Herinneringen aan de reis van Bandoeng naar Den Haag, 1946
Door Ed Kerkhoven
Het jaar 1946 begon voor ons op 28 februari, de dag waarop we afscheid namen van Indië. Nog voor zonsopgang wachtten we al in Tjihapit op het busje dat ons naar het vliegveld zou brengen. We stonden aan de rand van het Tjibeuningplantsoen en vlakbij het kerkje waar oom Edu en tante Emmy in 1941 waren getrouwd en mijn oudere broer Rudolf en ik nog bruidsjongens waren geweest.
Dit keer was het alles behalve godsdienstig. Het was meer een schreeuwen en dansen. Wij, kampkinderen, moesten onze energie kwijt, en zongen luid:
Ta-ra-ra-boem-diee
De dikke dominee,
Die had zijn gat verbrand,
Al aan de kachelrand.
We bléven het maar zingen, ook al wisten we misschien niet eens wat een kachelrand was.
Toen het busje eindelijk arriveerde, stapten wij snel in. ‘Hoera! We gaan vliegen!’ We waren nog nooit in een vliegtuig geweest, en waren door het dolle heen. Rudolf zei iets, en kreeg op zijn donder van mijn moeder toen hij het woord ‘amper’ gebruikte. Ze zei: “Nu moet het maar eens afgelopen zijn met dat Indisch gepraat.” Wij hadden immers geen Nederlandse taal geleerd op school, want er was geen school. Hoe kon je nu weten wat goed of slecht Nederlands was? Rudolf en ik spraken petjoh. Het gekke is dat ‘amper’ nu een heel goed Nederlands woord is, zelfs de Vlamingen gebruiken het.
Batavia
Na verschillende checkpoints te zijn gepasseerd, arriveerden we op Andir. Er stond een Dakota voor ons klaar. Zodra het vliegtuig in de lucht was, zongen we het lied dat ons van tevoren zo goed was geleerd:
In een vliegmachine,
In een vliegmachine,
Kun je alle hoge daken zien
En je vliegt maar over land en zee,
En als ik groot ben,
Ga ik ook eens mee
Omhoog, in de lucht!!
Als een vogel in zijn vlucht.
De vlucht naar Batavia duurde een half uur, en inderdaad, ik kon de ‘hoge daken’ zien. Maar ik zag niet alleen dát, ik zag ook een prachtige, groene natuur, iets om nooit meer te vergeten. Achteraf hoorde ik dat deze vliegtuigen soms moeite hadden om met zo veel gewicht op te stijgen. Dit was ook de reden waarom we zo nodig moesten zingen. Anders konden we wel eens in paniek raken!!
Op Kemajoran, in Batavia, werden we met zijn vijven in een jeep gehesen. Er kwamen twee zwaarbewapende militairen mee. Het moet er raar hebben uitgezien, zo´n volle jeep met mijn goeling (rolkussen) bovenop de bagage!
Voor onze inscheping in Priok moesten we nog een keer worden geregistreerd. Terwijl mijn ouders zich dáárover bekommerden, liep ik alvast naar het schip en legde mijn hand tegen de romp. Het voelde goed, en gaf me vertrouwen.
De Japara vertrok nog dezelfde dag, en ik had al snel met een paar andere jongens een plaatsje op de brug gevonden. Wat een openbaring! Rudolf, die natuurlijk altijd alles beter wist dan ik, zei: “Dáár ligt Sumatra en dáár ligt Java.”
Dat zal wel, dacht ik, maar wist nog niet goed wat het voor mij betekende.
Op zee
De volgende dagen waren eentonig. We moesten ons aanpassen aan de nieuwe omstandigheden. In het ruim van het omgebouwde vrachtschip waren ons bedden toegewezen, vier bunkbedden boven elkaar. Het was er nauwelijks uit te houden door de hitte. De enige ventilatie was de lucht die uit een buis van het dek kwam, maar die je niet kon inademen. Mijn moeder vond een oplossing. Het trappenhuis had een soort ingangspoort met een horizontaal dakje waarop je kon slapen. Het plekje moesten we wel dag en nacht bezet houden, want de bemanning wilde daar ook slapen. Als ze kwamen kijken, vonden ze altijd één van ons.
De bemanning was beslist niet in een jappenkamp geweest. Ze waren gespierd en goed gebouwd. Eén van de mannen was heel erg gemeen. Hij pakte me soms bij de handen, sleurde me naar de reling en zwaaide me dan boven het water en buiten het schip. Als ik er nog eens aan denk, zie het schuimende, witte en zwarte water onder mij. Hij moet een keer gesnapt zijn, want opeens hield het op!
Waarom ik het niet aan mijn ouders vertelde? Dat deed je gewoon niet. Na alles wat er de vorige jaren gebeurd was probeerde je de dingen ook zélf te regelen. En ja, ik zou ook in nog grotere moeilijkheden kunnen komen, want de man zou het waarschijnlijk ontkennen.
x
In het Suez Kanaal klom een man die zijn bootje aan het schip had vastgebonden, het dek op. Hij sprak een rare taal, en liet allerlei goocheltrucjes zien waarvoor hij geld wilde hebben. Het schip werd er bijgetankt, en voor ons waren er kleren.
