Als toerist door Nederlands-Indië

Men and Cities (1938)

Een van de bekendste reporters van het Australische dagblad Sydney Morning Herald was zonder twijfel Sydney Elliott Napier (1870-1940). Napier, oorspronkelijk geschoold als advocaat, zou op latere leeftijd kiezen voor de journalistiek. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij als reservist opgeroepen in het Australische leger en vulde daar zijn weinige vrije uren met het schrijven van poezie. In 1925 trad hij in dienst bij de Sydney Morning Herald en schreef daarna niet alleen voor de krant, maar publiceerde ook verschillende boeken over uiteenlopende onderwerpen als literatuur en reizen. Vooral zijn reisverhalen werden veel gelezen: On the Barrier Reef (1928), Walks Abroad (1929), Men and Cities (1938) en This Roundabout (1938).

In het New Zealand Railways Magazine werd in 1939 over Men and Cities geschreven “dat degenen die hem al kenden opnieuw getroffen zullen worden door de beschrijvende kracht, de scherpe observatie en de literaire stijl van deze auteur. Met de heer Napier gaan we dit keer naar Tahiti, Panama, Virginia, Newport, en tenslotte naar Nederlands-Indië en Singapore. Het enthousiasme van de auteur voor vreemde en prachtige scenes en voor ongewone mensen is aanstekelijk.” Het Australische blad “The Advertiser” daarentegen meende dat het maar een saai boek was. Wie had gelijk? De lezer van de Java Post oordele zelf…

De Sydney Morning Herald publiceerde Napier’s verslag van zijn reis door Nederlands-Indië in een tiental delen in het najaar van 1934. Hier de aflevering van 1 december 1934, over zijn verblijf in Batavia:  

Scenes uit Batavia

Batavia, de grootste stad van Nederlands-Indië, maakt op bezoekers niet alleen indruk door zijn omvang, maar ook door zijn bruisende karakter. In het eerste decennium van de 17e eeuw kreeg deze stad de naam van zijn grondlegger, een zekere Jan Pieterszoon Coen, gezant van de Verenigde Oostindische Compagnie. Een mooi standbeeld van Coen is dan ook een van de bezienswaardigheden van de stad. De maker van het beeld heeft van deze voorvader met zijn joodse naam een echte signeur gemaakt gemaakt, indrukwekkend om te zien.
Na verloop van tijd werd de oude stad, gebouwd aan de monding van de rivier de Tjiliwoeng, ongezond, en daarom werd de nieuwe wijk Weltevreden gebouwd, als een soort van residentiële woonplaats voor de Europese bevolking. Sedertdien is Weltevreden echter steeds meer uitgebreid totdat het zich weer heeft aangesloten bij de oorspronkelijke stad. Nu – bekend onder de naam Batavia-Centrum – is het uitgegroeid tot het belangrijkste deel daarvan.

Het Molenvliet-kanaal

Het Molenvliet-kanaal is een van de bezienswaardigheden van Batavia, en dit niet op op grond van haar intrisieke schoonheid, want het water is verre van schoon, nee, haar belang ligt zuiver in het feit dat het de hoofdstedelijke wasplaats is. Iedere dag, van zonsopgang tot zonsondergang, worden beide oevers druk bevolkt met inlanders die hier de was doen. Je ziet hier honderden en mogelijk zelfs duizenden inlandse vrouwen (en ook een groot aantal mannen) trachten vuil geworden linnengoed weer helder wit te maken, en dat vooral door er heel hard op te slaan alsof het juist voor altijd onbruikbaar moet worden gemaakt!
Maar het wonder geschiedt! Ondanks de smerigheid van het water en de nogal brute behandeling, komt de jas, het shirt, of wat het ook is, niet alleen ongeschonden uit de wasbeurt te voorschijn, maar ook nog eens kraakhelder wit!

