De ‘Glodok-affaire’ werd lange tijd beschouwd als een bijzondere internering. Bijzonder vanwege het tijdstip (pas in 1945), de geïnterneerden (allen Indo-europeanen) en het motief (de onwil van de Indo-gemeenschap tot samenwerken). Echter, het werd vooral gezien als internering. Pas in de jaren ´80 werd het motief vertaald in termen van door individuele jongeren gepleegd ‘verzet’, en bleek de Glodokgevangenis honderden verzetsdeelnemers te hebben gehuisvest. De commotie die deze onthulling teweegbracht, leidde tot een nieuwe affaire…
De Java Post blikt terug. Vandaag het derde en laatste deel van deze bijzondere geschiedenis.

Het (overigens foeilelijke) Glodok Monument in de tuin van Bronbeek, Arnhem. Het opschrift luidt: “Ter nagedachtenis aan hen wier moed en standvastigheid zegevierden over de dood.”
In de jaren kort na de Tweede Wereldoorlog werd nog niet geschreven over ‘Glodok’ in relatie tot verzet. In een overzicht van verzetsactiviteiten afkomstig van het Comité Verzetsster Oost-Azië wordt de Glodok-groep niet genoemd. Evenmin in een uitgebreid verslag over het verzet van de hand van journalist G. Aalbertsberg, uit 1948. Glodok wordt wel genoemd in het eindverslag van de Commissie belast met de uitvoering van de regeling Japanse Uitkeringen, in 1960, echter slechts als interneringslocatie. In het kader van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers (Wuv, 1973) werd dit oordeel overgenomen, natuurlijk zonder verder onderzoek naar eventueel verzet, omdat ook de Wuv slechts internering had te beoordelen.
Rond 1980, er bestaat op dat moment een reünistenclub van ex-Glodokgevangenen, wordt voor het eerst landelijk aandacht geschonken aan het feit dat de jongens geïnterneerd zouden zijn geweest omdat zij samenwerking met de Japanners hadden geweigerd. Aanleiding hiervoor was de instelling van het Verzetsherdenkingskruis. Als woordvoerder wordt naar voren geschoven Eric Soute, de man die op 18 september 1944 de overigen had opgejut ‘anti’ te zijn. Het Comité VHK, belast met de beoordeling van de aanvragen, was niet onder de indruk. Het geclaimde verzet was te dunnetjes, zo werd geoordeeld.
Wet Indisch verzet
Het zelfde oordeel werd enkele jaren later, na de inwerkingtreding van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (Wiv, 1986), uitgesproken door de Buitengewone Pensioenraad. In navolging van het advies van de Commissie Indisch Verzet vond ook deze Raad het geclaimde verzet te weinig substantieel, zij het dat een uitzondering werd gemaakt voor Eric Soute. Zijn rol als initiatiefnemer werd wel positief beoordeeld; met deze enkele erkenning verwachtten Raad en Commissie met de verzetsclaim van alle ex-Glodokgangers te hebben afgerekend. De argumentatie sloot aan bij de wettekst: “Tot verzet wordt gerekend activiteiten (…) verricht met het oogmerk door daad of houding afbreuk te doen aan de militaire of ideologische doeleinden van de bezetter zonder dat daarbij persoonlijk gewin of andere persoonlijke motieven een rol speelden en welke een zekere mate van duurzaamheid of intensiteit inhielden en waaraan voor betrokkene een duidelijk risico verbonden was.” Bij de beoordeling van de Glodok-affaire waren de persoonlijke motieven van de individuele aanvragers onvoldoende helder, en de intensiteit (het geval Soute uitgezonderd) onvoldoende. Over de duurzaamheid kon weinig worden gezegd, want op dat moment was niets bekend over namenlijsten van ondervragingen. De Raad moest het slechts doen met individuele getuigenverklaringen, die – en dit werkte in het nadeel van de jongens – té veel op elkaar leken. Alle leden van de reünistenclub hadden in Glodok gezeten omdat zij meermalen hadden geweigerd samen te werken met de Japanners, – dit was zo ongeveer het door de aanvragers geschetste beeld.
