De kinderen en kleinkinderen van de generatie die Nederlands-Indië moest verlaten erfden hun woede, verdriet én gemis. Maar ook iets van de taaiheid om er in stormachtige tijden iets van te maken, schrijft Ellen Deckwitz.
Door Ellen Deckwitz
Op 20 april 1946 voeren mijn grootouders met het ms Sloterdijk van Java naar Holland. Beiden waren geboren en getogen in Indië, beiden waren halverwege de twintig, beiden hadden de oorlog in diverse jappenkampen doorgebracht. Het schip liet geestwitte golven achter zich, als een groot rouwkleed voor wat de opvarenden achterlieten: ouders, broers, geliefden, en vooral: een thuis.
Onrustig stond mijn grootmoeder op het dek. De verlangens die gedurende de oorlog in haar sluimerden, naar familie, voedsel, veiligheid en vrijheid, zaten nog steeds in haar, alsof ze hun eigen leven waren gaan leiden. De bevrediging van die verlangens zou niets meer uitmaken, ze was gewend geraakt aan het ontberen. Het grootste verlangen moest echter nog komen: dat naar Indië, het land waarvan ze wegvoer maar waar haar hart achterbleef.
Mijn grootmoeder heeft altijd benadrukt dat Nederland voor haar geen thuisland was. Ze foeterde op de kou, de dichtbevolktheid, de benepen moraal, de volgens haar platte cultuur. Nee, dan Indië, waar je achtertuin zo groot was als een bos, waar de natuur tot de hemel kwam, waar de warmte niet afkomstig was van een gietijzeren radiator.
Ze woonde naast ons en zo werd mijn jeugd doorspekt met Indische sprookjes, spectaculaire gadogado en de nodige Maleise scheldwoorden wanneer we de bal over de schutting schoten. Maar wat ik vooral van haar overnam was een gemis. Ze bleef benadrukken dat er elders een ander land was, een beter land. Haar kinderen en kleinkinderen werden grootgebracht met het idee dat de plek waar ze werden geboren en opgroeiden, verbleekte bij het paradijs waar zijzelf vandaan kwam.
In de loop der jaren sprak ik met talloze mensen wier wortels ook in voormalig Nederlands-Indië liggen. Met de eerste generatie, waarmee ik degenen bedoel die Indië na de oorlog verlieten, maar ook met de tweede en derde generatie, de kinderen en kleinkinderen van de vertrekkers. Wat me bij deze laatste twee generaties opvalt is dat zij door de gedwongen migratie van de eerste generatie niet alleen woede en verdriet meekregen, maar ook heimwee naar een plek waar ze niet opgroeiden, naar een land dat ze aanvankelijk alleen mondeling overgeleverd kregen. De tweede en derde generatie kent, om met Rudy Kousbroek te spreken, de weg in een huis dat niet meer bestaat. En dat schrijnt, inmiddels 74 jaar na het einde van de Japanse bezetting, nog steeds.
Secundair gemis
Mijn eigen reis naar Indonesië vorig jaar was verwarrend. Ik herkende de geuren, de taal, de gebruiken, de gebaren, de sfeer. Het land omvatte me, koesterde me en tegelijkertijd ervoer ik een enorme vervreemding. Wanneer je op reis gaat, bestaan er twee versies van je bestemming. Allereerst de versie die je overneemt uit reisgidsen, films en verhalen, een versie die een samenballing is van stereotypen, vermoedens en andermans ervaringen. Ten tweede het land zoals het werkelijk is. Normaal gesproken schuiven verwachting en ervaring tijdens het bezoek in elkaar. Maar tijdens mijn reis bleek er geen synthese mogelijk tussen het land uit de verhalen en het land uit de ervaring. Ik verloor mijn hart aan Indonesië, maar bleef tegelijkertijd ook verlangen om het land van mijn grootmoeder, Indië, te zien. Om zelf te bepalen wat ik ervan zou vinden, wat het met me zou doen.
Dat land bestond natuurlijk allang niet meer, maar het schokte me hoezeer een heimwee, ontstaan door de talloze verhalen van mijn grootmoeder, nog in mij doorzong. Hoe ik bleef hunkeren naar iets dat allang verdwenen was nog voor ik werd geboren. Mijn oma gaf een verlangen aan me door. Naar haar broer die niet meer terugkeerde van de spoorlijn. Naar haar moeder die wegzakte in de aarde. Naar een gezin dat uiteenviel. Je hoort wanneer er over oorlog wordt gesproken vaak genoeg de term ‘secundair trauma’ vallen, wat verwijst naar overgeleverde angst en verdriet. Er bestaat echter ook secundair gemis, wat als je niet uitkijkt generaties lang kan doorwerken en schrijnen.
