Malangse Indo-Europeanen op weg naar ‘Groot-Azië’
De oorlogsgeschiedenis van de Indo-Europese bevolking in Malang is vergelijkbaar met die in andere steden op Java. Een toenemende verpaupering in combinatie met een steeds grotere Japanse druk te worden ‘gelijkgeschakeld’. Evenals in steden als Batavia of Bandoeng konden de jongeren ook hier hun goede wil tonen door zich af te laten voeren naar werkkampen. Dat dit geen garantie was voor overleven, toont ons de volgende geschiedenis.
Om de Indo-Europeanen te winnen voor de Groot-Aziatische gedachte, werden in 1944 op initiatief van de Japanners in een aantal steden op Java verenigingen opgericht onder de naam Kaoem Indo. In Malang hebben twee van dergelijke verenigingen bestaan, eerst de Oeroesan Kaoem Indo (OKI) en later de Perlindoengan Kaoem Indo (PKI).

Malang, ca. 1930
Oeroesan Kaoem Indo
De Oeroesan Kaoem Indo werd opgericht in januari 1944 en stond onder leiding van de Indo-Europeanen Willy Ziesel, Van Krieken en Pieplenbosch. Mevrouw M.W. de Graaf-Huyer, werkzaam op het residentiekantoor (Malang Shuu Tyoo), werd aan de organisatie toegevoegd voor de administratie. De organisatie ressorteerde onder het Japanse departement Naisebu; beschermheer was eerst kolonel Kato, later Mizuno. Het kantoor van de OKI was gevestigd op de Moeriaweg, hoek Goentoerweg.
Een jonge Malanger zou later verklaren: ‘het doel van de Oeroesan Kaoem Indo was feitelijk om na te gaan in hoeverre de Indo-Europeanen met de Japanners wilden samenwerken. Daarvoor werden de jongeren twee vragen gesteld: 1. Erkent gij te behoren tot de samenleving van het Aziatische ras? 2. Hebt gij reeds voorgoed afstand gedaan van het af- (later: aan-)hankelijkheidsgevoel aan de Nederlandse regering?’ [1]
De kaarten waarop de antwoorden werden opgetekend bevatten verder een aantal persoonlijk gegevens met betrekking tot afstamming en antecedenten.
De twijfel bij de jongeren was groot. Niet alleen werden de vragen verschillend geïnterpreteerd, ook waren de consequenties van de beantwoording niet duidelijk. De leider van de Kaoem Indo in Soerabaja, de heer Ploegman, kwam naar Malang om het pro-standpunt te verdedigen. Volgens zijn zienswijze ging in ieder geval de tweede vraag buiten H.M. de Koningin om (het betrof ´slechts´aanhankelijkheid jegens de in Londen gevestigde regering), zodat deze met ´ja´ kon worden beantwoord.
Toen de Japanse bestuursambtenaar Kato hierop een rede hield waarin hij verklaarde dat men geen angst hoefde te hebben, veranderden velen hun ´ja´ echter weer in ´nee´. Enkele propagandisten voor een ´nee´-beantwoording werden door de Kenpeitai opgepakt.