Als deze mensen geen kleren wassen, dan wassen ze wel zichzelf, hun baby’s, hun keukengerei of wat dan ook.
Nog nooit zag men ooit zo’n lange en omvangrijke publieke wasbeurt als hier langs de Molenvliet. En wanneer het wasvolk er zin in heeft, dan duikt men gewoon het kanaal in om wat af te koelen. En zo zien we de oevers altijd wit van het linnen, en het kanaal vol met deinende hoofden en spattende lijven. En dit alles is ook nog niet eens beperkt tot het volk op de oevers! Afgemeerd tegen de zijkant of langzaam voortbewogen op haar stroom, ziet men honderden bamboevlotten, gemaakt van met elkaar verbonden buigzame stokken, met hun voor – en achterkant vreemd omhoog gekanteld als een boeg en achtersteven; en ook op deze ambachtelijke vaartuigen nemen hele families deel aan dit populaire verdrijf.
Nee, wáár ook ter wereld: een grotere wasbeurt is ondenkbaar!

De oude stad

De oorspronkelijk bewoning is voornamelijk Javaans, maar men kan hier bijna alle Oosterse rassen tegenkomen. Vooral de Chinezen zijn ruim vertegenwoordigd. De mengelmoes van kledij en kleuren en vreemde bagage die een dergelijke bevolking met zich meedraagt maken de straten van Batavia – en dan vooral die van de oude binnenstad – tot een steeds wisselende en onuitputtelijke bron van vermaak voor de onervaren bezoeker.  

Het monument (afgebroken door Japanners, 1942) met het hoofd van Elberfeld.

Door de Jacatraweg te lopen, of beter gezegd door het deel daarvan dat door de oude binnenstad loopt, betekent op iedere hoek iets nieuws tegenkomen. Aan het einde van deze weg bijvoorbeeld, ligt een klein lapje grond omringd door een bakstenen muur, met in het midden een boog. In het midden daarvan ziet men een menselijke schedel doorboord door een speer, en daaronder een tekst in het Nederlands en het Javaans waarin vermeld: “Uit eene ferfoeielyke gedachtenise tegen den gestraften landverrader Pieter Elberfeld, zal niemand vermogen ter dezer plaatse te bouwen, simmeren, metselen, planten, nu, of ten eeuwige dage”.
De tekst verwijst naar een gebeurtenis in de Bataviasche geschiedenis. In 1722 kwam een geplande opstand tegen de Nederlanders aan het licht, en werd ontdekt dat deze Pieter Elberfeld, een Indo met enig aanzien in de stad, de leider was van de samenzwering. De Nederlanders maakten destijd korte metten met dit soort lieden, en dus werd Elberfeld meteen een kop kleiner gemaakt. Zijn hoofd werd op een strategische plaats gezet, zodat iedere voorbijganger duidelijk werd dat dit soort acties niet werden getolereerd. Sedertdien houdt de schedel hier de wacht, en werd op deze plaats nimmer meer gebouwd.

Vlakbij dit sinistere gedenkteken vindt men de “Portugese” Buitenkerk. Waarom deze kerk zo heet weet niemand, maar Portugees is hij zeker niet. De kerk werd gebouwd door de Nederlanders, en heeft voor zover men weet nooit enige relatie gehad met Portugal of de Portugese gemeenschap. Het is een robuust en interessant gebouw, met wonderschone interieurdetails zoals het orgel en de kroonluchter.

Een ander interessant gebouw is de Amsterdamse Poort, een merkwaardig stukje architectuur daterend uit 1671, met daarop aangebracht twee woestogende middeleeuws-achtige types die – zo wordt toeristen verteld – “Meneer en mevrouw Batavia” moeten voorstellen. Maar dat is, denk ik, slechts bedoeld als grap.

