Semarang in de Bersiap!periode
Het voorafgaande: Semarang wachtte met spanning op de dingen die zouden gaan gebeuren. Met komst van de Britten leek het rustiger te zijn geworden, maar de gebeurtenissen elders op Java maakten dat het vuur van de opstand ieder moment weer kon oplaaien. Om de evacuaties niet in gevaar te laten brengen, besloten de Britten over te gaan tot actie.
Tweede Slag om Semarang: 18-21 november 1945
In de vroege ochtend van de 18e november arresteerden de Britten resident Wongsonegoro. Belangrijke gebouwen werden bezet. Overal verschenen barricades en waren Indonesische sluipschutters actief.
De volgende dag werd overal in de stad zwaar gevochten. De Britse troepen werden hierbij gesteund door de Japanners. Geinterneerden in de BAT-fabriek en Hotel Jansen konden worden ontzet en geëvacueerd naar de haven. Uiteindelijk werd de positie van de Britten toch zó benard dat verzocht werd om luchtsteun.
Op 20 november deden zes Thunderbolt jachtbommenwerpers een aanval op Indonesische stellingen langs de Bodjong en aansluitende wegen naar het havengebied. Het verzet van de Indonesische troepen werd hiermee gebroken.
Weer een dag later dag was de opstand voorbij. Enkele zuiveringsacties beëindigen de strijd. De slachtoffers van deze operatie: een handvol Britten en Japanners, en naar schatting 100 á 150 Indonesiërs.
Enkele verslagen van de gebeurtenissen:
´Er werd systematisch geplunderd. Alle gouvernements-instanties waren verlamd. De kantoren van de Djaksa, Justitie Welvaart, Politie, Electriciteit, Gas, alles geplunderd. (….) Het was een warboel in de goedangs rond het Tawang Station. Langs de Bodjong rijdend, zag men toko’s in brand en ruiten kapot. De geplunderde buit werd op de dievenpasar verkocht, onder andere op gang Warung, Pekodjan, Karangturi en Ambengan. Overal zag men mensen dobbelen langs de weg. Lampen brandden niet meer, alleen in Tjandi en Semarang-Oost was voor enkele uren electriciteit. Er was een avondklok ingesteld vanaf 18.00 uur. De waterleiding deed het niet, water moest uit de put gehaald worden.´[i]
´Op 19 november is de situatie zeer verslechterd doordat de wegen van het noorden naar het zuiden door Indonesiërs bezet zijn en de verbindingen tussen de Britse troepen dientengevolge verbroken. De Indonesiërs hebben hun positie versterkt door de bezetting van grote gebouwen. Op 19 november vonden geen operaties van belang plaats. Een menigte verzamelde zich bij het 2e HQ Hyderabad, doch werd verdreven door mortieren. Alle personen onder de bescherming van de RAPWI uit het Noordelijk deel van de stad zijn geëvacueerd naar het havenkwartier. De Indonesiërs gingen de gehele dag door hun positie te consolideren. Op 20 november werden om 7.30 uur waarschuwende pamfletten uit een vliegtuig neergelaten; om 9 uur werd door zes vliegtuigen een aanval gedaan op grote gebouwen en wegversperringen. Er werden bommen geworpen en de wegen werden gemitrailleerd. De aanval was zeer succesvol en maakte het de Britse troepen mogelijk, de wegen schoon te vegen, waarmede men voor het duister hoopt klaar te komen. Ondanks sterke tegenstand op de weg in het westelijk deel van de stad om 14 uur werden vorderingen gemaakt. Het feit dat vele burgers de stad hebben verlaten, doet veronderstellen dat de waarschuwende pamfletten hun uitwerking niet hebben gemist. Een torpedoboot bereikte vandaag Semarang.´[ii]
De strijd om Semarang leek gestreden, die om Banjoebiroe en Ambarawa moest nog beginnen. Op 20 november werd door Indonesiërs in deze plaatsen de aanval geopend. Na een zware strijd zou het gebied pas rond 29 november volledig in Britse handen zijn.
´HMS Sussex is aangekomen; 24 november zijn mariniers geland. Men is het rampokken niet meer meester. In de kampongs wordt voortdurend geschoten. Bij het vernemen dat zich Indonesische concentraties bij Gendeksari vormden, ging een kleine patrouille op onderzoek uit en stuitte op hevig vuur, waarbij vier man vermist raakten. De algemene situatie is de laatste 24 uur verbeterd, maar van de toekomst valt niets te zeggen.(…) Enkele kampongs zijn bij wijze van voorzorgsmaatregel vernietigd.´[iii]
´Men gaat door met het zuiveren van de stad. De sterkste tegenstand ontmoet men in een kampong in het zuid-oosten van de stad, bezet door Indonesiërs met mortieren. Op 25 november zijn 600 Rapwi-mensen ingescheept op weg naar Batavia. Om 10.30 uur is Oengaran door de Sussex beschoten.
In de morgen van 28 november keerde het normale leven weer terug en waren er weer mensen op de passer.´[iv]
Consolidatie
Vanaf 29 november, toen de weg tussen Semarang en de kampen in Banjoebiroe en Ambarawa was vrijgemaakt, werden de evacuaties hervat. Allereerst worden 1500 geïnterneerden van Banjoebiroe via Ambarawa naar Semarang gebracht. Helemaal rustig is het overigens nog niet:
´1 december: Indonesiers verzamelen zich ten oosten en zuidoosten van Semarang. Deze verzamelpunten worden door de Sussex beschoten.
6 december: Rustig. Het rampokken gaat voort. In de nacht van 6/7 december hadden enige incidenten plaats. Om 22.00 uur vielen 20 Indonesiërs zonder succes het Hoofdkwartier van de Britse en Japanse troepen aan.
7-9 december. Het vliegveld is weer aangevallen met mortieren en bommen. Een onbelangrijke aanval op een Japanse post werd afgeslagen. De bedoeling van de vijand is nog steeds onzeker. Er zijn maatregelen genomen om het verwachte oprukken van de vijandelijke troepen ten oosten en westen van de stad te verijdelen. In de morgen van 7 december heeft artillerievuur een concentratie van 200 vijanden een mijl ten oosten van het vliegveld uiteengedreven. Enkelen liepen snel naar de stad. Men gelooft dat de vijand poogt gewapende mannen in de stad te infiltreren om de aanval van buitenaf te steunen.
Britse troepen zuiverden enige kampongs. De Sussex is vervangen door de Norfolk.
Op 8/9 december zijn de vijandelijke concentraties ten oosten van de stad zwaar onder vuur genomen door de Norfolk en de Caprice en 25 pdr. batterijen. Op 9 december is een Britse patrouille ten oosten van de stad beschoten, doch over het algemeen is het rustig.´[v]
Vanaf begin december werd een vervolg gemaakt met de evacuaties. Tot de 13e van deze maand werden 7700 personen, onder wie ca. 1100 voorheen niet-geïnterneerde vluchtelingen (IFTU’s) en een gelijk aantal Chinezen uit Ambarawa en omgeving naar Semarang overgebracht. Tegelijkertijd werden enkele honderden tonnen voedsel en andere voorraden naar Semarang afgevoerd. Ondanks het feit dat de Indonesische strijdgroepen bij Ambarawa en langs de route naar Semarang af en toe nog aanvallen uitvoerden, vielen geen slachtoffers meer. Vanuit Semarang werden de geëvacueerden verder vervoerd naar Batavia, Singapore, Thailand, Ceylon en Australië.
Op 14 december verlieten de Britten Ambarawa. In totaal hadden de gevechten in/om Ambarawa en Banjoebiroe sinds 21 november aan 20 à 25 geïnterneerden het leven gekost; de verliezen aan Britse en Japanse kant bedroegen naar schatting ongeveer 100 man, inclusief de gewonden.
Medio januari 1946 hadden ca. 27.000 mensen Midden-Java verlaten. Ruim 4500 van hen vertrokken per vliegtuig van Kalibanteng; de anderen vertrokken per schip. Ongeveer 1500 ex-geïnterneerden besloten in de stad te blijven, evenals vele voorheen niet-geïnterneerde Indo-Europeanen en Chinezen.
Van het feit dat de betrekkelijke rust voor een groot deel afhankelijk was van de economische omstandigheden, getuigt het volgende:
´27 januari: In de stad was op 22 januari nog 850 ton padi. Rijst is verbruikt.
Aanwezig zijn: ca. 8.000 Europeanen, ca. 40.000 Chinezen en ca. 160.000 Indonesiërs.´[vi]
´02 februari: Semarang is een dode stad. Praktisch kan de stad verdeeld worden in drie delen: te weten a. Het heuvelterrein (Nieuw Tjandi), b. De Chinese kamp, waar slechts enkele winkels geopend zijn, c. Hiertussen ligt een strook waarin nog verschillende ongezuiverde kampongs liggen. In strook a. en b. kan men rustig wandelen, door strook c. Wordt zo snel mogelijk gereden. Na 6 uur ’s middags betekent panne in strook c in den regel contact met extremisten.
Aan de grenzen der stad zijn Engelse batterijen opgesteld die dagelijks enige salvo’s vuren op concentraties van den vijand. (…)
12 februari: Een van onze vaste medewerkers meldt dat de gevoelens over de toestand van Semarang bij vele Chinezen en Indonesiërs is, dat een algemene ontwrichting binnenkort verwacht zal kunnen worden indien er geen verbetering komt. De kampongbevolking kan zich tot nog toe staande houden, doordat zij van de goederen leeft die zij destijds geroofd heeft. Indien zulks niet meer mogelijk is, zullen de bewoners van Semarang niet meer veilig zijn, daar de rampokterreur weer zal opleven of anders dat nog meerdere Indonesiërs Semarang zullen verlaten, waardoor de passers geheel zullen verlopen, zodat zelfs geen groenten meer verkrijgbaar zijn.´[vii]
Nederlandse troepen, 9 maart 1946
Op 9 maart arriveerde de Nederlandse Tijger-Brigade in Semarang. Gedurende nog ongeveer een maand zouden de Britten in Semarang blijven om de slecht voorbereide Nederlanders te assisteren bij de machtsovername.
Rapportages van de Nederlanders maakten daarna nog veelvuldig melding van rampok en vernielingen. Er werden echter geen meldingen meer gedaan van persoonlijke geweldsuitingen.
De relatieve rust gaf gelegenheid onderzoek te doen naar allerlei misstanden uit de voorafgaande periode:
´Op 26 mei 1946 werden opgegraven, achter de Benteng drie lijken van manspersonen, door getuigen herkend als Jos Merckelbach, Dock Merckelbach en Robert Thomson. Wegvoering en moord geschiedde in november 1945 door de bende van Tjondro Dagdo.
Op 2 juni werden drie lijken van manspersonen opgegraven: De Neefe, Van der Giesen en Landstra, RAPWI-medewerkers alhier. Deze personen werden vermoord achter de Benteng in november 1945. Daders eveneens de bende van Tjondro. Door den dader werd aangewezen het huis vanwaar zij werden weggevoerd: apotheek Meulemans, Doewet.
Op 11 mei 1946 werd op Peloran opgegraven de lijken van mevrouw Flohr, Winnie Flohr, Frieda Flohr, Jaapje Flohr en mevrouw De Neefe. Deze slachtoffers werden eveneens weggehaald uit het pand van Apotheek
Meulemans, en werden vermoord te Peloran in november 1945. Etc.´[viii]
Nawoord
De bronnen met betrekking tot Semarang in de Bersiapperiode zijn relatief schaars. Van de Japanners zijn slechts enkele rapportages bewaard gebleven. De Britten rapporteerden weliswaar regelmatig, doch beperkten zich vooral tot vermelding van militaire aangelegenheden. Gevolg hiervan is, dat – een enkele uitzondering daargelaten – geen gegevens bekend zijn van de lotgevallen van individuele burgers.
Uit de wel aanwezige rapportages blijkt dat Semarang een zeer onveilige stad is geweest in de hier beschreven periode. Met name in de maanden oktober en november 1945 werd veelvuldig gekidnapt, gerampokt en geschoten. In Britse bronnen lezen we dat het totaal aan burgerslachtoffers in deze tijd op tussen de 100 en de 150 moet worden geschat.
De meeste (Indo-)Europeanen zullen Semarang in deze tijd slechts hebben gekend van achter de kampmuren. Zowel degenen die tijdens de oorlog geïnterneerd waren in Semarang zelf, maar ook degenen die geïnterneerd waren in andere plaatsen op Midden-Java, werden via verschillende kampen naar de gereedliggende evacuatieschepen gebracht.
Zij die tijdens de oorlogsjaren buiten internering waren gebleven, evenals degenen die in augustus/september 1945 op eigen risico de bescherming van de kampen hadden verlaten, liepen risico te worden ontvoerd of beschoten. Op 14 oktober werden vrijwel alle jongens en mannen opgepakt en geinterneerd in de Boeloe-, Djoernatan- en Mlatengevangenis. Enkele dagen later werden ze weer bevrijd door de Japanners of de Britten. De meesten van de (Indo-)Europeanen woonden daarna in de beschermde wijk Nieuw-Tjandi, en meden de stadskampongs. Het openbare leven was gedurende deze maanden zo zeer verstoord, dat grote voedseltekorten optraden.
Militair geweld vond plaats in twee korte perioden: 14 – 19 oktober en 18 – 21 november 1945. In eerstgenoemde periode werd zwaar strijd geleverd tussen de Japanners en de Indonesiërs. Vooral in de omgeving van Bodjong werd zwaar gevochten. In de tweede genoemde periode werd gevochten tussen Brits-Indische troepen en Indonesiërs. Vliegtuigbeschietingen maakten een eind aan Indonesische stellingen in de stad zélf. De omliggende plaatsen werden de weken daarna nog door Brits mortiervuur bestookt.
Met het vertrek van de laatste evacuatietransporten hield het kanongebulder op, en was het Nederlandse (blanke) bevolkingsdeel nagenoeg geheel verwijderd. De Britten hadden woord gehouden door de zich in levensgevaar bevindende ex-geïnterneerden af te voeren, en tijdelijk orde en rust te handhaven. De verdere controle en terugkeer van Nederlands gezag lieten ze maar al te graag over aan de Nederlandse militaire troepen zélf, vermoedende dat de besprekingen aan de onderhandelingstafel mogelijk ooit wel eens zwaarder zouden kunnen wegen.
x
Bijlage: Evacuatieschepen Semarang [ix]
Datum Schip Bestemming
05.11.45 Van Heutsz Batavia
11.11.45 Oranje Australië
13.11.45 Van Heutsz Batavia
17.11.45 Van Heutsz Batavia
17.11.45 Sumari Maru Batavia
23.11.45 Sumari Maru Batavia
24.11.45 Van Heutsz Batavia
25.11.45 Sumari Maru Batavia
27.11.45 Egra Batavia
29.11.45 Glenroy Singapore
01.12.45 Van Heutsz Batavia
01.12.45 Sumari Maru Batavia
02.12.45 Venerable Colombo
07.12.45 Janssens Ambon
08.12.45 Loch Gillesport Singapore
12.12.45 Colossus Ceylon
13.12.45 Winchester Victory Batavia
13.12.45 Van Heutsz Menado
13.12.45 Dunera Colombo
14.12.45 Oranje Nederland
15.12.45 Saparoea Nederland
16.12.46 Lake Charles Victory Bangkok
18.12.45 Amherst Victory Batavia
20.12.45 Winchester Victory Soerabaja
26.12.45 Amherst Victory Bangkok
28.12.45 Princess Beatrix Colombo
01.01.46 Balikpapan Timor
01.01.46 L.S.T. Soerabaja
01.01.46 Dunera Colombo
15.01.46 Tegelberg Soerabaja
05.02.46 Toba Bandjermasin
Bronnen:
Beekhuis, H., Geïllustreerde Atlas van de Bersiapkampen in Nederlands-Indië, 1945-1947. Profiel BV, Bedum, 2009.
Broeshart, A.C. e.a., Vrede, maar geen bevrijding. Gebeurtenissen op Java in de Bersiaptijd. Lidesco, Leiden, 1989.
Brommer, B. e.a., Semarang, beeld van een stad. Asia Maior, Purmerend, 1995.
Groen, P.M.H., “Patience and bluff”: de bevrijding van de Nederlandse burgergeinterneerden op Midden-Java (augustus-december 1945). In: Mededelingen van de SMG Landmachtstaf, deel 8, 1985.
Han Bing Siong, Geschiedenis van de Vijfdaagse Strijd in Semarang, 14-19 oktober 1945. Stichting Reunisten HBS-Semarang, Rijswijk, 1995.
Het Dagblad, Batavia 1945-1946.
Archivalia worden beheerd door:
Nationaal Archief, Archief Procureur-Generaal (NA/PG)
Nationaal Archief, Algemene Secretariaat (NA/AS)
Nationaal Archief, Buitenlandse Zaken/Nefis (BuZa/Nefis)
[i] Geschiedenis van de Vijfdaagse Strijd, p.70.
[ii] NA, AS, 5532.
[iii] NA, AS, 5532.
[iv] NA, Nefis, 914.
[v] NA, Nefis, 914.
[vi] NA, Nefis, 1107.
[vii] NA, Nefis, 3367.
[viii] NA, PG, 1113.
[ix] Geïllustreerde Atlas van de Bersiapkampen, p. 245.
Wij werden vanuit het kamp Lampersarie geëvacueerd eind December 1945 naar Batavia .Daar werden we ondergebracht in kamp Tjideng tot we een paar dagen later op Britse vliegdekschip de Venerable naar Candy in Ceylon werden gebracht. Ik was 15 en kan me veel nog goed herinneren. Ik schrijf mijn memoires voor mijn Amerikaanse kleinkinder.
Is this document available in english please?