Perkoempoelan Perlindoengan Kaoem Indo
Een paar maanden later werd de Perlindidoengan Kaoem Indo opgericht. Dit comité stond in nauwere samenwerking met de Indo-Europeanen zélf. De officiële naam luidde Perkoempoelan Perlindoengan Kaoem Indo (PPKI). De oprichting ging uit van het al bestaande Indo-kantoor. Op 29 maart 1944 kregen acht Indo´s, te weten P.R.A. Bekker, W.H.E. Nash, F.W.H. Zuurhake, N. van Beers, Frieser, Binkhuyzen, F.W.Paalman en Honig, een oproep om voor de Japanse resident Kato te verschijnen. Hun werd opgedragen naast het Indo-kantoor nog een tweede Indo-comité op te richten. Daartoe moesten zij onderling vier leden voor een dagelijks bestuur kiezen. Zij kregen elk een papiertje en moesten vier namen van de aanwezigen opschrijven. Eén hunner, Nash, protesteerde, maar kreeg hierop te horen dat hij iets voor zijn landgenoten over moest hebben. Hij kreeg zes stemmen. ‘Belachelijk’ , aldus Nash, ‘omdat ik van alle aanwezigen slechts één oppervlakkig kende en de anderen nog noooit had gezien’.[2] Bekker werd voorzitter, Van Beers secretaris en Nash adviseur. Dit dagelijks bestuur werd later nog aangevuld met Zuurhake en Paalman. Omdat het Comité de gehele residentie Malang moest vertegenwoordigen, werd een week later een nieuwe bijeenkomst belegd waarbij vertegenwoordigers werden aangewezen voor Batoe (Roostee), Lawang (Reineke), Pasoeroean (Crawford), Probolinggo (Smith) en Loemadjang (Hayes). Het Indo-Comité werd door de Jap beschouwd als ‘de stem der Indo´s’ en het mocht de wensen (belangen) en noden van de Indo´s naar voren brengen. Dit deed het via het kantoor van de heer Ziesel of rechtstreeks bij de Japanners door het houden van een voltallige samenkomst één keer per week, in tegenwoordigheid van de Japanse resident Kato en diens secretaris Mizuno.
Korte tijd later kreeg het een eigen pand, aan de Maatsuykerstraat. De eerste circulaire van het Comité gaf uitleg aan de werkzaamheden. Beter gesitueerde Indo´s werd gevraagd maandelijks een bijdrage te leveren voor een armenfonds, en van de Oeroesan Kaoem Indo werd de arbeidsbeurs overgenomen. De Comité-leden Van Beers en Zuurhake liepen de kantoren af om baantjes te bemachtigen voor de Indo´s, en Van Beers ging met de assistant-resident Kato gronden bekijken waar Indo-families konden worden geplaatst voor de kleine landbouw. Die landbouw – zo bleek al spoedig – bleek niet succesvol. Zo´n twintig Indo-gezinnen werden naar verlaten ondernemingen in de buurt van Malang en Lawang gedirigeerd, maar mede door tegenwerking van de plaatselijke bevolking bleek het plan niet naar behoren te functioneren.
Na de oorlog oordeelden de Nederlandse autoriteiten dat tussen beide organisaties onderscheid diende te worden gemaakt. ‘De Oeroesan Kaoem Indo was een afdeling van het Japanse civiele bestuur, welke over het algemeen ook met de uitvoering van het Japanse bestuur werd belast en waarvan de leden als door de Japanners betaalde ambtenaren zijn te beschouwen. Het Indo-Comité daarentegen had de behartiging van de sociale belangen van de Indo-Europeanen tot taak. De leden van dit laatste comité hebben zich niet vrijwillig beschikbaar gesteld, doch werden door de bezettingsautoriteiten aangewezen. De bedoeling van de Japanners was door een dergelijk lichaam meer vat op de bevolking te krijgen. Logischerwijze werd de gedragslijn van dit comité dan ook door de overheid uitgestippeld en blijft weinig gelegenheid daaraan te ontkomen. (…) Veel verwarring is gesticht doordat beide lichamen in de omgang als Kaoem Indo werden aangeduid.’[3]
Rats, kuch en bonen
Dat beide comité´s voorzichtig moesten zijn in hun omgang met de Japanners, blijkt uit het volgende voorval. In april 1944 kregen zowel de Oeroesan Kaoem Indo als het nieuwe Comité de opdracht te assisteren bij de viering van de verjaardag van de keizer. Opdracht werd gegeven om in de te organiseren feestoptocht zo veel mogelijk Indo´s mee te laten lopen.
Mevrouw De Graaf van de Oeroesan Kaoem Indo stelde voor om een ‘Indo-jazzband’ op een vrachtauto te plaatsen en dáár dan de Indo´s achteraan te laten lopen. De overige leden van de comités leek dit goed idee, en aldus geschiedde.
Een wat vreemde optocht trok die 29e april door de straten van Malang. Veel Indonesiërs met Japanse vlaggetjes, maar ook een Indo-orkestje en meeneuriënde Indo´s. Naast populaire Indonesische volksdeuntjes werden ook gespeeld ‘Zandvoort aan zee’ , ‘Houd er de moed maar in’, ‘ Sarie Marijs’ en ‘ Rats, Kuch en Bonen’.