Een bijzondere uitspraak
De Glodokjongens (mannen op leeftijd inmiddels) konden zich bij dit oordeel moeilijk neerleggen. Velen dienden een bezwaar in, en enkelen gingen daarna in beroep. De eerste zaak die bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB) op de rol stond, was die van de heer A.F.J. Ahrens (Wiv 1989/12). Op 8 november 1990 kwam de Raad tot het volgende oordeel: “Eiser is in 1945 gearresteerd wegens zijn weigering om zich aan te sluiten bij een pro-Japanse jongerenorganisatie en vervolgens om die reden geïnterneerd in de Glodok-gevangenis. Eiser heeft steeds verklaard, dat hij tijdens zijn internering bij herhaling heeft geweigerd zich ten gunste van de bezetter uit te spreken. De CRvB heeft geen reden aan de lezing van eiser te twijfelen. Zij komt ook overeen met de geschiedschrijving terzake, waaruit naar voren komt, dat op de Glodok-geïnterneerden grote druk werd uitgeoefend om zich alsnog met Japan solidair te verklaren. Al deze elementen tezamen leiden de CRvB tot het oordeel, dat eiser moet worden gerekend tot de deelnemers aan het verzet in de zin van de Wet.”
Het was een opmerkelijk oordeel, omdat – bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing van de kant van de Pensioenraad – de CRvB “Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog” van dr. Lou de Jong uit de kast had getrokken. In deel 11b van dit werk (uitgebracht in 1985) wordt gesuggereerd dat de meeste jongeren die in Batavia bij het KOP werden ontboden zich ‘anti’ hadden uitgesproken, en dat juist díe jongeren daarom later gevangen werden gezet. Verder las de Raad onder andere dat “Op diegenen die in de Glodok-gevangenis opgesloten zaten, door Van den Eeckhout en de zijnen grote pressie werd uitgeoefend om zich alsnog met Japan solidair te verklaren. Dat werd geweigerd: zo al niet door allen, dan toch door de meesten.” Met andere woorden, en dit was de conclusie van de CRvB, terugredenerende mag worden aangenomen dat de jongens die Glodok hebben overleefd zich meermalen ‘anti’ hebben uitgesproken.
Dat “Het Koninkrijk” in dit tekstgedeelte meerdere onjuistheden bevatte, was de Raad niet bekend. Er was immers geen deugdelijk onderzoek gedaan naar deze affaire, en dus moest het woord van eiser voor waar worden gehouden. Ahrens, zo zouden we kunnen concluderen, had een getuige van wereldformaat gevonden: dr. Lou de Jong himself!
Nader onderzoek
De gevolgen van de uitspraak waren enorm. Precies datgene gebeurde waar de Commissie Indisch Verzet en de Pensioenraad (inmiddels Raadskamer Bpr geheten door aansluiting bij de Pensioen- en Uitkeringsraad) zo bang voor waren geweest: vele tientallen, zo niet honderden ex-Glodok-geinterneerden dienden opnieuw een aanvraag in. De angst van de beoordelaars bestond daaruit, dat ‘Glodok’ een disproportioneel deel van de erkenningen zou gaan inhouden, zowel qua aantal, als qua aard van het verzet. Vanaf 1986 waren het steeds zeer zware inhoudelijke overwegingen geweest die op individueel niveau tot een beslissing hadden geleid: wél of geen verzetsdeelname. Nu echter zag men een enorme ‘verzetsgroep’ op zich afkomen die vrijwel zonder nadere overwegingen moest worden geaccepteerd.