Sincerely
Alastair Petrie
petrie.alastair@talktalk.net
Ik zat er midden in. Ik was weggelopen uit het jongenskamp “Bangkong” naar mij moeder in Lampersari. Onderweg moesten wij (5 jongetjes van 14 jaar) rennen voor ons leven, nagezeten door Indonesische jongetjes (ook van ca. 14) met speren. In Lampersari woonde mijn moeder vlak bij de omheinig. Wij werden op een gegeven vroege morgen aangevallen door een woedende groep Indonesiërs met speren en een enkel geweer. De Japanse bewaking van het kamp verdedigde ons, verstrekt door een patrouille Ghurka’s en sloeg de aanval af. Later met een Dakota vervoerd naar Bandoeng en nog later met een Catalina naar Batavia naar de “Johan van Oldenbarneveldt” (landing vlakbij het schip) en toen naar Nederland. December 1945.
Ook wij woonden in het kamp Lampersari met onze moeder vlak bij het gedek (omheining)
Hoofd Mangaweg 44. Mijn twee oudste broers Bert en Klaas zaten in het jongens-
kamp Bangkong. Ik was nog net te jong om er ook heen te moeten. Moeder en de zeven
kinderen vertrokken per Dakota naar Bandoeng, vliegveld Andir en vandaar met een bus
naar het Juliana Ziekenhuis, waar mijn vader ons opwachte. Dit was voor 5 December
want ik herinner me het geweldige Sinterklaas feest waar mijn jongere broertje en ik een
opwind treintje kregen.
Wij hebben tegenover jullie in het Lampersarikamp, hoofdmangaweg gewoond!
Greetje van der Loon!
tel. 015-3641183 (Delft)
Momentel ben ik druk bezig met onderhoud aan diverse pagina’s. Tijdens een rit naar Ambarawa naar het Fort Willem I “ontdekte” ik een aantal gebouwen waarvan ik wilde vragen of deze u bekend voorkomen. Ik heb hiervan een aantal foto’s gemaakt en heb ze op onderstaande pagina geplaatst
http://www.astaga.nl/indonesie/banyubiru/index.htm
mvgr
Ed Vos
Mijn zus, Fransje Somers, is omstreeks 30 september met de RAPWI naar Soerabaja gebracht. Is haar niet meegevallen. Meer van haar ervaringen weet ik niet. Wel dat ze er slecht aan toe was.
@ dhr. Jan A.Somers
Op basis van dezelfe systematiek als bij Wil Maassen heb ik de reis van mevr. Somers geboren Versteegh en haar dochter Fransje langs enige Republikeinse kampen getraceerd:
Zij waren al enige weken opgesloten in hun huis aan de Setailstraat in Soerabaja.
In November 1945 werden zij samen met 15 andere vrouwen en kinderen, allen uit diezelfde straat, ‘snachts geblinddoekt en per bus naar de gevangenis in Sidoarjo gedeporteerd . Na enige dagen werden zij allen verder vervoerd naar de gevangenis in Modjokerto en daarna wellicht met de tram naar de suikerfabriek Brangkal.
Uit de beschikbare gegevens is niet duidelijk waarheen zij daarna werden getransporteerd, mogelijk Modjokerto-Patjet, -Dinojo of -Soemobito. Ze werden in April 1946 bevrijd en uiteindelijk kwamen ze in Batavia terecht, waar ze herenigd werden met de vader van dhr Somers. in Juni 1946 evacueerden ze naar Nederland.
Dit verhaal is deels gebaseerd op de brieven van Mia Campioni, wellicht woonde ook zij in de Setailstraat.
” in April 1946 bevrijd” Volgens de brief via het Rode kruis op 1-6-1946 in Patjet. (brief had u al eerder hier kunnen zien) Geëvacueerd naar Semarang, Protestant Weeshuis. Daarna naar Batavia. Kon ook kiezen voor Soerabaja, maar daar had ze niets meer. Ik was vermoord in de Simpangclub.
” in Juni 1946 evacueerden” De brief aan mijn vader (werkgever/RAPWI) dat hij op de Sloterdijk geboekt was, is van 1 juli 1946. Met de aankondiging “U dient zich vanaf woensdag 3 juli 1946 ten 12 uur v.m. gereed te houden voor vertrek”
ik heb een algemeen beeld van de republikeinse kampen, de richting is goed, natuurlijk mis ik de details per persoon, maar dat verandert niks aan de loop der gebeurtenissen. . 1600 Slag bij Nieuwpoort. Op welke datum en welke dag was dat?
Op 27.02.1946 vertrokken uit Brangkal 500 vrouwen en kinderen waaronder Mevr. Somers en haar dichter Fransje naar Patjet. Ze werden daar gehuisvest in een verlaten klooster.
Op 1 Juni kregen ze bezoek van het Internationale Rode Kruis CICR. In het kamp waren 485 personen, 9 mannen, 310 vrouwen en 166 kinderen; de ethnische verdeling was 455 Indo-Europeanen en 30 totoks. Het onderscheid werd keurig geregistreerd.
De mensen werden niet gelijk behandeld, Begin Juni konden 72 vrouwen, die in de oorlog geinterneerd waren ( APWI), de Binnenkampers, per trein naar Solo vertrekken en vandaar per vliegtuig naar Semaring waar ze op 12 juni aankwamen. Na registratie in het Protestants Weeshuis kregen ze onderdak in één van de vele opvangcentra in Semarang- Daarna vertrokken ze naar Batavia.
Het echtpaar Somers met hun dochter evacueerden/repatrieerden op 5 Juli naar Nederland en kwamen met het schip Sloterdijk op 1 augustus in Rotterdam aan.
M. van Delden, schrijfster van de “Republikeinse kampen in Nederlands-Indie” gaat ervan uit dat de Bersiap en de Republikeinse kampen twee verschillende en gescheiden gebeurtenissen zijn. Ik heb aanwijzingen dat de Bersiap onveranderd overgaat in de Republikeinse kampen, maar daarover later.
Correcteie Dhr Somers was vermist in Soerabaja en met hem meer dan 3500 mannen en jongemannen.
Bij vermissingen dienen met de omstandigheden rekening gehouden te worden. In Bandoeng of Batavia werden vele Nederlanders, indo-Euriopeanen in oktober/november vermist. Veelal bleken ze ontvoerd te zijn, gewoon van de straat geplukt en naar onbekende bestemming weggevoerd. Bvb in Batavia werden mensen ontvoerd en veelal (>90%) later vermoord teruggevonden. Ik heb het eens uitgerekend . Als binnen 29 dagen na vermissing/ontvoering mensen niet worden teruggevonden, dan kan men gevoeglijk aannemen dat ze vermoord zijn.
N.B. In het topic wordt vermeld dat op 11 mei 1946 op Peloran de lijken van mevrouw Flohr, Winnie Flohr, Frieda Flohr, Jaapje Flohr en mevrouw De Neefe werden opgegraven. Mevr. Atje de Neef geboren Zwanenburg is wel begraven en bij de Oorlogsgravenstichting geregistreerd, terwijl ik van de familie Flohr,dwz moeder, 2 dochters en zoon geen spoor kan ontdekken. Toch wel een beetje raar, er zijn lijken, er zijn namen, maar er zijn geen graven!!!!
“repatrieerden op 5 Juli naar Nederland” Zo ziet u wat uw vorige bronnen ervan afwisten. Gelukkig was er behalve “Op basis van dezelfe systematiek als bij Wil Maassen” ook nog deze ervaringsdeskundige.
“en met hem meer dan 3500 mannen en jongemannen.” Dat was de Werfstraatgevangenis., en bij mijn weten zijn die nooit als vermist geboekt. Die zaten daar levend, en werden allen levend bevrijd. Mijn overlijden werd aan mijn moeder gemeld vanwege de gebeurtenissen in de Simpangclub. De aanbrenger talmde lang na zijn verhaal, baboe Soep stootte mijn moeder aan: fooi!
Ik benodig enige hulp bij het dateren van de evacuatie van mijn familie uit kamp Banjoebiroe en uit Semarang aan het einde van november 1945.
Bekend is dat de BAT-fabriek (British American Tobacco), aan de rand van Semarang, op 18 november is ontruimd als opvangkamp. Ik vermoed dat de locatie na de gewijzigde omstandigheden in Semarang opnieuw, maar als doorgangskamp, is gebruikt.
Zowel Marijke Jalink als mijn tante maken melding van een bombardement op de BAT-fabriek. Het was met lichtflitsen vanuit de stad te zien. Mijn vraag is nu wanneer dat bombardement plaats vond.
Wie kan mij helpen?
Bij mijn weten werd de BAT-fabriek op 29 oktober in gebruik genomen als opvangkamp, en op maandag 19 november weer ontruimd.
Op dinsdag 20 november, en dus een dag later, worden door Britse bommenwerpers een aanvallen gedaan op Indonesische stellingen langs de Bodjong en de noordelijk aansluitende wegen naar het havengebied. Mogelijk worden déze bombardementen bedoeld?
Beste B.,
Dit zou zeer wel mogelijk kunnen zijn. Te meer omdat de interneringskaarten over 23 en 24 november spreken van doorreizen van Batavia naar Bandoeng.
Echter, dit tijdspad matcht niet met het feit dat de evacuatie vanuit Banjoebiroe 10 pas vanaf 26 november op gang kwamen volgens https://bersiapkampen.nl/Banjoebiroe%2010B.htm
Ze zijn inderdaad per vliegtuig (w.s. DC-3 Dakota) naar Bandoeng gevlogen en opgevangen in Tjihapit.
Niet geheel verklaarbaar is nog waarom mijn oma en mijn jongste tante 24/11/45 als transitiedatum Batavia-Bandoeng op de interneringskaart heeft staan en de kinderen 23/11/45. Het feit spreekt voor zich maar onder de gegeven omstandigheden kan ik mij niet voorstellen -of juist wel- dat oma drie kinderen alleen voorop liet gaan.
Wil Maassen zegt 29 november 2020 om 4:22 pm: “Zowel Marijke Jalink als mijn tante maken melding van een bombardement op de BAT-fabriek. Het was met lichtflitsen vanuit de stad te zien. Mijn vraag is nu wanneer dat bombardement plaats vond. Wie kan mij helpen?”
Mijn moeder hield in die roerige tijd in Semarang een dagboekje bij. Zij was een vrouw van weinig woorden en het dagboekje is dan ook niet meer dan een reeks droge one liners, in chronologische volgorde.
Wij (ik was toen 7) woonden toen in Semarang Oost vlakbij het zogenaamde Bandjirkanaal Timoer (Oost). Direct achter dat kanaal, over de brug, misschien maar 500 meter van waar wij woonden, was begin 1946 nog gebied waar de zogenaamde “extremisten” (pemoeda’s) de baas waren en vooral ’s nachts huis hielden en de stad infiltreerden. Dat was “het front” waar hevig werd gevochten. Langs ons huis passeerden dagelijks trucks met militairen, bren carriers, trekkers met kanonnen en ander oorlogstuig richting oostgrens. Terug kwamen de militaire ambulances, soms stapvoets rijdend. Dan wisten wij dat er een of meerdere zwaar gewonden in lagen, op weg naar het ziekenhuis, want de weg zat vol potholes.
Uit de summiere dagboekaantekeningen van mijn moeder voor de maanden februari en maart 1946:
– 25 feb: oorlog aan oostgrens
– 28 feb: hevig bombardement in de middag
– 1 mrt: oorlog
– 2 mrt: oorlog
– 7 mrt: Jappen ontwapend
– 26 mrt: ’s nachts tegen twaalven hevig bombardement
– 31 mrt: begin zuivering Oost Semarang
– 1 apr: voortdurend schieten
Mijn moeder was onderwijzeres en niet krijgskundig geschoold. Met “oorlog” op 25 feb, 1 en 2 mrt zal ze hebben bedoeld dat er hevig en in ons huis zeer hoorbaar werd gevochten. Op 26 mrt tekende ze een “hevig bombardement” tegen middernacht aan. Of het om een luchtbombardement ging vermeldt ze niet, kon ze misschien ook niet weten.
Maar ….. Marijke Jalink en uw tante meldden een bombardement van de BAT fabriek in Smg Oost, dat “met lichtflitsen vanuit de stad was te zien”. Lichtflitsen. Het moet dus donker zijn geweest. Zou dat het zelfde nachtelijke bombardement zijn geweest waarvan mijn moeder melding maakte? Zo ja, dan is de datum en tijd van dat bombardement bepaald: 26 mrt 1946 tegen middernacht.
Just my 2 gobangs.
@Wil Maassen
De RAPWI heeft eind oktober/begin november 1945 mannen,vrouwen en kinderen (750) uit Banjoebiroe maar ook uit Ambarawa naar de BAT-fabriek in Semarang getransporteerd.
Op 18-11-1945 moest dit kamp ontruimd worden in verband met aanvallen van extremisten vanuit de nabij gelegen kampongs. Iedereen werd in Engelse militaire vrachtauto’s, beschermd met matrassen, overgebracht naar KPM-gebouwen in de Prauwenhaven.
Deze personen zijn op 24/11 met het schip Van Heutz en op 25/11 met de Sumari Maru naar Batavia vervoerd.. Aangezien Semarang niet over een diepzeehaven beschikt moesten de personen vanaf de kade met LST (Landing Ship Tanks) naar de schepen worden gebracht.
Beste B. en Peter,
Dit matcht beter met mijn data maar ook met de gebeurtenissen in het artikel, er vanuit gaande dat ze langer dan een nacht in de BAT-fabriek verbleven hebben. Ik ga het opnieuw uitwerken. Dank jullie wel.
@ Wil Maassen
Degenen die vanuit Banjoebiroe via Semarang en Batavia in november 1945 naar Bandoeng zijn geëvacueerd, werden geplaatst in het Opvangkamp:
A) LOG Het Land Opvoedings Gesticht voor jongeren dat bevond zich aan de Daendelsweg, direct ten zuiden van de Groote Postweg in het oosten van de stad, thans Jalan Jakarta.
Of
B) Tjihapit . Dit opvangkamp bestond uit huizen in een woonwijk in het noord-oostelijk stadsdeel.
Ze zijn inderdaad (ws met een DC-3 Dakota) naar Bandoeng gevlogen en opgevangen in Tjihapit.
Niet geheel verklaarbaar is nog waarom mijn oma en mijn jongste tante 24/11/45 als transitiedatum Batavia-Bandoeng op de interneringskaart heeft staan en de kinderen 23/11/45. Het feit spreekt voor zich maar onder de gegeven omstandigheden kan ik mij niet voorstellen -of juist wel- dat oma drie kinderen alleen voorop liet gaan.
@mr. Eugene Krabs/ Wil Maassen.
De vrouwen en kinderen werden van Semarang naar Bandoeng overgevlogen en kwamen in Bandoeng ziek aan. Ik stel me voor dat de kinderen Tjihapit in de ziekenzaal werden opgevangen en daar direct werden geregistreerd. De vrouwen werden blijkbaar een dag later geregistreerd. Wellicht kunt U aan de registratiekaarten aflezen of er een groot verschil is tussen de nummering.
De primaire bronvermelding van mijn informatie is
NIOD, Indische Collectie IC
– Scholtens – RAPWI-rapport Midden-Java, NIOD, IC 055795=SMG, Doos 0214, 1A, Evacuation, pg 1-6, tabel 2
Dit rapport is ook on-line te lezen ‘Report on RAPWI Mid-Java activities’ samengesteld door K. Scholtens betreffende de werkzaamheden van de Recovery of Allied Prisoners of War and Internees (RAPWI)-organisatie op Midden-Java
https://www.archieven.nl/nl/zoeken?mivast=0&mizig=210&miadt=2231&miaet=1&micode=509&minr=2527887&miview=inv2&milang=nl
-Rode Kruis,verslag NIOD IC 054927, pg 3
De secundaire bronvermelding is http://www.bersiapkampen.nl
zoeken op kampen op West- en Midden-Java
Dit kan e.e.a. verklaren. Wel is het w.s. net omgedraaid. Uit overlevering is nml. bekend dat juist mijn oma (en mijn jongste tante) direct bij aankomst in het ziekenhuis is opgenomen.
@ Wil Maassen
Ik lees weliswaar studies over de bersiapperiode en zoek naar het verloop van de geschiedenis zoals in bovengenoemd verhaal en kijk dan hoe de overlevering dwz de oral history in het verhaal past. Ik zoek dan wel bevestiging bij de ooggetuigen.
Wat mij enigszins verbaasd is dat Uw familie eind November 1945 in Bandoeng werd geplaatst. Bandoeng was in die tijd om het zacht uit te drukken een onrustige, gevaarlijke. en chaotische stad. Doorlopend werden mannen, vrouwen maar ook kinderen door de Nationalisten ontvoerd. Eélingen of kleine groepjes verdwenen zelfs op klaarlichte dag. Bandoeng was weliswaar verdeeld tussen een door de Nationalisten beheerst Zuiden en door de Britten beheerst Noorden, maar er bevonden ook plaatsen in het beschermd gedeelte waarin ontvoerde mensen werden vastgehouden. Het was al met al roerig.
Mijn vraag is hoe Uw familie die beginperiode in Bandoeng heeft beleefd. Hebben Uw oma en uw tante hun ervaringen op één of andere manier vastgelegd?
@Peter: mijn opa ging in 1926 naar Indië en in 1949 keerde hij met zijn gezin definitief terug naar Nederland. Ik heb middels het gebruik van egodocumenten, eigen en publiek fotomateriaal, documentatie, feitelijke geschiedschrijving en orale overlevering (mijn vader en zijn zus) iedere stap in Indië vrij ‘minitieus’ proberen te reconstrueren. Daarmee ga ik op een soortgelijke wijze als jij te werk (als ik je goed begrijp).
