Herinneringen aan een vogelvrij verleden (II)

Publicatie van deel 11a van “Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog” (1984) van dr. L. de Jong was voor PTT-er en ex-Bandoenger Erne van den Worm aanleiding zijn herinneringen op schrift te stellen. In een uitgebreid verslag vroeg hij De Jong vooral aandacht te hebben voor het lot van de buitenkampers.
Mede naar aanleiding van de recent uitgebrachte film Buitenkampers, brengt Java Post hier nog een keer het gehele verslag. Vandaag het tweede en laatste deel, waarin verschillende aspecten van het buitenkampleven worden besproken.

Door Erne Bertrand Leonard van den Worm (1914-1987)

Pasar Ikan

Pasar Ikan

Heel moeizaam ontstond voor de allerarmsten een vorm van sociaal werk, zoals de gaarkeuken van de later in Nederland, door de introductie van de echte Indische rijsttafel, bekend geworden Paatje en Maatje van der Capellen. Daarnaast had je ook een schoenlapprij en een rijwielherstelplaats.
Problematisch was de toestand van de jongeren van wie één of beide ouders in kamp of gevangenis verbleven. Verloedering was merkbaar als gevolg van niets-doen: geen school, geen werk en geen of weinig verpozing. Daarnaast toch ook blijken van  spankracht, zorg voor de jongere broertjes en zusjes, pogingen om illegaal onderwijs te volgen, zelf georganiseerde kastiewedstrijden.

Persoonlijk ervoer ik grote sociale bewogenheid bij mijn Kumi-taak. Bijvoorbeeld in het geval van een vrouw die met alle gevaren van dien voeding wist te verduisteren voor de kleintjes; deze vrouw, thans ver in de tachtig, verricht nog dagelijks een niet onbelangrijke, essentiele taak in de grootste Nederlandse medische belangenorganisatie.

Uit-huis-zettingen

Het Japanse leger requireerde voor zijn officieren en Sakura’s regelmatig door Nederlanders bewoonde huizen. Dit gebeurde meestal op 24-uurstermijn, met achterlating van het gehele meubilair. Ook mijn ouders waren daarvan het slachtoffer; gelukkig konden ze onderdak vinden in de garage van hun eigen huis. Wij, dat wil zeggen mijn vrouw, onze baby en ik, zijn vijf keer van de ene naar de andere paviljoen- of garagekamer verhuisd omdat de desbetreffende hoofdbewoners hun huis moesten verlaten. Gelukkig ontkwamen wij aan achterlating van het meubilair; dát verlies hadden wij al in Balikpapan geincasseerd.   

Intering op persoonlijk bezit

Onvoldoende inkomsten leidde automatisch tot intering op het vermogen. Was je nog in het gelukkige bezit van meubilair, luxe spulletjes, koelkast, of een (ondergedoken) auto, dan kon je die nog kwijt via de zwarte handel. Veel moeizamer had je het, als je bezit door uit-huis-zetting was ontnomen.
De enige reserve waar mijn vrouw en ik over beschikten, was de inhoud van onze hutkoffer. Mijn vrouw heeft regelmatig wat centjes verdiend door de verkoop van allerlei spullen. Dit was hard nodig om onze baby te kunnen voeden. Zelf aten we slechts één keer per dag en dan vaak ook nog weinig. Ook nú nog heb ik de gewoonte slechts één keer dag eten. Ontbijt of lunch die mijn vrouw mij tracht te slijten, passeren met grote moeite mijn keel. Hoe mijn vrouw destijds de touwtjes aan elkaar knoopte is mij een raadsel. Dat kon je geen huishouden noemen, dat was hekserij.

Maatschappelijke en culturele uitschakeling

Ambtenaren GEBEO Bandoeng, 1940.

Ambtenaren GEBEO Bandoeng, 1940.

De Jap heeft zich in korte tijd ontdaan van de arbeid, voor zover geleverd door de Nederlanders. De uitschakeling voltrok zich automatisch door het direct gevangen zetten van al het mannelijk personeel, zowel ambtenaren als particulieren, alswel door latere ontslagen. Werkgevers waren gedwongen hun zaken te sluiten. Pogingen van bestuursambtenaren om onder Japans bewind het bestuur voort te zetten, werden hardhandig door de Jap afgewezen.
Hier en daar bleven misschien enkele groepjes ambtenaren enige tijd gehandhaafd, maar hun invloed op het arbeidsproces was minimaal. Alsnog een baantje krijgen in Japanse dienst, ambtelijk dan wel particulier, lukte een enkeling bij wijze van grote uitzondering.

Sociologisch is het waarschijnlijk verklaarbaar dat in de kampen, door het gezamenlijk ondergaan van ontberingen, een vorm van groepsbescherming kon ontstaan. Buiten de kampen lag dit echter heel anders. Je bewoog je in zeer kleine, onderling weinig verbonden, kringen. Al het andere leidde tot gevaar.
De mogelijkheden tot onderling contact waren natuurlijk ook sterk afgenomen. Met de uitschakeling van het Nederlandse element in het arbeidsproces kwam namelijk ook het gehele Nederlandse culturele leven tot stilstand. Geen kunstbeoefening, geen westers amusement, geen sportbeoefening etc.
In het geheim werd in huiselijke kring nog wel gemusiceerd. En met speciale vergunning, maar ook controle, was nog wel eens sprake van kastiedstrijden voor de jeugd. Dat was het zo ongeveer wel.

Zelf maakte ik deel uit van een klein groepje PTT-ers dat elkaar als toeschouwers vond bij de kastiewedstrijden. Uiteraard speelde hierbij de uitwisseling van het nieuws een grote rol. Ik herinner me dat een keer een college kwam aangefietst, en dat hij door ons werd begroet met de mededeling “Jan, we hebben zojuist besloten niet te praten over het nieuws, de Kenpeitai, uit-huis-zettingen, de duurte….”
“De heren worden bedankt”, zei de nieuw aangekomene, “maar dan heb ík óók niets te vertellen”, en hij vervolgde zijn middagritje.
Op de pasar en bij de rombangan was het nog mogelijk wat – niet in het Nederlands gestelde – lectuur te kopen. Zelden in mijn leven heb ik zo veel Penguins en Pelicans verwerkt.

In het streven van de Jap tot een rigoreuze uitwissing van de westerse cultuur paste uiteraard de afschaffing van het bestaande onderwijssysteem. In plaats daarvan kwamen er op Japanse leest geschoeide, en op de Indonesische jeugd gerichte, vormen van onderwijs. Deze waren ontoegankelijk voor de buitenkampjeugd. Mijn zwager, bevoegd leraar in exacte vakken, gaf na zijn vrijlating uit de Soekamiskin gevangenis in het geheim aan enkele jongeren les. Ons intussen tot peuter opgegroeid zoontje hebben wij op een door een buurvrouw opgericht frobelschooltje gedaan, dit in het belang van zijn contacten met leeftijdsgenootjes.

Pogingen van de Japanners om de Indische Nederlanders aan hun kant te krijgen

Locaties werkkampen Goenoeng Haloe (onder), Tjitjalobak (links) en Montaja (boven)

Locaties werkkampen Goenoeng Haloe (onder), Tjitjalobak (links) en Montaja (boven)

Toch nog vrij laat in de bezettingsperiode trachtte de Jap door instelling in Bandoeng van de “Badan Ooeroesan Golongan Indo” (BOGI) de sympathie en medewerking van de Indische Nederlanders te winnen. De hiertoe aangezochte comité-leden waren in het algemeen respectabele figuren, die al eerder actief waren in het maatschappelijk werk. In zekere zin konden zij dat werk onder de vlag van de BOGI voortzetten, zij het onder druk en controle van het Japanse propaganda-apparaat. Eén van de projecten van de BOGI vormde de (vrijwillige?) instelling van werkkampen in de omgeving van Bandoeng, waar de – voornamelijk jeugdige – deelnemers zich bezig hielden met groentenverbouw en veeteelt. Van Indo-zijde werd ten opzichte van het Comité een afwachtende houding aangenomen. Men vreesde een niet tegen te houden incorporatie van de buitenkampers. Zover is het gelukkig niet gekomen.