Op voorstel van de Commissie Indisch Verzet werd nu door het Bureau Wiv nader onderzoek verricht. Dit onderzoek, gereedgekomen in 1991, baseerde zich uitsluitend op verklaringen, afgelegd kort na de oorlog. De discrepantie met de uitlatingen van 45 jaar later bleek namelijk té groot om deze laatste in het onderzoek te kunnen betrekken. Zij waren “teveel onderhevig aan beeldvorming achteraf.” In het onderzoek werd grote waarde gehecht aan de ondervragingslijsten van Pohan c.s. en Van den Eeckhout, omdat deze de meest objectieve bronnen zouden zijn van de verificatie van de op dat moment ingediende verzetsclaims. Uit de conclusie van het rapport: “De internering van een grote groep jongeren in 1945 in Batavia is de geschiedenis ingegaan als de ‘Glodok-affaire’. Honderden jonge Indo-europeanen zouden geweigerd hebben zich uit te spreken voor samenwerking met de bezetter, en ten gevolge daarvan een onmenselijke behandeling hebben moeten ondergaan in een oude gevangenis. Uit het nu verrichte onderzoek komt een minder eenduidig beeld naar voren: niet alleen moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de jongens uit Batavia en de elders geïnterneerden, ook is er een verschil tussen de arrestaties die plaatsvonden in september 1944 en de internering van jongeren in januari 1945. Sommigen kwamen in de Glodok-gevangenis terecht omdat ze zich duidelijk ‘anti’ hadden uitgesproken, anderen omdat ze waren weggelopen uit Klapa Noenggal, omdat ze hun lessen niet regelmatig volgden, omdat ze hun baantje niet wilden opgeven of omdat Van den Eeckhout hen niet mocht. De meesten echter zaten in de Glodok-gevangenis omdat ze Indo-europeanen waren, om niet meer, en niet minder.”
Het rapport werd voor de zekerheid nog een keer naar het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (Niod) gezonden, met de vraag of dit instituut een second opinion kon geven. Het Niod meldde in april 1993 dat sprake was geweest van een zeer goed en gedegen onderzoek, en dat de (hierboven aangehaalde) conclusie werd gedeeld.
Bijgesteld beleid
De essentie van het rapport: de meeste geinterneerden zaten er ‘slechts’ omdat ze Indo waren, maar enkelen hadden volhard in hun weigering, gaf de Commissie Indisch Verzet wel aanleiding haar beleid bij te stellen. Ze adviseerde nu positief inzake aanvragen van de twaalf jongens die ook nog in augustus 1945 ‘anti’ bleken te zijn. Bij hen immers was sprake geweest van een ‘duurzame’ verzetshouding. In alle andere gevallen adviseerde de Commissie negatief; het onderzoek had voldoende materiaal opgeleverd om het hier verder bij te laten. De Commissie verwees in haar nieuwe standpunt met nadruk naar het feit dat niet werd getwijfeld aan de slachtofferrol van de Glodok-jongens. Dáárvoor echter kon een beroep worden gedaan op wetten als Wuv en Wubo.
De Raadskamer Bpr meende echter dat de uitspraak van de CRvB ook nú nog moest worden gevolgd, in die zin dat wel onderscheid kon worden gemaakt tussen jongens uit Batavia en andere geïnterneerden, maar dat verder, indien geen sprake was van een ‘contra-indicatie’ steeds een positief besluit moest worden genomen.
De relatie tussen de Commissie en de Raadskamer heeft lange tijd onder spanning gestaan. Voor de Commissie (bestaande uit burgers en militairen met Nederlands-Indische achtergrond) was het standpunt van de Raadskamer onbegrijpelijk. Deze laatste (professionals met juridische en of bestuurlijke achtergrond) hechtte echter meer waarde aan de juridische richtlijn van de CRvB, en had daarmee het laatste woord.
Een nieuwe affaire
De ex-Glodokreünisten reageerden verheugd, haalden de namenlijsten nog een keer uit de kast, en belden links en rechts wat rond. Het gevolg was dat bijna iedereen die kon worden bereikt, werd overgehaald een aanvraag in te dienen.
Enkele jaren later moest door de Raadskamer worden vastgesteld dat op de 400 à 500 uiteindelijke erkenningen in het kader van de Wiv, meer dan 100 betrekking hadden op Glodokjongens. Glodok heeft zo de grootste ‘verzetsgroep’ opgeleverd uit de oorlogsgeschiedenis van Nederlands-Indië. Vanuit historisch oogpunt een treurige conclusie.
