Bijgeloof of boerenverstand

Bijgeloof is misschien wel van alle tijden. Toen ik heel klein was – we woonden in een waterrijk dorpje in Noord-Holland – werd me door mijn ouders op het hart gedrukt niet al te dicht bij de slootkant te komen. Daar woonde namelijk een Bullebak die het op kleine kinderen begrepen had. Niet dat ik me ooit van dat wezen een goeie voorstelling heb kunnen maken, maar de waarschuwing heeft wel geholpen. Ik keek wel uit, je wist immers maar nooit.

Onwillekeurig moest ik aan de Bullebak denken toen ik het volgende verhaal las over een tjoelik, een soort Indische variant van de Bullebak. Uit de Sumatra Post van op 27 november 1922, onder de titel ´Mensenoffers uit godsdienstwaan´:

Begraven van karbouwenkop

´Dezer dagen heeft zich te Tjilamaja, het kleine vissersdorpje aan Batavia´s Noordkust, een drama afgespeeld. Zoals men weet, zal er op de Pamenoekan en Tjiasemlanden een suikerfabriek gebouwd worden. Volgens de Inlandsche zeden moet voor een dergelijk groot bouwwerk een zoenoffer gebracht worden aan de kwade geesten. Gewoonlijk wordt dan hiervoor een karbouwenkop genomen, maar het Inlandse bijgeloof zegt, dat een of meer mensenhoofden in zo´n geval veel beter onheil bezweren en menige eenvoudige ziel gelooft dan ook inderdaad dat een mensenhoofd — in ’t geheim natuurlijk — bij zo´n geval wordt begraven. De plechtigheid met de karbouwenkop zou dan slechts camouflage zijn. Wordt nu in de nabijheid van enige kampongs aan een groot bouwwerk begonnen, dan past de bevolking terdege op de tjoelik, de personen die uitgezonden zouden zijn om een mensenhoofd machtig te worden. (…)  

Monding van de Tjilamaja

Zo gebeurde het, dat ongeveer een week geleden een viertal Soendanese handelaren uit de Oost-Preanger door de Pamenoekan en Tjiasemlanden trekkende, ook te Tjilamaja arriveerde. En, een beetje grappen makende met enige jongens die langs de wegkant geiten aan het hoeden waren, antwoordde een der Soendaneezen aan een nieuwsgierigen jongeling op de vraag wat hij er kwam doen: ´Wij zoeken hoofden voor zoenoffer bij de bouw van de nieuwe suikerfabriek en aan jouw kop zou ik zeker f 100. — verdienen.´
Dodelijk ontsteld vlogen de knapen het dorp in en weldra kwamen de bewoners bij tientallen onder het geroep van ´Tjoelik!´ aanzetten, gewapend met knuppels, parangs en patjols. De in het nauw gedreven handelaren hebben nog getracht uit te leggen dat het een grap was, en, toen dit niet lukte, zich te verdedigen. Maar spoedig lagen drie van de vier ongelukkigen dood neer, vreselijk verminkt; de vierde wist zwaar gewond te ontsnappen en de assistent-wedana te bereiken.
Het verdere verloop is gauw verteld. De veldpolitie arresteerde een veertigtal personen: maar wie juist de eigenlijke moordenaars zijn is nog niet duidelijk en zal natuurlijk moeiijk zijn uit te maken. Doch inmiddels is ook, naar vernomen wordt, het enige overlevende slachtoffer aan zijn wonden overleden, hetgeen een goede berechting natuurlijk nóg lastiger maakt.´

Tjoelik! Tjoelik! Tjoelik!

In een latere editie van het zelfde blad werd de volgende versie gegeven:

´Twee inlanders afkomstig van Indramajoe gingen een familielid opzoeken, dat in de kampong in de buurt van Tjilamaja woonachtig moest zijn. Op den kampongweg ontmoetten ze een botjah angon (herdersjongen), bij wie ze naar de woning van het bewuste familielid informeerden. Het jongetje vertrouwde echter het zaakje niet vanwege het zijns inziens verdachte voorkomen der vreemdelingen en dacht, dat hij met tjoeliks te doen had. Hij begon het op een lopen te zetten de kampong in, uitroepende: „Tjoelik! tjoelik! tjoelik!” Een ogenblik later kwam de kampongbevolking gewapend uit om de tjoelik mores te leren. De twee reizigers liepen hard weg, doch ze werden door de woedende bevolking gegrepen en toen was het met hen gedaan; het volk sloeg er op los en met verbrijzelde schedels werden de arme lieden door de politie op de plaats van het misdrijf aangetroffen.´

Of er nu twee of vier doden vielen is hier natuurlijk niet zo belangrijk. Het gaat er om dat de plaatselijke bevolking hier écht heilig geloofde in een overheidsdienaar, de tjoelik, die op zoek was slachtoffers. We zíen het jongetje vóór ons, ongetwijfeld gewaarschuwd door zijn ouders, verstijfd van schrik door de gedachte dat hij met tjoeliks te doen had. Misschien nog wel erger dan een Bullebak.