De reden dat mijn oma met vier van de kinderen naar Bandoeng trokken, was omdat mijn vader en zijn tweelingbroer (toen 12 jaar oud) op het kazerneterrein van het 15e Bat. In Bandoeng verbleven. Mijn opa zat toen nog in Thailand. Oma was er veel bij gelegen iedereen weer samen te brengen. Het was inderdaad een explosieve (brandende) periode in Bandoeng alhoewel de jongens nog regelmatig konden passaren. Na aankomst in Bandoeng werd het gezin minus opa al snel in Tjihapit herenigd. Dit zal in de eerste week van december 1945 geweest zijn. Van daaruit zijn ze geëvacueerd naar Batavia en naar Nederland gereisd. Om daar in 1948 weer terug te keren…voor een jaartje,
Ik ben voornemens het eindresultaat aan te bieden aan het centrum voor familiegeschiedenis. Bij interesse wil ik hier ook wel een link plaatsen ter download 🙂
@Wil
Ik heb bij Bandoeng opvangkamp 15e bataljon gekeken. In begin november kwamen transporten van geïnterneerden uit Semarang (via Batavia?) in Bandoeng aan . Deze mensen werden in de loop van 1946 kennelijk geëvacueerd naar Batavia.
Bovenstaande gegevens heb ik uit bersiapkampen.nl dat is samengesteld door H. Beekhuis. Toen ik éénmaal doorhad dat het soort boekhouding was met aan de debetzijde de herkomst van de geëvacueerden en de creditzijde waar ze naar toe gingen, heb ik zijn gegevens afgebeeld in een stroomdiagram. Dan wordt visueel duidelijk welke route je familie heeft afgelegd te beginnen bij Ambarawa, Banjoebiroe 10 naar Batavia (waar ?)
Voor detailgegevens verwijs ik naar de bronvermelding in de atlas Bersiapkampen. De Bandoeng-gegevens zijn afkomstig van R.B. Quack en te vinden in RAPWI-rapport Bandoeng, NIOD, IC 054.943 e.v., pg 43, 63, 84, 136
Na Batavia werd je familie gerepatrieerd naar Nederland. Op Japanseburgerkampen.nl is een Botenlijst beschikbaar van scheepstransporten naar Europa 1945-1962 en wellicht komt op de passagierslijsten ook je familie voor. Op deze site is ook een plattegrond van het opvangkamp 15e bataljon in Bandoeng
Als je opa militair was geweest, dan is er ook een pensioendossier van hem. Zo heb ik via overste b.d. Breijl het pensioendossier van mijn opa Pieter Mulder gekregen waar al zijn verplaatsingen in staan. Tevens heeft overste Breijl ervoor gezorgd dat mijn opa posthuum het MOK Mobilisatie-Oorlogs-Kruis werd toegekend. Als je opa deze erkenning niet heeft kan je wellicht met deze zeer aardige man contact opnemen.
@Peter: ik zie nu pas staat dat het gezin vanuit Semarang naar Bandoeng gevlogen zou zijn. Is dit een veronderstelling of een feit? De interneringskaarten noemen Tandjong Priok.
@Wil
Het is een veronderstelling noch een feit. Ik heb dat “overvliegen van Semarang naar Bandoeng” van jou overgenomen.
Maar nu herinner ik me dat je geschreven heb dat je familie in het kamp Banjoebiroe 10 was geinterneerd.
Er zijn mensen van Banjoebiroe 10 naar de BAT-fabriek in Semarang vervoerd maar de atlas “Bersiapkampen geeft geen nadere bijzonderheden over het transport. Deze transporten werden door RAPWI of door Nederlanders onder de dekmantel van RAPWI georganiseerd. Voor informatie is het rapport van Scholten over RAPWI-transporten op Midden-Java beschikbaar (on-line te lezen)
Tandjong Priok is de haven van Batavia. Op 24/25 november zijn de evacuees per schip (o.a. Van Heutz) van Semarang naar Batavia=Tandjong Priok vervoerd.
Hallo Peter,
Welke bronnen kan ik raadplegen als ik meer te weten wil komen over de opvang van evacuees uit Semarang in Batavia en eventuele doorgeleiding naar andere steden op Java? Alvast bedankt.
@ Wil
a) Je familie is op 24/11 met Ms. Van Heutz of op 25/11 met de “Sumari Maru” naar Batavia vervoerd. Ze kwamen in de haven van Tandjong Priok aan. De Van Heutz is naar ik aanneem een KPM-schip (Koninklijke Pakketvaart Maatschappij) en dan ligt het voor de hand dat ze naar het Opvangkamp “KPM-Loods” werden gebracht. Dit gebouw stond aan het Molenvliet (adres Molenvliet West 14). In de Atlas Bersiapkampen.nl staat weliswaar aangegeven dat op xx-xx-1945 mensen uit diverse kampen in de KPM-loods werden binnengebracht, maar de datum van vertrek en aankomst kloppen niet.
b) Het kan natuurlijk ook zijn dat je familie naar een ander opvangkamp in Batavia werd gebracht, de atlas Bersiapkampen.nl geeft een hele rits kampen aan. Dan zou je bij elk opvangkamp kunnen verifieren waar de mensen op xx-xx-1945 (begin november 1945) vandaan kwamen (Semarang/Banjoebiroe 10) en wanneer (xx-xx-1945) naar Bandoeng (Tjihapit/kazerne XV. Bat) ZIEK geevacueerd werden.
c) Wellicht kent je familie nog medereizigers van naam en dan kan via de naam als trefwoord naar getuigenverslagen als primaire bronnen worden gezocht. Ik verwacht wat in de dozen bij het NIOD te vinden. Tenslotte coordineerden de RAPWI en het Rode Kruis de transporten
“De Van Heutz is naar ik aanneem een KPM-schip ” Bij mijn aankomst in Batavia op 12 november 1945 ben ik een nacht opgevangen geweest op dat schip, wat toen een hospitaalschip was. Erwtensoep!!!! Lange rijen voor de toiletten!!! Daarna overgebracht naar de gevangenis Struiswijk, wat een opvangkamp was.
@ Wil
Ik heb het doorgerekend voor de Struiswijkgevangenis in Batavia
-Batavia: Opvangkamp in de Struiswijk-Gevangenis in het oosten van de stad
11-11-1945 Evacuatie (5) volledige ontruiming, met name naar Ursulinenklooster in Bandoeng
-Bandoeng: Ursulinenklooster of Kebon Waroe, Dit klooster lag aan de Merdika(weg) 2 het verlengde van de Dagoweg in het centrum van de stad, thans Jalan Merdeka.
11-11-1945 Batavia : Struiswijk
xx-11-1945 Bandoeng: Tjihapit -> kazerne XV Bat
Eerst werden de per trein binnenkomende mensen op het station geregistreerd; per 25-10-1945 werden allen direct naar het Ursulinenklooster gebracht om vervolgens daar geregistreerd te worden; pas daarna werden de mensen ondergebracht in beschikbare woonruimten, zoals Tjihapit en daarvandaan naar de kazerne van het XV bataljon.
Ik neem aan dat dit de intake-procedure was in Oktober maar ook in November
Wellicht kan je op de registratiekaarten van je familie aflezen waar de registratie in Bandoeng precies plaatsvond.
N.B. Op basis mijn gegevens komt het verhaal van dhr Somers niet overeen met die van de Bersiapatlas.
Trouwens het verhaal van de “evacuatie” van zijn moeder en zijn zusje uit de Setailstraat werd opgeschreven door Mia Campioni.Wie is deze Mia Campioni? het lijkt erop dat zij in dezelfde straat woonde als de familie Somers, wellicht kent dhr Somers haar!!!
: “Vanuit dat huis met het kleine mannetje en de forse vrouw zijn we weer naar de school gegaan. De Sint Jozefschool; dezelfde school waar wij voor de oorlog ook al zaten. Op de eerste schooldag werden de schriften uitgedeeld. Ik kreeg mijn schrift van voor de oorlog weer aangereikt. Het was een rekenschrift met veel voldoendes voor de sommen van toen. We hebben maar een paar weken op die school gezeten. Het waren meer doorgangshuizen in afwachting op de afreis naar Nederland”.
“wellicht kent dhr Somers haar!!!” Nee. Maar dat is niet vreemd. Ik werkte zeven dagen per week, van zeven uur ‘s-ochtends tot zes uur ‘s-avonds, en had dus geen contacten in de straat. Alleen de twee andere gezinnen waarmee wij samen woonden (op onze kosten!).
In bovenstaand artikel is een overzicht gegeven van een groot aantal evacuatieschepen vanuit Semarang naar verschillende bestemmingen.
Vaak wordt vanuit Nederlandse hoek kritiek geuit op de Geallieerden die uit politieke onwil geen schepen uit de transport-pool beschikbaar wilden stellen. Uit bovenstaand blijkt duidelijk dat de Britten wel degelijk schepen beschikbaar stelden maar ze hadden andere prioriteiten nl de evacuatie van Prisoners of War and Internees naar plaats van herkomst dwz Nederlands-Indie. De Britse politiek was: Humanitaire hulp wel, maar militaire hulp niet aan Nederland.
Kennelijk lag bij Nederland de prioriteit om troepen vanuit Nederland naar Nederlands-indie te zenden om Orde en Rust te handhaven, dwz oorlogje te spelen in eigen huis!!! De POW en geinterneerden, de humanitaire hulp kwam op de tweede plaats. Toch wel rare politieke beslissing.
En ander probleem was dat de ltnt-generaal van Mook de POW en geinterneerden wilde laten recuperen op Java en als dat niet mogelijk was in Australie (zie ms Oranje) , dat toch wel heel ver weg lag. Maar Java werd steeds gevaarlijker en de geëvacueerden oefenden pressie uit om met gebruikmaking van hun recht (?) op verlof in Nederland te recuperen. Maar dit recuperatieverlof kon eigenlijk ook in Nederlands-indie worden gehouden zoals uit het lijstje blijkt (Ambon, Menado, Timor). Er wordt toch beweert dat het in de buitengewesten toch zo rustig was, dat de Bersiap alleen maar in Java en Sumatra heerste?
De Britten zagen een evacuatie naar Nederland helemaal niet zitten, ze hadden hun RAPWI-plicht gedaan; evacuatie van APWI naar veilige oorden, Ondanks dat stelden Britten wel schepen, zelfs een vliegkdekschip beschikbaar voor evacuatie naar Bangkok, Ceylon, Colombo, en Singapore, Nederland drukte door en zond verlofgangers naar Nederland, schepen werden onttrokken voor de reizen van deze in weze Repatrianten. Meer dan 70%, voornamelijk Totoks besloot niet meer naar Indie terug te keren. Dit zijn d schepen, die uit Semarang vertrokken, een lijstje van evacuatieschepoen, die uit Batavia Tandjong Priok vetrokken ontbreekt helaas om het beeld compleet te maken. Wie waren eigenlijk de (land)verraders?
“Nederland drukte door en zond verlofgangers naar Nederland, ” Ik zal proberen via de tijdlijn wat orde te scheppen.
Tijdens de oorlog waren alle schepen van de geallieerden, incl. Nederland, ingebracht in een schepenpool. Waar uiteraard Amerika en Engeland de baas van waren.
In Nederland werd gerekend dat met modern uitgeruste divisies, zelfs een legerkorps, de strijd met de Japanners in Indië kon worden aangegaan. Het geallieerde hoofdkwartier in Europa verzette zich echter tegen de overzeese inzet van de vele duizenden oorlogsvrijwilligers uit het vroeg bevrijde zuiden, zij waren in Europa zelf nodig. Na de capitulatie van Duitsland werd intussen getracht troepen naar Indië te sturen. De daartoe bestemde militairen waren weliswaar nog niet beschikbaar, maar onder het geallieerde hoofdkwartier in Europa ressorteerden vijftien bataljons die vrij werden gegeven voor inzet overzee en omstreeks 22 augustus zouden kunnen vertrekken. Met de Britse regering werd de uitrusting en het transport geregeld, omstreeks 1 november zouden zo tien Nederlandse bataljons in Indië kunnen worden ingezet. De Britse regering stelde SEAC van deze afspraken op de hoogte maar binnen SEAC bleek geen scheepsruimte over te zijn. Het was een bizarre situatie: een groot aantal Nederlandse schepen werd ingezet voor de repatriëring van Amerikaanse, Britse, Brits-Indische en Australische gevangenen terwijl Nederlandse krijgsgevangenen niet verder kwamen dan de verzamelpunten in Manilla, Bangkok en Rangoon. Bovendien konden ondanks de Britse toezeggingen de in Nederland beschikbare troepen niet naar Indië worden vervoerd. Alleen de oorlogsvrijwilligers voor een te vormen mariniersbrigade konden voor opleiding naar Amerika worden verscheept.
Ook mochten Nederlandse ex-krijgsgevangenen van SEAC niet naar Indië en kwamen in eerste instantie in o.a. Manilla terecht, waarvandaan ze naar de gebieden buiten Java werden gebracht. Hier vond een reorganisatie plaats onder kolonel Giebels. Ook transport van Nederlandse eenheden uit Nederland werden door SEAC geblokkeerd in Malakka. Maar: elk nadeel hep z’n voordeel, hier konden tropenopleidingen worden aangeboden.
Vanaf ca. eind 1945 werd de schepenpool door Amerika niet meer gebruikt, maar Engeland bleef nog steeds de baas. Zo deden ze moeilijk over tansport naar Nederland, die (lege )schepen zouden wel eens met Nederlandse militairen een retourvaart naar Indië kunnen maken.
in die tijd kreeg ook RAPWI de taak de gevraagde scheepscapaciteit te verdelen. In Indië kregen overheid en bedrijfsleven gelegenheid capaciteit aan te vragen. In december 1945 kreeg mijn vader in Singapore een brief van zijn werkgever, Dienst van Scheepvaart:
I. Personeel Scheepvaart, dat door een dokter (met R.A.P.W.I. bevoegdheden) (…) tijdelijk (6 maanden, 1 jaar of langer) is afgekeurd en moet evacueren naar Holland, dient zich (…) te wenden tot de R.A.P.W.I. Singapore (…).
II. Personeel Scheepvaart, dat is afgekeurd (dokter met R.A.P.W.I. bevoegdheid) voor evacuatie naar Australië (…) kunnen dezerzijds worden opgeroepen (…).
III. Personeel, dat is goedgekeurd, of lichte dienst mag verrichten kan door ons naar Batavia worden opgeroepen. (…).
Het was aan RAPWI die aanvragen te beoordelen en toe te kennen. Zo kreeg mijn vader van zijn werkgever, Dienst van Scheepvaart, op 1 juli bericjht dat zijn gezin voia RAPWI geboekt was vor de Sloterdijk. Met een waslijst van zaken die aan boord van dat troepentransportschip niet aanwezig waren.
Onder de Nederlanders in Indië waren er velen die een achterstallig recht hadden op Europees verlof. Voor RAPWI was dit uiteraard geen aanleiding vertrek naar Neder;land hierop te baseren. Maar de kosten van de repatriëring werden wel met dat eventuele recht op Europees verlof verrekend.
“HMS Sussex is aangekomen;” Die Sussex had op 10 november ook in Soerabaja een paar schoten gelost met inslagen tussen het havengebied en de gevangenis. Ik denk in het gebied rond de Bataviaweg en de Ferwerdabrug. Bij mijn evacuatie op 12 november, met de Princess Beatrix, passeerden we dat schip op de rede van Soerabaja.
Het bovenstaande verhaal over de geallieerde schepenpool, waaraan Nederland veel schepen had ingebracht, maar waar zij geen schepen kon onttrekken voor haar eigen krijgsgevangenen en geinterneerden is een veelgehoord verhaal , dat iedere Nederlander uit de Geschiedenisboekjes kent.
Maar er wordt niet bijverteld, dat Nederland best haar schepen kon onttrekken aan deze geallieerde pool, maar dan geen beroep kon doen op kolenbunker— en andere logistieke faciliteiten om schepen operatief in te zetten zoals bijvoorbeeld het motorschip ms. Noordam.
Dit schip werd ingezet om de Mariniersbrigade te transporteren van de VS naar Nederlands-Indie. De Noordam staat ook op bovenvermelde Botenlijst voor scheepstransporten naar Europa 1945-1962 en lees bij haar naam, dat op 20 januari 1946 zij van Belawan koers zette richting Nederland.
Een beetje vreemd als ik dit begrijpelijk lees. Op 21 Januari vertrok de Noordam uit Balawan op Sumatra terwijl zij daarvòòr de brigade op Java had afgezet. Ik lees bij dhr Somers dat Nederlandse troepen pas in maart op Java werden ingezet. Mijn rethorische vraag is wat de Mariniersbrigade en de ms Noordam feitelijk uitvoerden in de periode tussen de aanlanding vòòr 21 januari 1946 en de inzet van de Mariniersbrigade in Oost-Java in maart 1946.
“Dit schip werd ingezet om de Mariniersbrigade te transporteren van de VS naar Nederlands-Indie.” Met instemming van de schepenpool, waar naast Engeland. de VS ook de baas van was. De opleiding was gereed, ze moesten toch weg uit de USA.
“Een beetje vreemd ” Klopt., ik ben niet compleet geweest. De aankomst van Nederlandse troepen op Java was door SEAC pas geopend rond maart. Maar de VS wilde die pas opgeleide mariniersbrigade kwijt, ook om niet verwikkeld te worden in koloniale problemen. Die brigade kon dus in Soerabaja aan land gaan. Vonden de lui van de 5e Brits-Indische divisie (ook SEAC) prachtig. Konden zij eindelijk naar huis, hun oorlog was immers al lang afgelopen! Die mariniersbrigade is, op een enkele uitzondering (op eigen initiatief) na, niet actief geweest tot de eerste politionele actie. Wel waren er een paar reacties op overschrijding van de demarcatielijn.
