Toepassing van het anti-hardheidsartikel van de Wiv
De toepassing van de wetten voor oorlogsslachtoffers loopt op zijn eind, om reden waarvan de Pensioen- en Uitkeringsraad kort geleden onderdak heeft gezocht en gevonden bij de Sociale Verzekeringsbank. Ter – voorlopige – afsluiting van deze wetten werden in opdracht van de overheid door het Niod twee studies verricht: één naar de politieke totstandkoming van deze wetten, en een ander naar de toepassing en uitvoering daarvan.
In deze laatste studie, van de hand van Elly Touwen-Bouwsma, wordt ook een hoofdstuk gewijd aan de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (Wiv). Hieruit blijkt dat de Nederlandse overheid aanvankelijk tamelijk negatief stond tegenover het Indisch verzet en geen nieuwe wet aan de bestaande wetten wilde toevoegen, maar daartoe uiteindelijk toch door de Tweede Kamer werd gedwongen. De volksvertegenwoordiging eiste ook een aanpassing van het eerste wetsontwerp waarin sprake was van de verplichting dat aanvragers in Nederland moesten wonen. Wél bleef de bepaling gehandhaaft dat de verzetsdeelnemer de Nederlandse nationaliteit moest hebben, zij het, dat de beoordelende instantie, destijds de Buitengewone Pensioenraad, ´na verkregen toestemming van Onze Minister´, de wet van toepassing kon verklaren op bijzondere gevallen.
Hoe werd dit artikel 3, lid 2, de zogenaamde ´anti-hardheidsbepaling´, in de praktijk ingevuld?
De lijstjes van Overakker
Enkele jaren na de totstandkoming van de Wiv (1986) kregen de Raad en het adviescollege Commissie Indisch Verzet enig zicht in de consequenties van het nationaliteitsvereiste. Enkele tientallen aanvragen voldeden weliswaar aan de verzetscriteria, maar het bijbehorend verzetspensioen werd afgewezen omdat de indieners niet de Nederlandse nationaliteit hadden. Ze kregen in dat geval wel een mooie oorkonde, maar daar was de kous dan ook mee af. Het was vooral de tweede voorzitter van de Commissie, Roel Overakker (1989-1997), die begaan was met deze aanvragen. Thuis hield hij hiervan op zijn computer allerlei lijstjes bij, en stuurde daarvan met regelmaat kopieën naar de Commissie en de Buitengewone Pensioenraad.
Om tactische redenen werd enkele jaren gewacht met het bespreekbaar maken van het onderwerp. Er moest immers toestemming worden gevraagd bij het Ministerie van WVC, hetzelfde ministerie dat aanvankelijk – bang voor de toekenning van honderden verzetspensioenen aan aanvragers woonachtig in Indonesië – helemaal niets voelde voor het loslaten van het nationaliteitsvereiste. Een voorzichtige, goed onderbouwde benadering was dan ook noodzakelijk.
Rond 1990 had Overakker voldoende materiaal om de aanval in te zetten. Op dat moment waren ongeveer 50 à 60 verzetsdeelnemers bekend die niet de Nederlandse nationaliteit hadden. De meesten daarvan woonden in de USA, Canada en Australië. Slechts enkele tientallen woonden in Indonesië. Verder was sprake van een Zwitser die ook al tijdens de oorlogsjaren de Zwitserse nationaliteit had gehad en daarom tot de ´buitencategorie´ behoorde.
Een bezoek aan Den Haag
Na instemming van de Commissie legde Overakker zijn lijstje voor bij de Buitengewone Pensioenraad, met het voorstel om bij het Ministerie te pleiten voor wetstoepassing bij de groep die vanuit Indonesië naar Nederland was gekomen en later weer was doorgereisd. Wetstoepassing voor álle niet-Nederlanders zou de Minister nooit accepteren, want dat zou het hele wetsartikel overbodig maken. De Raad was het eens met deze aanpak en schreef hierop een brief naar WVC. Het Ministerie was licht verrast door deze groepsbenadering en wilde graag worden ingelicht over de mogelijke consequenties. Overakker toog nu met zijn lijstjes naar Den Haag, samen met de voorzitter van de Raad, om uit te leggen dat het ´allemaal wel mee viel´.