Op de Middellandse Zee hadden we oefeningen bij de sloepen, – voorbereidingen voor een noodsituatie op de gevaarlijke Atlantische Oceaan!
Later voeren we door Het Kanaal. Er was mist en het was griezelig. Ons schip en andere schepen en boten zeiden niets anders dan “boe, boe, boe.” Er werden lezingen gehouden ter voorbereiding van ander ‘zwaar weer’, onze komst in Nederland, en er werd een brief van Koningin Wilhelmina voorgelezen.
Holland
Na middernacht maakte Rudolf me wakker: “Dit moet je zien.”
Ik ging naar het verlaten dek. We voeren op het Noordzeekanaal, met straatlantarens aan beide kanten. Er kwamen allerlei berichten van de brug. Enkele bochten in het kanaal maakten het griezelig. Zou het land snel genoeg bijdraaien, zodat het schip niet op dat land zou varen? Ik ging weer slapen.
’s Ochtens kwamen we in Amsterdam aan. Een marinierskapel speelde een paar deuntjes. Net nadat ik van het schip was afgegaan, werd ik bijna overreden door twee paarden. Ze liepen aan de verkeerde kant van de weg!!
Ik was in Holland.
Mijn vader bleef in Amsterdam om zijn ouders op te zoeken. Wij reden echter met de trein naar Den Haag om de ouders van mijn moeder op te zoeken. We zaten weer allemaal bij elkaar in een coupé, terwijl de wagen achter het deurtje leeg was. Het was helemaal voor mij alleen en ging daar zitten. De conducteur kwam langs en zei iets vriendelijks tegen mij. Ik was verbaasd. Hoe kon iemand in een uniform iets vriendelijks tegen mij zeggen?
In Den Haag ging het verder, met de taxi, naar Oma. Voor mijn moeder een emotioneel weerzien.
Toen ik ’s avonds, vol van indrukken, moest gaan slapen, stond me nog een onaangename verrassing te wachten. Mijn goeling was verdwenen. Het was 28 maart 1946, precies een maand na ons vertrek uit Indië. Een afscheid voor altijd.
x
Brantford, Canada, 2008.
x
Inderdaad een leuke belevenis…
Ik zelf in Batavia geboren in1938 heb nog steeds een goeling-tje zo niet, slaap ik beslst slecht.
Dit heb ik ook meegemaakt met de reis Jakarta Amsterdam. Bij aankomst in IJmuiden kwam de douane aan boord en vroeg mij of ik iets aan te geven had. Ik zei nee. De man antwoordde met wat is dan dat fototoestel om uw nek? Ik antwoordde dat het een oud ding was. Uiteindelijk heb ik er toen in 1958, 25 gulden invoerrechten moeten betalen. Schandalig, en dan te denken dat wij hier als vluchtelingen aankwamen….
Prachtig geschreven verhaal Ed dat mij weer deed denken aan onze vaart van Singapore naar Nederland in Maart 1946. Zulke dingen vergeet je nooit , maar ik mis Nederlands Indie toch nog altijd – dat zal altijd mijn vaderland blijven ?!
Hartelijke groeten uit een zonnig East Sussex,
Ik ken die tocht ook, heb tot mijn 15de jaar in Meester Cornelis/ Batavia gewoond. Vertrok in 1947 met de Oranje naar Nederland. Namen in Singapore een stelletje Engelsen aan boord. Heb maar een heerlijke maaltijd gemist. Ik was een nacht zeeziek vanwege een storm in de rode zee. Kreeg in Egypte mijn plus four. Heb nergens de pyramides gezien. In Nederland eerst naar een pension in Noorwijk aan Zee, toen naar Scheveningen in een pension en de Johan de Witt HBS.
Greetings from sunny and hot Weeki Wachee, Florida, home of the Manatee.
Heb ook in Batavia gewoond op de Thibaultweg, Bogerijen
http://www.gastdocenten.com/Engels/The%20Oranje.htm
Leuk verhaal over de Oranje in 2 talen!
Ik kwam pas in 1958 naar Nederland. Slaap nog steeds in sarong en met een guling.
Peter Holsbergen
Ik kwam ook pas in 1958 in Nederland met de Sibajak!
Wat mij het meeste trof bij het debarkeren in Rotterdam was dat een witkiel mijn koffer droeg naar de douane…..
Toch raar…..van mij!
De goeling heb ik nooit bewust gemist.
Ik vroeg me af waarop de titel “Afscheid van de goeling sloeg”, want het verhaal gaat niet over de goeling , maar over een reis van Bandoeng naar Den Haag.
Voor een kind is het natuurlijk een onprettige constatering dat zijn goeling verdwenen is, want een goeling betekent afhankelijkheid van iets of iemand en waarvan het niet graag afstand wil doen.
Goeling staat ook voor warmte en vriendelijkheid. Dit zijn gevoelens die je allemaal moet achterlaten na je vertrek uit Indie/Indonesie.
