De Bondowoso-affaire

Op 23 november 1947 zou een aantal mariniers in Bondowoso in de trein stappen om naar Soerabaja te reizen om vandaar uit per boot naar Nederland te repatriëren. Hun tijd zat erop. Er wachtte hun echter nog een grote verrassing…

Wagon van het Bondowoso transport (Museum Brawijaya Malang)

Door Pierre Swillens

De commandant van het Tweede Infanterie-bataljon, de luitenant-kolonel der mariniers H.A.G. van der Hardt Aberson, had een vergadering voorgezeten, waarbij het besluit werd genomen om 100 gevangenen naar Soerabaja te vervoeren ter verdere detentie. Het vervoer zou geschieden per trein. De commandant liet de uitvoering hiervan over aan zijn ondercommandant. Er werd besloten dat voor het transport drie goederenwagons zouden worden gebruikt, die in Bondowoso gekoppeld zouden worden aan de trein naar Soerabaja.

De ondercommandant benoemde geen transportcommandant, noch bewakingspersoneel, maar rekruteerde dezen uit de aanwezige mariniers, die naar huis zouden gaan. Een sergeant-majoor schrijver was de hoogste in rang en deze werd benoemd tot transportcommandant. De man was nooit betrokken geweest bij enige operationele activiteit.

De ondercommandant had hem toegevoegd: “Voor je thuisvaart, heb ik nog een vies bakje voor je. Hier staan drie wagons met honderd gevangenen, die naar Soerabaja moeten. Hier heb je de lijsten. In Soerabaja staan mensen klaar om deze gevangenen over te nemen “.

Er werd nog bijgezegd, dat ze de deuren moesten dichthouden, want er mocht geen gevangene ontsnappen en de bevolking mocht er op de stations geen lucht van krijgen.

Wat ging er mis?

Het was niet het eerste transport met gevangenen. In Oost-Java waren reeds 53 transporten uitgevoerd, waarbij ca. 3.000 gevangenen zonder incidenten werden vervoerd. Vreemd genoeg had er een dag eerder een gevangenentransport plaatsgevonden, waarbij vier doden waren te betreuren. Toen dit werd bemerkt, had de transportbegeleiding direct ingegrepen. De deuren werden geopend en op eigen kosten werd er gezorgd voor drinken en voedsel. De transportleider van 23 november 1947 wist hier niets van. Hij was bevreesd, dat wanneer gevangenen zouden ontsnappen zijn terugreis naar Nederland wel eens in gevaar zou komen.

Het was die dag uitzonderlijk warm. Achteraf zou het de warmste dag van het jaar worden, zo’n vier graden meer dan normaal. De goederenwagons waren niet ingericht voor personenvervoer.  Achteraf zou de wagon met de meeste kieren nog het gunstigst zijn, omdat er tijdens het rijden nog enige lucht doorstroomde. Een niet al te grote wagon, waarin 38 gevangenen werden gepropt, had een stalen dak, had nauwelijks kieren en werd in de gloeiende hitte als het ware een bakoven.

De reis duurde 13 uur. Op meerdere stations werd gestopt, waarbij de trein wel een uur stilstond. Toen de trein vertrok hoorden de begeleiders de gevangenen praten em kwam er rook uit de kieren. Kennelijk waren er gevangenen bij, die over sigaretten (kreteks) beschikten. Maar naarmate de reis vorderde werd er op de deuren gebonsd, om water geschreeuwd en  misschien wilde men vertellen, wat er binnen gebeurde en dat sommigen er slecht aan toe waren. De begeleiders bleven echter de deuren gesloten houden.

Toen de trein op de eindbestemming, het station Wonokromo in het zuiden van Soerabaja, aankwam, ontdekten de transportbegeleiders dat in een wagon alle gevangenen de reis hadden overleefd, in de tweede wagon telden zij acht doden en van de derde wagon waren alle 38 inzittenden dood. Van het totale transport van 100 gevangenen hadden 46 het niet overleefd.

Als officiële doodsoorzaak werd warmtestuwing aangegeven.

Welke straffen werden er uitgedeeld?

Onze Militaire Politie werd direct ingeschakeld. De mariniers, die voor de transportbegeleiding hadden gezorgd, werden in verzekerde bewaring gesteld. Van hun thuisreis kwam dus niets.

Onze commandant verhoorde een tiental overlevenden van de gevangenen. Onder de overlevenden waren hoger opgeleiden, die behoorlijk Nederlands spraken. Een aantal gevangenen werd in het Maleis verhoord met behulp van een tolk.

