Op zoek naar de Orang Pendek

Orang pendek

Het was pas in 1914, na het beëindigen van de Atjeh-oorlog, dat Nederlands-Indië zijn definitieve grenzen kreeg. Toeval of niet, deze militaire overwinning bood ruimte aan het exploreren van het Sumatraanse achterland juist in een periode waarin de natuurwetenschappen hoogtijdagen beleefden. De koele logica van de wetenschap zou een antwoord moeten geven op alle vragen die uit het onherbergzame achterland van dit reusachtige eiland zouden opdoemen. Eén van die vragen had te maken met de waarneming van een onbekend wezen, de ‘orang pendek’. Was het een mens? Een aap? Een prehistorisch monster? En voor alles: bestond het wel? Men stond voor raadsels.

Door Bert Immerzeel

Niemand weet precies wanneer, maar volgens de overlevering werden zelfs al in de tijd van Marco Polo op Sumatra waarnemingen verricht van een onbekend op een mensaap of aapmens gelijkend wezen. De ontdekkingsreiziger zou het verhaal hebben afgedaan als een verzinsel, gevoed door oplichters en fantasten.
In de moderne geschiedschrijving duikt het wezen op zo rond het begin van de vorige eeuw. Nederlandse kolonisten maken dan melding van uitspraken van lokale bewoners, waarin sprake is van ontmoetingen met een op een aap gelijkend wezen dat vreemd genoeg ook iets weg heeft van een mens. Belangrijkste constatering is wel dat het dier – meestal zo rond de 1 à 1.20 meter lang – op twee poten loopt, behaard is, en op de grond leeft. Ook zou zijn kop nogal menselijke trekken vertonen. Het heeft geen staart.
De meeste waarnemingen komen van Midden-Sumatra, maar ze zijn ook afkomstig van andere delen van het eiland. Alhoewel meestal sprake van een orang pendek (kort mens), worden ook andere namen gebruikt: sedapa of orang letjo. Het wezen leeft van jonge groenten, vruchten, zoetwaterschelpen, slangen en wormen. Soms doet het zich te goed aan suikerriet en pisang uit de tuinen der bevolking.  

Eerste Westerse waarnemingen

aap leest Darwin

De eerste waarneming door Nederlanders lijkt die te zijn van een zekere heer Oostingh, administrateur van koffie-onderneming Dataran, in 1917. Een paar jaar later verschenen talrijke berichten in de pers van personen die meenden dat ze sporen van het dier zouden hebben gezien.
De waarnemingen werden gehoord in de wereld van de wetenschap, want op basis van de meldingen leek sprake te zijn van een overgangsvorm tussen aap en mens, zeg maar een soort aapmens.
De Nederlandse paleontoloog Eugène Dubois had enkele decennia eerder, zo rond 1890 in de omgeving van Solo, al fossielen gevonden van een evolutionaire tussenvorm van de aap en de mens, de Pithecanthropus Erectus. De waarde van zijn theorieën werd betwist, maar de publieke interesse was er niet minder om, al was het alleen al om het feit dat het darwinisme in deze tijd nog fel werd bestreden door de christelijke geloofsleer.

In 1923 schrijft J. van Herwaarden in het blad Tropische Natuur:

‘In October 1923 vertoefde ik op het eiland Poeloe Rimau, dat voor het grootste gedeelte in erfpacht is afgestaan aan den heer G. Fischer. Eenige dagen lang trachtte ik des morgens vroeg en ook in den namiddag een hert of varken machtig te worden. Maar de moeite daaraan besteed, werd niet beloond, niettegenstaande sporen overvloedig aanwezig waren.
Ten slotte wilde ik nog een laatste poging wagen, en stelde mij verdekt op om het wild af te wachten. Na een uur wachten had ik nog niets gezien. Toevallig keek ik eens links, en bespeurde toen enige beweging in een niet al te grote, alleenstaande boom. Na een wandeling om de boom ontdekte ik een donker behaard wezen, dat op een tak met de voorkant van het lichaam dicht tegen de boom gedrukt stond. Het leek wel of het zodoende zich beter verscholen wist, en ontdekking dacht te voorkomen. Dat moest wel een sedapa zijn!’