De rol van de overheid

Karbouwenkop

De antropoloog Robert H. Barnes van de Universiteit van Oxford kwam ooit tot de conclusie dat – in tegenstelling tot wat andere wetenschappers dachten – het geloof in tjoeliks niet was voortgekomen uit de onderdrukking door de Nederlanders. Het had een nog diepere oorsprong in allerlei animistische gebruiken. De politiek van de Nederlanders had het geloof echter ook geen schade toegebracht, in tegendeel. Hoe meer de Nederlandse overheid de bevolking onderdrukte, des te meer geloofde men in overheidsdienaren die op zoek waren naar mensenoffers.[i]

De rechter van de landraad schreef over het gebeuren in Tjilamaja: ´Dat met kracht tegen dergelijke wanbegrippen van de bevolking opgetreden wordt om ze geheel uit te roeien is nu de taak van de heren politie- en bestuursambtenaren. Het is aan hun beleid overgelaten om de bijgelovige desaman beter in te lichten en tot andere gedachten te brengen, opdat de angst geen aanvallen en moorden tengevolge zal hebben´.
We hóren hier al bijna de mislukking van dit beleid. Het ´met kracht optreden´ zal het geloof in tjoeliks geen kwaad hebben gedaan. Misschien wel in tegendeel.

Een trieste afloop

Maar goed, ook dít verhaal is al weer 90 jaar oud. We weten inmiddels dat in Indonesië de tjoelik zélf is geofferd. Misschien door de komst van radio en televisie, maar misschien ook wel omdat er geen Nederlanders meer zijn.

En de Bullebak? Wat is er van hém geworden? Een jaar of veertig geleden werd de polder herverkaveld en is het aantal sloten teruggebracht tot het absolute minimum. Alle kinderen krijgen zwemles. In mijn geboortedorp wordt nog verteld dat de Bullebak er opeens niet meer was, zó maar vertrokken, van de ene dag op de andere. En niemand weet waarheen…

x

[i] Barnes,R.H., ´Construction sacrifice, kidnapping and head-hunting rumors on Flores and elsewhere in Indonesia´ (1993).

Dit bericht werd geplaatst in 1. Het vooroorlogse Nederlands-Indië en getagged met , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

3 reacties op Bijgeloof of boerenverstand

  1. Wilma zegt:

    Prachtig verhaal!
    Bijgeloof is van alle culturen.
    Als Haags kind met veel Indische ooms en tantes [je mocht gewoon tante en oom zeggen, ook al waren zij niet echt familie] kreeg je er toch wat van mee.
    Op donderdag werd er wierook aangestoken, bepaalde planten konden ongeluk brengen, een gebarsten spiegel of ruit bracht ongeluk en rijst mocht je nooit zomaar weggooien.
    Een mes of vork dat per ongeluk op de grond viel werd gelijk verwijderd en in een kruidenaftreksel gezet.
    Die lieve Indische tantes! ik mis ze soms, niet dat Hollandse:”” ga je tanden poetsen en slapen””, maar zacht en lief met prachtige verhaaltjes en ze bleef bij je totdat je sliep
    oeps, ik dwaal af

  2. Hans zegt:

    Bijgeloof en de stille kracht van de Sansevieria

    Bijgeloof? Hoe komt zoiets in de wereld? Een paar jaar geleden stond in de krant een bericht dat geleer­den in Amerika, na jaren onderzoek, hadden ontdekt dat de plant Sansevieria, ook wel Vrouwe­ntong genoemd, schadelijke stoffen in de lucht af­breekt en ze omzet in voed­sel. Wat bleek? Werkers in ‘moderne’ kantoorge­bouwen met airconditioning, die klaagden over hoofd­pijn, hoestbui­en en ontstoken ogen worden nu met Sansevie­ria van het ‘sick-buil­ding syn­droom’ afgehol­pen door Sansevieria´s te plaat­sen in de werkruimten.
    Een ontdek­king van we­reldfor­maat.

    Maar de geleerden hadden zich het jarenlange onderzoek kunnen besparen. Mijn tante Jet, geboren op Java, wist dat van die Sansevieria al lang. Ze heeft ons en iedereen die het maar horen wilde, altijd aangeraden een paar van die planten in huis te nemen. “Dat is goed voor het huis”, zei ze altijd zonder verdere uitleg over dat bijgeloof. Ze wist dat van haar moe­der en die wist het weer van haar moeder enzovoort. Wie weet hoe lang dat al bekend was. De geleerden hebben nooit willen luisteren of ze hebben geen tante uit Java. Praten we nu nog over bijgeloof als we het over de stille kracht van de Sansevieria hebben?
    Wie weet wat de geleerden in de toekomst nog zullen ontdekken…

    (The John Stennis Space Center (NASA) discovered that commonly used house and office plants seem to have the ability to remove a large number of frequently encountered indoor air pollutants from a closed space, effectively cleaning the air. This research was originally designed to help NASA scientists eliminate pollutants inside the closed environment of a space craft. Like so many of NASA’s research projects, this one has implications for both NASA and the general public.)

  3. Hans zegt:

    Ik meen dat het Rob Nieuwenhuys was die eens zei: Bijgeloof? Ik geloof er niet in, maar ik hou er wel rekening mee!

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s