Het Indische verzet tegen de Nazi’s was groter dan we dachten: ‘Alsof heel Zaandam in het verzet zat’

Schrijver Herman Keppy raakte ontroerd toen hij vaststelde hoeveel indo’s en Indonesiërs betrokken waren bij de strijd tegen nazi-Duitsland. ‘Er waren ook mensen bij die zeiden: dit pikken we niet.’

Schrijver Herman Keppy. (Beeld Katja Poelwijk)

Door Sander van Walsum

Jongens waren het. Indische jongens, en een enkel meisje. Tienduizenden van hen woonden tijdens de Duitse bezetting in Nederland. En ze waren oververtegenwoordigd in het verzet, zegt Herman Keppy (59) – zoon van een Molukse vader en een Nederlandse moeder. Zij vormden de grootste groep onder de 68 officieren en cadetten – meer waren het er niet – die in 1940 weigerden de zogenoemde erewoordverklaring te ondertekenen: de plechtige belofte om ‘noch direct, noch indirect’ te zullen deelnemen ‘aan den strijd tegen Duitschland’. Zij behoorden tot de eerste Engelandvaarders – mensen die vanuit bezet Nederland naar Engeland ontkwamen. En van de acht Nederlanders die ontsnapten uit het krijgsgevangenenkamp Colditz, hadden zes een Indische achtergrond.

‘Indisch’ waren in de eerste plaats de indo’s, ook wel – denigrerend – katjangs (Maleis voor pinda’s) genoemd: Europeanen met Indonesisch bloed. Keppy schaart ook de witte Nederlanders die in Nederlands-Indië waren geboren en getogen – de zogenoemde totoks – bij de ‘Indische jongens’. Temeer omdat de betrokkenen, onder wie ‘soldaat van Oranje’ Erik Hazelhoff Roelfzema, zichzelf ook zo noemden. Daarnaast leefden in bezet Nederland zo’n duizend mensen die afkomstig waren uit de veelvolkerenstaat die nu Indonesië heet: van Javanen en Soendanezen tot Balinezen en Molukkers. De indo’s en de Indonesiërs vormden gescheiden gemeenschappen, maar ze hadden een vaderland en een vijand met elkaar gemeen.

Luitenant Jan Nout, naar wiens strijdkreet het boek is vernoemd: ‘Zijn jullie kerels of lafaards?’ (Beeld Fam. Griffioen)

 

Over al die Indische jongens en Indonesiërs die strijd leverden tegen de nazi’s heeft Keppy – journalist, schrijver en bladenmaker – een boek geschreven: Zijn jullie kerels of lafaards? Deze titel verwijst naar de strijdkreet waarmee luitenant Jan Nout, een indo, in de meidagen van 1940 zijn manschappen aanspoorde de Wehrmacht te lijf te gaan – alvorens zelf het goede voorbeeld te geven. Keppy voelt sterk de behoefte om Nederlanders over hun Indische verleden te informeren. Met dat oogmerk schreef hij meerdere boeken over uiteenlopende Indische thema’s, en geeft hij samen met zijn partner Esther Wils het Indies Tijdschrift uit, dat tweemaal per jaar in een oplage van 10 duizend exemplaren verschijnt.

In Zijn jullie kerels of lafaards? beschrijft Keppy de lotgevallen van verzetslieden met een Indische achtergrond. Hijzelf was – aangenaam – verrast door zijn bevindingen in diverse archieven: ‘Alsof je, 75 jaar na dato, ontdekt dat heel Zaandam in het verzet zat.’ En hij hoopt dat zijn boek ook op een andere manier een eyeopener is: dat de Indische jongens niet alleen slachtoffer waren van een wrede geschiedenis, maar dat zij ook het lot in eigen hand namen. ‘In de perceptie van veel Nederlanders leden die zielige indo’s en Molukkers eerst onder de Japanse bezetting, vervolgens werden zij na de soevereiniteitsoverdracht uit Indonesië verdreven en ten slotte werden zij ook in Nederland slecht behandeld. Dat mag misschien zo zijn, maar er waren ook mensen bij die zeiden: dit pikken we niet.’