Vervolgens bracht Van Herwaarden een uitgebreide beschrijving van het dier, om te beëindigen met de mededeling dat hij het niet durfde te schieten omdat hij het gevoel had dan een moord te begaan.

Een vreemd uiterlijk

Het was niet de enige melding in deze periode. In maart 1924 werden orang orang pendek gezien op de onderneming Aer Taman.

“Een Oeloenees beschreef de dieren, die hij had gezien bij volle maan, als volgt: ‘Twee op hun achterpoten lopende beesten, geheel behaard, ongeveer 4 à 5 voet hoog met zeer brede borst en korte achterpoten. Het gelaat was minder behaard. Erg in het oog springend waren de vier zeer groote hoektanden’. Toen zij de Oeloenezen zagen, namen zij, onder het uitstooten van een sissend geluid, de vlucht.”

Het dier begon hier al aardig een klassiek duivelsuiterlijk te krijgen. Slechts de hoorns en staart ontbraken. Gelukkig kon een enkele voet (of poot?)afdruk ter bestudering naar het Zoölogisch Museum in Buitenzorg worden gezonden. Het hoofd van dit museum, dr. K.W. Dammerman, liet al snel weten dat hij weinig geloof hechtte aan het verhaal. De afdruk, zo zei hij, was niet van een orang pendek maar van een beer.
De visie van Dammerman bleek moeilijk te worden geaccepteerd. Het volk wordt niet zo maar een orang pendek afgenomen! Steeds regelmatiger dook het wezen dan ook in de kranten op. Zo meldde de Java Bode in november 1924 onder de titel ‘ Een orang pendek in Tangerang’:

“Enige weken geleden werd te Tangerang uit een inlandsche vrouw een knaapje geboren dat — volgens beweren van de moeder — een aap tot vader had. Het kind was vreeselijk mismaakt, had een bochel, miste de tong en had lange armen. Natuurlijk werden de vrouw en het kind stante pede heilig verklaard.
De vrouw trok met het heilige apenkind naar Meester Cornelis en vertoonde het daar, à raison van een dubbeltje, aan de nieuwsgierige bevolking. Het apenkind en de moeder werden gearresteerd en overgebracht naar het politiebureau. De vrouw werd voor den landrechter gebracht en veroordeeld wegens het zonder toestemming organiseren van een publieke vermakelijkheid. De familie werd hierop geretourneerd naar Tangerang, doch niet dan nadat de vrouw had verklaard dat het kind een gewone, menselijke vader had. Waarvan akte.”

Expedities

Het werd tijd voor een eindoordeel. Toen bekend werd dat de Britse Royal Society van plan was een expeditie naar Sumatra te organiseren, vond de overheid het welletjes. Het mocht niet zo zijn dat de Britten de primeur zouden krijgen. IJlings werd dan ook een brief naar Londen gestuurd met de mededeling dat de geruchten onvoldoende basis vormden voor een heuse wetenschappelijke expeditie. Tegelijkertijd werd echter aan een eigen onderzoeksteam opdracht gegeven om zo snel mogelijk een orang pendek te vangen.
Deze eerste expeditie, onder leiding van “den uitmuntenden rimboekenner en spoorzoeker” kapitein Bor, had weinig succes. Er werden weliswaar op het riviereiland Poelau Rimau sporen gevonden, anders dan die van Aer Taman “en zeker niet van een beer”, maar het dier zelf werd niet gezien. Een geplande drijfjacht werd afgelast omdat de expeditie zwaar te lijden had van moessonregens en muskieten.

Gevangen!

Orang pendek gevangen!