De Japanners zagen de humor er niet van in. Op 6 mei werd tegen middernacht een twintigtal Indo´s van het bed gelicht en op het plaatselijke politiebureau verhoord en gemarteld. De secretaris van het Indo-Comité werd drie uur lang aan zijn polsen opgehangen, geslagen en geschopt.
Vijf dagen later werden allen vrijgelaten, omdat, zo werd er bij verteld, de Japanners de begane overtreding ‘niet erg’ vonden. Een week later werden de voornaamste personen zoals Ziesel, Van Krieken (OKI) en Bekker, Van Beers en Nash (PKI) nog een keer door de Kenpeitai verhoord, waarna het incident gesloten werd verklaard.
De eerste latihans
In juni 1944 kreeg Ziesel opdracht van de Japanner Yamashita van de jeugdorganisatie Seinendan een lijst te maken van jongens van 17 – 25 jaar voor een latihan (tewerkstellingsproject). We weten niet op basis van welke criteria hij heeft geselecteerd, waarschijnlijk was het aantal echter belangrijker dan wíe er mee ging. Het hoofd van de Oeroesan Kaoem Indo gaf op zijn beurt weer opdracht aan het Indo-Comité (PKI) een aantal met name genoemde jongens op te trommelen. Ze werden naar de onderneming Telogosarie (40 km ZO van Malang) gebracht om daar koffiebomen om te hakken en deze tot houtskool te verwerken.
De organisatie was nog nog onvolkomen, want toen Yamashita een paar dagen later naar de definitieve lijst van tewerkgestelden vroeg, moest Ziesel nee verkopen. Ook het Indo-Comité had geen lijst. Uiteindelijk bleek een Indonesiër van de Seinendan de definitieve lijst te hebben opgesteld.
Van de werkzaamheden in Telogosarie weten we niet meer dan dat deze slechts twee weken hebben geduurd.
Een volgende latihan vond plaats in Lawang. Dit keer mocht het Indo-Comité als bewijs van aanhankelijkheid een groep samenstellen, en wel op basis van vrijwilligheid. Toen dit niet lukte werd het bestuur van het Comité ontbonden verklaard en werd teruggegrepen op de lijsten van de Seinendan. De (ex-) voorzitter Bekker over deze periode: ‘Op een dag fietste ik voorbij het residentiekantoor, toen ik werd aangeroepen door Yamashita, die mij apart nam, een paar klappen toedioende en zeide dat wij niet actief genoeg waren geweest met het oproepen van 50 jongens voor de latihans te Lawang, aangezien er nog drie mankeerden’. Bekker sprong nu weer op zijn fiets om de drie bedoelde jongens op te sporen. Bij de laatste, Bennie van Dam, moest eerst nog een misverstand uit de weg worden geruimd. Van Dam veronderstelde dat hij niet aan de latihan hoefde deel te nemen omdat hij een baan had. Zijn werkgever werd hierop echter door Yamashita ontboden om van deze te horen dat van vrijstellingen geen sprake kon zijn.[4]
Van de tewerkstelling in Lawang zijn evenmin bijzonderheden bekend. Mogelijk heeft deze iets langer geduurd dan die in Telogosarie.
De volgende latihans zouden een grimmiger karakter krijgen, en kunnen niet anders worden gezien dan tegen de achtergrond van de Japanse pogingen meer grip te krijgen op de Indobevolking in zijn geheel. De oorlogsvoering had een voor de Japanners negatieve wending genomen, om reden waarvan de achterdocht jegens een mogelijke vijfde colonne toenam. Inspanningen om de oorlogsindustrie op peil te houden werden vergroot, maatschappelijke controle nam toe. In Batavia werd in deze periode Piet Hein van den Eeckhout ‘losgelaten’ op de Indo-bevolking met soortgelijke vragen als al eerder in Malang werden gesteld. Voelden de Indo´s zich nu deel uitmaken van de Groot-Aziatische gemeenschap of niet? Als ze wilden meewerken hoefden ze niet bang te zijn, maar moesten ze wél een steentje bijdragen.