De officiele versie over de Mariniersbrigade was het volgende (zie verschillende web sites van oud-Mariniers en de Mariniersbrigade) :
citaat” …..De regering in Washington wilde dat de Nederlanders Amerika verlieten. Met spoed werd de laatste hand aan de opleidingen gelegd, bij dag en nacht werden de eenheden in verband en de individuele man geoefend; het grootste deel van het materiaal zou rechtstreeks aan boord van de schepen worden afgeleverd, want het werd steeds duidelijker, dat de brigade bestemd was om naar Java te gaan, met voorlopig nog verzegelde orders. Het wachten was nog slechts op de transportschepen….De brigade zou ten slotte in twee echelons, ieder op een troepentransportschip, benevens 5 vrachtschepen voor al het materieel, worden overgebracht. En zo vertrokken de mariniers uit Amerika. De ‘Noordam’ (net teruggekeerd uit de Pacific) vertrok met het 1e echelon op 17 November 1945; ……Maar de weg van de brigade in de Oost zou een lange en moeilijke worden, al kon destijds niemand nog voorzien hoe lang, hoe moeilijk, maar ook hoe eervol en succesvol deze zou zijn……..Het Engelse opperbevel in Z.O.-Azië (SEAC) nam de leiding van de brigade over, toen deze de keerkringen passeerde. Omdat de Britten in Nederlands-Indië de scepter zwaaiden en daar gebruik maakten van Japanse militairen (Kido Butai in Semarang) , werd de Mariniersbrigade niet direct aan het werk gezet…..
Maar de werkelijkheid was toch even iets anders.
De uit meer dan 2000 man bestaande bataljon van de Mariniersbrigade was ingescheept op de ms Noordam en vertrok op 17 (zeventien) November uit Norfolk (USA), dan verwacht ik een korte reis onder Amerikaanse bevoorrading via het Panamakanaal over de Pacific naar Nederlands-Indie.
Maar aangezien Nederlands-Indie van het onder Amerikaans bevel staande SWPA (gen. MacArthur) was overgedragen aan SEAC wilde de Amerikanen geen verantwoordelijkheid dragen voor de Mariniersbrigade, zodoende koerste de Noordam de andere kant op, over de Atlantische Oceaan naar de Middellandse zee, vervolgens via het Suezkanaal en Ceylon arriveerde zij in Indische wateren.
Ondanks dat Mountbatten, opperbevelhebber van het SEAC verboden had dat de Mariniers voet op Javaanse bodem zette, arriveerde de Noordam op 30 december in Tandjong Priok dus na een spoedreis van 6 weken!!!!!! Mountbatten accepteerde de Nederlandse insubordinatie niet, verbood de begeleidende vrachtschepen hun lading aan materiaal inclusief wapens te lossen en zette zodoende de Mariniers in quartaine.in Batavia. Ze konden nu uitrusten van de toch vermoeiende reis.
Pas op 10 maart 1946, bijna 5 maanden na vertrek uit de VS kon deze volledig uitgeruste eenheid zich in Soerabaja aansluiten bij de Mariniersbrigade op de oude marinebasis van de Koninklijke Marine, maar steeds in het bevelsgebied van SEAC onder verantwoordleijkheid van Mountbatten.
Dit is één van de vele voorbeelden van Nederlandse Geschiedsschrijving die een bevooroordeelde versie geeft van de gebeurtenissen in nederlands-Indie, de zgn alternative facts. Hopelijk zal het dekolonisatieproject van 4 Nederlandse instituten daarin verandering brengen.
Bedankt voor deze details. Heeft een aantal plaatjes uit mijn geheugen losgemaakt. Zelf moest ik gewoon uitgaan van wat ik in Soerabaja zag gebeuren. Wat mij verbaasde is dat ik met Kerstmis 1945 een paar militairen in voor mij vreemde uniformen in de kerk Nederlands hoorde spreken. Ik wilde ze aanspreken, maar ze doken meteen in hun gereedstaande auto. Maar zelfs als er toen mariniers zouden zijn geweest, zouden we ze waarschijnlijk niet gezien hebben In die tijd zag je ook van de Brits-Indiërs niets, behalve onze Sihk-chauffeurs. Maar vanaf half maart zag je de mariniers wel eens in de stad, en eind maart hadden ze de Brits-Indiërs bij de demarcatielijn vervangen. Wanneer het SEAC-gezag op Java was opgehouden weet ik niet.
Buiten Java verliep het heel anders, aangezien de Australiërs (in tegensteling tot SEAC) zich hielden aan het Civil Affairs Agreement dat voorheen met MacArthur was gesloten. NICA kon meteen aan de slag. En uit gevangenschap teruggekeerde KNILlers konden de met graagte vertrekkende Australiërs opvolgen. Ik dacht dat eind 1945 de Australiërs allemaal weg waren, dan zouden ze het gezag toch moeten hebben teruggegeven aan SEAC? Maar daar heb ik niets van gehoord. behalve dat op 13 juli 1946 in Makassar het gezag over deze gebieden aan het Indische gouvernement (niet de Nederlandse regering!) werd overgedragen.
De inzet van Nederlandse militairen in Ons Indie wordt veelal als details afgedaan of gebagatelliseerd zoals “Die mariniersbrigade is, op een enkele uitzondering (op eigen initiatief) na, niet actief geweest tot de eerste politionele actie. Wel waren er een paar reacties op overschrijding van de demarcatielijn”
De waarheid is anders en ik citeer uit onverdachte bron :
“De Marbrig heeft in het jaar 1946 diverse acties gevoerd zoals op 10 augustus 1946 de operatie “Trackman” en op 19 augustus 1946 de operatie “Quantico”.
Eind januari 1947 werd het Soerabaja-front belangrijk uitgebreid door de bezetting van de Porongdelta. Op 17 maart werden in een gecombineerde actie met de landmacht de sluizen bezet. Op 18 maart werd Modjokerto bezet en kon operatie “Ideaal” ook wel aangeduid als “IJmuiden” als zeer geslaagd worden genoemd”.
Maar wij kennen zo langzamerhand de lotgevallen van de Marbrig, want Alfred Birney beschrijft in zijn bekroonde boek “de tolk van Java” hartverscheurend over de lotgevallen van zijn vader als EMD-er? Employée Miltaire Dienst, die het vuile werk opknapte, zodat mariniers schone handen konden tonen.
Zelf heb ik maar twee opgedragen acties gemerkt, tijdens de politionele acties. En uiteraard wat kleine reacties op Indonesische overschrijdingen van demarcatielijnen. Naast een paar buitensporige reacties hierop.
Boeken die een organisatie beschrijven of herdenken, vind ik niet zo betrouwbaar. Onderzoek is beter, naast mijn eigen ervaringen. De acties zijn door J.J.P. de Jong goed beschreven, mede in combinatie met de politieke verhoudingen. De mariniersbrigade heeft, net als de andere Nederlandse legereenheden, meerdere acties uitgevoerd op eigen houtje. En daarmee de onderhandelingen met Indonesië gefrustreerd. Mij beperkend tot “Modjokerto bezet en kon operatie “Ideaal” ook wel aangeduid als “IJmuiden” als zeer geslaagd worden genoemd” vindt u bij de Jong een goede tekening van de ontwikkelingen front Soerabaja. Op eigen houtje uitgevoerd, zonder opdracht. Citaat: “In deze bevredigende ontwikkeling kwam echter vrijwel direct een barst. Republikeinse, Nederlandse delegatie, noch Sudirman kon weten dat enige uren (om 4.00 uur) voordat laatstgenoemde zijn bevel tot een staakt het vuren uitvaardigde, het Nederlandse leger in Soerabaja tot de grootscheepse actie was overgegaan, (…). “Het bericht over de actie kwam met nogal wat vertraging (…) in Batavia door.” en “De animo van het leger om van de actie af te zien zal (…) niet groot zijn geweest Ondanks toezeggingen van de Nederlanders aan Sjahrir, die prompt een krachtig protest liet horen, slaagden Van Mook c.s. er niet in de militaire actie stop te zetten. Ook van de belofte aan de Republiek om het bezette gebied direct te ontruimen kwam niets terecht. (…) . Het leger ging dan ook verder en bezette de plaats Porong (…) Terwijl tussen Nederlanders en Republikeinen nieuw spoedoverleg plaatsvond en (…) rolde de militaire machine verder. De commissie-generaal had, zoals Sjahrir concludeerde, de zaken in feite niet meer in de hand,. Hij moest constateren, dat Nederlandse en Republikeinse delegatie nog slechts over voldongen feiten konden napraten.”. “Op 2 februari staken Nederlandse troepen de Porong-rivier over, ondanks Van Mooks uitdrukkelijke order, dat elke grote militaire actie zijn toestemming moest hebben.”.
Hallo Jan en Peter,
In enkele opties die jullie aanreiken kloppen een aantal feiten niet. Wat ik met enige zekerheid weet is dit:
Mijn tante schreef eerder: “Als we bij een fabriek komen waar we zullen overnachten, horen we dat een truck voor ons en een truck achter ons zijn beschoten. Beiden zijn in brand gestoken door de Pemoeda’s. Later die avond lopen Wim en ik door de sigarettenfabriek; er staan grote machines.”
Dit is de BAT-fabriek die op 18 of 19 november ontruimd werd.
Marijke Jalink (een eerdere bron die ik niet opnieuw terug kan vinden) schrijft: “De volgende nacht werd er weer op het konvooi geschoten, de Gurkha’s dienden van repliek. Enige kogels eindigden in de matrassen, maar niemand werd gewond. Het konvooi bereikte Semarang waar twee dagen werden doorgebracht in een kale loods en men overleefde op scheepsbeschuit en gecondenseerde melk. In de verte werden bommen geworpen, ondermeer op de sigarettenfabriek.”
De loods is w.s. de KPM loods aan de Prauwenhaven in het havengebied. Het bombardement betreft de airstrike van de zes Thunderbolts op 20 november 1945.
Ook mijn tante noemt dat bombardement. Ze schreef: “Wim en ik hebben buiten staan kijken naar de lichtflitsen van de bommen die op de sigarettenfabriek werden gegooid.”
Op de interneringskaarten van mijn tante, mijn oma en nog een andere tante staat: “23 11-45: n/Bandoeng v. Priok afgevoerd.” Opvallend is dat bij mijn oma en mijn (toen nog) jongste tante de datum van 24 november stond.
De beide datums vermelden de vertrekdatum vanuit Semarang en dat doet veronderstellen dat ze op dat moment geregistreerd zijn. Mogelijk zijn mijn oma en mijn jongste tante de dag erna (het schip kwam op 24/11 in Priok aan)pas geregistreerd. Er waren tenslotte veel mensen aan boord.
Majoor K. Scholtens schrijft in zijn rapport: “[…] Aan boord van de “Van Heutz” en “Sumari Maru”, die op 24 en 25 nov. naar Batavia voeren, gingen resp. 300 en 220 zieken, licht zieken en herstellenden […] mee. Gedurende deze vluchtevacuatie was het niet altijd mogelijk om het zo te organiseren dat alle familieleden samen reisden. Zij bleven achter en volgden later.
Dit zou suggereren dat het gezin gescheiden reisde. Echter, mijn tante schrijft: Wim en ik gingen aan boord eten halen. We kregen een bord met witte boterhammen, boter en jam. Toen we dat bord aan ma gaven vroeg ze ons te informeren hoeveel dagen we daarmee uit moesten komen. We gingen het vragen aan een soldaat. Hij zei: eet het maar allemaal op. Als het niet genoeg is, kom je maar meer halen.”
Dat toont aan dat ze samen reisden, ondanks dat de interneringskaarten een verschillende datum hanteren. Ik heb geen aanknopingspunten over verblijf in Batavia. De opties die hier genoemd worden zijn zo groot in aantal dat niets met enige zekerheid te zeggen is.
Mijn tante schrijft wel: “Na de boot gingen we in een klein vliegtuig. In het middenpad lag een berg bagage. Wim en ik moesten op die berg zitten. Voor het eerst in een vliegtuig ervoeren we wat turbulentie was…”
Batavia kende twee vliegvelden. Het zijn vooral foto’s van Kemajoran die de evacuatievluchten tonen. Grote vliegtuigen die ex-geïnterneerden helemaal naar Europa terugvlogen en kleine vliegtuigen (DC-3 Dakota’s) voor lokaal vervoer.
De verhalen van mijn tante gaan verder in Tjihapit. Het Ursulinenklooster is aannemelijk als tussenplek maar ik heb daar geen bewijzen van. Tussenverblijven werden niet genoemd. Mijn vader en zijn tweelingbroer verbleven op dat moment in het 15e bat. en werden al snel met hun in Tjihapit herenigd.
Vanuit de eerste opvang in Tjimahi trokken oma en de kinderen in bij een Indisch gezin. Mijn vader vertelt: “Het huis stond vlak bij Roema Saté; een openbaar gebouw met een lange mast op het dak. Het gezin bestond uit een klein mannetje, een forse vrouw en veel kinderen. Ze hadden geregeld ruzie en dan verweet die vrouw hem dat zijn hoofd alleen naar seks stond. Het mannetje werd steeds kleiner tijdens die scheldpartijen. Toen we er woonden was zij opnieuw in verwachting”.
“Vanuit dat huis met het kleine mannetje en de forse vrouw zijn we weer naar de school gegaan. De Sint Jozefschool; dezelfde school waar wij voor de oorlog ook al zaten. Op de eerste schooldag werden de schriften uitgedeeld. Ik kreeg mijn schrift van voor de oorlog weer aangereikt. Het was een rekenschrift met veel voldoendes voor de sommen van toen. We hebben maar een paar weken op die school gezeten. Het waren meer doorgangshuizen in afwachting op de afreis naar Nederland”.
Februari-maart 1946 zijn ze naar Batavia gevlogen (weer met een DC-3 Dakota) om vervolgens met evacuatiegroep C naar Nederland te vertrekken. Mijn opa kwam pas na anderhalf jaar weer in beeld.
Volgens mij heeft het hospitaalschip Van Heutsz op 10 november 1945 vanuit Soerabaja een grote groep uit de stad bevrijde vrouwen en kinderen naar Singapore gebracht. Twee dagen later was ik aan de beurt, met de Princess Beatrix. Maar Singapore zat toen vol en zijn wij in Batavia afgezet.
@ Wil
In bovenstaande reactie staan voor mij twee nieuwe elementen vermeld:
1) vanuit de eerste opvang in Tjimaha trokken oma en de kinderen in bij een Indisch gezin, een huis vlakbij Roema saté
Kun je aangeven in welke plaats dit Indisch gezin woonde?
Wat kan ik verstaan onder eerste opvang in Tjimaha? Is dat de allereerste opvang na Banjoebiroe? Zo ja, in welk opvangkamp in Tjimaha zat je familie? En in welke maand waren zij in het opvangkamp in Tjimaha?
2) vanuit dit huis………..Sint Josefschool, dezelfde school waar wij vòòr de oorlog ook al op zaten…….
Kun je aangeven in welke plaats deze school gevestigd was?
In welke maand ging je tante na de oorlog naar deze school?
Wat betreft Marijke Jalink, heb ik een Jalink gevonden in Canada, die iets met Nederlands-Indie te maken heeft. Mijn zoekmachine Safari geeft geen nadere details over haar.
Het rapport van majoor K. Scholtens RAPWI/Rode Kruis is hoogstwaarschijnlijk in het Nationaal Archief te vinden, on-line te raadplegen bij:
https://www.archieven.nl/nl/zoeken?mivast=0&mizig=210&miadt=2231&miaet=1&micode=509&minr=2527887&miview=inv2&milang=nl
@Wil
Ik lees dat je vader en zijn tweelingbroer (toen 12 jaar oud!!!) na de oorlog eenzaam en alleen in het opvangkamp in Bandoeng zaten. Hoe kwamen ze daar terecht, uit welk Japans interneringskamp kwamen ze? Hoe komt het dat ze gescheiden waren van de andere familieleden en dat op 12-jarigfe leeftijd? Heb je van hun ook de interneringskaarten of tenminste hun registratiekaart voor de opvangkamp in Bandoeng, zodat we weten hoe lang ze al in Bandoeng zaten?
Wellicht vanwege de Rode kruiskaarten wist je oma dat haar tweeling in Bandoeng zaten. Zij heeft kennelijk om gezinshereniging gevraagd en dat werd snel toegewezen. Ergens in de RAPWI-archieven moet toch geregistreerd zijn dat je familie in een DC3-transportvliegtuig van Batavia naar Bandoeng gevlogen zijn en weer terug, van elk transport moeten toch passagierslijsten bestaan?
Hey peter,
1) Tjimahi blijkt uit verder onderzoek niet correct. Dit kan eigenlijk alleen maar Tjihapit zijn. Het Indische gezin waar mijn ‘next of kin’ woonde was Bandoeng. De opvang in Tjihapit was o.a. een loods met kleine wooneenheden in gecreëerd. Ik kan nu even niet bij mijn persoonlijke data maar ik herinner mij wel een opmerking van mijn vader die zegt dat hij Pemoeda’s over het dak hoorde lopen. Anders dus dan de vooroorlogse situatie toen ze eveneens in dit kamp verbleven maar in een afgelsoten woonwijk.
