Uit de Sumatra Post van 21 december 1929 het volgende bericht, onder de titel ´Een moord op volle zee´. Voer voor juristen!
´Vrijdagmorgen omstreeks half tien, liep het Japanse stoomschip Semarang Maru de haven van Soerabaja binnen. Tevoren was door de gezagvoerder aan de autoriteiten getelegrafeerd dat de timmerman van het schip, een zekere Yamamoto Kansaburo, door de bliksem was getroffen en gedood. Naar aanleiding van dit telegram kwam de chef van de havenpolitie aan boord. Hij zag daar dat het lijk van de timmerman al in het vereiste kleed was gestoken, en dat verder alles gereed was om tot de begrafenis over te gaan. Een Japanse geneesheer was eveneens aan boord gekomen en die verklaarde in gebroken Engels dat alles in orde was en dat men zo naar het kerkhof zou kunnen gaan.
Twijfels
De commissaris van politie, de heer J. Recourd, wendde zich daarop tot de gezagvoerder met de vraag, of de timmerman inderdaad door de bliksem was getroffen. Daarop werd door de kapitein bevestigend geantwoord.
Toch besloot de heer Recourd het lijk over te nemen om het in de Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting te laten onderzoeken. Aldus geschiedde. Maar in de C.B.Z. stelde men vast dat de man niet door de bliksem was getroffen, maar aan de gevolgen van een messteek was overleden. Hij had een steek in de miltstreek gekregen. Naar aanleiding hiervan werd door de officier van justitie besloten een onderzoek in te stellen en enige personen van het schip te verhoren.
De officier stelde zich in verbinding met de Japanse consul ter plaatse. Deze was van oordeel, dat als er dan een moord had plaats gehad, zulks in elk geval buiten territoriaal water moest zijn geschied en dat, omdat het schip onder Japanse vlag voer, onze justitie zich niet in het geval kon mengen. Echter zou hij de consul-generaal in Batavia van het geval op de hoogte brengen. Intussen kon de politie het verhoor beginnen. Mocht het standpunt van de consul-generaal worden gedeeld, dan moest de politie natuurlijk verder onderzoek staken.
´Zijn eigen schuld´
Zo werden dan de kok van het schip en de kwartiermeester onder verhoor genomen waarbij de politie werd bijgestaan door een Europese kenner van de Japanse taal, de heer Van Lier, die zo bereidwillig was zijn medewerking te verlenen.
De kok, een zekere Komori Yuiro, werd van de moord verdacht. Hij zat op de fatale dag in de hut van de kwartiermeester te praten, zoals hij dat vaak deed. Toen kwam daar opeens de timmerman binnen, die terstond enige beledigende woorden aan het adres van de kok uitte. Deze stond woedend op en sloeg de timmerman. Vervolgens kwam het tot een handgemeen tussen beiden. De kwartiermeester verklaarde, dat hij de vechtenden wilde scheiden. Bij die poging zag hij niet eens, dat de kok een mes in de hand had genomen. Voordat de kwartiermeester goed en wel wist wat er gebeurde, had de timmerman al een steek te pakken. Hij liep de hut uit en viel, na nog enkele schreden te hebben gedaan, neer. De kapitein werd gewaarschuwd en deze vond de timmerman in extremis, echter nog in staat de gezagvoerder te herkennen en hem te zeggen, dat het gebeurde zijn eigen schuld was. Hij had de kok tot zijn daad gebracht, althans híj was met ruzie maken begonnen.
De moordenaar had een klein zakmes bij zich, maar hij verklaarde dat hij niet met dát mes kon hebben gestoken. Het moest een ander mes zijn geweest. Hóe hij aan dat mes kwam, dat wist hij niet meer. Hij was zo woedend, dat hij niet meer wist wat hij deed. De kwartiermeester verklaarde nog, dat de moordenaar een oppassend man was en zeker niet tot zijn daad zou zijn gekomen, wanneer een ander hem niet zo had uitgedaagd.
Het onderzoek gestaakt
lntussen kwam van de officier bericht, dat het onderzoek moest worden gestaakt in verband met het feit, dat de moord buiten de territoriale wateren had plaatsgevonden. De moordenaar zal nu dus in Japan worden berecht. Het verhaal van de bliksem zal de gezagvoerder nu wel niet meer opdissen. Groot was de blijdschap van de kok toen hij hoorde, dat hij naar zijn schip terug mocht. In zijn blijdschap wilde de man de tolk de hand drukken, maar die nam, begrijpelijk, deze hand niet aan.´
Tot zoverre de berichtgeving in de Sumatra Post. We mogen aannemen dat de Semarang Maru korte tijd later de haven van Tandjoeng Perak weer heeft verlaten, op weg naar een nieuwe bestemming. Of de kok gedurende al deze tijd gevangen werd gehouden, mag, gelet op de reacties van zijn mede-opvarenden, natuurlijk worden betwijfeld.
x