In Malang werden tien jongens van de vorige latihan aangewezen om nieuwe deelnemers te zoeken voor een nog veel grotere groep. De Japanner Yamashita gebood ieder van hen tien nieuwe jongens te zoeken. Toen bleek dat dit slechts dertig deelnemers had opgebracht, werd volgens dezelfde procedure nog een tweede ronde gehouden. Op 15 september 1944 vertrokken 150 jongens naar de onderneming Soembergesing, bij het plaatsje Dampit, om daar hout te gaan kappen.
x
Het tweede deel van dit artikel is hier te lezen.
x
[1] Borghardt; NA, Nefis/CMI, Borghart, 1617.
[2] Nash; NA, Nefis/CMI, Nash, 1652.
[3] Substituut-auditeur-militair; NA, Nefis/CMI, Nash, 1652.
[4] P.R.A. Bekker; NA, Nefis/CMI, Nash, 1652
Interessant verhaal. Hoe zouden de nakomelingen van deze indo’s wel staan tegenover hun familieverleden?
Na lezing ben ik een voorstander om het woord indo ook maar per direct af te schaffen net als het woord allochtoon. Indisch staat ook op mijn verlanglijstje, behalve wanneer dit woord betrekking heeft op het verleden zoals bvb inlander..
Wat wil je immers bereiken met het gebruik van het woord indo?
Wil je daarop een beleid toepassen in tijden van nood?
p.s.
Ik heb begrepen dat eens allochtoon betekent ALTIJD ALLOCHTOON (en andere en kwatsch). Maar dat geldt ook voor indo en indisch.
Wat ik wil bereiken met het woord indo? Mezelf ermee identificeren denk ik. Want wat zijn mengelingen dan? Wij zijn noch etnische nederlanders(europeanen), noch etnische Indonesiers(aziaten). Juridisch gezien kunnen we indo’s indelen als Nederlander of Indonesier, of natuurlijk een ander land. Dat hangt af van de nationaliteit. Ik ben een Nederlander puur omdat ik de Nederlandse nationaliteit bezit, maar ik behoor tot de Indo-europese(of Indonesisch afkomstige?) etnische minderheid in Nederland. Dus ik ben etnisch een euroaziaat, juridisch gezien een Nederlander, en voel me Indo en Nederlands. Wel meer Indo en verder voel ik me verbonden met de Indonesie.
Per definitie klopt dat voor de allochtoon: tenminste één van de ouders geboren buiten Nederland. Die ouder is buiten Nederland geboren, en dat kan niet worden teruggedraaid. Net zo min dat je geboorte uit die ouder niet kan worden teruggedraaid. Maar dan die totoks die al tientallen jaren in Indië hebben geleefd, en daar geboren zijn? Dat zijn allochtonen, maar Indisch?
Overigens ken ik bovenstaand verhaal niet uit eigen ervaring. Ik zat in 1944 enkele maanden in Soerabaja bij de Kenpeitai en daarna lange dagen op de melkerij, zeven dagen in de week.
Ben ik mee eens Somers. Je bent een allochtoon als jezelf of tenminste 1 van je ouders buiten Nederland is geboren. Etnischiteit of afkomst doet er niet toe. Een Totok Nederland geboren in Indonesie, is voor Nederland een allochtoon. Mijn ouders zijn beide allochtoon, want hun ouders zijn in Ned-indie geboren. Ik(geboren en getogen in Nederland) ben dus officieel geen allochtoon. Ik zag overigens op wikipedia dat ze in vlaanderen tot de Derde generatie gaan.
Gezien de eeuwige discussies en verwarring over de termen ‘Indo’ en ‘Indisch’ steun ik het voorstel tot afschaffing van die termen. Ze zijn zo verbonden met Nederlands Indie en de koloniale samenleving dat ze met het verdwijnen daarvan niet moeten worden toegepast op zaken en personen van nu. Als men mij vraagt of ik Indisch/Indo ben dan zeg ik nee. Mijn ouders waren Indisch omdat ze opgegroeid en gevormd zijn in NOI en de nasleep van haar ondergang. Ik kan hooguit zeggen dat ik een Indische achtergrond heb. Net zo als het nageslacht van de Franse Hugenoten niet (kunnen) zeggen dat ze Hugenoot zijn.