Bewonderenswaardig

Het slachtofferschap onttrekt bovendien het verzet tegen de nazi’s aan het oog. ‘De houding van de Indonesiërs in Nederland is zonder meer bewonderenswaardig’, zegt Keppy. ‘Het zou best logisch zijn geweest als de Indonesiërs, als tweederangsonderdanen van het Koninkrijk der Nederlanden, hadden gezegd: dit is ónze oorlog niet. Maar zij stelden zich op het standpunt dat de strijd tegen het nationaal-socialisme belangrijker was dan de strijd voor de Indonesische onafhankelijkheid, dat streven werd een jaar of zeven in de ijskast gezet. Toen de oorlog in Europa voorbij was, zeiden ze: en nu is het weer Indonesia Merdeka.’

Zo beschouwd, lag het verzet van indo’s en totoks meer in de rede. ‘De Indo’s wilden in het algemeen Nederlandser dan Nederlands zijn. Alsof ze elke twijfel aan hun loyaliteit wilden wegnemen. In Nederlands-Indië sluimerde altijd die bange vraag: welke kant kiezen de Indo’s als de Indonesiërs in opstand komen? In bezet Nederland maakten zij onomwonden duidelijk aan welke kant zij stonden.’ Toch wekten zij zelfs na de oorlog nog achterdocht. ‘Halfbloed, dus met de bekende achterbakse eigenschappen: die aantekening trof ik in het Nationaal Archief aan op de aanvraag voor een onderscheiding voor een Indische verzetsstrijder. Of het met die diskwalificatie samenhangt, weet ik niet, maar de betrokkene heeft die onderscheiding niet gekregen.’

De ‘Indo’ Anton Schrader (geheel links) te midden van acht mannen die hij kort daarop met succes naar Engeland zou overvaren. Geheel rechts: de Nieuw-Zeelandse vlieger Mike Mora. (Beeld Fam. Schrader)

De associatie van Indo’s met achterbaksheid klonk ook door in de beoordeling van de Indische Engelandvaarder Anton Schrader, een van de opmerkelijkste verzetslieden. Voor de oorlog zette hij zich in Nederlands-Indië en in Nederland in voor de Jeugdstorm, de jongerenbeweging van de NSB, maar na de Duitse inval koos hij radicaal voor het verzet. Hij was betrokken bij de vlucht van zeker 63 mensen – onder wie geallieerde piloten – naar Engeland. 38 Van hen bereikten metterdaad hun bestemming.

‘De bekwaamste jongeman die ik ooit had ontmoet’, noteerde een medewerker van de Nederlandse veiligheidsdienst in Londen dan ook. Om daar meteen aan toe te voegen dat veel mensen een hekel hadden aan Schrader. ‘Veel katjangs hebben verborgen minderwaardigheidsgevoelens, die ze onbewust willen compenseren door weer te ver te gaan en verwaand en agressief te doen.’ Maar Schrader was ook buitengewoon koelbloedig. Zo bood hij in 1943 een Duitse officier een lift aan in een auto waarmee twee Engelandvaarders, onder wie een Nieuw-Zeelandse piloot, naar hun Haagse verzamelplek werden vervoerd.

Geliquideerd

En zo waren er meer Indo’s die aansprekende verzetsactiviteiten hebben ontplooid. Zoals Han Gelder, die de verzetskrant Ons Volk in een oplage van – soms – 100 duizend exemplaren wist te verspreiden. Of Rudy Burgwal uit Soerabaja, die – na een ‘foute Nederlander’ te hebben geliquideerd – naar Engeland ontkwam en dienst nam in de RAF. Op 12 augustus 1944 vond hij in het Franse dorpje Saint-Isle de dood, nadat zijn Spitfire door Duits afweergeschut was getroffen. Enkele jaren geleden heeft Keppy de plaats bezocht waar het toestel moet zijn neergekomen. En in het Nationaal Archief vond hij een enveloppe met de spullen die ooit van Rudy Burgwal waren. ‘Er vielen een paar medailles uit, dat greep mij echt aan. Ik was de eerste die na zijn dood naar hem informeerde. Een Indische jongen in Britse krijgsdienst die is gevallen bij de bevrijding van Frankrijk. En niemand die zijn naam nog kent.’