Voor zover ik weet, zijn slechts weinig leden van de Indo-comités later van collaboratie beschuldigd. Van één lid weet ik dat zijn BOGI-activiteiten dekmantel zijn geweest voor ondergronds werk, waarvoor hij samen met zijn vrouw kort geleden het vezetsherdenkingskruis heeft gekregen. Ze hebben gedurende de hele bezettingsperiode een collega-zee-officier onderdak verleend, en, door het uitluisteren van radioberichten, hun omgeving van nieuws voorzien. Zelden heb ik zo’n gevoel van bevrijding gehad tegenover een medemens, als bij het bericht van deze onderscheiding. [i]

Afkeer en vijandigheid van de kant van de Indonesiers

De Jap heeft met zijn voortreffelijk georganiseerde, diep-doordringende en niet-aflatende propaganda op meesterlijke wijze ingespeeld op de aan Indonesische kant bestaande gevoelens van onderdrukt-zijn. Die propaganda was in het bijzonder gericht geweest op de Indonesische jeugd. De ouderen waren ten opzichte van de Nederlanders buiten de kampen terughoudend; de jeugd was echter regelrecht vijandig, plus Japonais que les Japonais.

Op het mijnbouwkantoor waar ik als vertaler werkte, had ik twee Indonesische collega´s, de één student rechten, de ander ex-KMA-cadet. Het waren in mijn ogen bijzonder aardige en vlotte kerels, met wie ik onder normale omstandigheden graag een vriendschappelijke relatie had aangeknoopt. De omstandigheden in die tijd weerhielden mij daar echter van. Nog steeds vind ik dat jammer; reunies van oud-Bandoengse studenten en oud-HBS-ers hebben mij geleerd dat ik mij jegens die twee toenmalige collega’s onterecht heb opgesteld.

Het ontbreken van adequate voeding en medische zorg

De meeste Nederlandse artsen bevonden zich in de kampen. Hierdoor staken ziekten zoals pest en cholera, die vóór de oorlog onder controle waren gebracht, hier en daar weer de kop op. De particuliere medische zorg lag in handen van een handjevol nog vrijlopende huisartsen. Van dat gebrek hebben mijn vrouw en ik – jong en gezond – gelukkig weinig last gehad. Waar nodig konden wij terugvallen op de lijfarts van het ouderlijk huis, een Menadonese “Indisch arts”.

Wél hadden wij meer en grotere problemen door het ontbreken van voldoende voeding. Het Japanse leger legde ten behoeve van de oorlogsvoering beslag op hele oogsten, wat uiteraard tot gevolg had dat de marktprijzen gaandeweg tot recordhoogten stegen. Uiteindelijk dreigde mijn vrouw van deze schaarste slachtoffer te worden. Door de beeindiging van de oorlog kon zij net op tijd door de zorg van de RAPWI in Nieuw-Zeeland en Australie op verhaal komen.

Via de distributie kwamen zo nu en dan partijtjes voedingsmiddelen vrij, bijvoorbeeld op Japanse hoogtijdagen zoals de verjaardag van de Tenno Heiko. Om deze distributie mogelijk te maken kwam gemeentelijk de Kumi-organisatie tot stand. Deze organisatie, opgebouwd uit wijk- en strateneenheden, had verder ten doel: oefeningen luchtbecherming (zeer primitief en vaak dwaas van karakter), het planten van djarak in de voortuinen, en de inzameling van ijzer. Voor één of enkele straten werd een Kumityo aangewezen. In onze straat, waar op een dertigtal huizen slechts drie mannen woonden, kwam aan mij deze twijfelachtige eer toe.

Op de schaarse momenten dat bij de distributie iets te halen was, ging ik als dorpsomroeper, echter a sotto voce, de huizen langs om de mensen daarvan op de hoogte te stellen. De luchtbeschermingsoefeningen onder mijn leiding lokten veel hilariteit uit, bijvoorbeeld bij het water transporteren uit een droge greppel via een menselijke keten naar een denkbeeldige brandhaard. Bij de djarakaanplanting fungeerde ik als een controleur tijdens het Cultuurstelsel. Een slechte weliswaar, maar toch!

De Jap bezit drie oerangsten: de vrees voor aardbevingen, de vrees voor brand en de vrees voor besmettelijke ziekten en epidemien. Illustratief voor dit laatste is het – heden nog steeds zichtbare – gebruik van mond- en neusbescherming in het Japanse straatbeeld. Een oom van mij wist hiervan gebruik te maken door zich bij razzia’s steeds als bedlegerige TBC-patient voor te doen. Het is hem gelukt, hij heeft zich buiten de Kenpeitai en kamp weten te houden.

Nawoord

De buitenkampse gemeenschap was voornamelijk vrouwelijk. De mannen waren voor het grootste deel van hun vrijheid beroofd, als vrij rondlopende man was je in die tijd een bijzonderheid. Was het als man al moeilijk om het hoofd boven water te houden, des te zwaarder was de positie van de vrouw buiten het kamp, veelal belast met de zorg voor opgroeiende kinderen. Aan haar past daarom een eerbiedig saluut.

Brugmans  omschrijft “bushido” als (letterlijk) ridderlijkheid, gebruikt voor het samenstel van Japanse opvattingen ten aanzien van alles wat met eergevoel te maken heeft. Het is wel duidelijk geworden dat bushido een mentaliteit, een eigenschap voorstelde, die uitsluitend opgeld deed in de interne Japanse omgang. Zij gold zeker niet de verslagen vijand. Het grootst mogelijke onrecht, minachting en wreedheid was ons deel.

Mijn relaas is het relaas van de duizenden buiten de kampen, onwrikbaar ingeklemd tussen een niets ontziende Japanse overmacht en een vijandig gestemde Indonesische bevolking. Ik meen hier ook voldoende te hebben aangegeven hoezeer onze situatie verschilde van de in betrekkelijke vrijheid levende Nederlanders onder Duitse bezetting.

x

[i] Het betreft hier de heer Frits Suyderhoud en zijn echtgenote Agnes Elise Suyderhout-Bruinier – JP.

Dit bericht werd geplaatst in 2. Japanse Bezetting, 1942-1945 en getagged met , . Maak dit favoriet permalink.

58 reacties op Herinneringen aan een vogelvrij verleden (II)

  1. hansvschaik zegt:

    Dank voor dit verslag.

  2. Surya Atmadja zegt:

    Vele kleine stukjes persoonlijke verhalen kan de ontbrekende kennis bij jonge(re)buitenstanders opvullen.
    Ook mijn dank voor het verhaal .

    salam sejahtera

  3. m.a.huster zegt:

    zover ik weet had de jap meer bushido/respect voor de marine omdat ze zich kapot gevochten had in de Java zee. De overgave van andere legeronderdelen was slecht en minderwaardig. Niet dat het de marine mensen veel geholpen heeft.

    • P. Vermaes zegt:

      Bushido moet je zien in de litteraire context van sprookjes, nooit echt serieus nemen. Zeker niet als het om de samuraihelden gaat van de Kempeitai.

  4. Dit is een kostbare beschrijving niet alleen van de Buitenkampers, maar vooral van de verhoudingen Japan-Indonesië, Japan- Nederland ( Indische -Nederlanders) Dit verhaal ontbreekt in de prachtige film van Hetty Naaijkens.
    Ik heb een grote bewondering voor de talenten van Leonard en Hetty, maar net zoals bij veel van mijn Indische broeders en zusters, blijven onze belevenissen persoonlijke verhalen. Het wordt geen algemeen verhaal zoals het verhaal van Anne Frank. De verhalen krijgen ook allemaal het etiket :Indo. Terwijl ons verhaal het verhaal is van alle mengculturen wereldwijd.
    Hoe komt dat?
    Een andere opmerking : voor WO II bevonden zich ,zo heb ik mij laten vertellen 320.000 Nederlandse onderdanen in Nederlands-Indië. Geschat wordt dat van dat aantal circa 20.000 totoks( volbloed Nederlanders) , de rest maakte deel uit van de door de eeuwen heen ontstane meng- bevolking mengcultuur. Leonard Retel H heeft mij verteld dat een Indonesische antropoloog dit heeft uitgezocht en tot een dergelijke conclusie is gekomen. Als dit inderdaad zo is geeft dit wel heel veel andere perspectieven, wie zoekt dat eens uit? Bovendien klopt dan ook het verhaal niet, dat de Indo’s over het algemeen genomen, buitenkampers waren en de mensen in de kampen totoks. Een verhaal dat ook leeft bij de Nederlanders. Ten onrechte trouwens.
    Joty ter Kulve

    • P. Vermaes zegt:

      Ga nou geen verwarring zaaien, Joty!

      • Surya Atmadja zegt:

        U bedoelt ?

      • Jan A. Somers zegt:

        Verwarring? Het is toch een goede illustratie van de chaos? Allemaal gewone mensen, met ieder zijn/haar eigen verhaal over de werkelijkheid. Dat weer anders is dan andermans verhaal. Een enorme verzameling verhalen waar je doorheen moet fietsen om een beetje in de buurt van de werkelijkheid te komen. Een werkelijkheid die misschien niet eens bestaat, een hele boel werkelijkheden?