Zo denk ik er ook over hr durussedjustus . Ik ben geboren in Indonesie, en toen ik in Nederland was voelde ik me ook anders dan de Nederlanders. Overigens kun je jezelf ook op diverse manieren anders voelen dan anderen.
Maar wat wil je daarmee bereiken: je superieur voelen boven anderen?
Wil je discrimineren?
Ik houd nog steeds van Indonesie, en in iets mindere mate van Nederland, maar ik ga daarmee niet te koop lopen.
Maar zeg nu zelf, het is toch te dol om los te lopen dat in tijden van oorlog, revolutie en dergelijke (en dat gebeurt nog steeds) mensen die behoren tot en etnische minderheid, vanwege hun afkomst (of zelfs ras ) worden geisoleerd, gedeporteerd, geinterneerd en naar de andere wereld worden geholpen?
Wat hebben die oorlogen ons allen geleerd?
Met respect voor jullie standpunt ten aanzien van het gebruik van deze termen in het heden, – ik ben zo vrij in mijn schrijfsels de oude terminologie te gebruiken. Nog los van het feit dat ik niet zou weten welke termen ik dán kan hanteren. In 1944/45 was een Indo een Indo, en een Indo-Comité een Indo-Comité. Tegenwoordig heet dit Indisch Platform 😉
Het zij je vergeven Bert 😉 maar uw artikel betreft het verleden!
Maar evenzo geldt dat ook voor oude schrijfwijzen zoals Oeroesan Kaoem Indo, of Perkoempoelan Perlindoengan Kaoem Indo. Dat is dus Maleis (weer anderen hebben het vaak ten onrechte over indisch) of de schrijfwijze in het bahasa Indonesia in die tijd.
Maar iemand die anno 2013 het nog steeds heeft over poekoel teroes, heeft mij als lacher op zijn hand.
Het is geen probleem om de termen te hanteren in verband met Nederlands Indie. We duiden immers nog steeds de Franse protestanten die naar de Lage Landen vluchtten als Hugenoten. Maar het is merkwaardig om een afstammeling van die groep een Hugenoot te noemen.
Ik probeer de grens van het taalgebruik te leggen bij 27 december 1949. Zo ben ik geboren in Soerabaja, maar ging graag naar Surabaya terug. Toch wel vreemd. We gaan nog steeds naar Wenen of Parijs. En als een Engelsman mij de weg vraagt naar Flushing zal ik hem graag helpen. Of naar La Haye in Les Pays-Bas.
Vanwege mijn rechtlijnigheid heb ik wel moeite met sommige overlijdensadvertenties. Ik ben nou eenmaal niet geboren in Surabaya, Indonesië. Dat is nu nog in Surabaya bij het gemeentehuis en in de kerk te lezen: Soerabaja! Wel staat in een uittreksel uit het doopregister Surabaya. Geen probleem, het was een aardig meisje dat mij daarbij hielp. Maar bij sommige gemeentes in Nederland is Nederlands-Indië uit het rijtje geschrapt. En mijn achterkleinkinderen hebben nog nooit van Nederlands-Indië gehoord. Net zo min als onze thuiszorghulp uit Iran. Dan heb ik met Indonesië geen probleem!
Zo is het! Ik ben Indisch(*Indo4ever).Ook allochtoon! Zoals onze Koninklijke familie!
To be or not to be…! Wat is er mis mee? Volgens wet; is de 3e generatie hier geboren; autochtoon. Eens allochtoon, altijd allochtoon als men een ‘buitenlands uiterlijk’ blijft behouden.Ook goed! Gemeente Amsterdam wil dit wijzigen in…
Amsterdamse Marokkaan. Prima, noem ‘man en paard’ voortaan bij de naam! Ook is ok, bv. de aanduiding; een Amsterdams Indische schone!! Waarom niet?
( beter dan een; Medenederlandse schone-welke etniciteit? beter is Indische medeburgeres!)