Kanon en vis

Vlak achter deze poort ligt half begraven in de grond een oud bronzen kanon, waarvan de herkomst onbekend is maar dat daar al ligt sinds mensenheugenis. Het verhaal gaat, dat als dit kanon wordt samengevoegd met een ander soortgelijk schiettuig uit Bantam, dat dan een einde komt aan de Nederlandse heerschappij en de oude koninkrijken in ere zullen worden hersteld. De echte populariteit van dit kanon ligt echter onder de Javanen niet zozeer bij dit bijgeloof – voor zover men kan waarnemen maken de Javanen zich helemaal niet druk over de Nederlandse heerschappij, in tegendeel, ze zijn daarmede duidelijk tevreden – maar méér bij het feit dat men denkt dat een bezoek aan deze plaats een mannelijke erfgenaam oplevert. Het wapen is dan ook altijd omringd door bosjes bloemen en allerlei papieren offeranden. Het maaksel draagt geen datum, maar de ruw-gegoten Latijnse inscriptie laat geen ruimte voor twijfel: het is van westerse makelij.  
Mogelijk ligt de aanleiding voor het bijgeloof wel bij de Latijnse tekst “Ex me ipsa renata sum” : “Uit mezelf werd ik herboren”.

Een bezienswaardigheid van een geheel andere orde is het aquarium, dichtbij de vismarkt. Om het aquarium te bereiken moet men de markt passeren, hetgeen door de visstank op deze plaats een stevige hindernis kan worden genoemd. Toch is het dit wel waard, want binnen treft met een verzameling vissen met fantastische vormen en wonderschone kleuren. Bezoekers van het Barriere Rif, of, om nog eens iets te noemen, het aquarium in Taronga Park, weten waarschijnlijk beter van deze materie, maar voor mij scheen het alsof het Bataviasche aquarium een grotere en gevarieerdere collectie in bezit had dan ik ooit eerder elders heb gezien, hetzij in de natuur, hetzij in gevangenschap.
De bekendste bewoner van het aquarium, en degene waar de Batavianen het meest trots op zijn, is een lange, kronkelige zee-aal die hier naar het schijnt al twintig jaar rondzwemt en die – zo wordt gezegd – naar je toezwemt als je zijn naam noemt. Nu heb ik natuurlijk meteen verschillende personen gevraagd hoe het beest heette om dit uit te kunnen testen, maar niemand scheen het te weten. Pas toen ik het gebouw uitliep kreeg ik een ingeving: Natuurlijk was het “Alie”!

Mijn bezoek aan Batavia zal ik niet zo snel vergeten door alles wat ik er zag en leerde, maar het meest zal me wel bijblijven het zicht op de stad vanuit de lucht, de morgen van mijn vertrek per vliegtuig naar Semarang en Soerabaja.
Ik had het ongelooflijke genoegen deze luchtreis te maken met een van die reusachtige driemotorige Fokkers die hier tegenwoordig zo vaak worden gebruikt. Er is een wekelijkse lijndienst tussen Antwerpen en Batavia, een vlucht die inmiddels zo gebruikelijk is geworden dat hij even veilig en zeker is als een treinreis elders. Tussen Batavia en Soerabaja wordt dagelijks gevlogen, en tussen Batavia en Bandoeng zelfs meerdere malen per dag.
Om Java te zien vanaf de weg of vanuit een trein is al heel bijzonder, maar om uit een van deze vliegmachines dit prachtige landschap te zien met zijn beboste bergen, door branding geschoonde kusten en dicht-gecultiveerde valleien is een ervaring op zich. Méér dan bijzonder!

x

Dit bericht werd geplaatst in 1. Het vooroorlogse Nederlands-Indië en getagged met , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

20 reacties op Als toerist door Nederlands-Indië

  1. Pieter Buitenkamper zegt:

    Als toerist door Indonesie,

    Wat kom ik in hemelsnaam doen in Indonesie, behalve vakantie vieren zoals in elk gewoon land. Ik ben er weliswaar geboren maar wat heb ik er te zoeken. Sommige veelal derde generatie Indo’s gaan op zoek naar hun Roots maar welke wortels eigenlijk. Mijn zoon is geboren in Zwitserland en woont nu in Milaan en vroeg om terug te gaan naar Biel/Bienne, waar hij geboren is. We hebben het huis bezocht waar we gewoond hebben, het ziekenhuis waar hij geboren is en de kleuterschool die hij bezocht heeft. Hij heeft geen bekenden gezien, dus kent hij daar eigenlijk niemand. Na het bezoek heeft hij taal noch teken gegeven om weer terug te gaan. Als er geen band is, dan is er niks.