En of er dan niet alsnog honderden nieuwe aanvragen uit Indonesië waren te verwachten?
´Nee, dat gebeurt niet, want dan zouden we daar nu al zicht op hebben gehad.´
Na enig aarzelen ging de Minister akkoord. Inmiddels was de omvang van het verzet – en dus de bijbehorende kosten – redelijk bekend, en was er enige ruimte voor lankmoedigheid. Tientallen niet-Nederlanders werden zo alsnog tot de wet toegelaten.
IJzeren logica
En wat gebeurde met de Indonesiërs? Hadden zíj nog rechten?
Overakker, die inmiddels bij het Ministerie een voet tussen de deur had, wist hoe ver hij kon gaan. Het was natuurlijk onmogelijk om alle Indonesiërs toe te laten, maar als er nog goede argumenten waren voor enkelen van deze groep, dan was er nog ruimte voor onderhandelen, zo wist hij.
Kort daarvoor had de Raad het Commissie-advies overgenomen met betrekking tot de verzetsdeelname van vijf door de Japanners vermoorde vluchtelingen uit Waroe, een werkkamp op Ceram. De weduwen van deze KNIL-militairen woonden nog op Ambon en hadden dus geen recht op een verzetspensioen. Of toch?
´Kijk´, zei Overakker, ´Als deze mannen niet waren gedood, dan waren zij natuurlijk net als alle andere Molukse KNIL-militairen in 1950/51 naar Nederland gekomen! Moeten we het hun weduwen nu kwalijk nemen dat zij in Indonesië zijn gebleven? Nee toch?!´
Tegen zó veel logica was geen weerwoord.
De aanvragen werden geaccepteerd, dankzij Overakker.
x
x
Bronnen:
Piersma, H., Bevochten recht. Boom, 2010.
Touwen-Bouwsma, E., Op zoek naar grenzen. Boom, 2010
Tja daar heb je dan weer zoiets.
Mijn vader heeft bijna 2 jaar vast gezeten in een Kempeitai
gevangenis te Malang en is aldaar overleden op 25 maart 1945.
Hij was bij de Landwacht over een paar plantages boven Dampit.
Je had stadswachters en dus ook landwachters. Beiden hadden wapens
van het Nederlands Indisch Leger. Mijn vader kon deze niet meer te
Malang inleveren en heeft ze daarom verstopt ergens op de plantage.
Werd dus gevonden door de Japanners november 1943.
Mijn moeder heeft nooit Wiv uitkering gekregen. Triest hoor.
From: Java Post
Da´s een triest verhaal, Elizabeth. Volgens het Wiv-beleid is het verbergen van wapens zonder meer, dat wil zeggen zonder er iets mee te doen, geen verzet in de zin der wet.
Ik weet niet of je moeder een aanvraag heeft ingediend. Als ze dat wél heeft gedaan, en jouw samenvatting van het gebeurde klopt, dan is de aanvraag waarschijnlijk om die reden afgewezen.
Nee, mijn moeder wist daar zelf niets van. Zij kreeg in de Wijk van Malang bericht dat mijn vader was opgepakt en naar de Lowok Waru gevangenis was gebracht wegens wapenbezit.
Een proces heb ik niet kunnen bemachtigen is natuurlijk met alle anderen processen verbrand na de capitulatie van Japan. Ook heeft mijn vader geen graf.
The (not) to be forgotten;
Een citaat uit het artikel ‘een bericht als zovele’: “Eind jaren ’80 werd door een vijftal weduwen van Waroe-vluchtelingen een aanvraag ingediend in het kader van Wiv. /…../ Ondanks de geringe gegevens werden de aanvragen toch gehonoreerd, /…../”
Mooi* vind ik het dan om hier te lezen, dankzij een op afstand gewetensvol achter de schermen opererende belangenbehartiger optima forma. Op deze bladzijde van de geschiedenis heeft deze meneer voor mij terecht een naam en een gezicht gekregen. (citaat) “/…../dankzij Overakker. (einde citaat). Maar ik denk dan: DANKZIJ TUAN BESAR OVERAKKER!
* met inachtneming van la tristesse van mevrouw Van Kampen.