Dat is hoe dan ook het lot van de wereld waaruit Rudy Burgwal en andere Indische jongens stammen: ze is uit ons collectief geheugen verdwenen. Hoewel, zegt Keppy, in Nederland toch twee miljoen mensen met Indisch bloed zouden rondlopen. Maar wat weten we nog van de tijd die met de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië, in 1949, werd afgesloten? Wie weet nog dat van de circa 900 Nederlandse vliegers bij de RAF er 207 uit Indië kwamen? En dat in Nederlands-Indië tussen 10 mei 1940 en de Japanse inval in 1942 geld werd ingezameld voor de aanschaf van honderd Spitfires en enkele bommenwerpers voor de strijd in Europa?

De Indo’s en de totoks hebben met hun kosmopolitische levenshouding zelf, onbedoeld, bijgedragen aan dit collectieve geheugenverlies, denkt Keppy. ‘Al dan niet vanwege de kilte die zij in Nederland ondervonden, zijn velen na de oorlog geëmigreerd, met medeneming van hun verhalen over de oorlog en hun jeugd in Indië. Neem Engelandvaarder Cor Spook. Hij had een hbs-diploma, was officier bij de Mariniers. Hij had voor Nederland willen sterven, maar hij raakte teleurgesteld in Nederland, en trok met 250 dollar op zak naar Canada, waar hij in eerste instantie als houthakker in zijn onderhoud voorzag.’

Genoegdoening

Voor Keppy zijn de verhalen over Molukse verzetsstrijders of RAF-vliegers ook een persoonlijke genoegdoening. ‘Als je een Molukker ziet als vlieger bij de RAF of als sleutelfiguur in het verzet, denk je als zoon van een Molukse vader toch: wauw!’ Daarmee wil hij niet zeggen dat hij ooit onder zijn achtergrond heeft geleden of een mentale gespletenheid heeft ervaren. ‘Ik ben weliswaar opgegroeid met twee oorlogen, de Nederlandse aan moederskant en de Indische aan vaderskant, maar ik was een Nederlandse jongen. Een Nederlandse jongen die veel optrok met Indische jongens en wiens neven en nichten van vaderskant allemaal in Indonesië wonen, maar toch: een Nederlandse jongen.’

In Amsterdam-West, waar hij zijn jeugd doorbracht, was het zelfs ‘wel stoer om een Molukker te zijn’, juist ten tijde van de treinkapingen door Molukse onafhankelijkheidsstrijders in de jaren zeventig. Vader Keppy sympathiseerde overigens niet met hun streven. En dat had hij gemeen met alle Molukkers die figureren in Zijn jullie kerels of lafaards? ‘Geen van hen koos voor de RMS, de Republiek der Zuid-Molukken. De meesten zagen meer in de Republiek Indonesië.’

Steeds sterker is Keppy de behoefte gaan voelen om Nederlanders over hun Indische verleden te informeren. ‘In alles wat ik doe, zoek ik de nuance en bied ik tegenwicht tegen modieuze opvattingen over Nederlands-Indië.’ In 2002, toen de oprichting van de VOC werd herdacht, betekende dit dat hij een symposium belegde met de veelzeggende titel ‘Wat valt er te vieren?’.

De zelfkritische omgang met het koloniale verleden die sindsdien in zwang is geraakt, is echter doorgeslagen in een rituele boetedoening waartegen Keppy ook in het verweer komt. ‘De huidige mode schrijft voor – om het enigszins te chargeren – dat de kolonisatoren duivels waren en de Indonesiërs heilig. Tegen die voorstelling van zaken komen weer Indische Nederlanders in opstand die de Bersiapperiode, de moord op duizenden Nederlanders en Indo’s door Indonesische nationalisten, als de belangrijkste oorzaak zien van het bloedige verloop van de dekolonisatie.’