In de gesprekken die ik voerde met de tweede en derde generatie viel het me op dat velen last hadden van dit doorgegeven gemis. En dat het ook een bepaalde dynamiek tussen de generaties veroorzaakte. Een deel van de kinderen en kleinkinderen van de Indiëgangers heeft het gevoel gehad dat ze hun ouders en grootouders moesten troosten: om het gedwongen vertrek, de kille ontvangst in een nat land, om een verdwenen thuisland. Maar wat we ook deden, het hielp uiteindelijk niet. We konden het verleden niet ongedaan maken, de gedwongen migratie, het verlies van vrienden, van huizen, van een klimaat, van een cultuur. De tweede en derde generatie bestaan deels uit mensen wier ruggen krom als vraagtekens zijn. Van het raden naar hoe ze de eerste generatie gelukkig konden maken. Naar hoe ze iets konden doen om het verlies te compenseren.
Maar sommige dingen zijn onomkeerbaar. Oorlog werkt door. In veel families met Indische wortels, inclusief de mijne, zie ik hoe de heimwee van de eerste generatie gevoelens van machteloosheid veroorzaakt bij de tweede en de derde. En ook al praat je er met elkaar over, het verlangen blijft, evenals de gevolgen ervan. Sommige zaken zijn niet uit te wissen. We kunnen verlies leren torsen, maar dat maakt het verlies niet ongedaan. Het gedwongen vertrek uit een moederland veroorzaakt, net zoals bij een verdwenen ledemaat, fantoompijn. Iets is verdwenen, maar je voelt er nog wél mee. Het brandt na, generatie na generatie, en er bestaat geen remedie tegen.
Intergenerationele dynamiek
Een oorlog is na het laatste geweersalvo, na het hijsen van de witte vlag, nog lang niet voorbij. Wij weten hoe hij doorwerkt. Dat ze donkere dingen veroorzaakt. Maar ook lichte. Want het zijn niet alleen verdriet en gemis die werden overgeleverd. De eerste generatie heeft zich niet laten kisten. Zij hebben er iets van gemaakt. Zij hebben een taaiheid aan de dag gelegd die ons kan inspireren om flexibel te kunnen blijven in stormachtige tijden. Voorbeelden die we, nu we ons in een tijdsgewricht bevinden waarin polarisatie en vreemdelingenvrees toenemen, goed kunnen gebruiken, en op onze beurt weer doorgeven. Om het met de grote schrijver Tjalie Robinson te zeggen: „Vaak zonder dat we het weten, voltrekt zich een omwenteling in het leven, die genadeloos afrekent met het leven van onze ouders, en straks afrekent met het onze.” Het is aan ons om van die omwenteling bewust te zijn en de intergenerationele dynamiek die ze veroorzaakt. En het is onze verantwoordelijkheid te kijken naar de wereld waarin we nú leven en daar met behulp van deze kennis een thuis van te maken, voor iedereen.
Ellen Deckwitz is dichter en schrijver. Dit is de tekst die zij 15 augustus 2019 uitsprak in Den Haag bij het Indië-monument tijdens de nationale herdenking van de capitulatie van Japan, waarmee de Tweede Wereldoorlog ook in Nederlands-Indië eindigde.
Hallo Ellen Deckwitz.
Ik ben een jongen,geboren in Indië en dit schrijven wat u hebt neer gezet is heel erg mooi en kundig vertaald. Bedankt Hopelijk gaan de Nederlanders inzien wat er in het voormalig Nederlands-Oost Indië is gebeurd tijdens WOII.
Eigenlijk wel jammer dat mensen niet uit hun bubbel kunnen breken. Steeds maar hetzelfde rondje draaien. Er is zoveel moois in de wereld.
Ik garandeer U dat ongeveer de helft van de Indische mensen die in aanraking zijn geweest met de slechte kant van de bersiap op latere leeftijd traumatische ervaringen hebben. Voor hun bestaat er geen mooie wereld, want uitstappen uit de slechte wereld is een onmogelijkheid. Het trieste is dat zei die het niet ervaren het vaak ook niet interesseren.