Ook werden een zestal mariniers verhoord, waaronder de sergeant-majoor. Zowel de gevangenen als de bewakers hadden dezelfde verhalen. Van de wagon, waarvan de afgrijselijkste verhalen te vertellen waren, was geen getuige meer.

De Krijgsraad van de Zeemacht in Oost-Indië was in juli 1948 zeer mild in haar oordeel. Er was geen sprake van opzet en de omstandigheden hadden tot de ramp bijgedragen. De sergeant-majoor, die de verantwoordelijkheid had gedragen, werd veroordeeld tot een celstraf van een maand.

Mogelijk door de beroering onder de publieke opinie over de lage straffen werden in hoger beroep zwaardere straffen uitgesproken. De organisator van het gevangenentransport werd verantwoordelijk gesteld voor de slechte staat van de wagons en het ontbreken van een transportcommandant en een deugdelijke transportbegeleiding. Hij werd veroordeeld tot acht maanden celstraf, de sergeant-majoor kreeg 4,5 maand en een aantal transportbegeleiders kregen lagere straffen.

De commandant van het Tweede Infanterie-bataljon, de luitenant-kolonel H.A.G. van der Hardt Aberson bleef buiten schot. Hij had zich niet bemoeid met het transport en dit aan zijn ondergeschikten overgelaten.

Reacties in binnen- en buitenland

De Bondowoso-affaire bracht veel reacties teweeg, zowel in binnen- als buitenland. In Nederland werden in de Tweede Kamer vragen hierover gesteld, die werden beantwoord door de toenmalige minister van Overzeese Gebiedsdelen, Jonkman. Hij verzweeg voor de Kamer dat de dag ervoor ook al vier doden waren te betreuren. De vraag is nu, of hij hiervan op de hoogte was. Wel had alle commotie tot gevolg, dat er uitgebreide voorschriften werden uitgevaardigd ten aanzien van toekomstige gevangenentransporten.

In Nederlands Indië bagatelliseerde de commandant van de Mariniersbrigade, de kolonel Roelofsen, de affaire. Hij wees naar de terreurdaden, die door de tegenstander werden uitgevoerd. Het was dus van beide kanten een vieze oorlog.

In het buitenland was ook veel ophef en werd de zaak zelfs voorgelegd aan de Veiligheidsraad. Opvallend was dat Nederland in Nederlandse Indië een tweede politionele actie startte op het moment dat de Veiligheidsraad twee weken met vakantie ging.

In januari 1969 werd in het Vara-programma Achter het Nieuws een interview gehouden met de psycholoog dr. J. Hueting. Deze vertelde dat hij als dienstplichtig militair in Nederlands Indië aanwezig was geweest bij verhoren van gevangenen door Nederlandse militairen. Daarbij werden methoden gehanteerd die volgens hem niet door de beugel konden. De Nederlandse regering gelastte een archievenonderzoek naar handelingen van Nederlandse militairen gedurende de periode 1946-1950 in Nederlands Indië.

De bevindingen van dit onderzoek werden vastgelegd in de Excessennota 1969. Aan de Bondowoso-affaire werd een pagina gewijd met een relaas van de gebeurtenissen. Een motie tot het instellen van een parlementaire enquête werd in de Tweede Kamer verworpen.

In 1997 rakelde Ad van Liempt, journalist en eindredacteur van het Tv-programma Nova, de zaak weer op. Hij reisde naar Indonië waar hij sprak met overlevenden en bracht een bezoek aan het oorlogsmuseum in Malang, waar de wagon staat opgesteld, waarin de 38 inzittenden de dood vonden (zie foto).

In Nederland sprak hij met transportbegeleiders, alsmede met de toen nog in leven zijnde sergeant-majoor. Deze leefde als gepensioneerd onderwijzer in een klein dorp in  de kop van Noord-Holland. Hij vertelde aan Van Liempt, dat de affaire zijn leven had veranderd en hij had geprobeerd, door vrijwilligerswerk in het verenigingsleven,  boete te doen voor de gevolgen van het drama onder zijn verantwoordelijkheid.

Van Liempt legde zijn bevindingen vast in een boek “De Lijkentrein, waarom 46 gevangenen de reis naar Surabaya niet overleefden”.