    Datzelfde heb ik ook met Indonesie. Ik heb daar geen familie, dus iedereen is mij vreemd. Ik voel ook geen verbondenheid met Indonesiers want ze hebben mijn gehele familie met zachte hand uit het beloofde land gegooid. Ik loopt daar rond alsof een neutronenbom de Indische gemeenschap heeft weggevaagd. De gebouwen zijn er nog maar de mensen, de Indischen zijn verdwenen. Soms denk ik dat ik niet Indonesie wil bezoeken maar Nederlands-Indie, daar leefden mijn ouders, mijn familie, dat was hun wereld dus ook mijn geschiedenis. Maar dat indonesie lijkt mij meer een virtuele wereld bij gemis aan levende wezens. Sommigen zeggen: maar er was ook de Inlandse wereld, ja maar niet zonder de. Het lijkt me wat schizofreen om een gedeelte van de werkelijkheid te laten zien.

    Daarom vind ik het idee van de roots romantisch, wat wereldvreemd, het is staren naar die navel die afgesneden is van haar Indische wortels.

    • H.W. Vos zegt:

      Dat de Nederlandse tak van een Indisch gezin het land is uitgekeild omdat het de Nederlandse nationaliteit bezat OK, maar dat laat onverlet dat een andere tak – de Duitse in mijn geval – daar is mogen blijven. Mijn Nederlandse grootvader is Indonesier geworden evenals een oom van mij. Maar om nog steeds te blijven zeuren over die Indonesiers die je al dan niet het land hebben uitgestuurd – je had ook de keus om Indonesier te worden – is mij te veel van het goede. Die lui die je dat aandeden zijn volgens mij allemaal dood. En niet alle Indonesiers wilden je het land uit hebben, toch?

      Laatst vroeg een nicht van me uit Amerika me nog over haar moeder – mijn tante – of ik nog foto’s bezat uit haar jeugd en over de tijd dat haar moeder nog in Indie/Indonesie woonde en wellicht wanneer ik in Surabaya ben daar ook foto’s te maken.
      Om dat af te doen als romantisch lijkt me van de pot gerukt.

      Wanneer ik door Salatiga loop, waar ik niet geboren ben noch heb gewoond, voel ik me niet alleen als toerist in Indonesie maar ook vanwege de enige achtergrondkennis die ik over de stad bezit evenzo als toerist in Indie annex “historicus”. Ik heb een mond, ik spreek een beetje indonesisch, hou ervan om hier en daar een praatje te maken. Alleen al vanwege die reden heb ik niet die hautine houding van dat ik geen boodschap heb aan Indonesiers. Het zijn mijn doodsvijanden niet!

      Ook hen heb ik nodig om enigszins iets te weten te komen over de geschiedenis. Maar goed wanneer er ook nog personen rondlopen met een foto van indie in hun hoofd uit 1930 terwijl alles om hen heen is veranderd , en zij dat niet kunnen accepteren, is dat hun pakkie-an. Dan noem ik die houding zweverig romantisch, terbelakang maar vooral verstard. Dus beste mensen – al dan niet met familie, vrienden of bekenden in Indonesie, ga maar lekker foto’s maken (of filmpjes) van uw woon- of geboorteplaats en wat nog meer, en vergelijkingen maken met toen. Daar is niets mis mee, en wanneer daar nog iets van Salatiga bij zit …. 😉

      Ik zou zoiets evengoed doen in Zuid-Limburg waar ik ook een tijd heb gewoond.