Wat ben ik blij tot de andere helft te behoren. Met toch genoeg ervaring met “de slechte kant van de bersiap “
Daar mag u zeker blij mee zijn. Een beetje compassie tonen mag echter ook.
Ik spreek/schrijf mijn verhaaltjes alleen vanuit mijn eigen ervaring. En die ligt niet bijvoorbeeld in Sumatra, waarvan ik weer van u leer. Ik kan er toch niets aan doen dat in Soerabaja ik weinig last heb gehad van de Japanners? Zelfs die maanden bij de Kenpeitai waren het de Indonesische rechercheurs die het zware werk verrichtten. En als ik vertel dat ik het in de Werfstraatgevangenis saai vond, krijg ik er van langs, het was toch levensbedreigend? Maar die mensen hebben dan ook niet van de spookverhalen van oude Indische heren genoten. En de naam Pret Achter Prikkeldraad voor een tentoonstelling over muziek, zang en cabaret in de kampen mocht ook al niet. Waarschijnlijk hebben die mensen het boek niet gelezen en de tentoonstelling niet bezocht. Het was gewoon de naam van een cabaretclub, met als codewoord afgekort tot PAP, het dagelijks menu. Ik kan er toch ook niets aan doen dat mijn broer in een kamp in Tjimahi zijn gymnasium heeft afgemaakt met eindexamen? Dat kon ook! En mensen die wel echt hebben geleden vertellen hun eigen verhaal, daar luister ik goed naar. In Soerabaja heb ik ook weinig echte oorlogshandelingen meegemaakt, twee bombardementen van de Japanners, en twee van de Amerikanen. Als ik spreek over de oorlogshandelingen die mijn vrouw in Vlissingen heeft meegemaakt wordt ik moeilijk aangekeken Wij, in Indië, hebben pas van de oorlog geleden. Dan rest het zwijgen.
@@En de naam Pret Achter Prikkeldraad voor een tentoonstelling over muziek, zang en cabaret in de kampen mocht ook al niet. Waarschijnlijk hebben die mensen het boek niet gelezen en de tentoonstelling niet bezocht. @@
Ik weet niet of u enig gevoel in uw body heeft, maar zoiets geeft bij mij en een ieder die de ellende heeft meegemaakt het gevoel dat wij het erger maakten dan het was. Daarmee werd een beledigende situatie geschapen. U heeft al vaker in uw schrijven als reactie verzachtender omstandigheden aangehaald, een weerwoord gegeven. Dat is kenmerkend van u en wordt beslist niet door velen gewaardeerd. Een ieder heeft zijn eigen ervaring en verdient respect.
“Daarmee werd een beledigende situatie geschapen. U heeft al vaker in uw schrijven als reactie verzachtender omstandigheden aangehaald, een weerwoord gegeven.” Hoezo beledigend? Hoezo verzachtend? Hoezo weerwoord? Gewoon een korte beschrijving van mensen die hun rug recht hielden, en daarmee vele anderen plezier mee deed, helpen de ellende te overleven. En wat heel vaak gebeurde! Moet u eens naar het bronnenmateriaal van mijn dochter kijken, het lijkt wel een omgevallen boekenkast. En niet de minsten, denk eens aan het NIOD (de Japanse bezetting in dagboeken), aan de u bekende L. de Jong (11B), Indische Letteren,. En heel veel heeft ze gehaald uit de 720 interviews van de SMGI waar ze zelf aan heeft meegewerkt. Hoort dat niet gewoon bij onze geschiedenis? Of valt dit bij u onder de zaken waar men (Indische gewoonte) niet over spreekt? Niet zielig genoeg? Het zijn toch gewoon activiteiten en gebeurtenissen uit de kampen in Indië? Het lijkt en beetje op het ‘vergeten’ van de gebeurtenissen buiten Java/Sumatra vanaf 1944. Daar wordt ook niet over gesproken, niks spannends aan, en valt buiten onze standaardverhaaltjes over de bersiap (die daar dus overigens niet plaats vond).