En opeens was er dan dat bericht! Op 29 maart ontving persbuereau Aneta een telegram uit Palembang met de tekst: “Orang Pendek gevangen. Menselijk wezen. Bataviawaarts gezonden.” Het Nieuws van de Dag voor Nederlandsch-Indie kwam de volgende dag met een paginagroot artikel (met vage foto waarop een blote man met lange haardos) waarin door een zekere heer A.M. verslagdeed van een succesvolle jacht in de streek Soengei Boengin.
“Het is dan een menselijk wezen, maar wát voor een! De houding is als van een klein kind, dat nog moet leren zijn evenwicht te bewaren. Telkens dreigt hij voorover te slaan. De benen hebben meer van een aap: plomp, vormloos en sterk behaard, terwijl de voet absoluut een apenvoet is.”
Het blad meldde verder dat de orang pendek, hier voor de gelegenheid omgedoopt tot Anthropos Malayacos, aan boord van een gouvernementsstomer was gebracht en de volgende dag in Tandjoeng Priok zou arriveren, “waarna het zeldzame wezen direct wordt overgebracht naar het Museum aan het Koningsplein, alwaar op de binnenplaats een bamboe hutje bereids in gereedheid is gebracht.”

Het aantal goedgelovigen dat in Priok aan de kade stond is niet geteld. Toch moeten het enige honderden zijn geweest die deze “missing link” tussen aap en mens in levende lijve wilden aanschouwen. Tevergeefs, het bleek een aprilgrap te zijn geweest. Van een orang pendek in Priok ieder geval geen spoor te bekennen. Achteraf bleek dat in de stad tientallen andere aan de orang pendek gerelateerde aprilgrappen de ronde hadden gedaan. Het dier zou, als het bier dronk, gratis mogen dineren in een plaatselijk restaurant, het zou sigaren aangeboden krijgen en een zetel in de Volksraad, enz. enz. Het Nieuws van den Dag had in ieder geval voldoende kopij.

Dood of levend

De orang pendek van de aprilgrap

De interesse in de orang pendek was nog lang niet tanende. Het onderwerp leende zich namelijk uitstekend voor grappen ook op andere datums dan 1 april. Alles wat leuk, grappig, dom of ouderwets was kon immers met een orang pendek worden vergeleken. Een dief? Misschien was het een orang pendek! Een domme politicus? Misschien wel een orang pendek!
Toen een tweede expeditie van kapitein Bor op Poelau Rimau mislukte omdat de netten die waren meegebracht te klein bleken te zijn, was de hoon niet van de lucht. Nee, meldden de kranten, er is méér voor nodig om een orang pendek levend te vangen!
Nadat in december van hetzelfde jaar tussen Moeara Aman en Tawang Sara vier mannen een gevecht hadden geleverd met “waarschijnlijk” een orang pendek (“het wezen was ongeveer driekwart meter hoog en had zeer lange nagels”), waarbij een van de mannen was gewond, veranderde de aanpak. Als het dier niet levend was te vangen, zo redeneerde men, waarom dan niet gewoon geschoten?
Het gewestelijk bestuur van Palembang loofde nu f. 500,- uit voor een exemplaar, dood of levend. Beroepsjagers konden aan de slag.
Beloning of niet, het duurde nog jaren voor de jacht enig succes had. En dít nu had alles te maken met de rubberprijzen. Eind jaren ’20 was de rubberwinning een lucratiever en minder gevaarlijke inkomstenbron. Toen de prijzen instortten bleek de jacht weer een optie.

Een nieuwe vangst

Op 27 mei 1932 zond controleur Rookmaker uit Rokan (Midden-Sumatra) een telegram naar Palembang met de mededeling dat een vrouwelijke orang pendek was aangeschoten doch ontsnapt, maar dat een jong was gedood.
Zou nu dan, eindelijk, een orang pendek kunnen worden bestudeerd? De Sumatra Post liet weten dat “hoe sceptisch men ook moge zijn, de resultaten met spanning tegemoet worden gezien, omdat het hier gaat om de missing link, de ontbrekende schakel, die onze verwantschap aan de apen zou kunnen bewijzen”.
Enkele dagen later kwam bericht dat het babylijkje uit het oerwoud was gearriveerd, en gedeponeerd ten kantore van de controleur. Volgens een telegram was het geraamte 42 centimeter lang en ontdaan van zijn huid. Volgens de controleur leek het veel op dat van een mens. Het geheel, huid en skelet, werd nu opgezonden naar Buitenzorg.

Omdat het gedode jong nog niet was bestudeerd had het grote publiek voldoende tijd te fantaseren. In een ingezonden brief aan de Sumatra Post schreef een zekere Van Wijngaarden dat het een schande was dat een orang pendek was doodgeschoten.