Poekoe teroes ,korte lach .Ha!
Dat was onze leuze bij de vereniging van oud-.militairen van het KNIL “Madjoe”:
“Poekoel Teroes”. Helaas hebben wij van deze vereniging eind 2000 afscheid moeten nemen.
@Van Beek,
Doet het herkomstland van iemand er toe voor de realtie tussen de overheid en haar burgers?
Neen!
Het integratiebeleid is niet (meer) gericht op specifieke allochtone groepen.
Klinkt hard, maar zo is het.
Je kunt je identificeren met alles en nog wat , met Limbo’s. Tukkers, punkers, kruikenzeikers, hippies e.d. en deze namen gebruiken als geuzennaam, zo lang het maar in de ludieke sfeer blijft.
Ludiek, ook al zo’n verouderd woord.
Anders wordt het wanneer iemand, een overheid, of instantie op basis van de burgerlijke stand discrimineert.
Aan de hand van gegevns van de burgerlijke stand werden vroeger mensen gedeporteerd en vergast, of al dan niet in kampen gestopt.
Indie bestaat niet meer en Allochtonie ook niet (heeft nimmer bestaan).
Wanneer INDOnesiers zich indo noemen, is dat wat mij betreft prima!
Jan Somers,
Ben met u eens.
Zo heb ik het enige jaren geleden een politieman “boos”gemaakt!
Bij het maken van een proces-verbaal ( vanwege een verkeersovertreding) moest ik mijn rijbewijs tonen. Geboorteplaats: Semarang. “Ooh INDONESIE “zei de politiieman. “Nee”zei ik, waarop de politieman reageerde. “Semarang, dat is toch in Indonesië”. Mijn reactie: “Ik ben geboren in Semarang in NEDERLANDS INDIË. en NIET in Indonesië.
De politieman liep rood aan! Maakte een fout in het proces-verbaal waardoor ik geen boete hoefde te betalen. Nooit meer iets van gehoord.
Zie je nou wel dat het zijn van allochtoon voordelen kan bieden! En volgens mij bent u, net als ik, geboren in NederlandSCH- Indië, met SCH!
Ja Pak Somers, dat was vroeger. Nu kun je er niet onderuit met petjok wanneer je voor het loket staat van de gemeente of in de bus met een kaart met onvoldoende saldo
Overigens bezit ik nog de paspoorten van mijn reeds overleden ouders. Daar staat Indonesie als geboorteland aangegeven.
Op mijn paspoort staat ook aangegeven: INDONESIE en daar ben ik trots op 😉
Ich bin ein Indonesier (mit Germanisches Blut aus dem Indischen Archipel)!
Volkomen gelijk! Nederlandsch-Indië !
Jan A.Somers.
Mijn reactie bij Ed Vos is natuurlijk voor jou bestemd.
Overigens, de beste erkenning die je kunt krijgen is wanneer je bij de douane staat in jouw land van herkomst, waar ze jou met goedkeurende blikken aankijken, zo van: welkom thuis, verloren zoon.
Niks geen discriminatie. Maar op “inlandse” vrouwen die in het buitenland werken (Tenaga Kerja Wanita ) wordt heel vaak neergekeken, dat merk ik al in Singapore en tijdens de vlucht naar Solo.
Om terug te komen op het onderwerp. Het maakt inderdaad een vreemde indruk wanneer je — als indo — aan de kant van de Nederlandse bezetter stond.
Zo zagen de pribumi de indo’s toch. Dat Soekarno in 1957 personen op basis van hun Nederlandse nationalitiet sommeerde uit het land te vertrekken was zijn goed recht. Maar dat onder hen ook zijn “ware” staatsburgers bevonden (weliswaar met de Nederlandse nationaliteit), dat zag hij in zijn blindheid over het hoofd. Het zij hem vergeven, en zeker na al die jaren.
Een Amsterdamse Marokkaan liet zijn vriendin uit Marokko overkomen.
Zij werd toen geregistreed als; Marokkaanse Marokkaanse.
Vroeger kon je in Holland gewoon een trapje op en af lopen, tegenwoordig moet je een petje op hebben.