Zoals ik het zelf kan reconstrueren, zijn ze per schip vanuit Semarang naar Batavia gegaan. Daar mogelijk op het schip gewacht (geen enkele opvang in Batavia biedt een aanknopingspunt dat ze daar heen gegaan zijn) om vervolgens per vliegtuig naar Bandoeng ‘afgevoerd’ te worden. Dat ze op het schip gewact hebben concludeer ik uit het feit dat op de interneringskaart geen tussenloicatie genoemd wordt. In bandoeng zijn de kinderen gelijk Tjihapit ingegaan (dit moet december 45 geweest zijn) maar is oma met de jongste dochter naar een ziekenafdeling gebracht (in het opvangkamp of in het ziekenhuis?) vanwege ondervoeding en slechte alg. conditie. Hoe lang deze situatie heeft bestaan is niet bekend. Nadat oma ook zelf in een regulier verblijf in Tjihapit verbleef, zijn de beide oudste jongens uit het 15e bat. overgekomen (w.s. januari 1946).
2) Mijn vader vertelt dat dit de sint Jozefschool bij het Ursulinenklooster in Bandoeng was gelegen Ik verwacht dat de kinderen daar in januari en februari naar school zijn geweest.
Ik kon Marijke Jalink ook niet meer terug vinden. Haar eerder gevonden verslag (in quotes) toont dat ze in ieder geval deels dezelfde route volgde als mijn familie. Als je al de egodocumenten bekijkt, heb ik überhaupt het gevoel dat individuele persoon kort of langer in contact moeten hebben gestaan met mijn familie. Dat is het spannende aan al dit reconstrueren.
Het rapport van majoor K. Scholtens is bekend en helpt alles goed in een context te plaatsen.
” en dat op 12-jarigfe leeftijd? ” Van mijn zus heb ik begrepen dat in het vrouwenkamp Soerabaja de jongens vanaf 12 jaar werden gescheiden van het gezin.
Herstel: mijn opa ging juni 1942 naar Tjimahi…
@Peter. Na de capitulatie werden de militairen al snel in het 15e bat geïnterneerd en de vrouwen en kinderen in een woonwijk (die geleidelijk aan steeds meer op een kamp ging lijken). Mijn opa ging rond juni 1946 naar Tjimahi en rond november naar Batavia om naar Thailand (Dodenspoorlijn) verscheept te worden. Oma en de kinderen bleven een relatief lange tijd in Tjihapit. Toen ‘de mannenleeftijd’ verlaagd werd naar 12 jaar en de jongens naar een ander kamp moesten, protesteerden de vrouwen. Toen werden niet de jongens maar de vrouwen, meisjes, en jongens jonger dan 12 jaar naar een ander kamp gezonden. Dat werd Moentilan. De jongens 12+ bleven nog even in Tjihapit om vervolgens naar het 15e bat. in Bandoeng gezonden te worden. Mijn vader werd na enige maanden om gezondheidsredenen (mijn vader zou pips gezien hebben) doorgestuurd naar Mater Dolorossa in Meester Cornelis (Batavia). Zijn tweelingbroer – de vader van Theo – bleef achter in het 15e bat. Na de Japanse capitulatie zorgde het RAPWI er via een konvooi voor dat mijn vader terug kwam in het 15e bat. (Via het Ursulinenklooster Bandoeng, een safe house bij paters en dan dus het 15e bat). De tijd in ‘Mester’ heeft iets van drie of vier maanden geduurd.
Over de eenzaamheid. Daar waren mijn vader en zijn broer niet de personen naar. Het waren straatkinderen die altijd wel een bezigheid vonden, ook in het kamp. Er waren corvee, kongsi’s maar ook bordspellen. Er werd zelfs met de Japanse commandant (Meester Cornelis) gekaart. Er was wel een volwassen man die naar mijn oom omkeek en hem aan een baantje in de kampkeuken hielp. Mijn vader versjachterde van alles uit zijn koffer om wat extra’s te eten te krijgen. Ook een dagtaak. Daar waar mijn jongste oom en mijn oudste tante veel verdriet over gehouden hebben aan de kamptijd, zagen mijn oudste oom en mijn vader (ze schelen enkele minuten) vooral het avontuur en de mogelijkheden. Hoewel zij in dezelfde onweersbui stonden, gleed het regenwater langs hun af. Terwijl anderen doordrenkt raakten. Het kan verkeren.
Ik kom t.z.t. met een ‘dik’ verslag van ‘onze’ tijd in Indië. Zal hier een link naar de pdf delen.
Herstel: mijn opa ging juni 1942 naar Tjimahi…
Hallo Wil
Ik denk dat je gelijk hebt, dat je familie op het schip gewacht heeft, voordat ze met het vliegtuig naar Bandoeng ging. Een aanwijzing heb ik gevonden bij de scheepsbewegingen van de Van Heutsz (zie japanseburgerkampen.nl) . Elke keer dat het schip Van Heutsz in Tandjong Priok aankwam, ging ze direct terug naar Semarang of Soerabaja. Maar dat veranderde juist op 25/11/1945. Geëvacueerden bleven kennelijk aan boord van het schip omdat Batavia te gevaarlijk was om ze tijdelijk naar kampen te vervoeren (Bersiap) of er was gewoonweg geen plaats meer beschikbaar in de opvangkampen in Batavia.
Wellicht kan dhr Somers vertellen wat zijn reisweg precies was. Hij kwam vanuit Soerabaja met de HMS Princess Beatrix op 14/11 in Tandjong Priok aan en is eind november/begin december 1945 met het vliegtuig naar Soerabaja gevlogen. Hij weet in welke opvangkampen hij in Batavia geweest is en hoe de procedure van in- en uitchecken was in Batavia.
Daarnaast heeft Javapost een artikel gepubliceerd over de Princess Beatrix en daarin staat een volledige scheepslijst van de geëvacueerden. Wellicht kan dhr Buitenzorg aangeven in welk archief die passagierslijsten te vinden zijn.
Misschien kan je artikel maken voor Javapost over de wederwaardigfheden van je familie.
@Peter. Ter aanvulling: ik heb het sterke vermoeden dat ze reisden met de Sumari Maru (vertrek 23/11, aankomst 24/11). Deze heeft echter níet in Batavia gewacht omdat de Sumari Maru op 25/11 alweer opnieuw vanuit Semarang vertrekt.
Alles staat of valt eigenlijk met de procedure die men hanteerde. Werd wel/niet op het schip de tekst ‘ 23 11-45: n/Bandoeng v. Priok afgevoerd’ bijgeschreven op de interneringskaart. Zo ja, dan is het vrij zeker dat ze gereisd hebben met de Sumari Maru. Zo nee, dan is de tekst later, mogelijk foutief bijgeschreven (de tekst stond ook op de interningskaart van mijn 12 jarige oom die op dat moment in het 15e bat. in Bandoeng verbleef.)
Verder is het maar de vraag of de procedure aan het begin van de maand gelijk was aan de procedure aan het einde van de maand. Ook nu in de corona-tijd zien we dat procedures op basis van verdere inzichten én gewijzigde omstandigheden wijzigen. Ik verwacht dat dit toen niet anders was.
De eenvoudigste mogelijkheid is dat ze bij aankomst gelijk naar het vliegveld gebracht zijn alwaar ze in een loods gewacht hebben op transport. Dat was de situatie ook toen ze enkele maanden later vanuit Bandoeng naar Batavia geëvacueerd werden.
Mij zijn geen details bekend. Bij aankomst in Tandjong Priok gegeten (erwtensoep) en overnacht op de Van Heutsz. Daarna met bus naar Struiswijk. Daar gekeurd door Amerikaans Rode Kruisteam. Ze hadden goede telegraafverbindingen, kon direct mijn vader in Singapore telegrammen sturen, daarna veldpost. Je kon je opgeven voor Rode Kruiscorveër in Soerabaja. Na een week naar de stad gebracht voor werk, voedsel voor de vrouwenkampen. Na weer een week met vliegtuig naar Soerabaja, beginnen met lijken bergen. Ik weet niets van procedures, het ging gewoon zijn gangetje. Interesseerde mij ook niet, wilde gewoon terug, nadat mijn vader had gemeld dat mijn moeder en zus niet in Singapore waren aangekomen.
Dat is ook een mogelijkheid, maar foute registratie is moeilijk te verifieren. Een analoge vergelijking met corona-virus heeft niet de eenheid van tijd en plaats..
Ik zoek een aanknopingspunt. Aangezien de Simaru Maru een Japans schip was, kan ik me voorstellen dat het schip een Japanse bemanning had en onder Japanse vlag voer. Dat valt toch op? Wellicht kan je tante daarover wat meer zeggen.
Het Japanse schip heeft weinig evacuatiereizen met Nederlanders gemaakt. Waarschijnlijk is daarna in december 1945 ingezet om Japanse soldaten en burgers vanuit Java naar Japan te transporteren.
Dat is ook een mogelijkheid, maar foute registratie is moeilijk te verifieren. Een analoge vergelijking met corona-virus heeft niet de eenheid van tijd en plaats..
Ik zoek een aanknopingspunt. Aangezien de Simaru Maru een Japans schip was, kan ik me voorstellen dat het schip een Japanse bemanning had en onder Japanse vlag voer. Dat valt toch op? Wellicht kan je tante daarover wat meer zeggen.
Het Japanse schip heeft weinig evacuatiereizen met Nederlanders gemaakt. Waarschijnlijk is daarna in december 1945 ingezet om Japanse soldaten en burgers vanuit Java naar Japan te transporteren.
Ik weet niet of het voor iedereen wel interessant is (lees: wenselijk) om hier zo diep op één gezin en één moment in de geschiedenis in te gaan. Dus trek maar aan de bel als ik te ver ga.
Dat gezegd hebbende, op http://home.planet.nl/~oost2767/my_html/1945.html zie ik dat op 23/11/1945 niet alleen de Sumari Maru vanuit Semarang vertrok maar ook de Egra. Ik ga daar wat meer info zoeken want de Sumari Maru lijkt niet bestaan te hebben (!) Het is w.s. een buitgemaakt schip dat door de Japanners een andere naam is gegeven.
Helaas kan ik mijn tante niet meer navragen. Eerder gaf ze aan dat er Nederlandse militairen aan boord waren. Als het al de Sumari Maru is geweest met een Japanse bemanning dan zal het gevorderd zijn door de Britten en van ‘friendly staff’. voorzien zijn. W.s. RAPWI staf.
@Wil
Je familie was na de japanse capitulatie niet de enige die van hot naar her werd gesleept. dus er zal wel meer belangstelling zijn naar het wel en wee van ex-geinterneerden. Opmerkelijkl is dat je familie per transportvliegtuig van Batavia naar Bandoeng werd getransporteerd, kennelijk was de verbindingsweg via Buitenzorg te gevaarlijk. Ook op de terugweg was die weg onveilig gemaakt door de Indonesische Nationalisten.
Als ik de vluchtelingsstromen op macro-niveau bekijk, is het opmerkelijk dat ex-geinterneerden naar Soerabaja werden gestuurd. Soerabaja ligt geografisch niet voor de hand, Semarang lag meer voor de hand gezien haar ligging t.o.v. de Japanse interneringskampen. Semarang was weliswaar geen diepzeehaven, maar grote schepen zoals het Engels vliegdekschip HMS Venerable meerden bij Semarang aan en met LST werden de ex-geinterneerden aan boord van de schepen gebracht. Het Engels vliegkampschip voer op 2 december december met geinterneerden naar Colombo, lag ook niet zo voor de hand, terwijl Nederland zonodig troepentransportschepen met verlofgangers naar Nederland stuurde. In Soerabaja werden wel botsingen tussen pemoeda’s en geinterneerden uitgelokt. Mijn vraag is op basis van welke informatie welke joker Soerabaja uitgekozen heeft om geinterneerden te evacueren?
Voor mij is de methodiek van gegevensverzamelen interessant. Neem nou jouw link naar planet.nl. Dezelfde list maar dan van veel meer schepen staat ook op japanseburgerkampen.nl Ik heb die lijsten gecopieerd in een Excel-sheet en op vertrekplaats en vertrekdatum gesorteerd. Dan weet ik precies welke schepen op welke datum vanuit Semarang naar welke plaatsen zijn vervoerd. Dat niet alleen, er wordt ook aangegeven hoeveel passagiers precies werden vervoerd. Dus die werden heus wel geteld en de bron wordt ook aangegeven . Dat is voor Semarang “Het Nederlandse Rode Kruis (NRK), afdeling Oorlogsnazorg, Leeghwaterplein 27, Den Haag (niet openbaar)”. Bij het Nederlands-Indisch Rode kruis zijn de passagieslijsten van schepen beschikbaar waar de familie van Wil Maassen ook op staat en als het een beetje meezit zijn er ook registratiekaarten beschikbaar.
Ik heb ook op de naam van het japans schip gezxocht, maar in geallieerde bronnen is niks te vinden. Japanners hebben maar weinig schepen buitgemaakt, Nederlandse schepen werden veelal tot zinken gebracht, zie Gouvernementsmarine, of konden naar veilige havens ontkomen.
Enkele jaren geleden is er al contact geweest met het Rode Kruis. Hier de kern van de mail. Adressen heb ik weggelaten. Zoals u ziet ontbreekt net dat stukje van Banjoebiroe naar Bandoeng.
Geachte mevrouw Kraus,
Met uw e-mail van 9 december 2012 verzocht u om gegevens omtrent het verleden van uw vader, de heer W.G. Maassen, in het voormalige Nederlands-Indië.
Waar en wanneer de internering van de rest van uw familie begon is niet bekend. Rond februari 1944 ging het bewind in Nederlands-Indië over van Japans civiel naar militair bestuur. Toen zijn de geïnterneerden opnieuw ingeschreven, nu als krijgsgevangenen.
Uw grootmoeder en haar kinderen zijn op 20 maart 1944 geregistreerd als geïnterneerden in het kamp Tjihapit in Bandoeng. Op 11 november 1944 zijn uw grootmoeder, haar dochers en uw vader overgebracht naar een van de kampen op Java, niet in Batavia. Bij de bevrijding bevonden ze zich in het kamp Banjoebiroe 10 (afdeling Moentilan). Van de tweeling bleef de heer Th.W. Maassen in Bandoeng en is bevrijd in het jongenskamp 15e Bat; de heer P.A. Maassen is op 20 mei 1945 met een ziekenstransport naar Batavia gegaan en bevrijd in het Ziekenhuis(kamp) Mater Dolorosa.
Het gezin is, zonder vader met het ms Tegelberg naar Amsterdam gevaren, vertrek Batavia 23 mei 1946, aankomst 18 juni 1946. Als doorreisadres is opgegeven: Hout Blerick. Uw grootvader volgende een jaar later met de ms Johan de Witt, Batavia 20 november 1947, Amsterdam 16 december 1947.
Met vriendelijke groeten,
drs. Michiel Schwartzenberg
Het Nederlandse Rode Kruis
Oorlogsnazorg
En ik vind tussen de RK papieren ook nog dit: Evac. Centrum Ambonstraat 19. Is dít Batavia?
“Soerabaja ligt geografisch niet voor de hand, ” Gevraagd werd waar die mensen naar toe wilden. Mijn zus noemde Soerabaja, en zo werd het Soerabaja. Met vele andere Soerabajanen. Bij bollossen gingen ze ook direct naar Soerabaja, en werden daar, zo nodig, opgevangen. Ik denk dat RAPWI allang blij was als die mensen naar andere plaatsen dan Semarang>Batavia>Singapore wilden. Die zaten bijna vol.
Evacuatie Centrum Ambonstraat 19 was in Bandoeng. In http://www.burgerkampen-nl staat het opvangkamp onder de naam “Huis Ambonstraat”. Druk ik op “Bandoeng” dan verschijnt een plattegrond waar de ligging van Ursulinenklooster, XV-bataljon en Tjihapit aangegeven is. Op een oude plattegrond van Bandoeng zijn dan ook de Sint Josefschool, Roemah saté en andere voor jou relevante plaatsen te vinden.
Relevant in jouw verhaal is het ontbrekende stukje “Banjoebiroe 10 via Semarang naar Bandoeng”. Het kernpunt is op welke datum jouw familie van Banjoebiroe naar Semarang vertrok. Nederlandse instellingen zoals het Nederlands-Indische RK -NIRK- vertellen het verhaal op hun manier, maar dan zitten we op het verkeerde adres, d.w.z. bij de verkeerde primaire bron.
Het waren Britten i.c. een RAPWI-team die als eersten kontakt maakten met de geinterneerden in Banjoebiroe 10. Het was ook RAPWI o.l.v. Britse militairen die verantwoordelijk waren voor de transporten met Britse militaire vrachtwagens van het kamp naar Semarang en daarvandaan met een troepentransportschip naar Batavia en met het militaire vliegtuig DC-3 Dakota naar Bandoeng. De logistiek was in handen van de Britten, Nederlandse instellingen hadden daarbij een ondersteunende rol.
Om meer te weten te komen volg ik de Britse weg zoals ik ook in andere gevallen bvb in Soerabaja. doe
Het punt is het RAPWI-team dat als eerste kontakt maakte met de geinterneerden in Ambarawa/Banjoebiroe en de lopende rapportage van dit team (1) ik spreek hier nadrukkelijk ook van Ambarawa, want dat was eigenlijk het hoofdkamp en Banjoebiroe een satelliet ervan. Daarbij gaat het om op welke datum RAPWI besloot jouw familie te laten vertrekken van Banjoebiroe 10 naar Semarang (2)? Door welke eenheid van Britse militairen werd het transport van geinterneerden begeleid (3)? Over zulke transporten maken Britten zgn Situationreports, ‘Sitreps’ in hun omgangstaal. Wellicht komen we te weten welke andere personen jouw familie vergezelden op weg naar Semarang (4)?. Dan weten we ook wanneer precies ze in Semarang aankwamen (5).
Op zich lijken mijn vragen welhaast onmogelijk om te beantwoorden maar dhr Itzig Heine heeft datzelfde voor het Goebengtransport gedaan. Wat bij hem ontbreekt is het verslag van de Britse eenheid die het transport begeleidde, maar daaraan valt een mouw te passen.