Skelet van ‘orang pendek’

“Zelfs al zijn het geen gewone mensen, doch een tussenvorm van aap en mens — wat nog bewezen moet worden — dan nog hebben de pendeks recht op de bescherming van ons gouvernement, ’t Zou wat moois zijn, als een bestuursambtenaar de vrijheid had leden van een onbekenden stam van kleine mensen — pygmeeën, letjo’s, orang orang pendek, of hoe ze heten mogen — te doen neerschieten. Te meer, waar die wezens volkomen zonder wapenen zijn. Dit is absoluut in strijd met zijn instructies. Mijns inziens heeft justitie hier de taak genoemde controleur op het matje te roepen en eventueel streng te straffen, Men denke het zich in: een pendek-moedertje, wellicht een menselijk wezen, aangeschoten en het kind gedood! ’t Is onmenselijk. Ook uit wetenschappelijk oogpunt is het misdadig. Immers, men wil uitmaken of dit de missing link is. Maar dan moet vooral het intellect van zo’n wezen bestudeerd kunnen worden. Dit kan natuurlijk niet gebeuren aan een kadaver van een zuigeling, waarmede men dagen lang in het tropisch oerwoud heeft gesjouwd. Net zo min, als men aan een opgezette vogel de trillers van den nachtegalenzang kan bestuderen.
Men bedenke, dat de pendeks, ook al zijn het overgangswezens— wat, ik herhaal, nog bewezen moet worden — onder de Hooge bescherming staan van Nederland’s Vorstin.”

In de Volksraad werd door afgevaardigden Apituley en Ratulangie de vraag gesteld of het juist was dat de regering opdracht had gegeven “wellicht een primitieve mens, in elk geval een zeldzame hogere primaat”, dood of levend in handen te krijgen, en of het niet beter was een of meerdere van het genus levend te bemachtigen.
Ook in Nederland was men bijzonder kritisch. De voorzitter van de Haagsche afdeling van „Oost en West” protesteerde in een brief aan de minister van Koloniën tegen het doden van een orang pendek, en de Nederlandse Vegetariërsbond zond een brief naar de Minister met vergelijkbare inhoud. Een krantenlezer uit Nijkerk liet tenslotte weten het een schande te vinden dat zo veel aandacht werd geschonken aan de orang pendek, terwijl niemand zich het lot van miljoenen werklozen aantrok.

Toch waren er ook luchtiger reacties. De heer H. van L. te ‘s-H. schreef in Het Vaderland:

“De grote vraag is altijd geweest:
Zijn wij mensch, of zijn wij beest?
Wie staat hoger, wie staat lager:
De orang pendek of zijn jager?”

En in het Leeuwarden Nieuwsblad verscheen een mooi Fries gedicht onder de titel “Brief oan unbikende sibben”:

“Heechachte neineef Orang-pendek,
Nou kin men dôchs wer sjen, wol stom,
Dat ûnkrûd net forgiet op ierde
En … al hwet libbet komt werom.
Dou wierst ús hielendal forgetten;
Dat silst’ wol mirken hawwe, tink;
Mar sjuch, nou kinne wy wol neigean,
Dou bist’ moai wis de ‘missing link’.”

Een meer serieuze reactie kwam van professor Dubois. Hij liet weten dat een missing link niet gezocht moest worden in het heden maar in het verleden. Omdat de mens al was doorontwikkeld konden alleen resten van tussenvormen worden gevonden in de vorm van fossielen van duizenden jaren oud. Het wezen dat nu mogelijk was ontdekt kon niet anders zijn dan een nog onbekende apensoort.

Het onderzoeksresultaat

Op 5 juli 1932 kwam eindelijk het verlossende woord van de wetenschap. Dr. Dammerman liet vanuit Buitenzorg weten dat sprake was van een vervalsing. Het door hem bestudeerde skelet was dat van een slankaap, waarvan onder meer de staart was afgesneden en de tanden waren afgevijld. De jagers hadden zich hiertoe waarschijnlijk laten verleiden door de uitgeloofde premie.
De Sumatra Post stak de hand in eigen boezem:

“Daar zitten wij nu met onze orang pendek. Wij hebben hem gekoesterd in de openbare belangstelling; wij hebben er artikelen over geschreven en ingezonden stukken, interpellaties zijn in de Kamer gehouden, in het kort alles, dat in een beschaafden democratischen staat kon worden gedaan om het raadsel moeilijk en de zaak verward te maken. (…) En nu, nu blijkt het niets dan een aapje, een doodgewoon aapje met afgesneden staart.”