Voor de Glodokjongens was dit alles geen bezwaar, en wie zal het ze euvel duiden? Nu zij hun eigen perceptie bevestigd zagen, drongen ze opnieuw aan op toekenning van het Verzetsherdenkingskruis. De overheid liet echter weten dat deze onderscheiding niet meer werd toegekend. De regeling was gesloten. De verontwaardiging was groot. Onder de kop “Ex-Glodok-gevangenen strijden voor erkenning” schreef De Volkskrant nog op 25 augustus 1998: “Erkend als verzetsstrijders, terwijl hun het Verzetsherdenkingskruis werd geweigerd. In die bizarre situatie verkeren ruim honderd Indische Nederlanders die tijdens de Japanse bezetting van het toenmalig Nederlands-Indië waren geïnterneerd in de Glodok-gevangenis in Batavia. De Vereniging Ex-Glodokgeïnterneerden 1944-1945 wil dat deze ongerijmdheid wordt rechtgezet, maar jarenlange onderhandelingen met de overheid hebben tot dusverre niets opgeleverd.”
De overheid is bij zijn weigering gebleven. De Vereniging Ex-Glodok-geïnterneerden 1944-1945 heeft, alvorens zich in 2008 te ontbinden, nog wel kunnen bewerkstelligen dat de verenigingsleden een zelf gefabriceerd Glodok-herinneringskruis hebben ontvangen, dat een herdenkingsplaquette werd geplaatst op Menteng Pulo in Jakarta (met een replica in de tuin van Bronbeek), en dat op basis van herinneringen uit eigen gelederen een publicatie over Glodok is verschenen.
xx
Dit is nu weer stank voor dank van de nederlandse-staat, dat wij geweigerd hebben samen te werken met de jappen plus nog in mijn geval, bij aankomst in nederland moest ik invoerrechten
betalen voor mijn horloge en fototoestel elk 25-gulden(1958), en op de zwarte-lijst stond.
Ben nu gelukkig afgevoerd van de lijst.
Schandalige reactie van de Nederlandse overheid!
Wederom een duidelijk voorbeeld van onbenul, in dit betrokken geval, ten aanzien van de betrokken groep weigeraars.
Beste R.G. Vailant, Ik ken een Rudi vaillant had een zus tineke,die op de theresia-school heeft gezeten en wonende op de lombokweg te jakarta, ben je dezelfde persoon??
Graag reactie.
Beste Frans Haaken,
Ik ben niet een broer van Tineke Vaillant maar een volle neef.
Het toeval wil dat ik juist bericht heb gehad dat Tineke Vaillant Is overleden en deze week
zal worden gecremeerd of begraven. Ik beschik momenteel niet over de juiste gegevens..
Ik heb er wel om gevraagd ook al omdat ik voor W.O.II erg veel kontakt met de familie heb gehad aan de Lombokweg te Batavia.
Tineke’s broer heette Robert en hij is reeds enige tijd geleden overleden.
Mijn telf.nr. is : 070 – 3209220
Trots op mijn vader R.J. Ceuleers, die tot het laatste toe “anti” bleef ook na de zoveelste ondervraging van Van den Eeckhout. Mijn vader was 16 jaar op het moment dat hij geïnterneerd werd in Glodok. Voor mij geen verrassing dat hij tot het laatste toe “anti” bleef. Zoals zijn kleinkinderen vol trots zeggen “echt iets voor opa”. Hij bleef solidair met zijn celgenoten. Als je als jongere op die leeftijd blijft volharden in jouw verzet en dit geen verzetsherdenkingskruis waard is, dan is dit uiteraard in en in triest.
Beste Jacqueline,
Gaarne sluit ik me volledig aan bij hetgeen Frans Haaken heeft geschreven. Ik hoop je vader in april 2015 wederom te ontmoeten Ik ken hem doordat hij met een heel goede vriend van me , Eugene de Bruin Vermeer, ons eten heeft versjouwd van de keuken naar de verdeelplaats.
Ik volg met grote interesse wat er over Glodok is geschreven. Een ernstig gemis is de vermelding van het boekwerk”: Ïndisch Jongerenverzet 1944″ Geschreven door Glodok-jongens die deze ellende persoonlijk hebben meegemaakt.
Hartelijke groeten van Ruud Vaillant
Beste Jacqueline, geweldig hoe jij over je vader praat, ken hem heel goed ook Roos en Netty
en de rest van de fam. Groetjes