  2. Jan A. Somers zegt:

    Er geboren zijn is wat anders dan er opgegroeid zijn. Je loopt er rond alsof je nooit bent weggeweest. Mijn vrouw, Zeeuws meisje zonder enige Indische ervaring, genoot van mijn gevoelens. Dat was echt geen nostalgie! Voor mij dus ook baboe Soep, de school en de kerk. Ja, en daar hoort oorlog en bersiap bij. Voor mij Kenpeitai en Werfstraatgevangenis. Voor mijn ouders nog het volledig verlies van wat je hebt opgebouwd. Indische mensen gaan niet met vakantie naar Indonesië, zij gaan terug. Maar met ‘vakantie’ was ik er wel weer thuis. Zoals de taxichauffeur in Surabaya me zei: hier ligt dan ook uw nageboorte! Mijn navelstreng was dus wel doorgesneden, maar het andere eind lag er nog. En de vriendelijke mensen in mijn geboortehuis. Dezelfde ervaringen dit voorjaar bij mijn dochter en drie kleindochters. Weten niets af van ‘Indisch’, maar voelden zich thuis. Niet zomaar een vakantiebestemming. Nogal wat roots kunt u vinden op de erevelden. Mijn familie, slachtoffers van de bersiap, wachten op Kembang Kuning op hormat uit Nederland. Daar is niets romantisch aan, bittere werkelijkheid.

  3. H.W. Vos zegt:

    Hardstikke leuk. Mijn eerste gedachte was, waar kan ik dat boek kopen of downloaden?
    Overigens was voor enige tijd geleden de Reisgids voor Nederlandsch-Indië (1896), van Van Bemmelen te downloaden. Daarvoor betaal je toch zo’n meer dan 100 euro voor.
    Helaas voor anderen die dat niet hebben meegekregen is dat downloaden niet meer mogelijk (?)

    Van Bemmelen:
    http://www.historici.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn5/bemmelen

  4. Pieter zegt:

    @Vos:
    Misschien heb ik me verkeerd uitgedruk maar mijn verhaal is zeer zeker uit zijn verband gerukt. Ik heb het over degenen die in Indie/Indonesie zijn geboren en in Nederland zijn opgegroeid of degenen die louter in Nederland zijn geboren en opgegroeid (in Uw begrippenapparaat 2de generatie en later) en hun romantische hang naar roots (naar een boek van Alex Haley).Het woord is vooral bij de zgn 3de generatie mode geworden.

    Dat U als 1ste generatie erop ingaat met Uw persoonlijke ervaringen is Uw recht maar geeft geen antwoord op mijn vraag. “Hoe kan je een band hebben met een land waar je niet ben opgegroeid waarvan je wel zegt dat daar je roots zijn” Uw antwoord heeft betrekking op een vraag die ik niet stel.

    Er wordt wel gezegd worden dat Indischen niet op vakantie gaan naar Indonesie, maar ze komen terug. Na een paar weken verdwijnen deze terugkeerders en gaan weer terug naar Nederland. Als in Indonesie hun roots liggen, hun thuis is, waarom blijven ze daar niet?
    Mijn zusje had ook van die romantische ideen en heeft 6 maanden in Jakarta gezeten om haar scriptie te schrijven. En ze heeft het geweten ook, na een tijdje was de culturele gap toch te groot, en jam karet iets teveel jam-jam, ze heeft haar tijd uitgezeten en was goddank blij terug te komen en was ook van haar romantische roots bevrijd. Het blijkt dus weer dat een paar weken wat vrij en ongebonden in Indonesie rondlopen, alles airco (vakantie??) is toch iets anders als daar langere tijd te wonen en te werken, ik spreek uit ervaring met andere landen. “Home is where my Heart is” zingt David Byrne van de Talking Heads en daar geef ik hem gelijk in. Het thuis is een gevoelskwestie, dus niet plaatsgebonden.