De zoektocht gaat voort

Welnu, we zouden hier het verhaal kunnen besluiten met de mededeling dat dit het einde was van de zoektocht naar de orang pendek. Bekritiseerd om het uitloven van een prijs op het hoofd van een onbekend wezen trok de overheid de premies in. De jacht werd gestaakt. Omdat niemand ooit in staat werd geacht een orang pendek levend te vangen kon het bestaan ervan niet worden aangetoond, tenzij door ze te fotograferen, iets wat voor de lokale bevolking destijds een onmogelijkheid was.
Nog geen jaar na de zeperd met het dode aapje verschenen opnieuw berichten van waarnemingen in de media. Ze misten dit keer misschien de hoop en verwachting dat het raadsel binnenkort zou worden opgelost, het thema bleef echter populair, ook al omdat de films van ‘Tarzan, de aapmens’ in deze jaren volle bioscoopzalen trok.

voetafdruk orang pendek

Ook na de oorlogsjaren bleven de berichten terugkeren, en wel met een dusdanige regelmaat dat wetenschappers nooit de hoop hebben opgegeven het bestaan van de orang pendek te kunnen bevestigen. In de jaren ‘ 90 beweerden de Britse onderzoekers Debbie Martyr en Jeremy Holden dat ze de orang pendek meerdere malen hadden gezien. Het bijzondere is echter dat ze, op het moment dat ze het zagen, niet in staat bleken foto’s te maken.
Ook in recente jaren werden nog pogingen gewaagd het wezen op te sporen. Zo vonden de Britten Adam Davies and Adam Sanderson meerdere voetafdrukken en haarmonsters. Davies schreef een jaar geleden nog dat er twee wetenschappelijke aanwijzingen zijn om het bestaan van de orang pendek te kunnen bevestigen: de haarstructuur duidt op een familielid van de orang utan, de DNA-analyse duidt echter op iets ‘menselijks’: “Why can’t it be both? Could the orang pendek be an example of bipedal evolution from the orangutan, a relative rather than a direct ancestor, and more advanced than any we are aware of in recent history?”

Het antwoord hangt nog in de lucht. Een eeuw lang zoeken heeft eigenlijk niet veel meer opgeleverd dan een grote verzameling ooggetuigeverklaringen. Het dier is gevangen noch gefotografeerd, en dat geeft natuurlijk te denken. Toch zijn er nog wetenschappers als Davies die geloven in het bestaan van de orang pendek. Zij baseren zich in hun mening dan vooral op het feit dat het niet alleen bijgelovige Sumatranen zijn die de orang pendek hebben ‘gezien’ , maar ook vele Westerse waarnemers.
Misschien gaan deze wetenschappers dan ten onrechte voorbij aan de mogelijkheid dat bijgeloof ook een wetenschappelijke variant kan hebben, en wordt de aapmens alleen gezien door degenen die hem zo graag wíllen zien.
Of bestaat de orang pendek tóch?

x

x

_____________________

Nawoord
Publicatie van bovenstaand artikel liet enige tijd op zich wachten daar de auteur zich niet gehinderd wilde voelen in de voorbereidingen voor zijn expeditie naar de binnenlanden van Sumatra. Uitgerust met geavanceerde foto-apparatuur heeft hij inmiddels zijn intrek genomen bij een gastgezin in de stad Sungai Penuh nabij het nationale park Kerinci Ceblat. Wij wensen hem bijzonder veel succes en hopen binnenkort van hem te vernemen.