      • P. Vermaes zegt:

        @Surya Atmadja: U bedoelt?
        De volgende zinnen van Joty zijn voor mij verwarrend: “Het wordt geen algemeen verhaal zoals het verhaal van Anne Frank. De verhalen krijgen ook allemaal het etiket :Indo. Terwijl ons verhaal het verhaal is van alle mengculturen wereldwijd.
        Hoe komt dat?”

    • Surya Atmadja zegt:

      Joty ter Kulve-van Os zegt:
      14 oktober 2013 om 8:52 am
      de rest maakte deel uit van de door de eeuwen heen ontstane meng- bevolking mengcultuur.
      ————————————————————————
      Een Nederlandse (cultureel) antropoloog Dr T.Kok beweerde in zijn boek de Indo ( moet even kijken van welk jaar , waarschijnlijk 1934 ?) dat de geschatte mengbloedigen( Indo) ongeveer 70 tot 80% was .
      Velen beweren ook dat het tot 90% kan zijn . Waar hij ook niet afwijzen stond.
      Veel Totoks kan men dus herleiden tot Indo mensen van gemengbloedigen of zoals ze toen Mestiezen noemen ondanks hun blanke huid.
      De bewering( is het een mythe?) dat 100.000 Totoks/Blanke Indo ? in de kampen zaten (de zgn Binnenkampers) en 250.000 (?) Buitenkampers kan men ook niet klakkeloos aannemen.
      Voor dat je het weet komen nieuwe mythes erbij .
      Hetty N vertelde ook hoe Oranje gezind /loyaal de Indo’s waren pas daarna beroep doen op hun”Inheemse “connection” zoals Herman Bussemaker dat ook vertelde.
      Het is begrijpelijk en menselijk
      maar toch plaats ze uitspraken die beter genuanceerd of uitgelegd worden.
      De vlag dekt de lading niet.

  5. J Michiel Alma zegt:

    Mooi om in het verhaal van Leonard vd Worm de namen/termen paatje en maatje te lezen .
    uit mijn jeugd ken ik die omschrijving uit Den haag ( hoe kan het ook anders , zou ik bijna zeggen ) Mijn moeder ( Salatiga , 1904 ) noemde hen ( kennelijk ) regelmatig . Dank voor dit verhaal , heer Van den Worm ,

    Michiel Alma

  6. Surya Atmadja zegt:

    @ P.Vermaes
    Ibu Yotty zegt 2 dingen
    1. Dat het verhaal van een persoon (Anne Frank ) een algemene verhaal werd van de Joden .
    Terwijl in feite duizenden of meer soortgelijke verhalen zijn maar niet tot de buitenwereld was gekomen.
    Door veel P.R werk wordt het populair , over de hele wereld.
    Het werd een symbool voor de hele groep.

    2. De film Buitenkamper KAN ook dezelfde status/functie krijgen zoals het verhaal van Anne Frank , dat de filmmakers een vergeten groep op de kaart bracht .

    Er werd ook PR werk geleverd, dat er kleine schoonheidsfoutjes zijn tijdens de interview bij Max TV of ongenuanceerde uitspraken of de grote aantallen is gewoon een herbevestiging van wat bij de Totoks ervan denken.
    De meeste Indo zijn buiten de kampen gebleven.
    Is ook waar zo lang men de juiste aantallen Indo( met blanke huidskleur) niet kan traceren.

    Die schatting van 20.000 totoks is niet houdbaar zo lang men de bewering van de Indonesische antropoloog niet kan onderbouwen ( minimaal 70 tot 80 zelfs 90% Nederlanders hadden een gemengde achtergrond) .
    Ik denk dat die Indonesische antropoloog zijn cijfers baseerde op de boek “De Indo” van Dr.T Kok
    Ik heb zelf een paar Indo gezien en gesproken die echt blank/blond zijn, welke kleur hun ogen zijn weet ik niet.
    Als die 10 tot 20% Blanke Indo’s door hun uiterlijk en omdat ze geen binding voelen en geen beroep doen op hun “Inheemse Connection” dan is de bewering/gedachte van de Totoks dat Indo’s buiten de kamp bleven wel gerechtvaardig.
    Trouwens de Joden zijn ook een mengvolk , zoals de Indo’s .
    Ze zitten overal , de Indo’s alleen in Ned.Indie .
    Als buitenstaander heb ik meer vragen dan antwoorden.

    Ik vraag me af of Hetty.N een link had gelegd met de lotgevallen van Anne Frank .
    Verhaal van een familie , wel met diverse interview (heb de film niet gezien) , diverse interview , volgens Max van kinderen.
    De vraag is ook waarom de ouderen hun verhaal niet vertellen .

    • P. Vermaes zegt:

      @Surya Atmadja: Trouwens de Joden zijn ook een mengvolk , zoals de Indo’s .
      ‘k Denk dat alle Christelijke theologen het niet met je eens zijn. Het “Uitverkoren Volk” is een zuiver ras. Tijdens de 5 generaties Babylonische Ballingschap hadden hun profeten het schrift ontdekt en daarmee de Bijbel opgetekend. Toen zij van de Perzen terug mochten naar het Heilig Land, troffen ze in Jeruzalem Joodse families met gemengd bloed. Die families moesten gezuiverd worden en de vreemde elementen uit hun gelederen bannen.
      De Jappen begonnen ermee en Soekarno heeft hun intentie volbracht: Alle niet-Aziatische elementen uit Indonesie bannen. Het volk van Sabang tot Merauke is raszuiver. De vreemde elementen zitten in het buitenland.

      • hansvschaik zegt:

        Even ter aanvulling:
        Een Jood is iemand waarvan de moeder een Jodin is.
        Joodse mannen kunnen bij een niet-Joodse vrouw geen Joods kind verwekken.
        Het heeft dus niets te maken met het ras.

      • Surya Atmadja zegt:

        @ P.Vermaes
        In Nusantara (de oude naam van Nederlands Indie) wonen er al “mengbloedigen” voordat de Hollanders/Zeeuwen aanmeren in Bantam.
        In de huidige Atjeh wonen ATjehers met blauwe ogen, ze zijn nakomelingen van de Portugezen.
        Ook waren er veel andere Westerse (Spanjaarden-Portugezen, Engelsen, Denen etc) , Chinese , Arabische handelaren die al eeuwen voor de Nederlanders daar kwamen.
        De edelen van Indonesia waren soms nakomelingen van Indiers met de plaatselijke Sundanezen-Javanen.De eerste Hindu koninkrijken waren al gevestigd in het jaar van 79 N.C .
        Nu nog lopen er miljoenen(?) nakomelingen van de Mestiezen (ook van Nederlanders) die vroeger niet erkend waren, verinlandschen , vaak weten ze niet eens dat ze een drupje Hollandse bloed hebben omdat ze donker huidskleur hebben.
        ,

    • Ed Vos zegt:

      Hr. Surya Atmadja vergelijk indo’s nou niet met Joden, want het beloofde land der indo’s – aangewezen door de witte man — is Papua Nieuw Guinea. Dat wordt leuk wanneer iemand het indozionisme zou prediken. De papua’s zullen “not amused” zijn met een verblijf in reservaten.

  7. Walter zegt:

    Iedereen heeft zijn perzoonlijke reacties over het leven buiten het kamp. Ik was maar 10 jaar oud in Mr Cornelis(Batavia). Het was een reuze vacantie, geen school. Met mijn vrinden vormden we twee kampen, de 3 musketiers en de rest van de jongeren met bamboo zwaarden en schuilplaatsen. Mijn vader hield zich schuil en mijn moeder verkocht genaaide kleren van beddelakens en overgebleven materiaal, daarna werd het goud, silver en kristal verkocht. Mijn moeder vormde een klein gelimiteerde kruidenierszaak en ik haalde regelmatig het brood op. Het ging beter toen we onze bungalo konden verkopen in Buitenzorg. Als er een politie razia was verdwenen mijn vader en de buurman via de achterdeur naar de kampong en verscholen ze bij een chinees.
    Uiteindelijk moesten ze raporteren bij de politie. Ik weet niet water er gebeurt is, maar mijn vader kwam terug en mijn buurman kwam pas na een paar maanden vermagert terug. Onze auto werd op een dag weggeslept.
    Aan het eind van de straat stond een Japanse soldaat. Zolang je boog als je erlangs kwam ging alles ok. Een dame kreeg klappen op haar wangen toen ze het niet deed.
    Toen het Indonessiche leger, Parindra, het over nam ging het beter. Het hoofd woonde in onze straat en hij beschermde de Nederlandse en andere inwoners. Mijn vader werd gekozen tot straathoofd. Dat betekende als er van de staat voedsel(zoute vis) en sigaretten werden gedistribueerd, hij het kon ophalen en in onze straat kon distribueren. Ons aandeel werd op de zwarte markt verkocht. Na de eerste keer haalde ik als afgewaardige iedere keer de spullen op.
    In de latere jaren was er een katholieke school in de buurt waar officieel alleen maar Behasa en Japans gesproken mocht worden, onofficieel Nederlands. De leraren moesten wel Behasa leren. Mijn vader was hun onderwijzer. Een oudere jeugd gaf les in gymnastiek en breide het uit voor onze straat.
    Sommige mannen en jongens werkten in een sigarettenfabriek
    Het laatste jaar kregen we bijstand van het rode kruis.
    De val van Japan maakte dat we voor Indonesche benden moesten uitkijken ondanks de patrouilles van de Gurkhas. We evacueerden uitendelijk naar de militaire kazerne in Batavia.