    Een precisiering: Indonesiers hebben mij niet het land uitgestuurd maar de Republiek Indonesie, ik vind dat wel een duidelijk verschil, ik heb deswegen ook geen haat tegen Indonesiers persoonlijk zoook ik geen haat heb tegen Japanners persoonlijk. Dat U dat betitelt als gezeur daarvoor dient U wel bij de Indonesiers te zijn. Als de Indonesische Republiek eens spijt betuigt aan al die weggestuurde Indische mensen, dan kan ik me beraden weer eens terug te gaan.

    En de (vrije)keus om Indonesier te worden vind ik wel een eufemisme. Zowel van Nederlandse als van Indonesische zijde werd “dwang uitgeoefend, Dat U daar anders over denkt zal wel op de persoonlijke ervaring berusten, 300.000 Indische Nederlanders denken daar anders over, het was een traumatische ervaring voor mijn moeder te bewijzen dat ze Nederlander is terwijl haar vader in de oorlog als militair in het kamp is gestorven.

    • David Egter van Wissekerke zegt:

      Wie kan nu een antwoord geven als iemand oprecht de volgende vraag stelt: “Ik ben op 1-jarige leeftijd vanuit Indonesie naar Nederland gekomen, dus geen eigen herinneringen. Thuis werd nooit over Indonesie gepraat. Hoe komt het dan dat ik het land toch mis?”

      • Surya Atmadja zegt:

        Mss in iets sluimerend in je bewustzijn ?
        Dat verhalen hoor ik wel eens van jongere generatie Indo(Indische Nederlanders).
        Hun “kennis”over Indonesia was alleen maar van verhalen of van boeken.

        En toch voel je senang en thuis ( lijkt wel of je thuiskomt ) in de huidige Indonesia .
        Sommigen kunnen zeggen dat er genetisch iets zit, sommigen zeggen “de roep van de toke(h)” of van je voorouders ?.
        Wie het weet mag het zeggen.

      • Bernardus zegt:

        Misschien een amputatie syndroom?

  5. Pieter Buitenkamper zegt:

    Is de bovenstaande vraag louter een hypothese? dan kan ik de vraag afdoen onder “als Eva Adam de appel niet gegeven had”. wat op zich een interessante vraag is maar niet zinvol in de discussie want het heeft geen leereffect bij gebrek aan praktische evidentie.

    Als een bestaand persoon de vraag heeft gesteld dan moeten we, gezien de wel heel beperkte aangedragen gegevens, dieper op de ontstaansgeschiedenis, op de psychologie van deze persoon ingaan, zoals hoe is de familiesamenstelling (Indisch/Totok), wanneer is de persoon naar Nederland gekomen, waar is de persoon opgegroeid, wie heeft hem in aanraking gebracht met Indonesie en wie waren zijn Indische referentiepunten etc. Dat lijkt me wel het minst om een afgewogen oordeel te geven anders wordt het toch wel het betere giswerk of in de pispot kijken naar de toekomst.

    • David Egter van Wissekerke zegt:

      Reactie op Pieter Buitenkamper,

      De persoon (een man) die mij de vraag ( ben geboren in Indonesie, heb gezien mijn leeftijd van 1 jaar op datum vertrek naar Nederland geen eigen herinneringen aan Indonesie maar nu, op latere leeftijd, mis ik Indonesie erg) stelt, was 1 jaar toen hij in 1951 naar Nederland vertrok. De ouders hadden geen traumatische oorlogservaringen al woonden zij wel in een zg buitenkamp (onderdeel van het kamp, elke dag controle door de Japanezen of iedereen er nog wel was). In Nederland aangekomen werd er nooit over Indonesie gesproken. Integreren was het motto: doe je best, spreek goed Nederlands, heb alleen maar respect voor autoriteiten, zorg dat je niet opvalt want anders loopt het niet goed met je af.
      De ouders van de man waren allebei indo’s. De vader was een Indonesie een man met een hoge maatschappelijke positie. In Nederland daarentegen moest hij in een
      boomgaard gaan werken om vogels te verjagen. Wat moet dat met het gevoel voor eigenwaarde van zijn vader hebben gedaan!
      Het gezin telde totaal 9 personen en is altijd in Nederland blijven wonen. Contacten met andere indo’s werden zo veel mogelijk vermeden uit angst dat de integratie in de Nederlandse samenleving daardoor niet zou slagen. Er waren geen Indische referentiepunten. Over de tijd in Indonesie praten was een groot taboe. De man is zelf in 1994 (hij was toen dus 44 jaar) uit eigen initiatief naar Indonesie gegaan vanuit de redenering: “Ik wil mijn geboorteland een keer bewust gezien hebben en ik wil bezien of ik wat heb met de bevolking daar”.
      Hij laat mij weten dat hij het een mooi land vind maar dat hij het vooral door de ogen van een toerist heeft bekeken. Geen emotionele toestanden dus bij aankomst in Indonesie. Geen enkele herkenning. Met de bevolking had hij geen enkele band/aansluiting.
      Pas sinds kort ( na een aantal dramatische gebeurtenissen in zijn prive-leven) voelt hij
      een ontzettend gemis naar de indo-cultuur ( samenzijn met andere indo’s, het eten, het praten over de tijd in Indonesie, de gezelligheid) en ook het land zelf.
      Hij dreigt stuk te lopen m.b.t. de vragen: “Waarom mis ik de cultuur en het land op een zo’n pijnlijke wijze terwijl ik de cultuur nooit heb meegemaakt en het land maar één keer bewust heb gezien?” en “Wat kan ik doen om die pijn te verzachten?

      Hij vraagt mij hem te helpen. Ik vind het erg moeilijk hem te adviseren.
      Wie kan een bijdrage leveren voor een goed advies?

  6. Surya Atmadja zegt:

    Ik loop (of eigenlijk reis per taxi-auto) zo vaak rond in mijn oude kampung halaman Djakarta(v.h Batavia).
    Heb Djakarta vanaf 1955 bewust meegemaakt , ben daar een paar jaren eerder geboren en groot gebracht.
    En toch raak ik nu een beetje vervreemd , de oude straten van Laan Trivelli – Weltevreden, woonde daar tot 1968, voor velen ook bekend als kamp Tjideng , van Petodjo wijk, de brede straten van Koningsplein, Kebon Sirih ,en elite buurt Menteng is nu toch anders geworden.Druk, druk , druk .
    Ondanks dat ik jaarlijks terug kom naar mijn ouderlijke huis ( tot 2010).
    Ik voel me nu half orang turis en half (ex)bewoner van Jakarta.
    Als ik langs Molenvliet rijd richting Mangga 2 Mall ( Noord Jakarta) zie je alleen macet total, file waar men soms alleen maar stapvoets kan rijden.
    Dat geldt ook voor Bandung, Bogor .

    • Jan A. Somers zegt:

      U wordt gewoon een dagje ouder! Maar denk erom, uw nageboorte ligt er nog steeds (met dank aan baboe Soep). Ik denk dat het probleem bij Jakarta ligt. Zeer grote steden met hun typische bevolking veranderen het snelst. Ik zag het sterk in 1997, Sarina lag nog net binnen het nieuwe Jakarta. Vlak daarachter waar ik rond 1935 heb gewoond, de Jalan Sumatera nr. 5 , met de kerk en de Jalan Gereja Teresia achter de Puskesmas, uiterlijk onveranderd. Maar de mensen waren inderdaad anders.

  7. Surya Atmadja zegt:

    David Egter van Wissekerke zegt:
    14 juni 2012 om 6:22 pm

    De ouders van de man waren allebei indo’s. De vader was een Indonesie een man met een hoge maatschappelijke positie. In Nederland daarentegen moest hij in een
    boomgaard gaan werken om vogels te verjagen.
    ===========================================================
    De ouders waren allebei Indo’s .
    De vader was een Indonesie een man…..
    Is hij dan een Indonesier ? Indonesische afkomst , dus geen Indo(Indo-Europeaan )?
    Zo ya , uit welke streek kwam hij dan , en wat is hun familie achtergrond ?
    Zijn ze ook traditioneel ingesteld ?