Dit bericht werd geplaatst in 1. Het vooroorlogse Nederlands-Indië en getagged met , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

6 reacties op Op zoek naar de Orang Pendek

  1. Mooi en goed doorwrocht artikel naar mijn bescheiden mening.

  2. P. Lemon zegt:

    Niet helemaal een fantasiewezen zoals de ‘Hobbits’ in Tolkiens ‘In de ban vd ring’, want:
    “{De Floresmens (Homo floresiensis), is een in 2003 ontdekte uitgestorven mensensoort waarvan aangenomen wordt dat hij nog leefde ten tijde van moderne mensen, Homo sapiens, zo’n 18.000 jaar geleden. Acht skeletten, waarvan slechts één met schedel, zijn ontdekt in een kalksteengrot ‘Liang Bu’ op het Indonesische eiland Flores. Opmerkelijk is het postuur: deze mensensoort werd niet groter dan 1 meter. Er bestaat echter nog hevige onenigheid tussen wetenschappers of het hier een aparte soort betreft, of dat het slechts om abnormale individuen van moderne mensen gaat.
    Dwergvorming op eilanden is een welbekend paleontologisch verschijnsel. Flores zelf herbergde in die tijd ook een dwergolifant. Aan de andere kant bestond de levensgemeenschap tevens uit reusachtige ratten en varanen. Ook dit is een in veel langdurig geïsoleerde eilandfauna’s een bekend verschijnsel. Het opmerkelijkst is in dat geval dat ook het hersenvolume zou zijn afgenomen. De thans bekende schedels van H. erectus hebben een gemiddeld volume van ongeveer 980 cc. De gevonden schedel op Flores is slechts ongeveer 380 cc.

    De vondst heeft de discussie weer doen oplaaien over de cryptozoölogische theorie dat er op Sumatra en andere Indonesische eilanden nog steeds een soortgelijke dwergmens zou bestaan: de zogenaamde ‘Orang Pendek’. De meeste beschrijvingen die door inwoners van Sumatra over dit hypothetische wezen worden gegeven, duiden echter meer op een aapachtige.

    Het is veruit de belangrijkste antropologische vondst in Indonesië sinds de Nederlander Eugene Dubois een schedeldak, twee kiezen en twee dijbenen vond van wat later Homo erectus zou worden genoemd.

    Wetenschappers nemen aan dat het succes van Homo sapiens als soort het einde betekende voor Homo floresiensis. De moderne mens maakte er jacht op of heeft het leefgebied in bezit genomen. Anderen vermoeden dat de Flores-mens uitstierf door een vulkaanuitbarsting. ( http://nl.wikipedia.org/wiki/Floresmens )

  3. bokeller zegt:

    Over de Orang-pendek gaan in de Minang-kabau vele verhalen rond.Ik verbleef er vele jaren en daarbij ook in deze streken veel gejaagd op wild,waarbij dit verhaal soms naar voren komt. Bijgeloof misschien?
    Al met al , gesmuld van ’t verhaal en door m’n Friese buur is dit mooie gedicht vertaald. Heel mooi!
    Brief aan onbekende familie.
    Hooggeachte achterneef Orang-pendek,
    Nu kun je toch wel zien, wel stom,
    Dat onkruid niet vergaat op aarde
    En ….al wat leeft komt weerom
    Je was ons helemaal vergeten;
    Dat zal je gemerkt hebben,denk ik;
    Maar kijk, nu kunnen we wel nagaan,
    Nou ben je zeker: de missing link”
    siBo

  4. Bill Zitman zegt:

    Britse onderzoekers en April grappen?
    Citaat “Alhoewel meestal sprake van een orang pendek (kort mens), worden ook andere namen gebruikt: sedapa of orang letjo”.
    We zouden hier ook de Fakawee Tribe van Maleisië bij kunnen noemen.
    Zoals het verhaal gaat ;- Toen deze Britse onderzoekers over de alang-alang velden keken, zagen ze hier en daar hoofjes van kleine pygmeeën opspringen, die daar half naakt met hun bamboe roentjies heen en weer renden alroepende “we’re-the-fakawee!” “we’re-the-fakawee!”
    Toe ze er één gevangen hadden en vroegen of dit hun strijd-kreet was, was het antwoord ;- “Welnee, we zijn verdwaald en we roepen “where the f… are we”.
    Aldus zo was de Fakawee Tribe “ontdekt”

Plaats een reactie