Okay, nu kom ik op deels nog onverkend terrein. In mijn reconstructies gebruik ik veel quates van mensen die er bij waren of soortgelijke ervaringen hadden. Je vragen kan ik niet exact beantwoorden maar in onderstaande zitten wel deelantwoorden.
Uitgaande van de Atlas Japanse Kampen vertrokken mijn oma, mijn oom Wim en mijn tantes Zus, Tineke en Riet tussen 7 en 12 augustus naar Banjoebiroe 10.
Zus Maassen – “Daar [in Banjoebiroe] was een grote loods ons onderkomen. Wij zaten in een bijgebouw, een barak die eerst een voorraadschuur was”.
Rob Casutto – “Wij gingen naar Banjoebiroe. Dat was een oude gevangenis met allemaal cellen, waarin je dan met z’n tweeën sliep. Maar die gevangenis was al overvol met andere vrouwen. Daarom werden wij in een oude loods buiten de gevangenispoort ondergebracht”.
Puck Cassuto – “Daar sliepen we in stapelbedden vlak naast elkaar. Wel met z’n vijftigen of zestigen. Er was verder niets, geen water (moesten we in de gevangenis halen, als ook het eten). En geen W.C. Er werd een smalle diepe geul in de grond buiten de loods gegraven. Er overheen kwamen bamboe en bilik tussenschotjes. En dat was het! Je begrijpt hoe veel vliegen dit aantrok. En hoeveel mensen er ziek werden!”
Zus Maassen – “De stapelbedden stonden vlak naast elkaar. De grote deur was altijd open; enkel van hieruit drong licht binnen. Als we ‘s nachts naar de latrine moesten, waren de drie nikkelen koffie-thee-suiker bussen boven op het stapelbed het herkenningspunt. Anders konden we in het donker ons bed niet meer vinden.”
Buiten de loods was er een put en een troosteloze zandvlakte. Geen aparte badruimten. De vrouwen en kinderen stonden zich bloot en voor iedereen te kijk te wassen. Er was niet voldoende water. Ma knipte onze haren heel kort. De stapelbedden zaten vol wandluizen. Het eten was heel slecht. We gingen op zoek naar slakken en kookten gras. Gras kan je niet eten.
Zus Maassen – “We maakten een vuurtje en kookten de kip. In een kring om het vuur zaten we te wachten totdat de kip gaar was. Toen moest de kip nog afkoelen… En terwijl we daar zaten… stond Rietje op en pakte een stukje kip uit het pannetje. We waren in tranen; Rietje had eindelijk weer gegeten!”
Bep Stubert – [4 september 1945, Banjoebiroe 12] Mannen binnen! Hollanders voor de bescherming van de kampen. De Jap krijgt behoorlijk op zijn kop over de schandalige behuizing van de vrouwen en kinderen.
Paul Peters – “Kort daarna kwamen een paar vermagerde Hollandse mannen het commando overnemen: Japan had gecapituleerd. De Jap wist dat al lang, maar had het niet nodig gevonden ons dat te vertellen. De Nederlandse vlag werd gehesen – wonderlijk genoeg had iemand die de hele kamptijd verborgen kunnen houden – en het Wilhelmus gezongen. Ik stond erbij, hand in hand met mijn moeder. Zij huilde van ontroering, en velen met haar. De Japanners bleven, maar nu als beschermers. Zij hadden opdracht van de Amerikanen om de orde te handhaven in de bezette gebieden totdat de geallieerde troepen zouden komen”.
De Luitenant ter Zee der 1ste klasse C. A. Zewald is waarschijnlijk één van deze vermagerde Hollandse mannen geweest die Banjoebiroe 10 bezocht. Hij beschreef de aangetroffen situatie in een uitgebreid rapport.
Bep Stubert – “[21 oktober 1945, Banjoebiroe 12], onze bezetting gearriveerd, bestaande uit 11 Gurkha’s, Kleine bruine kereltjes, tot de tanden toe bewapend.”
Ook Zus heeft herinneringen aan de komst van Britse militairen in Banjoebiroe 10. Zij heeft het over Sikhs die inderdaad ook deel uitmaakten van de Britse militairen op Java.
Zus Maassen – “Met een vriendinnetje zit ik in een autowrak. We zingen: Daar ruist langs de wolken. De poort gaat open en daar staan mannen met tulbanden om en ze hebben baarden en grote snorren. Ik ben nog in de ban van het liedje en roep; Kijk eens wat een mooie mannen, ze zijn nog mooier dan Jezus… Het zijn Sikhs, onze bevrijders”.
Zus Maassen – “Als we op transport gaan, wil een Jap me in de legertruck helpen. Ik wil niet dat hij me aanraakt en klim er zelf in. Ik ben niet bang voor hem maar ik haat hem. Die haat is nooit over gegaan”.
Oma en de kinderen werden overgebracht naar de BAT-fabriek in Semarang. De transitieplek werd voor zover bekend op 29 oktober in gebruik genomen. De aankomstdatum van (o)ma en de kinderen is niet exact te benoemen maar ligt tussen 3 en 19 november.
@Wil
Voor mijn begrip heb ik enkele vragen:
1) op http://www.japanseburgerkampen.nl is een lijst van geinterneerden van kamp Banjoebiroe 10, maar ik vind geen naam Maassen. Onder welke naam was jouw familie geregistreerd of was jouw familie niet geregistreerd omdat ze pas tussen 7 en 12 augustus 1945 in dit kamp aankwamen?
2) Bep Stubert beschrijft dat op 4 september 1945 Hollanders voor de bescherming in het kamp verschijnen. Zijn dat geinterneerden uit de mannenkampen? Was LTZ1 C. A. Zewald één van deze geinterneerden?
3) Nederlanders in Indie noemden alle Britse militairen Gurkha’s. Gurkha’s waren trouwens geen Britse militairen maar Nepalezen. Nepal was geen Britse kolonie maar een souvereine staat. Weet je zeker dat het echte Gurkha’s waren? Gurkha’s waren niet alleen te herkennen aan het grote mes (Kukri) op de rug maar ook aan een ander gevechtsuniform (donkergroen of khaki) , tevens hadden ze een ander hoofddeksel als de Britse militairen. De laatsten droegen de zgn brodie-helm
4) Kan je vertellen wanneer pemoeda’s begonnen het kamp aan te vallen en hoe gebeurde dit? Sommigen vertellen dat het gebeurde nadat de Nederlandse vlag in top werd gehezen. De pemoeda’s beschouwden dat als provocatie!!
Het kwartje valt. Onder één van de evacuatieschepen komt de HMS Venerable voor, zij vervoerde geinterneerden van semarang naar Colombo. Ik herinner me nu dat dit schip aan Nederland werd verkocht en de naam Hr. Ms. Karel Doorman” kreeg. Mijn oom heeft erop gevaren. Ik heb zelf het schip als kleine jongen bezocht en heb zelf mijn dienstplicht bij de Marine vervuld, vandaar.
@Peter.
1) mijn familie zat ‘oorspronkelijk’ in Moentilan. De Japanners brachten net voor de capitulatie de vrouwen en kinderen samen in kampen in en bij Ambarawa. Banjoebiroe zat toen al behoorlijk vol. Daarom werd het terrein naast Bb ook in gebruik genomen. Kijkend naar de plattegrond en de quotes van Rob Cassuto, z’n moeder en mijn tante verbleven zij allen op dat stuk grond. Zéér primitieve omstandigheden. Ik ben er vrij zeker van dat deze geïnterneerden niet geregistreerd zijn.
2) Nee, dit was een vrouwenkamp (Banjoebiroe 12) en de mannen waren RAPWI. Mannen die net zelf uit het kamp kwamen. Bekijk het rapport van luitenant ter zee Zewald voor meer details svp.
3) Ik ben getrouwd met een Nepalese (Nehwari) dus ik weet wat een Gurkha is 🙂 Of Bep Stubert echt een Gurkha (in Britse dienst) aantrof, kan ik niet verifiëren maar mijn tante spreekt van Sikhs. Met een tulband! Gurkha’s dragen geen tulband.
4) Het vlagincident was meen ik in fort Willem I in Ambarawa. En natuurlijk in Soerabaja. Evacuatie via het fort liep pas in de tweede helft van november. Ik heb geen detail over periode ontruiming. Rob Cassuto is reeds in september via trein (Ambarawa) naar Bandoeng geëvacueerd. Dat is bij mijn familie zeer zeker niet het geval. Wel hoorden ze bij de groepen die voor de 2e slag van Semarang geëvacueerd werden. Ze waren in ieder geval op 20 november in de KPN loods in Semarang.
5) Heerlijk dat soort binnensluipende inzichten. Ik zie alleen niet het verband.
“Gurkha’s dragen geen tulband.” Wel kaalgeschoren. Op één plukje haar na. Daaraan worden ze door God de hemel ingetrokken.
@ Wil Maassen
De naam van je oma Francisca Maassen- van der Munckhof en 4 kinderen komt op de lijst van geïnterneerden in Moentilan voor. Ik lees dat ze daar vandaan naar B.biroe 12 gingen terwijl jijzelf schrijft Banjoebiroe 10.
Wat mij opvalt is dat:
1) de Japanners transporteerden 4515 vrouwen en kinderen in de periode 5.8.1945 tot 22.8.1945 , de periode waarin atoombommen op Hiroshima/Nagasaki viel, de Japanse capitulatie 15/08 werd afgekondigd, de Proklamasi werd uitgesproken 17/08 en de Japanners de capitulatie op Java bekendmaakten 22/08.
2) de Japanners transporteerden/evacueerden 4515 vrouwen en kinderen van het kamp Mountilan (gebouwen van het Xaverius-college (Paters Jezuïeten): de kerk, het hoofdgebouw en de leslokalen) naar een provisorisch, slecht geoutilleerd kamp als Banjoebiroe.
3) je familie bleef van medio augustus tot eind oktober/begin november in B.biroe 10 en ging in november naar Semarang, waar ze op 24/25 november per schip naar Batavia gingen.
1 en 2 zijn interessant maar vallen buiten de discussie. Je familie bleef 8-10 weken, een redelijk lange periode in het kamp B.biroe 10, waar het toch onveilig was. Ze werden in eerste instantie door Japanners bewaakt en daarna door diezelfde verafschuwde Japanners in bescherming genomen. Deze beschermende taak werd later door Sikh’s en Gurkha’s overgenomen. In die tijd deden Pemoeda’s gerichte en gewapende aanvallen op de geinterneerden in de kampen Ambarawa/Banjoebiroe.
Ik denk dat je oma in B.biroe 10 gewacht heeft totdat ze zeker wist dat de overige familieleden in Bandoeng zaten, de reis was als het ware gepland, want de familie heeft korte tijd in Batavia gewacht en kon bijna dadelijk op het transportvliegtuig naar Bandoeng stappen. In Bandoeng was de hereniging met de andere familieleden snel een feit.
Een vraagteken blijft het verblijf in B.biroe en Semarang. Ik doe onderzoek naar de Bersiapperiode en het is juist de geschiedenis over Semarang e.o., die ik nog niet heb uitgediept . Interessant lijkt me de verbinding Japanseburgerkampen-evacuatie-Bersiap voor Semarang in kaart te brengen. De verhaallijn heb ik al, de details ontbreken nog. Ik meld me wel als ik t.z.t. duidelijkheid heb.
@Peter, en iedereen die geïnteresseerd is 🙂
Wat betreft het juiste kamp Banjoebiroe. Ik ben geïnteresseerd in je lijst geïnterneerden Moentilan en de vermelding dat ze naar Banjoebiroe 12 zijn vervoerd. Heb je een bronvermelding? En kent Banjoebiroe 12 een ‘bewonerslijst”?
De reeds getoonde brief van het NRK bevat de volgende tekst:
“Op 11 november 1944 zijn uw grootmoeder, haar dochters en uw vader overgebracht naar een van de kampen op Java, niet in Batavia. Bij de bevrijding bevonden ze zich in het kamp Banjoebiroe 10 (afdeling Moentilan)”.
De bijlage bij die brief bevat de informatie: Maassen van den Munckhof, Nr. 65122a/45/A4/5. Inhoud bericht: In kamp 10 Banjoebiri (Afd. Moentilan) +4 k 18530/ 46. Dit bevestigt kamp 10.
Bersiap.kampen.nl beschrijft bij Banjoebiroe kamp 10:
“Op 7-8-1945 werd het kamp vergroot met het naastgelegen terrein met 3 loodsen (barakken), 5 officierswoningen en 3 tussengelegen huisjes, alles ten behoeve van de transporten uit Moentilan”.
De hier genoemde loods(en) werden ook genoemd door mijn tante (en separaat Puck Cassuto) en zijn terug te vinden op de plattegrond van Banjoebiroe (Indischekamparchieven.nl). Dit bevestigt kamp 10.
Japanseburgerkampen.nl benoemt de grote instroom van uit Moentilan. Het klopt dat ook Banjoebiroe 12 een kleine instroom kende uit Moentilan waaronder Bep Stubert. Zij biedt in haar dagboek geen aanknopingspunt betreffende een eventueel gewijzigd plan huisvesting groep Moentilan.
https://www.japanseburgerkampen.nl/Moentilan%20Naamlijst%20I-M.htm
Bij Moentilan vind ik een alfabetische namenlijst met de namen van je oma, vader en tantes.Ik verwachtte opeenvolgende kamernummers (24057-24061), maar de jongste kinderen, je tantes hebben een afwijkende nummering,Tinke (24115) en Rietje 24118). Ik kan me niet voorstellen dat oma Francisca (24059) het een geruststelling gevonden zou hebben dat zij en de 2 oudste kinderen in één kamer (240) en de jongste kinderen in een andere kamer (241) verbleven. Ik denk dat ze in dezelfde kamer/zaal woonden (24) maar de jongste kinderen afgezonderd. Wellicht heb je daarover informatie en geeft de plattegrond van Mountilan uitkomst? Achter alle 5 namen staat wel hetzelfde vervolgkamp n.l. B’biroe12.
Interessant is te weten wie in dezelfde kamer/zaal woonde, degenen met cijfer tussen 24059 tot 24115 en nr 24116 en 24117. Het zal mij niet verbazen dat deze mensen samen per vrachtauto verder reisden naar Banjoebiroe en daar bijelkaar hokten. Wellicht kan je aangeven wat de overeenkomst(en) tussen deze mensen waren (zelfde rang, stand of woonplaats Bandoeng?).
Er is van zowel B’biroe 10 als 12 een bewonerslijst samen te stellen. Alle namen van Moentilan (meer dan 4000) kan ik in een EXCEL-sheet kopiëren en daarna sorteer ik op vervolgkamp (B’biroe 10/12, A’wa 6 etc). het geeft inzicht hoeveel mensen uit Moetilan naar welk kamp gingen. Natuurlijk kan ik ook op (kamer)nummer sorteren en dan is duidelijk wie de kamerbewoners van je familie in Moentilan waren.
Interessant is te weten wie in Moetilan deze namen- of bewonerslijsten heeft opgesteld. Dan is ook duidelijk hoe groot de betrouwbaarheid van de informatie van het Rode Kruis is. Heeft het Internationale Rode kruis (ICRC) of het Nederlandse (Indische) Rode Kruis informatie aan je gegeven?
N.B.
Rob (Puck) Cassuto heeft kamernr. 23579 en ging naar B’boeroe 10. Opmerkelijk is dat hij en zijn moeder al in September 1945 met de trein naar Bandoeng reisden. Daarna was het vanwege bloeddorstige pemoeda’s niet meer mogelijk.
Bertha (Bep) Stubert heeft nr 686 een verbleef in Moentilan in kamer 21 en 1 en zij ging naar B’biroe 12.
Waar kan ik info over deze mensen vinden?
Voor de dagboekaantekeningen van Bep Stubert zie: https://docplayer.nl/1497647-Kijkend-naar-de-vulkaan.html
Voor herinneringen van Puck Cussato, zie: https://docplayer.nl/16068554-Indie-scheveningen-indonesie.html
Het Nederlandse Rode Kruis leverde op 9 december 2012 de informatie over het verblijf van de familie in kamp 10
@ Wil en dhr. Mertens
Bij een foto van het topic zie ik een vliegtuig, een Hurricane, maar die heeft de Amerikaanse ster van de US Air Force op zijn vleugels. Dat vliegtuig kan nooit ingezet zijn bij Semarang.
Toen ben ik op zoek gegaan naar Britse bronnen, het zijn toch de Britten die na de oorlog zich bezighielden met de geinterneerden. Nu bekijk ik een filmpje met de titel “Evacuation of Dutch internees from Camp at Ambawara”.Op het filmpje zie ik ook de bevrijde Nederlandse geinterneerden. Als je geluk hebt, is de familie Maassen ook te zien. Wellicht is het filmpje ook van belang voor dhr Mertens. Ik heb begrepen dat hij in kamp Ambawara was geinterneerd.
Daarnaast is er een verwijzing naar “RAF evacuation Dutch internees from Batavia”. Er zijn films en foto’s te zien. Wat ik begrepen heb is dat de familie Maassen met een Dakota DC 3 van “Royal Air Force 31 Squadron” naar Bandoeng is vervoerd. Het zal mij niet verbazen als bij dit squadron passagierslijsten met hun namen te vinden zijn.
Al deze gegevens zijn te vinden in het Imperial War Museum http://www.iwm.org.uk
In dit musuem zijn niet alleen gegevens over de RAPWI als organisatie voor de geinterneerden te vinden maar ook die van het “Dutch Red Cross”, als ondersteunende en uitvoerende organisatie van de “RAPWI, Allied Occupation of South East Asia post-August 1945”, inclusief evcuatielijsten. Op de web site van het museum zijn ook de keywords zoals “Ambarawa, Java Netherlands East Indies” te vinden waarop in hun database gezocht kan worden.