In een Indonesisch- Nederlands woordenboek vond ik ook de uitdrukking “tukar guling”. Je zou daarbij denken aan “goeling ruilen” of “van goeling verwisselen”. Helaas heeft dat nu net niet die betekenis, maar is het beeldspraak en betekent het “ruilslag”.
Ruilslag is ook weer een woord dat nog steeds in het Bahasa Indonesia voorkomt, maar in negatieve zin wel te verstaan. Wat het exact betekent zal een forumlezer/schrijver die van ruilslagen goed op de hoogte is ons wel kunnen vertellen.
Ondanks dat ik in ’49 geboren ben in s’Gravenhage slaap ik nog steeds met een goeling.
Ik ben daar jaren geleden op eens mee begonnen.
Ik had een Indische moeder die al in ’68 is overleden en in ’47 door de sluizen voer en IJmuiden passeerde en daarna rechtstreeks naar s’Gravenhage afreisde zoals in een reisverslag stond.
Die goeling is voor mij een soort verbinding met mijn moeder die ik op 19-jarige leeftijd moest verliezen en ik vind het fijn om er mee te slapen.
Ergens vind ik het vreemd , Fred, dat je in het oude Nederland met een goeling zou slapen. Ik gebruik wel een goeling in de tropen.
Gerard , ik sliep in Djakarta met guling van echte kapok ( iets anders heb je niet) .
Toen onze zoon geboren werd 1986 kocht ik in Jakarta een (synthetische) guling voor hem ( en mijzelf) , een kleintje .
Die zijn meegegaan naar Nederland .
Nu heb ik dus twee Dutch Wives .
Hallo Surya,
Ik wist (ik woon al over 47 jaar in Engeland) dat de Britten het een Dutch wife noemen., maar toch vind ik het vreemd dat je in zo’n vochtig en koud (in mijn vorig bericht kwam de K niet door !) klimaat als in Nederland een goeling gebruikt !
Wat is nu de korrekte spelling – goeling of guling ???
Ik heb een Schots wive (een Macleod) !!!
Selamat,
Gerard
Gerard, zoals ik al schreef doe ik het al jaren.
Ik ben er aan gewend geraakt en om de paar jaar koop ik op de Pasar Malam een nieuwe sloop.Net terug uit Bali heb ik weer een verse goeling meegenomen.
Mijn vrouw blijft het vreemd vinden,maar zonder kan ik niet slapen.
Gerard, juist in dit KOUDE (niet “oude”) Nederland is het fijn om met een goeling (volgens zeggen noemen ze het hier “rolkussen”) tussen je benen te slapen.
Sliepoeng (welterusten)!Slaap zacht.
@ Gerard , dan heb ik (als Indonesier) geluk omdat ik een guling( nwe spelling, gOEling is oude spelling) en een Dutch wife heb.
Ik moet mijn guling altijd hebben bij me als ik thuis slaap in Amsterdam ( mijn dutch wife niet altijd , adoeh moet ze maar niet lezen dese).
Als ik met vakantie gaat (Indonesia -buiten Amsterdam) dan moet ik het thuis achterlaten.
Eén voordeel van gulings – ze zijn altijd heel gedwee, geven nooit een grote bek terug….en ze snurken nooit, in tegenstelling tot 6 broers!
Mijn familie heeft het nog tot eind 1957 kunnen rekken in Indonesie. Wij waren zeer fortuinlijk door op een normale manier te vertrekken uit Bandoeng van hotel naar hotel in Djakarta en vervolgens aan boord van de Oranje. Aangezien ik als jonge scholier destijds halsreikend uitkeek naar Nederland (nooit eerder er geweest) wilde ik niets missen van het arriveren. Wij voeren door het Noordzeekanaal naar Amsterdam. Ik probeerde alles in mij op te nemen van het “nieuwe” land. Het was heel vroeg en donker toen ik langs de oever iets ontwaarde wat voor mij het ultieme bewijs was dat wij inderdaad in Nederland reeds waren: een fietsend boertje op klompen. Ik riep nog door de stille ochtend naar hem: “Is dit Nederland?”.
Op het IJ zag ik iets vreemds: een soort voortbewegend ponton met heel veel mensen erop op weg naar hun werk. Na het van boord gaan, kwamen wij nog vroegere medebewoners in Bandoeng tegen. Daarna op weg naar een contractpension in het oosten des lands. Dat was een schril contrast met drie weken luxe aan boord van de Oranje.
Ik ben met de Johan van Oldebarneveld eind januari 1955 naar Nederland vertrokken.
Ik was toen bijna 17 jaar oud. Ook ik slaap nog steeds met een guling. Ik leef in twee werelden: In Nederland kan ik me goed aanpassen, maar niet aarden. In Indonesië kan ik me niet (meer) aanpassen (ben 2x teruggeweest), maar aarden zal me geen moeite kosten. Thanks to the politics moest ik mijn geboorteland verlaten.
De Koreaanse goeling is van BAMBOE, hahaha