    • Surya Atmadja zegt:

      Dat is een verhaal die de ongenuanceerde uitspraken als of alle Indo of Nederlanders vogel vrij waren .
      Dat de pemuda’s en ploppers op jacht gingen .
      In vele gebieden waar geen orde en gezag zal het mss voorkomen..
      Dat het niet makkelijk was en dat men bedreigd voelen is gewoon een feit .
      Gevoelsmatig denk ik dat pas na de komst van de Engelsen en Nederlanders de situatie anders was , ging bergafwaarts .
      Maar dan praten we over de periode na september/oktober 1945 , men kwam terecht in de bersiap periode.

      • Ed Vos zegt:

        Dat zich vogelvrij verklaard voelen had te maken met het feit dat men op elk moment opgepakt kon worden door de kenpetai.
        Inderdaad kwam het me ook bij me over dat het jachtseizoen op indo’s voor de plopper en pemuda geopend was.

      • Paul Vermaes zegt:

        @Surya Atmadja en Ed Vos: Tijdens de korte perioden van gezagswisseling (maart 1942) en (15 augustus – oktober 1945) werkten de politiediensten nauwelijks. In die perioden waren er rampok/moordpartijen. Eenmaal een stabiel gezag hadden Jan Rap en zijn maat zich aan regels te houden. Het is ondenkbaar dat tussen april 1942 en 15 augustus 1945 Pemuda’s (Sayineindans en Kayibodans) jacht op wie dan ook mochten maken. Evenmin konden de Tentara Pelajars in Yogya zich vergrijpen aan Europeanen.na oktober 1945.

      • Jan A. Somers zegt:

        citaat: “dat pas na de komst van de Engelsen en Nederlanders de situatie anders was ” Even op een rijtje zetten, voor Soerabaja. Van andere plaatsen weet ik geen data: De eerste ongereldheden en roofmoorden zijn vanaf begin september. Op 19 september was het vlagincident, waarna de Japanners de orde weer wisten te herstellen. Maar in de buitenwijken konden ze natuurlijk niet overal zijn. Tussen 29 september en 2 oktober arriveerde per trein (RAPWI) een aantal vrouwen en kinderen uit de kampen in Midden-Java. Vanwege serieuze bedreigingen kwamen zij onder Japanse bescherming. Op 6 oktober was er een moordpartij op gevangen genomen Japanners in de Boeboetangevangenis. Er waren toen nog geen Engelsen/Nederlanders! Tussen 15 en 20 oktober vonden de moordpartijen plaats in de Simpangclub (pemoeda hoofdkwartier) en Werfstraatgevangenis. Er waren toen nog geen Engelsen/Nederlanders! Pas op 25 oktober landde een kleine Brits-Indische brigade, met toestemming van de Indonesische regering in Batavia en het gemeentebestuur. De moordpartijen werden heviger, ook op de door de Brits-Indische militairen begeleide evacuatietransporten van vrouwen en kinderen. (zie bijv. Javapost van 14 augustus). Na versterking van de Brits-Indische troepen wisten deze in zo’n drie weken de orde en rust te herstellen. Zelf ben ik op 10 november bevrijd, voor mijn moeder en zus was bevrijding niet weggelegd, zij zijn naar het binnenland weggevoerd. (zie het boek Twee Moeders van Rob Bouwman). Begin december was de situatie weer normaal. De gevluchte Indonesiërs kwamen weer terug, het leven was weer zoals altijd, alle winkels en pasars weer open, openbare diensten als normaal. De Nederlandse troepen kwamen pas half maart. De troepentransportschepen werden keurig door sleepboten met Indonesische bemanning binnengebracht en afgemeerd. De Indonesische politie functioneerde zoals dat hoorde. Inderdaad was de situatie na de komst van de Engelsen en Nederlanders anders: zoals het in een normale stad hoorde te zijn.

    • m.a.huster zegt:

      Heeft U toevallig de fam. van Maarseveen gekend ? Vader, moeder, 3 dochters waarvan minstens 1 het huis uit was als onderwijzeres. Mijn moeder en vader hebben beiden erg weinig verteld over hun geschiedenis behalve enkele belevenissen.

      • hansvschaik zegt:

        m.a.huster, ik heb je moeder gekend en jou ken ik natuurlijk ook, maar ik begrijp dat je de vraag aan Surya Atmadja stelt.
        Surya heeft in dezelfde straat gewoond als de familie Huster!

  8. Surya Atmadja zegt:

    Paul Vermaes zegt:
    15 oktober 2013 om 5:38 pm

    @Surya Atmadja en Ed Vos: Tijdens de korte perioden van gezagswisseling (maart 1942) en (15 augustus – oktober 1945) werkten de politiediensten nauwelijks.
    ————————————————————————————————-
    Voor zover ik begrepen heb van uit verhalen, literatuur etc gebeurde “rare zaken ” op plaatsen waar de R.I en de Nederlandse gezag niet meer aanwezig waren.
    Tussen 1942 en 17 Augustus 1945 waren de Japanners duidelijk de baas .
    Elke poging om de orde te verstoren , zelfs gewapende verzet van de Indonesiers tegen de Japanners werd bloedig gesmoord.

    Dus vraag ik me af hoe het zit over de opmerking van Herman B , Hetty N en zelfs Pia v.d Molen( archief van tranen) over de jacht van de pemuda’s of ploppers op de weerloze (Indische) Nederlanders .
    Dat na dat de Jappen hadden overgegeven er gerampokt of gemoord werd staat buiten kijf , wie de daders/schuldigen zijn werd vaak in de schoenen van de pemuda’s geschoven .
    Ik deze context maak ik verschil tusseen nationalisten/pemuda’s en ploppers/rampokkers etc .

    • Ed Vos zegt:

      Wanneer je na 17 augustus 1945 maar in ieder geval in de laatste maanden van 1945 nog steeds spreekt van Japanse kampen – binnenkampers – buitenkampers, is dat niet voor mijn verantwoording.
      Maar dan wordt de discussie me te onzuiver, lijkt een en ander op vals spel.
      Volgens mij wordt er in de literatuur ook een onderscheid gemaakt tussen Jappenkampen en Bersiapkampen dwz kampen ingericht door de Nationalisten.
      Je kunt dit laatste ook anders noemen zo men het wilt nationalistische interneringskampen, gijzelingskampen.

      Om de indonesische nationalisten ic Soekarno in een kwaad daglicht te plaatsen, doet men tegenwoordig nog steeds van alles, dat weet ik maar al te zeer en dat duurt al meer dan 68 jaar zo.

      • Ed Vos zegt:

        Misschien leuk te vermelden de opstand van Indonesische jongeren en boeren – Buitenkampers – tegen het Japanse regime?
        http://www.antenna.nl/~fwillems/nl/ic/erwaren/12.html

      • Ed Vos zegt:

        p.s GOED in de oren knopen svp:
        ps. goed in de oren knopen:

        juli 1944 werden 48 Heiho’s gefusilleerd wegens dienstweigering, ook eind 1944 vonden nog verschillende executies plaats. In januari 1945 brak een opstand uit in Blitar onder de PETA, bij de gevechten sneuvelden 68 Indonesische militairen. De bevolking van het rijke Indonesië ging in het laatste oorlogsjaar gebukt onder enorme tekorten aan rijst en andere levensbehoeften, als textiel en brandstof. Er kwam openlijk kritiek op de dwingelandij van de bezetter en zijn onmenselijke behandeling van de romusha’s. Dit kon vooral gebeuren omdat er steeds meer berichten doorsijpelden die wezen op een verloren oorlog.

        http://www.indieherdenking.nl/cms/publish/content/showpage.asp?pageid=84

      • P. Lemon zegt:

        De (ont)nuchterende conclusie:

        De goed functionerende Japanse militaire inlichtingendiensten, de intensieve inzet van de Politieke Inlichtingendienst PID en de coöperatieve bevolking hebben het verzet opgebroken. Al in de eerste helft van 1943 was er van substantieel verzet geen sprake meer. Uitgezonderd her en der losse groepjes en individuele personen die wisten door te gaan. Deze afloop van het verzet geeft aan hoe weinig steun de Nederlanders uiteindelijk echt hadden bij de Indonesiërs. Natuurlijk laat het onverlet dat er zéker wel Indonesiërs waren die liever de Nederlanders dan de Japanners als hun overheersers hadden. In de loop van de oorlog hebben de Indonesiërs een zware tol moeten betalen. Er zijn miljoenen romusha’s bezweken, gewond en ziek geworden doordat ze dwangarbeid leverden. Maar voor de Indonesische nationalistische voorhoede, in het bijzonder Soekarno, was de bezetting en in zijn ogen samen optrekken met de Japanners met als beloning op termijn zelfstandigheid, gewoonweg de prijs die betaald moest worden. Het was zeg maar de Indonesische variant van de revolutie die zijn eigen kinderen moest opeten.

        http://www.indischhistorisch.nl/tweede/oorlog-en-bersiap/oorlog-en-bersiap-het-verzet-in-nederlands-indie-tegen-de-japanse-bezetter-1/

      • hansvschaik zegt:

        P. Lemon zegt:
        16 oktober 2013 om 3:58 pm
        Al in de eerste helft van 1943 was er van substantieel verzet geen sprake meer. Uitgezonderd her en der losse groepjes en individuele personen die wisten door te gaan. Deze afloop van het verzet geeft aan hoe weinig steun de Nederlanders uiteindelijk echt hadden bij de Indonesiërs.

        Mijn Opa van vaderskant (totok) zat met zijn ploegje (10 tot 15 man) tot in 1944 in het verzet, voornamelijk Oost Java.
        Tot ze (12 man) met hun jeep bij Bodjonegoro in een hinderlaag liepen en ter plekke afgeslacht werden en in een kuil “begraven” werden. Na de oorlog is het graf opgegraven en omdat de mannen onherkenbaar geworden waren konden ze niet apart geïdentificeerd worden.
        Zodoende zijn de stoffelijke resten in een verzamelgraf in Ancol begraven.
        http://srs.ogs.nl/slachtoffer/135254/johannes-arnoldus-van-schaik/

      • Jan A. Somers zegt:

        Praktisch alle acties van de NEFIS zijn verraden, die militairen (ook Indonesische) zijn geëxecuteerd. Samoeraiprotocol! Ik heb er 14 augustus 2012 iets over geschreven, hier in Javapost. De ‘soldaat van Oranje’ wordt hoog in het vaandel gedragen. Die NEFIS-slachtoffers zijn niet bekend.

      • Ed Vos zegt:

        ” Maar voor de Indonesische nationalistische voorhoede, in het bijzonder Soekarno, was de bezetting en in zijn ogen samen optrekken met de Japanners met als beloning op termijn zelfstandigheid, gewoonweg de prijs die betaald moest worden. Het was zeg maar de Indonesische variant van de revolutie die zijn eigen kinderen moest opeten.”

        Hr Lemon,
        Vroeger, toen ik nog jong was, en wij een scriptie moesten schrijven over een bepaald onderwerp vertelde de docent ons om eens goed te kijken naar de literartuurlijst, naar de bronnen: van wie komt de informatie, van de melkboer, van de buurvrouw, van de Readers Digest?

        Let goed op van waaruit de wind waait. Een fascist zal zeker fascistische ondersteunende literatuur gebruiken om zijn standpunten te rechtvaardigen, een communist doet hetzelfde . Een en ander heeft blijbaar te maken met ideologie.

        Let vooral ook op waardeoordelen. Of gewoon op ordinaire geschiedververvalsing.

        Hoe moeilijk is het bijvoorbeeld om zeg een gebouw als “de Beurs van Berlage’ te beschrijven zonder te interpreteren, daar begint het al mee.

        Het is een ware kunst om je daarbinnen (binnendie hoeveelheid aan informatie) te manoeuvreren en een “objectief” standpunt te bewaren. Vaak vereist dat ook fingerspitzengefuel, maar vooral kennis van zaken.

        Het lijdt geen twijfel dat ik echt weet van uit welke indisch historische hoek de wind nu weer waait.

        Vergeet daarbij ook niet dat ik na meer dan 10 jaar discussie op “indische sites” niet (meer) ziende blind ben of horende doof.
        Ook ik heb regelmatig mijn mening of zienswijze moeten bijstellen. Vele anderen kunnen dat blijkaar niet na 68 jaar.
        Of men weet ondanks de hoeveelheid aan informatie “het” niet, of men wil “het” gewoon niet weten.

    • P. Lemon zegt:

      Heer Vos ik kan heel ver meegaan met uw argumentie, want dat zijn precies de valkuilen die ik vanuit mijn professie dien en probeer te vermijden.
      Tov uw referenties was daarom mi de zienswijze van onderstaande redactie relevant om de lezer optimaal te informeren. Absolute objectiviteit in het weergeven van feiten en gebeurtenissen wordt in de alpha en gamma wetenschappen nl ook niet beoogd.

      De redactie van de site indisch historisch
      Humphrey de la Croix (historicus), Inge Dümpel (radiomaker, schrijver en journaliste) en Pieke Hooghoff (journaliste) vormen de redactie. Regelmatig leveren gastredacteuren een bijdrage aan de site.
      Humphrey de la Croix studeerde geschiedenis aan de Katholieke Universiteit Nijmegen de huidige Radboud Universiteit). Zijn specialisme was de geschiedenis van het Nederlands kolonialisme.
      Inge Dümpel gaf 23 jaar Engels op een scholen-gemeenschap voor voortgezet onderwijs. Daarna veranderde zij van beroep en ging het journalistieke pad op. Elke maandagavond heeft ze een Indisch radioprogramma bij Centraal FM in Zuidoost-Brabant.
      Pieke Hooghoff publiceert onder meer over lokale geschiedenis. Vooral over Indisch-Nijmeegse onderwerpen
      http://www.indischhistorisch.nl/about-us/

      • Ed Vos zegt:

        Hr. Lemon, ik dank u voor uw uiteenzeting. Maar ik heb de boeken van de hr Jan Somers, H.W. van den Doel, misschien ergens een geschrift van H.W. Schulte Nordholt en anderen van wie ik nog even moet opzoeken welke sporen ze hebben verdiend. Het geeft geen pas om over en weer te smijten met namen van heren en dames, de een nog eerbiedwaardiger en hooggeleerder dan de ander.
        Toch?
        Je kunt als hooggeleerde wetenschapper ook preken voor de Indische kerk, waar ik al jaren geen lid van ben.

  9. Boudewyn zegt:

    Al dat gezanik over Indos met 10% Aziatisch bloed of 90% aziatisch bloed. Ik zat in het Jappen kamp als totok, maar toch had ik 12,5% % joodsche achtergrond (misschien meer), en bljikbaar ook een behoorlijke hoeveelheid Neanderthaler in me. Dus, wat was ik dan? Volgens de idioote ras classificatie van de jappen had mijn moeder mij als Aziaat kunnen weer geven. Maar waar was het uiteindelijk beter- in het kamp of buiten het kamp? Dat was niet makkelijk te beslissen. Voor de volbloed Javaanse of Soedanese man, boodt het kamp leven ( als dat bestaan had) misschien een betere toekomst dan al dat mooie vrijwilliigers werk aan de Birma of aan de Pakanbaru spoorweg.

    • Ed Vos zegt:

      En een halve eeuw later wordt deze racistische troep weer toegepast in onderverdelingen als 25% indo, kwart indo, half indisch, en zo komt men maar niet los van Indie en het verleden.

    • Ed Vos zegt:

      Wat mij opvalt bij “Joden” is dat zij ondanks wat zij hebben meegemaakt sterker te voorschijn zijn gekomen dan voorheen. Ik herinner me het verhaal van de Nederlands-Joodse violist Szymon goldberg. Na de Japanse inval in Nederlands-Indië werd Goldberg van 1943 tot 1945 geïnterneerd in verschillende kampen rond Batavia en Bandoeng. Hij kon zijn waardevolle stradivarius nog op tijd in veiligheid brengen, maar bleek in de kampen ook in staat muziek te maken. Zo goed en zo kwaad als het ging, gaf hij recitals en speelde hij zelfs, met gelegenheidsensembles, grotere werken als het vioolconcert van Beethoven.
      http://nl.wikipedia.org/wiki/Szymon_Goldberg

  10. Surya Atmadja zegt:

    Jan A. Somers zegt:
    16 oktober 2013 om 11:05 am

    citaat: “dat pas na de komst van de Engelsen en Nederlanders de situatie anders was ” Even op een rijtje zetten, voor Soerabaja. Van andere plaatsen weet ik geen data: De eerste ongeregeldheden en roofmoorden zijn vanaf begin september. Op 19 september was het vlagincident, waarna de Japanners de orde weer wisten te herstellen.
    —————————————————————————–
    Van af 17 Augustus 1945 t/m medio september 1945 waren weinig schermutselingen.
    In Surabaya werd het lont aangestoken door de vlag incident.
    Zie verslag van de Indonesische zijde , van Gouverneur Suryo .
    In Jakarta , Bandung en Surabaya – escaleert het door de komst van de Engelsen, met in de kielzog de Nederlanders.
    Col Ten Post (Zuid Afrikaanse Engelse officier)) had toen terecht geconstateerd dat het verzet en merdeka wens niet alleen de wens van een selecte groep maar werd gedragen door de bevolking .
    Zie ook de onhandige zet van Kapitein Huijzer van de Nederlandse Marine (? )

    Dat het overal niet altijd bonje was geweest is ook te lezen uit diverse verhalen(ego documenten) .