Ik denk dat op die manier voor de familie Maassen de evacuatieweg van Ambarawa/Banjoebiroe naar Bandoeng met data en transportmiddelen te vinden zijn.
Hurricane moet zijn Thunderbolt. Dit type Amerikaans vliegtuig werd door de Britten alleen bij de SEAC ingezet.
““Ambarawa, Java Netherlands East Indies” te vinden ” Buiten Java regelde de GM dat, samen met KNIL. Bij mijn weten niets RAPWI of Rode Kruis.
Voor de uitgebreide herinneringen van Rob Cassuto over Nederlands-Indie zie http://www.robcassuto.com
In Nederland gaat het verhaal dat de Britten (incl. Brits-Indiers en Nepalezen, allen Oorlogsvrijwilligers) niet wilden meewerken aan het herstel van Orde en Gezag in Nederlands-indie. Ik lees niet alleen in Soerabaja, maar ook in Semarang dat de Britten met gevaar voor eigen leven er alles aan deden Krijgsgevangenen en Geinterneerden (APWI) naar veilige plaatsen te evacueren.
Dan worden de Britten ongewild betrokken bij zoals David van Ruybrouck omschrijft “Revolusi”, waarbij hun soldaten na de oorlog sneuvelen.
Ik zou dan dan begrip moeten hebben voor de slachtpartijen aangericht door pemoeda’s. Let wel, het waren niet willekeurige voorbijgangers uit de kampong, opgehitst door de Japanners, maar georganiseerde, militante strijders gewapend met handgranaten, mortieren en ander wapentuig, die zij bewust gebruikten tegen willoze Nederlandse burgers.
In Semarang vonden verschillende veldslagen plaats tussen Britse militairen gesteund door Japanners (majoor Kido) en pemoeda’s. Dhr. de la Croix geeft zelf aan dat de gevechten tot minstens 1946 plaatsvonden.
In de tussentijd was de ltnt-GG Van Mook bezig met zijn Malino-conferentie. Ik plaats éèn en ander in een historisch verband. Er is en blijft eenheid van Tijd en Plaats.
“dat de Britten met gevaar voor eigen leven er alles aan deden Krijgsgevangenen en Geinterneerden (APWI) naar veilige plaatsen te evacueren.” Klopt helemaal!. Ten koste van veel slachtoffers.Kkrijgen op 15 augustus geen dank u wel!
De Britten krijgen de pluimpjes. Zij vochten tot de laatste Ghurka en Indiër.
Maar ze hebben mij wel bevrijd!
De Britten of die Ghurka’s en Punjabi’s?
Voor mij één grote club. Exclusief een zekere heer J. Boer. En vergeet de gesneuvelde Mahratta’s en de Rajputana (49th Indian Brigade Group), en de Madras, Jat, Burma, en Dogra (5th Indian Division) niet.
Mooi dat u ze allemaal nog eens op een rijtje zet, meneer Somers. Wat mij betreft verdienen ze allemaal een bintang.
“Krijgsgevangenen en Geinterneerden (APWI) naar veilige plaatsen te evacueren.” In Soerabaja alle vrouwen en kinderen in onveilige wijken, als zij dat wilden. Ik dacht uit alle verhalen te begrijpen ook op andere plaatsen. Als RAPWI op een bepaalde plek actief werd, troffen ze meer ellende aan dan alleen APWI. Er werd naar bevinden gehandeld. En ook praktisch, hoe scheid je APWI van alle Europese burgers die weg wilden?
“In de tussentijd was de ltnt-GG Van Mook bezig met zijn Malino-conferentie.” Klopt, buiten Java konden zaken worden gedaan. Zie Van Mook: “Zodoende werd het mogelijk om met de representanten uit die verschillende streken in overleg te treden over de verdere staatkundige ontwikkeling waartoe als uitgangspunt en grondslag de regeringsverklaring van 10 Februari kon dienen. (…) werden toch de voorbereidingen ter hand genomen, nadat de Nederlandse Regering met het denkbeeld had ingestemd. Het ogenblik voor het bijeenroepen van zulk een college leek gekomen, toen eindelijk voor dit gebied de gezagsoverdracht van de Britse opperbevelhebber op de Indische regering plaats vond en het overleg derhalve zonder verdere formele of materiële inmenging of toestemming van een derde partij kon worden georganiseerd.”.
@JASomers;’konden zaken worden gedaan etc.’- Mits de veiligheid voor lijf en leden gegarandeerd konden worden. Vandaar dat ene Westerling werd opgetrommeld om orde en rust te plegen. ‘Het verzet moet worden onderdrukt, in het belang van land en volk, dat door alle bestuursambtenaren unaniem als volslagen geterroriseerd wordt beschreven’, aldus de resident van Z-Celebes Lion Cachet 2 dec.1946 in een rapport aan de gg.Van Mook.
“Het verzet moet worden onderdrukt” Er was geen sprake van verzet. Wel van infiltraties vanuit Java. Tegen de afspraken en demarcatielijnen in. Waartegen de Indonesische politie en het handjevol KNIL (ex-krijgsgevangenen) niet opgewassen was. En als je dan om meer KNIL-hulp vraagt, weet je waar je aan begint. Commando’s. In Nederland hebben we die ook, in Roosendaal.
@JASomers; ‘geen sprake van verzet etc.’- Oh neen? Z-Celebes was al sinds ‘die zgn. ethische periode verzet; lees De onderworpenen van Marie van Zeggelen 1920(!); ‘leven tussen de onderworpenen schaamde zij zich voor het onrecht hen aangedaan in de naam van pacificatie etc.’- Meteen na de proklamasi ’45 was olv. Ratulangi (als Republikeins gouverneur) een felle nationalistische beweging ontstaan. Uit Java kwamen versterkingen met wapens/munitie/ instructies! Er was in Batavia grote zorgen; overwogen wordt de staat van oorlog en beleg af te kondigen! Dat werd op 11 dec.’45 door van Mook is afgekondigd. Precies op de datum dat Westerling in Celebes arriveert. – Of dacht u soms dat Westerling daar op vacantie was?
@ Wil Maassen en dhr Mertens.
Ik heb een tijdslijn van gebeurtenissen voor Ambarawa en Banjoebiroe opgesteld en ik wil weten wat de geinterneerden ervan gemerkt hebben.
a) 23/08/45 B-24 van de Marine Luchtvaart Dienst uit Australie werpen op de interneringskampen van Ambarawa (ook Banjoebiroe?) strooibiljetten uit met de raad om binnen het kamp te blijven De vliegtuigen kwamen later terug om voedselpakketten af te werpen.
b) Begin September kwam een aantal Nederlandse militairen uit Tjimahi o.l.v. majoor J.A. Schaffelaar om de hulpactiviteiten te coordineren, ze nemen de zwaardere corvee-activiteiten in de kampen over
c) 07/09/45 Op deze dag vindt het vlagincident in het kamp Lampersari-Sompok (Semarang) plaats, na aankomst van Nederlandse militairen uit Tjimahiwordt de Nederlandse vlag gehesen, . Er ontstaat een opstootje met Indonesiers. De Japanners verbieden het opelijk hijsen van de vlag, deze mag alleen gehesen worden als dat van buiten het kamp niet te zien is. Een vlagincident vergelijkbaar met Soerabaja 11 dagen later.
d) 14/09/45 Het eerste RAPWI-team o.l.v. captain Dr. Soltau bereikt vanuit Batavia de stad Semarang en de kampen.
e) 17/09/45 Op deze dag komt een tweede RAPWI-groep onder leiding van LTZ1 de Back en Captain C. Wishart aan in Ambarawa/Banjoebiroe korte tijd later gevolgd door een Nederlands medisch team olv dr. J.B. van Leent.
f) 18/09/45 een 2de RAPWI-team komt in Magelang aan o.l.v. RAF-wingcommander ltnt-kol T.S. Tull , hij is de RAPWI-verantwoordelijke voor Midden-Java, alhoewel Nederlanders daar anders over denken.
g) 22/09/45 Uit Ambarawa en Banjoebiroe worden ziekentransporten gestuurd en komen in het Militair Hospitaal van Magelang aan, dat door 4 KNIL-artsen en Indo-Europese vrouwen en meisjes waren schoongemaakt.
h) 24/09/45 Lady Mountbatten bezoekt Ambarawa/Banjoebiroe. Dit lijkt mij een bezoek dat niemand ontgaan kan zijn.
“met de raad om binnen het kamp te blijven” Niet alleen voor de eigen veiligheid. Voorkomen moest worden dat de gevangenen het recht in eigen hand zouden nemen of gingen rondzwerven.
@JASomers; ‘het recht in eigen handen etc.’- In Ambarawa waren zij alleen beduusd over de brutaliteit van de (tegenwoordige) Inlanders, die maar steeds merdeka riepen!
CJHdu Chattel; Storm over Java 1946(!); kamp 6 Ambarawa; ‘ineens ging het snel bergafwaarts. Plotseling kwam een (pemoeda) jongeman op een mooie morgen ons kamp binnen, gelaste alle Javanen, die in het kamp in loondienst(!) waren het kampement te verlaten en sloot stevig de hekken.’ Vanaf nu af aan krijg je geen medewerking meer, snauwde de kampleiding toe; geen koelie’s, geen brandhout, geen groenten, geen water en geen licht. Het is afgelopen’. En de hij verdween, enkele nog jeugdiger vazallen voor de poort achterlatende, voorzien van lange bamboesperen. Zo verstreken 2 volle weken, waarin het kamp van alles was verstoken, het hongerspook naderde weer, ziektes braken uit. Berichten bleven uit en maakte de stemming hoogst nerveus en moedeloos. – Eigenrecht in handen nemen? Ook in Soerabaja gebeurd?
” Eigenrecht in handen nemen? Ook in Soerabaja gebeurd?” Ik weet niets van ex-geïnterneerden, die in Soerabaja het recht in eigen hand namen. U wel? Of een ;paar gingen weer aan het werk of ze kregen ondersteuning van de gemeente via KKS. Ik ging ook weer aan het werk, lijken bergen. In december ging iedereen overigens weer vlot aan het werk. Er was veel te doen.
@dhr de la Croix
Ik heb uit het verhaal van dhr de la Croix begrepen dat hij uit Semarang komt en dat de Bersiap, ondanks de aanwezigheid van Japanse en Brite troepen lang duurde.
In het topic wordt gesproken over de familie Flohr, mevrouw Flohr, Winnie Flohr, Frieda Flohr, Jaapje Flohr . Deze mensen verdwenen waarschijnlijk in November 1945 in Semarang en hun lijken werden in 1946 teruggevonden. Weet hij soms iets over deze familie?
Datzelfde geldt voor 6 mensen van de familie Swaab en 5 mensen uit de familie Frederiksz. Deze mensen werden allen vermoord op 12 november 1945
Kent hij soms deze families uit Semarang?
Ik ben inderdaad geboren (1938) en getogen (tot medio 1952) in Semarang. Dat maakte mij 7 toen de “Slag om Semarang” (october 1945) oftewel “de bersiap” in alle hevigheid begon. Over mijn herinneringen uit die tijd heb ik vaker geschreven op I4E. Ze zijn fragmentarisch, niet gedetailleerd. Misschien ook grotendeels verdrongen, via de uitlaatklep van het menselijke bewustzijn.
Wij woonden aan de oostgrens van Semarang, door een klappertuin gescheiden van het interneringskamp Halmaheira. Ik besefte toen niet wat daar gaande was. Werd mij ook niet verteld. Mijn grootmoeder, moeder, tante, zuster en ik waren “buitenkampers” en dus thuis toen overal de hel losbarstte.
Dankzij een trouwe bediende – wier vader al bij mijn opa had gediend – die ons dorst te bevoorraden en de rijst die mijn grootmoeder, een Indonesische, nog in de goedang had bewaard, hadden we iedere dag wel wat te eten. Op het gesloten achtererf hadden we gelukkig een waterput. Electriciteit was uitgevallen. We hadden een paar olielampjes voor de nacht. Stromend water ook tidak ada.
Ons huis gebarricadeerd, maar het plunderende, moordende, martelende, rampokkende tuig dat door sommigen “vrijheidsstrijder” wordt genoemd, had de deuren zo kunnen intrappen, wat elders wel gebeurde, vooral bij Indo families. Wij denken dat we werden gespaard omdat mijn grootmoeder een Javaanse was en altijd in sarong en kabaja rondliep, maar elders werden Javanen die maar van enige relatie met Belanda’s werden verdacht ook op wrede wijze vermoord, zonder vorm va proces. Misschien hadden we dus een bijzonder beschermengeltje.
Om ons heen werd dagelijks en vooral ’s nachts gevochten, lees geschoten met geweren en mitrailleurs, soms met zwaardere spullen, want een granaat sloeg een keer aan de voorkant van ons huis in met veel lawaai. Gegil en geschreeuw was aan de orde van de nacht.
Van die “slag” las ik later in het boekje van Han Bing Siong, “Geschiedenis van de Vijfdaagse Strijd in Semarang, 14-19 oktober 1945” uitgegeven door de Stichting Reunisten HBS-Semarang, waarvan ik lid/donateur was. Veel werd me toen duidelijk, onder meer dat de Japanners zich voorbeeldig hebben gekweten van de hun opgedragen taak, nl. de burgerbevolking te beschermen. Toen herinnerde ik mij ineens dat het stil werd in de straat, wanneer een Japanse patrouille langs kwam. Duidelijk waren hun laarzen te horen: Serèk-serok, serèk-serok. Voeten optillen was moeilijk. De Javanen hadden groot respect voor de Japanners. Op één van die stille momenten dorst mijn moeder naar buiten te komen om poolshoogte te nemen, met mij in haar kielzog. Een Japanner die dat zag kwam meteen naar haar toe en riep in het Maleis “Ajooh, lekas. Masoek” oftewel “Ga gauw naar binnen”. Niet lang er na begon het schieten weer.
Een goede kennis en oud overbuurman van mijn moeder was eerder met veel andere oudere Indo’s en jongens door de pemoeda’s uit huis gehaald en opgesloten in de Boeloegevangenis in een overbevolkte cel, alwaar ze dagen geen eten en nauwelijks drinken kregen. Een paar cellen verder waren Japanners opgesloten. Die werden op een dag door de tralies heen dood gemitrailleerd door de dappere “vrijheidsstrijders”. Hun bloed stroomde door de gang, zo vertelde de kennis.
Tot zo ver “context”. Nu het antwoord op uw vragen.
Neen, ik ken de families Flohr, Swaab en Frederiksz niet. Het verhaal over de moord op de Flohrs ging wel als een lopend vuurtje door de stad en bereikte zo ook mijn kinderoren. Ze moeten op een vreselijke manier zijn omgebracht. Omwonenden hadden de hele nacht van die moord gegil en geschreeuw gehoord uit de naburige kampong achter Doewet, een zijstraat van Bodjong. Het maakte mij wel angstig, of nog angstiger, want daags er voor hadden wij gehoord dat iemand uit de straat, meneer Krijgsman, van zijn fiets was gerukt en ter plekke “geroentjing” (met een bamboespies doorboord). Mijn moeder vermeldde over die moorden niets in haar dagboekje. Waren haar waarschijnlijk te gruwelijk.
Aangezien in Semarang iedereen iedereen wel direct of indirect kende binnen de Indo gemeenschap, kan ik mij voorstellen dat mijn ouders, ooms, tantes de door u genoemde families wel hebben gekend, zeker de apothekersfamilie Flohr, maar daar hebt u nu niets aan. De hele generatie vóór mij is nu bij God in den hemel.
Onze levens hebben we denk ik te danken aan een handjevol plichtsgetrouwe Japanners en de mannen uit Brits Indië en Ghurka’s, gezonden door Mountbatten. Pas op zondag 10 maart 1946 tekende mijn moeder aan “Nederlandse troepen aangekomen”. Dat moeten die van de Tijgerbrigade zijn geweest. Semarang en omgeving bleven blijkens het dagboekje nog lang daarna onrustig. Niettemin kon ik niet lang na de komst van de Nederlandse militairen voor het eerst naar school, bijna 8 jaar oud.
Vochten die jongens uit Nederland het verkeerde oorlogje? Wat mij betreft niet. Ik heb aan hen misschien mijn leven te danken en in ieder geval een veel veiliger gevoel, dat weer snel wegebde toen ze naar huis gingen na de souvereiniteitsoverdracht, 27 dec 1949. Op het ereveld van Semarang is een aantal achter gebleven dat niet mag worden vergeten.
Ik ben blij met dit soort details, zonder in zieligheid te vervallen. Zijn er onder ons die vanuit andere plaatsen ook zulke informatieve verhalen kunnen vertellen? Weer eens wat anders dan Soerabaja. Eigenlijk zou het IHC hiervoor actie moeten ondernemen. Maar misschien is er daar geen belangstelling voor verhalen Er liggen ook nog twee hele grote bundels met interviews te wachten. Daar vind u dit soort verhalen, En die zult u nooit meer horen, de meerderheid van de vertellers is al dood. Heeft het IHC niet wat Euro’s voor subsidie aan twee of drie promovendi die eindelijk eens die interviews gaan ontrafelen? Ik weet een goede promotor: Fridus Steijlen! Hij is hoogleraar, dus daartoe bevoegd. Het is wel heel veel werk. Innovatief?: Een samenwerking tussen twee of drie promovendi, elk met een eigen programma, maar wel op elkaar afgestemd? Loopt er misschien bij het IHC nog een hoogleraar los rond die zoiets kan organiseren? Samen met Fridus Steijlen!
