorop in de digital humanities en onze drie instituten lopen voorop in Nederland. Maar de investeringen die we moeten doen in digitale infrastructuur en het aantrekken van expertise zijn aanzienlijk en dan is samenwerking een goed idee. We moeten in de voorhoede blijven en jong talent aantrekken. Dat het KNAW-bestuur deze samenwerking wil faciliteren getuigt van visie.’”
Digital humanities, daar gaat het dus om. Uitgevoerd door jong talent. Volgens Gunning van de KNAW wordt het een modern instituut met wereldallure, waar internationale jonge wetenschappers op afkomen.
Het NIOD maakt ernstig bezwaar:
“Het vraagt zich af welke winst er voor het NIOD is te boeken door gemeenschappelijke huisvesting met instituten die heel andere missies en wetenschappelijke achtergronden hebben. Het NIOD werkt al sinds vele jaren samen met een breed scala aan partners in binnen- en buitenland die zich bezighouden met oorlog, Holocaust en genocide. Het instituut heeft dan ook een grote weerklank in de samenleving. Het NIOD wil die maatschappelijke functie verder uitbouwen en ziet niet in waarom dat in het KIT beter kan dan op de huidige locatie van het NIOD.
Daarnaast heeft het plan volgens het NIOD een gebrekkige financiële onderbouwing. Zo is er geen businessplan dat kan laten zien welke winst er met de verhuizingsoperatie wordt geboekt. Opvallend is dat de service- en huurkosten van het KIT hoger zijn dan de huidige kosten van de instituten die in het KIT zullen worden gehuisvest.”
Het NIOD zegt dus dat er geld bij moet. En rept met geen woord over de fantastiche opportunities van de toepassing van digital humanities. Het lijkt alsof ze twee verschillende talen spreken, het IISG en het NIOD. Misschien kan het Meertens Instituut daar eens een digital footnote bij plaatsen.
De argumenten
Dat het NIOD niet zo veel ziet in die nieuwe technieken kunnen we ons wel voorstellen. Je kunt alle bestanden die je hebt in een computer stoppen en daar dan alle zoekvragen van de wereld op loslaten, veel wijzer wordt je er meestal niet van. Bezwaren genoeg. Ten eerste, jong ICT-talent weet weinig van de geschiedenis, net zo weinig als historici in het algemeen weten van ICT. Om die twee dezelfde taal te laten spreken en elkaar te laten begrijpen, ben je jaren bezig. Ten tweede, ICT-talent is duur. Ten derde, welke uitkomsten kan een dergelijke samenwerking hebben? Bij meer toepassing van ICT in het Meertens Instituut (taalwetenschappen) kunnen we ons nog wel iets voorstellen, maar bij het NIOD? Of KITLV? Begrip van de geschiedenis wordt slechts verkregen door tussenkomst van mensen die er een beetje verstand van hebben, of het nu ouders zijn, docenten of historici. Een aardig voorbeeld hiervan is het project Foto zoekt Familie van het Tropeninstituut. De veronderstelling dat door de combinatie van digitale presentatie en media-aandacht de verhalen er vanzelf uit komen rollen, is gelogenstraft. Het project kraakt in zijn voegen.
Het IISG is vóór, maar vanuit de wetenschap dat het niet hoeft te verhuizen. Het zelfde geldt mogelijk ook voor het KITLV, waar jong ICT-talent – op verzoek van de KNAW – al mocht aanschuiven bij het project ‘Dutch military operations in Indonesia, 1945-1950’.
De relatief kleinere instituten hebben minder zeggenschap in het geheel. Het Huygens Instituut is vóór nauwere samenwerking, maar heeft van het KNAW al toegezegd gekregen een pied à terre in Den Haag te mogen behouden.