Idem, detail

Mijn eigen aandeel in de afhandeling van de Bondowoso-affaire

Op 23 november 1947 (het was een zondag) kwam ik ’s avonds terug van ‘passagieren’ in Soerabaja. Door collega’s werd mij verteld, dat er iets ernstigs was gebeurd op het station te Soerabaja. Een deputatie van de MP was er al heen en een volgende zou vertrekken. Daar kon ik mij bijvoegen, dus ik zocht snel mijn MP-armband en dito helm op.

Het aanblik bij aankomst op het station was verbijsterend. Het was avond en het station was schaars verlicht. Op een spoor stond een aantal wagons. Op het perron zaten 54 gevangenen in rijen op de grond, volkomen apathisch. Iets verderop lagen 46 doden in dezelfde formatie. Aan hun houding was te zien, dat zij waren gestorven in doodkrampen. Nu waren inlanders doorgaans magere mensen en droegen ze weinig kleding. Het geheel deed denken aan beelden uit concentratiekampen in de Wereldoorlog II. Temeer toen er een legertruck arriveerde, waarop door enkele overlevenden de doden werden opgestapeld voor afvoer naar een bestemde plaats.

Onze aanwezigheid was verder niet nodig en wij vertrokken met de herinnering aan een aanblik, die nooit meer zou verdwijnen.

De afhandeling van de affaire had voor mij nog een nasleep. Daar bij het transport mariniers waren betrokken bij de organisatie ervan en de begeleiding moest onze MP een proces-verbaal opmaken, dat door mij zou worden getikt. Doordat veel personen werden verhoord, werd het een lijvig proces-verbaal. Ik had er mijn handen aan vol.

Tot mijn verbazing moest ik later, mogelijk op verzoek van de Krijgsraad, het rapport opnieuw typen. Dat moest snel gebeuren met als deadline een dag na Kerstmis 1947. De Kerstdagen moest ik dus aan het typen opofferen. Nu was er wel van Kerstmis in de tropen niet veel te merken.

Resumé

Geen prettige gebeurtenis om mee te eindigen. Het geeft wel een beeld van het einde van het tijdperk van de Nederlandse overheersing in Oost-Indië.

De politionele acties waren de laatste krampachtige pogingen om orde en veiligheid in Nederlands Indië te herstellen onder Nederlands bestuur. Dit ging gepaard met verliezen aan beide zijden.

x

Dit artikel verscheen eerder op het blog van Pierre Swillens, 21 maart 2013.

Dit bericht werd geplaatst in 9. Java Post. Bookmark de permalink .

9 reacties op De Bondowoso-affaire

  1. Henry van Amstel zegt:

    Triest maar bekend verhaal. Het resumé had w.m.b. achterwege kunnen blijven.

    • R.L.Mertens zegt:

      @Henryvan Amstel; ‘het resumé had w.m.b- Waarom wmb achterwege ? Waarom wordt in dit verhaal NIET vermeld, dat de instructies(!) van de commandant niet(!) in Bondowoso is ontvangen? Waarom ook NIET vermeld dat de transportleiding toen maar een toevallig(!) aanwezig sm.schrijver op het laatste ogenblik(!) als transportleider aan wees.- 14 officieren en minderen zijn voor de krijgsraad gedaagd. Allen werden dood door schuld ten laste gelegd! De krijgsraad 3/8-1948 oordeelde; op één(!) na vrijgesproken. Die ene de toevallige aanwezige sm.schrijver, werd veroordeeld tot 1 maand gevangenis.

  2. Henry van Amstel zegt:

    Ik zie in eerdere berichten dat u op alles en iedereen commentaar pleegt te hebben, Inhoudelijk ga ik er dus niet op in want dan blijven we bezig. Maar t.a.v. van mijn opmerking op het resumé: Hier lees ik geen feiten en analyse maar een subjectieve reactie. Daar zit ik niet op te wachten.

    • RLMertens zegt:

      @HenryvanAmstel; ‘subjectieve reactie etc.’- Wat u natuurlijk niet aan staat? Ooit de foto’s van die pemoeda’s gezien? Schamel geklede jochies van nog geen 16 jr.! Vaak pover bewapend, waren het de tegenstanders van superieur geoefende bewapende( oa.met vlammen werpers), mariniers, die oa met Sherman tanks ondersteund door lucht-zeemacht hun acties uitvoerden. En daarbij nog, na afloop gedecoreerd werden voor moed, beleid etc. *’waarop door de overlevenden(!) de doden werden opgestapeld voor afvoer etc.’- En nog een hufterige behandeling daarna! Destijds in Soerabaja waren wij als schooljongens ‘getuigen’ van dit gebeuren. We mochten niet erbij zijn. De MP hield ons op een afstand. *Die ene toevallig aanwezig sm.marinier schrijver werd geslachtofferd- over maten naaien gesproken! Ik krijg hoe langer hoe meer respect/waardering voor die jonge pemoeda’s/ploppors, die voor hun vrijheid streden! Zie de foto’s op Pinterest!