@ dhr de la Croix
Dat is ook toevallig dat U Han Bing Siong noemt. Ik ken zijn boek “The Secret of Major Kido: The Battle of Semarang, 15-19 October 1945” dat gaat over de Japanse miltaire commandant van Semarang i.c. majoor Kido en zijn gevecht tegen de opstandige pemoeda’s. Het zijn dan wel iets meer dan dat handjevol plichtsgetrouwe Japanners, reken U de Kempetai er dan ook bij? Die sloegen toch zo hard?
Of zijn ingrijpen van invloed is op de Bersiap in Semarang waag ik te betwijfelen. Mijn voorlopige cijfers over de periode september-december 1945 zijn 420 Bersiapslachtoffers en dan tel ik de maanden januari-maart 1946 niet mee. Dan heb ik het alleen over de geregistreerde slachtoffers.
Han Bing Siong heeft uitstekende analyses geschreven o.a. over KTZ Huijer. Hij is een miskende historicus, maar dat komt welliccht omdat hij niet deel uitmaakt van de mainstream. Hij woont toevallig in Rijswijk in de muziekbuurt. waar mijn moeder ook woont. Ik was van plan met hem kontakt op te nemen voor een vraaggesprek. Dat wordt bij het virus wat problematisch.
Somers: “Zijn er onder ons die vanuit andere plaatsen ook zulke informatieve verhalen kunnen vertellen? Weer eens wat anders dan Soerabaja”.
Ik denk dat er een mer à boire aan zulke verhalen is geschreven. In de Tong-Tongs en Moessons van deze wereld, sites zoals deze, buurtkrantjes over heel Nederland, reünistenblaadjes, serieuzere kranten en tijdschriften. Ikzelf heb 2 mensen geholpen met het opstellen van WUV/WUB/WUBBO aanvragen (sorry, ik hou die dingen nooit uit elkaar). Hun bersiapervaringen leken veel op elkaar, alhoewel die op verschillende plaatsen werden opgedaan. Zo ook de verhalen van al die andere chroniqueurs. Ze gaan over ongebreideld martelen, moorden, plunderen door opgehitste, losgeslagen jongeren, hun slachtoffers weerloze vrouwen, kinderen, oudere mannen. De weerbare mannen zaten nog uit te puffen van hun krijgsgevangenschap, ergens in Japan, Thailand, Frans Indo-China, op de Molukken, overal waar de Japanner ze in hell ships naar toe had gebracht om slavenwerk te verrichten.
De moraal van dit verhaal: Er is nogal wat opgeschreven over die bloedrood gekleurde tijd direct na de Japanse capitulatie, maar als men al die verhalen gaat verzamelen, bundelen en lezen, dan blijken ze tot in ver gaand detail over het zelfde te gaan en dus per stuk niet meer interessant voor wetenschapper en belangstellende lezer. Alleen de aantallen slachtoffers en de plaatsen waar zij werden vermoord zijn dan nog belangrijk voor de statistiek en wat mij betreft ook voor de rechtvaardiging van het militair ingrijpen van Nederland in haar kolonie, nl. om law and order in de archipel te restaureren.
Maar …. misschien kunnen die gebundelde verhalen naar het idee van meneer Somers toch nog eens aanleiding zijn om ergens op een prominente plaats in ons landje een monument op te richten ter nagedachtenis aan die vele duizenden bersiapslachtoffers, totoks, Indo’s, Chinezen, Javanen, Sumatranen, etc. die op Nederlands grondgebied op de meest gruwelijke wijze van het leven werden beroofd.
Ik gun het ze graag, maar het is van de gekke dat er binnen 5 jaar na de MH 17 ramp een indrukwekkend monument staat voor slachtoffers en nabestaanden, maar 75 jaar na dato nog steeds geen nationaal “Bersiapmonument”.
Misschien iets waar de Indische Platforms 0.1 en 0.2 eensgezind de schouders onder kunnen zetten? Mooi voornemen voor het nieuwe jaar.
“dat er een mer à boire aan zulke verhalen is geschreven” Ik had het over dissertaties, wetenschappelijk onderzoek naar de afkomst en kwaliteit van die verhalen/boeken. Er wordt teveel doorverteld, U weet, wetenschap is het stellen van vragen. Ik zou bijvoorbeeld willen weten: Ging het over u zelf? Was het bij u thuis? Was het bij u op straat? Was u toen in de Simpangclub? Was u toen zelf in de Werfstraatgevangenis? Bent u daar gemold? Heeft u persoonlijk gezien dat een ander werd gemold? Hoe reageerde u? enz. En niet alleen van de verhalenvertellers, maar ook van de auteurs van boeken. of tijdschriftartikelen. Van die interviews zijn de meesten al dood, daar moet je uit stijl en context proberen die kennis te achterhalen. Wel opschieten dus met dat onderzoek. Pas dan kan je iets zinnigs construeren uit die losse teksten. En bij elke stap weer terug kijken en vragen of je redelijk goed bezig bent. Pas dan kan je een verhaal over de bersiap gaan schrijven.
“Voor de onbekende Bersiapslachtoffer naar voorbeeld van de onbekende soldaat? Nee toch, de vergelijking gaat niet op.” Het monument op de Dam is geen vergelijking met de onbekende soldaat (die heeft overigens elke keer weer onze bijzondere aandacht, hij/zij krijgt nooit bezoek).Wel met de plekken waar het is gebeurd, een kleine urn met wat aarde. Voor mij hoeft er geen indrukwekkend bersiapmonument te zijn, dat wist u al. Gewoon een (duurzaam) bankje, met zicht op het Indisch Monument. Om even bij het uitrusten wat bij te mijmeren. BERSIAP, is het enige wat er voor mij op hoeft te staan.
Als we niet weten wie de Bersiapslachtoffers zijn, voor wie moeten we dan een monument oprichten? Voor de onbekende Bersiapslachtoffer naar voorbeeld van de onbekende soldaat? Nee toch, de vergelijking gaat niet op.
Bij de Bersiap is toch iets anders aan de hand. Men weet gewoonweg niet wie precies de slachtoffers waren, omdat het nooit goed is uitgezocht. Neem het voorbeeld van mevrouw de Neefe, die samen met de familie Flohr vermoord teruggevonden werd. Deze vrouw heette in werkelijkheid Aaltje de Neef-Zwanenburg. Op haar graf staat Atje, een kleine fout, maar fout. Zij trouwde op 6 juli 1922 in Rotterdam met Adriaan Willem De Neef, de RAPWI medewerker die ook in Semarang vermoord werd, een dag eerder dan zijn vrouw. Kennelijk selecteerden de pemoeda’s, eerst de mannen en daarna de vrouwen.
Maar er is iets anders wat een vraagteken is. Deze mensen, kennelijk Europeanen zijn hoogstwaarschijnlijk in de Japanse bezettingstijd in verschillende kampen geinterneerd. Hoe kan het dan zijn dat ze beiden na de capitulatie terechtkomen in Semarang en een dag na elkaar met anderen vermoord werden?
Wegvoering en moord geschiedde in november 1945 door de bende van Tjondro Dagdo, opgehitste, losgeslagen jongeren. Een veelgehoorde beschrijving, maar als ik wat verhalen bestudeer dan waren het dezelfde jongeren die georganiseerd=gedisciplineerd en gewapend tegen de Japanse en later tegen Britse militairen zo dapper vochten. Iets klopt hier niet.
Dhr. de la Croix verteld over meneer Krijgsman, van zijn fiets was gerukt en ter plekke “geroentjing”. Dit gebeurde op 30 september 1945, maar de moorden op het echtpaar De Neef was op 18 en 19 nvember, meer dan 6 weken later. Wat is er dan in de tussentijd gebeurd?
Het zijn weliswaar allemaal details, ik ben weliswaar geen wetenschapper, maar ik zeg toch dat daarmee iets nuttig gedaan kan worden. Bijvoorbeeld Big Data analysis.
” Hoe kan het dan zijn dat ze beiden na de capitulatie terechtkomen in Semarang ” Het is hier al vele malen ter sprake gekomen, er werd gebollost bij het leven. Het meest onbegrijpelijke daarbij is dat het gewoon per trein ging. In Soerabaja waren er zelfs exen bij die zich weer op, hun kantoor hadden gemeld. En waar de KKS zich mee bemoeide. Om naderhand in de Simpangclub>Werfstraatgevangenis terecht te komen.
“dan waren het dezelfde jongeren” Is dat zo? In Soerabaja was er een duidelijk verschil tussen de redelijk gedisciplineerde PRI (voormalige PETA) en de bersiappers, de plunderaars/moordenaars. Welke laatsten de overhand kregen. Zo ook in de wijk waar mijn moeder en zus nog woonden. Na een redelijke aanwezigheid van de PRI trokken dezen zich in de slag om Soerabaja terug, de vrouwen en kinderen met zich meevoerend. Toen was het tijd voor de besiappers, plunderend, en overgebleven bewoners vermoordend.
Peter van den Broek zegt 18 december 2020 om 3:38 pm: “Als we niet weten wie de Bersiapslachtoffers zijn, voor wie moeten we dan een monument oprichten? Voor de onbekende Bersiapslachtoffer naar voorbeeld van de onbekende soldaat? Nee toch, de vergelijking gaat niet op”.
Ach meneer Van den Broek, als u dat zo vindt, dan is het prima hoor. Blijft u maar turven en zoeken naar namen. Veel succes. Ik ben niet zo’n Pietje Precies. Meer een man van de grote lijn. Vergeef het mij.
Dat er in, voor en na de bersiapperiode vooral op Java, Sumatra, Bali en Celebes excessen zijn gepleegd door het dappere pemoedavolk is genoegzaam bekend en hoeft niet nog eens minutieus te worden onderbouwd via een nominatief appèl van de slachtoffers. Bij de (Indo) Europese slachtoffers zult u met zo’n appèl een eind komen, maar hoe ver komt u met de honderden, zo niet duizenden Chinese en “inlandse” slachtoffers? Is de Indische vrouw die dood, naakt en verminkt uit een kali werd gevist (door mijn oom Poel Eekhout) werkelijk bersiapslachtoffer of door een Javaanse tijger aangevallen? Voor een antwoord op de vraag zou naar goed Nederlands gebruik een onderzoekscommissie moeten worden ingesteld. Als dan onomstotelijk na autopsie is vastgesteld dat de vrouw als bersiapslachtoffer in de kali terecht is gekomen, mag ze op uw lijstje.
Ik hoorde als kind onder meer dat alleen in het dorpje Ambarawa, vlak boven Semarang, tientallen Chinezen waren afgeslacht. Onthoofd, Japanese style, maar niet door de Japanners. Andere berichten vlogen mijn kinderoren in, over wrede moorden op loerahs (kamponghoofden), wedana’s en regenten, integere Indonesische bestuurders, die door eigen volk werden verdacht van “heulen met de vijand”, met de Belanda’s dus. Een eerlijk proces was hun niet gegund. Gewoon uit hun huis(je) gesleurd en om zeep geholpen.
Ook voor deze vele naamlozen had ik het monument gedacht. Wachten tot alle slachtoffers zijn gevonden, geteld en van een naam voorzien is gelijk aan wachten op Godot, oftewel wachten tot Sint Juttemis.
@ dhr. de la Croix.
Ik hou ervan me te oriënteren in Semarang. Dat heb ik ook bij Soerabaja gedaan, als er staat het Britse hoofdkwartier bij de Bataviaweg ligt , dan weet ik waar dat was. Zulke inlichtingen zijn voor mij wel belangrijk om iets van de slag bij Soerabaja, maar ook die van Semarang te begrijpen.
U zegt zelf dat U aan de oostgrens van Semarang woonde , door een klappertuin gescheiden van het interneringskamp Halmaheira. Woonde U richting Ooster-Bandjirkanaal of meer in de richting van Djomblang? dit ter orientatie.
Het dorpje Ambarawa, vlak boven Semarang, waar tientallen chinezen waren afgeslacht is nieuw voor mij. Semarang had toch een bevolking van 40000 Chinezen? Ja, ik moet ruiterlijk toegeven dat dhr de la Croix een man is van de grote lijn.
Van den Broek: “Ja, ik moet ruiterlijk toegeven dat dhr de la Croix een man is van de grote lijn”.
Ik weet niet of ik dit als afkeuring of compliment moet opvatten. Ik vind mijzelf “pragmatisch”. Pietje Precies als het moet, wanneer het niet kan of wat mij betreft niet hoeft, tevreden met de grote lijn.
Voor de vraag wat er precies in Semarang is gebeurd voor, tijdens en na de bersiapperiode tot de rust IN de stad enigszins was hersteld en het normale leven op gang was gekomen, heb ik niets anders te bieden dan persoonlijke ervaringen en indrukken van een jongen van 7 tot ongeveer 10 jaar (1948) en wat mij ter ore kwam van “de grote mensen”. Tussen die fragmenten van eigen nieuwsgaring en wat ik later uit boeken en kranten kon halen valt een “grote lijn” te trekken die mas o menos toch een goed beeld geeft van de algemene toestand in de regio in het betreffend tijdvak, voor mij althans. Ik heb niet de behoefte gehad verder te graven naar meer, omdat “meer” voor mij geen waarde zou toevoegen. Ik noem dat pragmatisme. Een ander zegt daarvan misschien “gemakzucht”, “indolentie” of iets anders. Ik lig er niet wakker van.
Nu een antwoord op uw vragen: Ik woonde in een straat die Pandean Lampèr heette (en volgens mij nu nog zo heet). Een relatief korte straat, tussen globaal Djomblang en Bandjir Kanaal Oost in. Over de brug van het kanaal begon het buitenstadse gebied, alwaar o.m. het slachthuis Kabloek en iets verder naar het oosten de rokok fabriek van de BAT. Verder naar het oosten ging de weg via Koedoes, Demak, etc. richting Soerabaja, zo’n 400 km verder op.
P. Lampèr werd voornamelijk bewoond door middenklasse Indo-Europese gezinnen (waaronder de familie Krijgsman), met wat Chinezen er tussen en een enkele Indonesiër, zoals onze buurman dokter Soetopo, een arts. Achter P. Lampèr, zuidkant, waren sawahs en een kampong, aan noordelijke zijde was de buurt Halmaheira gesitueerd. Het interneringskamp Sompok-Lampersari en het jongens- en mannenkamp Bangkong waren ook niet ver verwijderd van waar ik woonde.
“die fragmenten van eigen nieuwsgaring en wat ik later uit boeken en kranten kon halen” Dat heb ik nou ook. Je koestert je eigen ervaringen/observaties, een film in je hoofd. Maar dat is je eigen kleine oorlog zou Louis Paul Boon zeggen. Je probeert dan de context, het grote verband erbij te zoeken, voor het grote verband om je heen. Maar je eigen ervaringen blijven primair. Ik lag voor mijn hart in het ziekenhuis toen mijn baas op ziekenbezoek kwam. Lag ik daar te lezen in L. de Jong. Opmerking: ben jij nou die levensgevaarlijke zieke?
“Lampersari” Daar zat mijn zus.
“als er staat het Britse hoofdkwartier bij de Bataviaweg ligt” Ja, dat was het korte tijd. Maar toen het zich meer en meer ontwikkelde als contactbureau, was het verstandig die aan- en aflopende stafofficieren daar weg te laten. einde hoofdkwartier. Tijdens de eerste dag van de slag om Soerabaja is daar zwaar gevochten, de weg naar de Ferwerdabrug.
Daarnaast ben ik het niet eens met de uitspraak dat de verhalen over de Bersiap tot in vergaand detail over het zelfde te gaan en dus per stuk niet meer interessant voor wetenschapper en belangstellende lezer. Het lijkt in de praktijk de afgelopen 70 jaren wel zo te zijn. De overschilligheid en onwetendheid is schrijnend en geeft aan dat het historisch besef gebrekkig tot nihil is.
En dan die rare zin “zonder in zieligheid te vervallen”. Ik ga toch ook niet zeggen dat de miljoenen Joden vergast zijn en tot vergaand detail in Auschwitz over hetzelfde gaat, zonder zielig te doent!!!
Hieruit spreekt weinig respect, Hormat tegenover de slachtoffers. Elk verhaal staat op zichzelf en gaat tenslotte over individuen. Als het verhaal vanuit de personen en niet vanuit de hoofdrolspelers wordt verteld (zie David van Ruybrouck) , dan krijg ik toch een andere indruk.
““zonder in zieligheid te vervallen”. Ik ga toch ook niet zeggen dat de miljoenen Joden vergast zijn ” Daar gaat het helemaal niet over. Het gaat over verhalen van 4-5-jarigen, die druipen van moord en doodslag, afgesneden borsten, PTTS enz. Maar niets zelf meegemaakt. Verhalen die zijn overgeleverd door de generaties. En in Nederland wilden opboksen tegen de oorlogsellende hier. Ik ben meerdere malen aangesproken dat ik te rustig sprak/schreef over bezetting en bersiap. Het was toch ERG! Soerabaja was toch ERG! Ja, ik was in de Simpangclub, ik was in de Werfstraatgevangenis, ik heb wat slachtoffers geborgen. Ik heb wat nare gewonden in de ambulance gehad. Die Werfstraat, dat was toch levensbedreigend? Ikzelf vond het eerlijk gezegd saai, er gebeurde niets! Alleen het eten was magertjes, en we gingen steeds meer stinken. ‘s-avonds prachtige spookverhalen van een paar oude heren. Maar dat had ik niet mogen zeggen. Het was ERG!
ff vergeten: ” Hormat tegenover de slachtoffers” Hoe vaak heeft u op 4 mei en 15 augustus hormat gebracht? Heeft u op Kembang Kuning hormat gebracht? Ik weet, u heeft de handicap niet hier te wonen maar u komt toch best vaak in Nederland. Even stil gestaan en een groet gebracht bij het monument op de Dam? En bij dat mooie Indiëmonument in Den Haag? Of praat u over plaatjes in de krant, en verhalen van anderen?