    • Jan A. Somers zegt:

      Na dat vlagincident hebben de Japanners de zaak weer rustig gekregen. De problemen ontstonden opnieuw toen een Nederlandse officier (Huyer, als vertegenwoordiger van SEAC, niet van Nederland) de Japanners toestond te vertrekken naar hun verzamelpunt in Poedjon. Hij vergat daarbij dat hij geen vervangend gezag daarvoor in de plaats kon stellen. Ook de politie deed niets. Mag je dan vrij gaan moorden? Die situatie had weinig met vrijheidsstrijd te maken.
      Mountbatten had niet genoeg troepen, hij heeft o.a. in Batavia gebruik gemaakt van kleine KNIL-eenheden. Daar is toch niets mis mee? Je mag in Nederlands-Indië toch Nederlandse militairen inzetten? (In Nederland vinden ze overigens de inzet van de ME ook niet leuk). In de Grote-Oost en enkele andere gebieden zoals Borneo, Bangka, Billiton en Riouw waar het stabiel was gebleven (geen bersiap!) heeft het tijdelijk Australisch gezag het gezag op 15 juli 1946 in Makassar overgedragen aan het Nederlandse bestuur. Met het KNIL als krijgsmacht. Geen problemen. Die KNIL-eenheden waren al vroeg door de Australiërs ingezet en hebben niet voor problemen gezorgd.

  11. Surya Atmadja zegt:

    P. Lemon zegt:
    16 oktober 2013 om 3:58 pm

    De (ont)nuchterende conclusie:
    Deze afloop van het verzet geeft aan hoe weinig steun de Nederlanders uiteindelijk echt hadden bij de Indonesiërs.

    Natuurlijk laat het onverlet dat er zéker wel Indonesiërs waren die liever de Nederlanders dan de Japanners als hun overheersers hadden.
    ——————————————————-
    Dat kwam omdat de Nederlanders in het algemeen niet echt geliefd was bij de grote massa.
    Doordat ze uitgezonderd als kolonialen hadden gedragen .
    Ze werden hoogstens “gedoogd”.
    Bij persoonlijke contacten tussen de toeans/njonja’s met hun personeel is het een andere zaak.
    Dat lees je ook dat ze stiekem de Nederlanders/Indo hadden geholpen.
    Ook bestaat wel een beetje vriendschap ( of de rest er van) tussen Indonesiers die op school waren geweest met de Nederlanders , maar hun aantallen zijn niet zo veel.
    De grote massa stond onverschillig en hebben hun eigen zorg ( gebrek aan eten, kleding en medicijnen) .

    Voor zo ver ik weet (verhalen van mijn ouders van 1915 en hun generatie ) zagen ze de Japanners als katalysator / middel tot merdeka en niet als overheersers.
    De Japanners hadden hun 3A beweging zelf opgedoekt en vervangen door PUTERA waar de Indonesische nationalisten een grote rol spelen.
    De rol van de “onoverwinnelijke” / superieure blanken werd ook weggevaagd , in de meeste gevallen was er weinig gevochten door de KNIL, uitgezonderd in bepaalde plaatsen.
    Zoals in Borneo( olievelden).

    • Ed Vos zegt:

      Voor zo ver ik weet (verhalen van mijn ouders van 1915 en hun generatie ) zagen ze de Japanners als katalysator / middel tot merdeka en niet als overheersers.
      —————-
      Dit laatste begrijp ik niet geheel Pak Surya Atmadja.

      Je zou eerder zeggen dat de Nationalisten de Japanners hoogstens gedoogden binnen de contuiniteit van de bezetting van Indie – zoals zij de Nederlanders gedoogden tijdens hun aanwezigheid– terwijl ze achter de coulissen daar heel anders over dachten en snode plannen aan het beramen waren.

      Dat de Japanners de Indonesiers onafhankelijkheid hadden beloofd waren zij niet vergeten. Daarop werden zij (de Japanners) tegen het einde van de oorlog – toen de Japanners aan de verliezende hand waren – daarop dan ook aangesproken. Toen was de tijd daarvoor rijp.

      Ook voor de indonesiers — Merdeka — kwamen de atoombommen op tijd.

      • RLMertens zegt:

        @ EdVos. Japan als katalysator gaf de doorsnee Indon.; zelfbewust/zelfvertrouwen! Als broekie van 6/9 jr. zag ik/viel het mij op het- in Ambarawa vooral bij de jeugd. Alle katjongs/gendök (straatvlegels/ huishulp jongens/meisjes- wie weet een betere vertaling? liepen stralend/ marcherend naar school/aloon2 etc. Ik keek, in mijn karongbroekje, blote bast! naar hen keek en realiseerde mij toen al!, dat ik nu de katjong was.Het was een rare gewaar wording, echter wel realiteit. Ik, werd nu gecommandeerd/afgeblaft! als ik ergens(een gendongdong,djagoeng) probeerde te stelen! Bij honger/ lunchtijd liep ik naar de sawahwachter( die in een hutje op palen verbleef en tot taak had, met een lang touw gespannen over een sawahdeel met lawaai atributen, de vogels weg te jagen en hard/schel; ‘ja-ie-loer’ schreeuwde. Hij had meestel lekker eten/lunch pakket bij zich en omdat ik hem opzocht/gezelschap hield, mij meestal wat toedeelde. Toekang ja-ie-loer was voor mij een baken in nood.Geen Indo vrouw/man die zich kon permiteren ‘vooroorlogs als een Belanda’ rond te lopen. Ik weet nog dat mijn moeder(en ik ) haar spullen zeer beleefd/timide te koop aanbood en (kwaad) afdroop als men haar te woord stond met ‘ ah, da oesah!'(niet nodig). En ‘die verwaande Javaan’ uitriep! De rollen waren omgedraaid!

      • Ed Vos zegt:

        In ieder geval hr Mertens — overigens ben ik zeer geinteresseerd in Midden-java — na de internering in een jappenkamp, en zijn deelname aan de acties op Bali was mijn vader bekeerd. Hij kreeg oog voor de arme bevolking van Indonesie, en vooral voor wat nederigheid was en gelijkheid. Dat laatste ontbrak wel bij menigeen die dacht dat hij iets voorstelde in Indie.

  12. Surya Atmadja zegt:

    De Indonesiers(toen nog Nederlandse Onderdanen NIET Nederlanders) zijn al lang van bewust over het gevaar van facisme.
    Zie de solidariteitsstrijd van de leden van de Perhimpunan Indonesia in Nederland die tegen de Duitsers hadden meegevochten, met veel offers.
    Ook waren de groep Komintern (de later PKI jongens) werden actief.
    Sjahrir is ook niet te spreken over de Japanners.
    Men had toen ondergronds en bovengronds activiteiten ontplooid (deze aspect weten de meeste Nederlanders niet).
    De Japanners en Indonesiers hebben beiden dubbele agenda’s.

    De onafhankelijkheid werd pas beloofd toen de kansen op het front aan het veranderen was ten nadele van de Japanners .
    De rol van Soekarno is in de ogen van de Nederlanders duidelijk, collaborateur.
    Terwijl Soekarno met andere groepen, nationalisten leiders en Moslim organisaties (O.a Masjumi die nota bene door Japan werd “opgericht”) hun eigen plan uitstippelen.
    Masjumi was een overkoepelende Moslim organisaties zoals Nachdatul Ulama en andere groepen.
    Bijna de hele lerarencorps hadden ook Japans moeten leren en de jeugd klaarstomen.
    De Jap. denken voor hun als kannonenvoer , terwijl de indonesiers hun PETA , Seinendan,Keibodan etc gebruiken om de plaats van de Japanners over te nemen als Japan de oorlog verliest.