      • Jan A. Somers zegt:

        “Ooit de foto’s van die pemoeda’s gezien? ” Ja hoor, bij het KITLV en NIOD. Uit Soerabaja. Met de Japans wapens die ze buit hadden gemaakt. En die ze als PETA hadden leren bedienen.

      • R.L.Mertens zegt:

        @JASomers; ‘pemoeda’s/TNI etc.’- Journalist/fotograaf Hugo Wilmar (in het bezit van een International News Service perskaart) reisde in dec.1947 naar Djokja en deed verslag/fotografeerde het leven in de Republiek oa een parade; de soldaten droegen scherp gepunte bamboe stokken, houten oefen geweren, buitgemaakte Japanse en Nederlandse wapens. De kleding bestond uit een grote verscheidenheid van uniformen van Japans makelij.Ook meisjes/pemoedi waren gewapend met bamboe roentjings! De vastberadenheid van de jonge generatie is zichtbaar.
        Er was ook een Internationale brigade(!), als onderdeel van de TNI met vooral gedeserteerde Brits Indiërs en enkele Europeanen!
        -En dat waren dan de tegenstanders van onze goed bewapende jongens van stavast!

  3. Peter Schumacher zegt:

    Veertien betrokken mariniers moesten wegens dood door schuld terechtstaan voor de krijgsraad bij de Zeemacht in Oost-Java. Op één na werden alle verdachten vrijgesproken. Alleen de transportcommandant kreeg een maand gevangenisstraf. De advocaat-fiscaal tekende onmiddellijk beroep aan. Dat was mr. J.E.K. Bondam, een aangetrouwde neef van mijn vader. In zijn requisitoir – dat was een jaar na hat gebeurde – trok mijn oom Jan vergelijkingen met de transporten die hij zelf tijdens de Japanse bezetting had moeten ondergaan. Hij had onder meer moeten werken aan de Sumatra-spoorweg, een vorm van slavenarbeid waarbij honderden Nederlanders en duizenden Indonesische Romoesja’s waren omgekomen. Hij stelde vast dat de transporten over land die hijzelf had meegemaakt tijdens zijn krijgsgevangenschap ‘heel wat beter geregeld waren dan dit transport’. Verder bekritiseerde hij het gebrek aan ruimte dat de gevangenen in de wagons hadden. Hem was uit eigen ervaring gebleken dat `bij vervoer per schip onder de Jap een dergelijk oppervlak per krijgsgevangene onduldbaar klein was’. Mr. Bondam trok in zijn requisitoir ook vergelijkingen met situaties die gebruikelijk waren voor de Duitse Wehrmacht. Hij sprak onder meer van ‘Kadaverdiszipline’ en van een mentaliteit van `Befehl ist Befehl’, omdat alle betrokkenen zich aan hun verantwoordelijkheid probeerden te ontrekken. Verdachten hadden, zo betoogde hij, immers slechts bevelen en instructies van hogerhand uitgevoerd. Het gebruik van deze nazi-begrippen was voor de verdediging aanleiding Bondam te beschuldigen van `een zekere bewondering voor Duitsers’. In kringen van mariniers en elders wekte Bondams vergelijking met Duitse methoden veel verontwaardiging. In hoger beroep werden drie officieren en vijf minderen veroordeeld tot celstraffen van twee tot acht maanden.

    • R.L.Mertens zegt:

      @PSchumacher; ‘in hoger beroep etc.’- Dit voorval veroorzaakte, zelfs tot in de Veiligheidsraad beroering!- Bij KB van 18/6-1949 nr.32 is aan de enig veroordeelde, wiens straf toen nog NIET geëxpireerd was- de 1st.lt. der marinier, die tot 8 maanden(!) gevangenis was veroordeeld- 2(!) maanden van die straf kwijt gescholden.
      Een Koninklijk gebaar(!) ter afsluiting van ons afscheid van Indië(?)
      note; volgens info zijn van de overlevenden daarna, nog meerdere gestorven!

  4. Milly Zalm-Pinas zegt:

    Ik werd heel stil bij het zien van het monument ter nagedachtenis van dit gebeuren in mijn geboorte stad Bondowoso. Verder geen commentaar.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s