Onderling slaags

Ook in dit geval ligt de waarheid – gesteld dat die er is – ergens in het midden, denkt Keppy. Tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog waren er tenslotte veel meer tegenstellingen dan tussen heersers en overheersten alleen. ‘Indo’s waren slachtoffers van de Indonesische strijders, maar de Indonesiërs raakten ook onderling slaags. Aan beide kanten vochten Molukkers. En Raymond Westerling, de commandant van de Speciale Troepen, werd niet alleen gevreesd door zijn tegenstanders, hij werd door hen ook gerespecteerd. Ook door mijn tante, een van de zussen van mijn vader, die destijds de kant van de Indonesische nationalisten koos. ‘Wat een kerel is dat’, zei ze – nadat ze hem aan het stuur van een jeep, met armen als staalkabels, voorbij had zien rijden. Als Westerling in Indonesië was gebleven, zou hij er niet zijn berecht, maar zou hij vast tot adviseur van het Indonesische leger zijn benoemd.’

Voor dit soort ongerijmdheden is geen ruimte in de moralistische geschiedschrijving van dit moment, denkt Keppy. ‘Ik zou liever zien dat we met een andere blik naar het verleden zouden kijken dan met de intentie om vast te stellen hoe fout iedereen wel niet is geweest.’ De Indonesiërs gaan meer ontspannen om met dit verleden. ‘Voor hen zijn de mislukte staatsgreep van 1965 en het bloedbad dat daarop volgde, grotere thema’s. De koloniale tijd lijkt onderhand meer een bron van nostalgie dan van wrok. Gebouwen uit de koloniale tijd worden op waarde geschat. Oude uniformen van het KNIL, het Koninklijk Nederlands-Indische Leger, worden voor folkloristische doelen nagemaakt. En er rijden weer Fongers-fietsen door Jakarta. Wij, in Nederland, weten intussen niet beter dan dat alles aan de koloniale tijd slecht was. Daarmee doen we ons verleden tekort.’

 

Herman Keppy, Zijn jullie kerels of lafaards. De Indische en Indonesische strijd tegen de nazi’s 1940-’45. Uitgeverij West, 29 euro 50.

 

Dit artikel verscheen eerder in de Volkskrant, 22 november 2019

Dit bericht werd geplaatst in 9. Java Post. Bookmark de permalink .

6 reacties op Het Indische verzet tegen de Nazi’s was groter dan we dachten: ‘Alsof heel Zaandam in het verzet zat’

  1. Paul van den Brand zegt:

    Ze hadden bijna geen keus door hun etniciteit: of onderduiken en of in het verzet. Desalniettemin inderdaad opmerkelijk. En moefog. Anderzijds werden in Indië veel Duitsers, of ze nu Jood waren of anderszins het naziregime ontvlucht waren geïnterneerd. Ook werden officieren en onderofficieren, die tientallen jaren zeer loyaal in het KNIL hadden gediend, door de Nederlandse overheid na 10 mei 1940 genadeloos als tweederangsburgers behandeld.

  2. Moralistische geschied schrijving helpt niets. Ik ben het roerend eens met Herman Keppy

    • Jan A. Somers zegt:

      In Nederland doen ze ook niet moeilijk met de Spanjaarden, de Fransen, de Engelsen en de Duitsers. Vakantielanden.
      ” ‘Voor hen zijn de mislukte staatsgreep van 1965 en het bloedbad dat daarop volgde, grotere thema’s.” In Duitsland is dat hun positie in WO2! Dat speelt nog steeds.

  3. Emile Snell zegt:

    Geweldig … Ontroerend! Emile Snell

  4. drs Roger Thomas zegt:

    In de jaren ´30 had de NSB van Mussert een zeer grote aanhang in Nederlands-Indie. Goed te weten dat er ook verzet is geweest
    – Roger Thomas, Historicus Zuidoost-Azie

  5. Tjaleh zegt:

    Zeer interessant en verhelderend geschreven , heb weer wat opgestoken van onze geschiedenis
    Bedankt Herman!.

Geef een reactie op Emile Snell Reactie annuleren