    De linkse groep nationalisten werden verdeeld in PKI(ex Sneevliet), Partai Murba, Partai Sosialis Indonesia.
    En de radicale Pemuda’s zoals Sukarni, Chaerul Saleh, Tan Malaka ,Amir Syarifudin etc .
    Alleen de PKI had een dolksteek gegeven aan de Republiek, opstand van PKI in Madiun ( 1948).
    Men moet diverse bronnen (Indonesisch) na lezen , en als je weet hoe die zaken/verwevenheden tussen alle groepen zie je de “rode draad” (!!).
    De Indonesia merdeka was eerstnog Javaans=Groot Java, gelanceerd door de Boedi Oetomo 1908 . De Javanen waren te dominant aanwezig
    Later werd he Indonesia Raya , gelanceerd door tijdens de Sumpah Pemuda 1928.

    Alleen de Nederlanders waren blind en doof omdat ze nooit hadden geweten (geen kontakt met de “inferieure” Inlanders) of door arrogantie door te denken dat pas in de toekomst mogen de Inlanders vrij worden , uiteraard onder de leiding van de blanke toeans.
    Maar dat was al een gepasseerd station, de Indonesiers zeggen , terima kasik, we willen geen melkkoe worden van de Nederlanders.

    • RLMertens zegt:

      @S.A. Ik denk ook wel dat de laatste honger periode ’44/’45 (Peta opstand)de Indon.bewuster heeft gemaakt; ‘never again the life and blood of any nation!'(hoe treffend) oftewel ;’hidoep atau matti, merdeka!’ Ooit las ik een boek van een Indische schrijfster, noemde zich Leonore George, echte naam Hofmann; Herrijzenis niet gewenst; haar familieverhaal waarin zij verhaalde dat alleen met ‘grof geweld’ Ned. uit Indië te verdrijven is.( boek heb ik helaas ooit verkocht) Ik zelf denk ook aan het gedicht van Roorda van Eisinga( een Holl.officier!) 1875; de vloekzang van Sentot- De laatste der Hollanders op Java. Een profetie van de bersiap. Exact, die woede en haat reeds toen al voorspeld. Ach, verzucht ik nu dan; hoe is toch mogelijk dat die Ned.poltici van toen het niet zo zagen. Terwijl zovele prominenten, ook Indon.Volksraad leden;Thamrin,Soetardjoh,Wiwoho en Sijono-min.in het Londen kabinet, door Van Mook voorgedragen en zovele Nederlanders; in Ned.;v.Randwijk en Indon.;de Progressieve groep etc.het WEL anders zagen! En Ned.profeit (bedrijven, ondernemingen) tenslotte verkwanselde! Om maar te zwijgen over min.(K)Luns met zijn Nw.Guinea.

  13. Peter van den Broek zegt:

    Over het rassengedoe ga ik niet op in want de Neurenbergse Rassenwetten van Alfred Rosenberg geven toch al genoeg uitsluitsel, anders leest U het boek van de Gobineau L’inegalité des races humaines, dat het uitgangspunt is van de NS-rassentheorien..Ik wil als domme Indo niet voor racist uitgemaakt worden.

    En waarom Anne Frank door heel Nederland omhelsd wordt, dient U maar aan die 98.000 verdwenen Joodse Nederlanders te vragen. Anne Frank kwam op de lijst van bekende Nederlanders op de 2de plaats, toen wilde een groep Nederlanders haar POSTHUUM het Nederlanderschap geven, een beter voorbeeld van necrofilie is niet voorhanden.

    Met veel aandacht en interesse heb ik het verhaal van dhr van der Worm gelezen. Misschien heb ik het verkeerd gelezen maar de verhouding Indonesiers-Indischen in WO2 komt helemaal niet ter sprake!!!!Het schijnt bij iedereen een taboeonderwerp te zijn, want die 170.000 buitenkampers moeten statisch gezien wel kontakt hebben gehad met die 60 miljoen Indonesiers. Dat niet alleen maar hoe kondne die Indischen in die zee van Indonesiers overleven?. Er wordt ellenlang over Japanners en wat al niet meer gekakeld maar een vies woord over de Indonesische buren wordt niet gegeven. Het lijkt wel of contact met de Indonesiers eigenlijk al een soort collaboratie, ontrouw aan de Koningin was, die ook maar naar het veilige Londen is gevlucht, dus fout was.

    Teon ik mijn oom vroeg hoe het contact was met de Indonesiers in Jakarta, antwoordde hij we zaten bij elkaar op school, je kent elkaar, dus je hielp elkaar. En dat vind ik wel geloofwaardig.

    • Surya Atmadja zegt:

      Peter van den Broek zegt:
      21 oktober 2013 om 1:34 am
      Dat niet alleen maar hoe kondne die Indischen in die zee van Indonesiers overleven?. (1)
      Er wordt ellenlang over Japanners en wat al niet meer gekakeld maar een vies woord over de Indonesische buren wordt niet gegeven. Het lijkt wel of contact met de Indonesiers eigenlijk al een soort collaboratie (2), ontrouw aan de Koningin was,

      Teon ik mijn oom vroeg hoe het contact was met de Indonesiers in Jakarta, antwoordde hij we zaten bij elkaar op school (3), je kent elkaar, dus je hielp elkaar. En dat vind ik wel geloofwaardig.
      —————————————————————————–
      1.Vraag ik me ook af ,en dan zag ik in “archief van tranen” dat de(Indische))Nederlanders vogelvrij waren en dat de pemuda’s achter hun waren gegaan .

      2. Het zal bij mij altijd bijgebleven zijn hoe voor sommigen moeilijk was om hun link met de “verfoeide”inheemsen naar voren moeten halen om alsnog niet naar de kampen moeten .
      Zag het in een film/reportage.
      Bij de Japanse kampen zal niemand het niet leuk of goed hebben( zoals voldoende eten/drinken/kleding-medicijnen) , en de “rot”Japanners maar kennelijk was het buiten de kamp nog “iets”beter .
      Of het zo is weet ik niet, ben nog niet geboren(!), daarom zeer geinteresseerd hoe het vroeger was gegaan.
      Voor zover ik weet hebben de tientallen miljoenen Indonesiers ook moeilijk, weinig eten(o.a beri beri) ,kleding, medicijnen.
      Ze eten ook bloem van een banaan of gebruiken de bast van een banaan als kompres .
      Als er schaarste is ( 1944-1945) dan eet men desnoods kangkung , en andere eetbare gewassen , kleine diertjes etc.Alles wat eetbaar is.

      3.Vriendschappen /goede relatie hebben is belangrijk.
      Dat hoorde ik van de verhalen van mijn ouders.Mijn ouders zijn Indoneiers.
      Ik ken iemand die tegelijk binnen en buitenkamper was geweest.
      In het begin waren ze vrijwillig gemeld om opgenomen te worden in een kamp .
      Ze waren bang voor de onbekende situatie ( pemuda’s , ploppers en andere onbekende figuren).
      Na een korte tijd bleek dat volgens familie die buiten waren gebleven niks aan de hand was .
      Hun opa/familie had goede contacten met de omringende buren , dus werden ze “beschermd”(een goede Belanda) .

      • P. Vermaes zegt:

        @Surya Atmadja: Ze eten ook bloem van een banaan of gebruiken de bast van een banaan als kompres .
        Een kleine correctie of aanvulling: destijds zat ik zwaar onder de zweren, voeten, benen en armen. Die werden verzorgd, zo goed en zo kwaad als ’t ging. Als een ontsteking een kompres nodig had, dan werd er watten gedrenkt in “boorwater” op de ontsteking gelegd en afgedekt met “taft”. In plaats van taft gebuikten we jonge pisangblad.

      • Ed Vos zegt:

        Te uwer info. Bestaat er een hierarchie in leed?

        Mensen die veel met getroffenen door de Tweede Wereldoorlog werken, zijn ermee bekend. Bij Israëliërs en Palestijnen doet zich een vergelijkbaar fenomeen voor. De hiërarchie van leed gaat over de vraag wie het ergste leed heeft meegemaakt, en hangt nauw samen met de behoefte aan herkenning en erkenning. Herkenning dat je geleden hebt door wat je hebt meegemaakt, en erkenning van dat leed door anderen.