    Dat kan namelijk bepaalde invloed geven , ook het feit dat zijn vader maatschappelijk gezien op nul kwam .
    Onbewust kan het kleine jongetje bepaalde signalen van zijn vader ( verdriet/ teleurstelling etc ) opvangen .
    De Indonesiers(of Oosterlingen) kunnen zulke zaken wel voorstellen , het zit in hun cultuur en genen.
    I.t.t de Westers georienteerde totoks .
    Als geboren/getogen Indonesier zal ik in zijn plaats gewoon aan zijn verlangen ( “hij miste iets”) toegeven.
    De roots van je(voor)ouders leren kennen , hun cultuur (de echte) , ga een tijdje tussen de gewone eenvoudige Indonesiers verblijven.
    Wie weet krijgt hij antwoorden of een oplossing voor zijn gemist.

    • David Egter van Wissekerke zegt:

      De opa van de man was een volbloed Nederlander die met een Javaanse trouwde. De streek is mij niet bekend. Geen traditionele instelling. De opa van de moeder was ook een volbloed Nederlander die met een Javaanse vrouw trouwde. Ook geen traditionele instelling.
      Dank voor je advies. Je hebt me geholpen! Ik denk dat het kleine jongetje inderdaad signalen van gevoelens van verdriet en gemis van zijn vader heeft opgevangen. Hij heeft deze gevoelens waarschijnlijk overgenomen.

      • Ed Vos zegt:

        Ergens op een forum schreef ik dat zelfs een kind in pre-embryonale vorm de indrukken (angsten, rook- en drinkgedrag e.d.) van de moeder zal overnemen.
        Ik kan dit niet wetenschappelijk bewijzen en daar op dit blog een aantal personen rondwaren die mij daarop willen pakken door mij mijn bronnen te laten vermelden +argumentatie laat ik het maar hierbij.

        Toen ik een jongetje van zes was tekende ik ik ooit een vliegtuigaanval op een (oorlogs)schip. Ik zag de onderwijzer het hierover met mijn ouders hebben. Vreemd, ik had nog nooit een oorlog megemaakt, laatstaan daarover iets gelezen in een stripboek,
        dus ergens zal ik die indrukken (scenens) moeten hebben overgenomen, of ooit hebben gehoord..

        Indonesie is een prachtigland die je moet ervaren (voelen), en dat is iets anders dan daarovr OH’en

        Natuurlijk zijn er indo’s die niets om dat land geven, maar wel om Indie.
        Dat mag, dat kan.

        Ik, ben daar geboren, voel me daar thuis en al dan niet als toerist.
        Zelfs buiten mijn woonstad voel ik me in Nederland op bepaalde plaatsen ook als toerist, dus waar praten we over.

        Daar ik als hobby fotografie heb, kan ik mijn lusten in Indonesie botvieren.
        Je moet natuurlijk ook van je onderwerpen houden (het land, de mensen, de cultuur), en dat doe ik.
        Niet dat fotograferen in de Automaat-stand, maar in de M-stand, wanneer u begrijpt wat ik bedoel.

        Voor het overige ben ik het type van “where-ever I lay may hat is my home”, dus mij hoor je niet voortdurend zeuren over de hitte, de muggen, de mensen, bij leven en welzijn 😉

      • Jan A. Somers zegt:

        “where-ever I lay may hat is my home”, Mijn schoonvader, zelf bakker: Overal bakken ze brood.

  8. Ed Vos zegt:

    In ons geval : overal kun je wel rijst krijgen (eten) 😉
    Overigens terzijde, bedankt voor de tip mbt Revolutie in Soerabaja: heb ik kunnen krijgen via internet. Verdraaid interessant boek dat je in 1 ruk kunt (wilt) uitlezen. zo hou je nog kontakt met je geboortestad. Regelmatig surfen op internet en je kunt dat boek voor rond de 25 euro wel krijgen. Vandaag nog op bol.com 😉

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s