Wát we ook lezen over het project, geen woord over de hamvraag. Als grotere toepassing van informatietechnologie de enige reden is van het samengaan van de instituten, waarom moet er dan sprake zijn van een fysieke verhuizing? Digitaliseer alles wat je hebt, breng je data onder bij een zware server op een goedkoop plekje in de polder, en klaar is Kees. Laat de onderzoekers daarna vanaf hun werkplek, hetzij aan de Herengracht, hetzij thuis, al Skypend nadenken over de wetenschap. Misschien minder sexy, maar wel zo goedkoop en even effectief.
x
>>>>>>>>>>>Het NIOD zegt dus dat er geld bij moet. En rept met geen woord over de fantastiche opportunities van de toepassing van digital humanities. Het lijkt alsof ze twee verschillende talen spreken, het IISG en het NIOD. Misschien kan het Meertens Instituut daar eens een digital footnote bij plaatsen.<<<<<<<<<<<<<<<<<
"HET LIJKT ALSOF ZE TWEE VERSCHILLENDE TALEN SPREKEN"
Hoe typisch klinkt het tegenwoordige Nederlands!
Wetenschap met wereld (kosmisch) allure!
http://www.volkskrant.nl/vk/nl/5288/Onderwijs/article/detail/3605744/2014/03/01/Promovendus-moet-God-uit-dankwoord-van-proefschrift-scheuren.dhtml
Dat je van 5 naar 1 portier gaat is in Nederland al een gigantische stap op wetenschappelijk terrein. En die digitalisering verhoogt wel de kwaliteit want wat je erin stopt, komt er ook gewoon uit, dus de verandering is nul. Zo’ n dkkedeur moet ook zijn handel verkopen, dus dan wordt er weer wat lucht gebakken.
Maar of het budget omhoog gaat, laat de meneer in het midden, hij dacht misschien aan money makers The world Goes round.
>>>>>>>>>>>>>>>Dat je van 5 naar 1 portier gaat is in Nederland al een gigantische stap op wetenschappelijk terrein.<<<<<<<<<<<<<<<
Een wetenschappelijke portier misschien?
Het vreemde juist nu, gebaseerd op wat ik zo nu en dan mee krijg van ervaringen binnen deze instituten, is dat er juist, over het algemeen, opvallend weinig samengewerkt wordt via sociale media, messaging, groepen en online projecten. De rest van de wereld begon 15 jaar geleden al om op die manier clustering en samenwerking te smeden. Wat je dus merkt bij veel van deze instituten en *juist* van de mensen die graag praten over “koffieautomaatontmoetingen” in het nieuwe centrum is dat ze geen enkele serieuze poging hebben ondernomen om via de technologie de verbondenheid en uitwisseling te promoten in al die jaren dat deze tools er al zijn. Hun eigen afdelingen komen vaak nog niet verder dan het machtige email!
De hele argumentatie lijkt dus nauwelijks meer dan opgewarmde lucht en verhult amper de ware toedracht: juist door al die mooie internationale samenwerking en universitaire dwarsverbanden krijgen de instituten steeds minder eigen profiel en worden er steeds vragen gesteld over bestaansrecht. Waarom niet hier of daar onderbrengen als ze er toch al met één been zitten? Dus om afkalving te voorkomen worden er symbolische gebouwen en infrastructuren bedacht die juist in de tijd van de “cloud” en het “nieuwe werken” hopeloos gedateerd lijken en ook ingaan tegen het idee van onderdeel zijn van je netwerk in plaats van een iconisch gebouw.
Het gaat domweg om geld om de onderzoekers te betalen. Vandaar dat graag wordt gewerkt met promovendi, die zijn goedkoop, of zoals in mijn geval gratis. En als je die promovendi hebt zijn dat meestal jongelui die vanzelf al samenwerkingsverbanden smeden. Dat hoeft echt niet door directeuren etc. van boven worden opgelegd. Ik ben na mijn pensionering weer gaan studeren en promoveren met iets nieuws om het verlies aan werkcontacten te compenseren. Ik heb genoten van de hersengymnastiek (tegen dementie), en van het niet relevant zijn van leeftijd, ras, sekse in de werkgroepen en dat soort dingen. Een probleem is wel dat tegenwoordig de onderwerpen voor dissertaties vastliggen in onderzoeksscholen waar hoogleraren zich aan moeten houden om geld te krijgen voor het gevraagde onderzoek. En Indië/Indonesië zal heel laag scoren. Voor mij speelde dat niet omdat ik buitenpromovendus was die geen salaris kreeg, alleen begeleiding. Mijn promotor vond het prachtig, hij heeft er zelf contacten aan overgehouden in Zuid-Afrika, Indonesië en Maleisië. En mijn jongste kleindochter heeft er een baan aan overgehouden.