        Leed kent een hiërarchie

      • Jan A. Somers zegt:

        citaat: “In het begin waren ze vrijwillig gemeld om opgenomen te worden in een kamp .” Het Japanse interneringskamp in Soerabaja (De Wijk) was eerst overdag open, toen zijn er de eerste weken ook vrouwen en kinderen vrijwillig naar toe gegaan. Hun geld was op, in het kamp was er onderdak en eten. Pas later merkten ze dat de geschiedenis ook voortgang heeft.
        De Brits-Indische troepen die op 25 oktober 1945 in Soerabaja aankwamen hebben voortgeborduurd op een idee van resident Soedirman om vrouwen en kinderen in beschermde wijken onder te brengen. Zij kwamen daar vrijwillig naar toe. Mijn moeder en zus woonden toen al in een van die wijken, Darmo. Het is die troepen niet gelukt dat vol te houden, daar waren ze niet sterk genoeg voor. Bij het overbrengen van vrouwen en kinderen vanuit Goebeng naar Darmo is het goed fout gegaan. De bescherming van Darmo moest worden gestaakt, waarna de meeste vrouwen en kinderen in november zijn afgevoerd. Ze zijn van hot naar her versleept, en tenslotte pas in juni 1946 door bemiddeling van het Rode Kruis in Midden Java opgespoord en via Semarang geëvacueerd naar Soerabaja, Batavia en Singapore.

  14. Surya Atmadja zegt:

    Jan A. Somers zegt:
    21 oktober 2013 om 3:57 pm
    .” Het Japanse interneringskamp in Soerabaja (De Wijk) was eerst overdag open, toen zijn er de eerste weken ook vrouwen en kinderen vrijwillig naar toe gegaan
    —————————————–
    Wat ben ik blij dat Pak Jan ( ervaringsdeskundige, ooggetuige) hier een genuanceerde verhaal wil plaatsen.
    Niet van die mambo jambo verhalen zoals Pia v.d Molen had gedaan in haar docufictie ( bestaat het wel ?) Archief van Tranen.
    Voor dat je het weet komen nieuwe mythes erbij .
    En dan moeten we het afwijzen want dan is het geschiedvervalsing (!!)

    http://dare.uva.nl/document/170485

    • Ed Vos zegt:

      Ja, die mambo jambo verhaleen komen de wereld in vooral doordat ons niet alle feiten worden verteld, sommige feiten worden ons simpelweg onthouden.

      “Bij het overbrengen van vrouwen en kinderen vanuit Goebeng naar Darmo is het goed fout gegaan. De bescherming van Darmo moest worden gestaakt, waarna de meeste vrouwen en kinderen in november zijn afgevoerd. Ze zijn van hot naar her versleept..”

      We hebben het hier dus over de bersiapperiode.
      Eea doet me denken dat vrouwen en kinderen ea 14 kilometer moesten lopen van Salatiga naar Banjoebiroe.

      Het ging hier om zo’n 1000 (duizend) personen.
      Mij dunkt dat waren geen gijzelaars, krijgsgevangenen of ruilmateriaal van de Nationalisten.
      Het idee al. Ronduit belachelijk.

      Uiteraard waren er niet genoeg voertuigen, behalve een aantal grobaks. Degenen die niet tegen betaling in die groblaks konden moesten die afstand te voet afleggen.

      Max? Die heeft goed gerekend. Hoeveel leden levert het op wanneer zij “opkomt” voor en aandacht schenkt aan indische perkara?.

      • Ed Vos zegt:

        Nogmaals de vraag: van wie had men het ergste te vrezen?

        Plunderingen. Die konden door iedereen gedaan werden, van een arme boer tot georganiseerde bendes.
        De moorden en moordaanslagen. Wanneer die georganiseerd waren, niet van Soekarno. de pemuda cs. die hadden er totaal geen belang bij.
        Het waren of extreme radicalen of jihadisten.

        Er waren te veel partijen betrokken die onderling ook slaags raakten. De een wilde een communistische staat, de ander wilde een islamitische staat. De ander (de bendes) was opportuun genoeg om te weten dat zij de kant van de nationalisten moesten kiezen. Allen met 1 excuus, de strijd voor de Onafhankelijkheid en tegen de kolonialen: Japanners, Engelsen, en de Nederlanders die wilden terugkeren en de status quo van voor WOII wilden herstellen.
        Vergeet daarnaast ook niet vergeldingsacties en afrekeneningen, die de goede Belanda bespaard bleven.

        .

      • Ed Vos zegt:

        Volgende vraag: had de onafhankelijkheidstrijd, bersiap racistische trekken?.

        1. Het is wel waar dat de Chinezen het aan rasgevoel nooit heeftontbroken. Dat heeft een solidariteitsgevoel bij hen ontwikkeld, waardoor zij zich op een bijzonder standpunt in de loop der eeuwenhebben weten te handhaven. […] Zij hebben zich met de inlandse
        bevolking vermengd maar niet verenigd.

        Aan de andere kant hebben zij contracten met Europeanen vermeden, althans op Java, welke een doorlopende staat van ondergeschiktheid, een verhouding van dienaar
        en meester medebrengen, gelijk bij huisbedienden het geval is. Zij hebben zich eenvoudig als handelaars en industriëlen tot die contracten met Europeanen bepaald, waarin zij gelijkgerechtigde partijen zijn. Door een dergelijke bewuste gedragslijn, door hun solidariteit, hun aaneensluiting, door de kracht van hun geheime genootschappen,
        opgericht met het doel om elkaar te steunen en van waar uit, zo nodig, de dwingende macht van het lijdelijk verzet in werking kon worden gebracht, hebben zij tussen Europeanen en Inlanders in, als bangsa tengah,2 een aparte stelling weten te handhaven.

        Van koelies, klontongs en kapiteins : het beeld van de Chinezen in Indisch-
        Nederlands literair proza 1880-1950
        Author W.W. Dharmowijono
        Faculty of Humanities
        Year 2009

        Voorts:
        http://nl.wikipedia.org/wiki/Chinezenmoord

        2.
        Wanneer je als indo jezelf profileert als apart ras, apart volk is elke aanval op een indo al racistisch getint. Maar zo werkt dat niet.

      • Ed Vos zegt:

        Tot slot aan degenen die het opeens op dit forum voor de Chinezen opnamen:

        Zonder de Chineezen zou ons veel hebben ontbroken, en toch verfoeiden wij die hondeneters’, schreef oud-officier W.A. van Rees van het Nederlands-Indische leger in 1881. Het citaat toont de dubbelheid van het Nederlandse perspectief: de Chinezen waren harde werkers, steunpilaren van de Indische economie en een voorname bron van inkomsten voor het Gouvernement, maar er werd vanuit een westers superioriteitsgevoel op hen neergekeken.

        http://www.internationaleneerlandistiek.nl/cgi/t/text/text-idx?c=ivn;sid=86c816196e4ddb3837fea2cfb69768d2;rgn=main;idno=m4803b11;view=text

  15. Peter van den Broek zegt:

    dhr Vos
    “citaat” …..Wanneer je als indo jezelf profileert als apart ras, apart volk is elke aanval op een indo al racistisch getint. Maar zo werkt dat niet.
    Gelukkig is het maar een hypothese want de redenering strookt niet met de werkelijkheid, tenminste ik ben het Indische ras in de Indische geschiedenis niet tegengekomen of het moet het idee zijn geweest dat Nieuw-Guinea het beloofde land voor de Indischen, het Indische ras zou worden in het spoor van dhr Werner en andere opportunistische Nederlanders. De Indischen als resultaat van rassenvermenging leidt in de optiek van het racisme tot degeneratie van het ras. Dus Indischen in de koloniale optiek waren de degeneratie van het ras en als zodanig behandeld. Dus het is de maatschappij die Indischen als minderwaardig beschouwt en niet omgekeerd, Indischen hoefden zich helemaal niet te profileren, dat werd door anderen gedaan.

    “citaat”…maar er werd vanuit een westers superioriteitsgevoel op de Chinezen neergekeken…..het past meer in de koloniale verhouden om alles wat niet-Europeide was als minderwaardig te beschouwen. Chinezen als onderdeel van het Gele ras waren minderwaardig aan het Europeide of blanke ras.

    In dit verband werd door een deelnemer van het blog door gebrek aan kennis gesproken over pogroms (afkonstig uit het russische) in de bersiaptijd. Het klinkt wel allemachtig interessant, maar het slaat wel als een tang op een varken. Een terugblik naar ex-Joegoslavie leert wel wat een pogrom of een ethnische schoonmaak is.

  16. Marije Dijkstra- van den Worm zegt:

    Bij toeval ben ik dit stuk van mijn opa Erne van den Worm nu tegengekomen. Wat fijn om af en toe weer zijn verhaal te lezen. De peuter is mijn vader. Voor mijn generatie was het vaak gissen wat precies het verhaal was/is. De film buitenkampers heeft mij persoonlijk geraakt, de geschreven verhalen van mijn opa ook. Zelfs toen ik een paar jaar geleden in Indonesie was kon ik de geschiedenis voelen. Dank opa! Ik hoop je nog vaak tegen te komen via internet, film en boeken dan is het net of je er weer bent.

Plaats een reactie