@EllenDeckwitz; ‘we weten dat het door werkt etc.’- Zeker, als men (blijft) omzien in wrok! Bij mijn eerste terug(!) komst naar Indonesië, met mijn gezin in 1980 na 35 jaar te Bandoeng, werd ik door een oude Indonesiër in het Nederlands aangesproken. Tijdens het gesprek vroeg ik hem; ‘en, hoe vindt u het pah, dat al die Nederlanders weer terug komen?’ Hij keek mij strak aan en antwoordde; ‘njo, ik ben blij dat je terug gekomen ben. En dan nog met je gezin! Slamet datang!’ Mijn vakantie kon niet meer stuk. Overal een hartelijke ontvangst van goedlachse bewoners; een geweldige 30 dagen Java-Bali reis. Onvergetelijk voor mijn kinderen, die daarna diverse keren op zich zelf zijn terug geweest. Vrienden hebben gemaakt. Met jonge Indonesiërs, die indertijd met onze schoonzoon in Holland hebben gestudeerd. En wederzijds als familie worden beschouwd. En nu weer onze kleinkinderen (!), die daar vakantie doorbrengen. Mijn oudste kleinzoon is 6 maanden op Bali voor stage geweest, voor studie; toerisme. Werd gehuisvest in een klein dorpje, waar hij allerliefst door de dessa bewoners werd bejegend; hij spreekt nu vloeiend behassa/maleis en gaf de school kinderen daar elke zaterdag Engelse les, Het afscheid na stage, van de hele dessa was voor hem zo emotioneel. Tot nu toe krijgt hij emails; ‘wanneer kom je weer bij ons?’ – Op google; Verboden voor honden en inlanders (!) vond ik mijn; r.l.mertens; omkijken naar indië.Uit 1995. Indertijd voor mijn kleinzoon, die het toen op de site; www. indisch4ever.nu heeft geplaatst.
Wat een uitzonderlijk prachtig; zeer gevoelig in de roos getroffen bevredigend weergegeven terugblik, op een levenservaring dat eens was, en men zo onmogelijk in woord met een ander zal kunnen delen. Ik was vanaf mijn geboorte in 1933 tot onze repatriatie in mei 1946 bevoorrecht dit, zoals beschreven, in de buitengewesten, Sumatera, en op Java te hebben ervaren, doch zelfs niet op z’n minst aan mijn kinderen en groot kinderen heb aan kunnen laten voelen. Well done; well said!
Mijn ervaring met tweede en derde generatie is, dat zij de drang om Indonesië te bezoeken niet omschrijven met “heimwee”.
Het is nieuwsgierigheid naar het geboorteland van hun ouders en grootouders. Het is voor sommigen ook een rootstocht.. op zoek naar je roots. En soms ook vanuit een gevoel van “daar hoor ik toch, of niet ?’
Maar de oma van Ellen deed iets wat velen van haar generatie niet zozeer deden : veel praten over hoe geweldig haar jeugd was.
De een sprak niet of weinig, de ander sprak vaker over de jeugd en de oorlog, maar de nadruk op hoe geweldig het geboorteland was, was toch niet algemeen (niet onder totoks, niet onder indo’s)
Is het niet een sublimatie van Ellens oma…
In diepste gevoelen is er nog de pijn hoe het in de laatste jaren toeging voor haar persoonlijk. Vocht ze daartegen?
Oma zat in het jappenkamp en verloor haar moeder daar. En ik dacht ook een broer te Birma-Thailand
“om Indonesië te bezoeken niet omschrijven met “heimwee”.” Klop! Na een leven, druk met van alles en nog wat, vond na het afsluiten van mijn tweede studie, mijn Zeeuws meisje het tijd om eens een keer kennis te maken met mijn jeugd. Natuurlijk kende ze alle verhalen, maar wilde het ook een keer zelf zien. Zo geschiede. Zeeuws meisje ‘herkende’ alles en liep daar rond alsof ze er altijd al had gewoond, sommige dingen zag ze eerder dan ik. Ze brabbelde erop los met haar pas geleerd taaltje. Ik zag dat alles er nog was, (ff de papieren ingezien en afschriften gekregen), dat het waar was dat ik daar had gewoond, en kwam nog kennissen tegen. En de stoffelijke resten die ik had helpen bergen lagen nog steeds op Kembang Kuning. Rust in een prachtig onderhouden ereveld.
Het een en ander over het schip, m.s. Sloterdijk, dat de grootouders naar Holland bracht. Met 6 foto’s op arendnet.com. Zeer interessant!
Bouwjaar: 1940 Werf: Möller, A.P. (Arnold Peter Møller, een . . . Deense reder) Bruto tonnage : 9.230 ton L x B x D : 150,15 x 19,00 x 9,44 meter Snelheid : 16 knopen Passagiers : 12 Bemanning : 53 (meer bemanning dan passagiers?)
De Sloterdijk was één van de HAL-schepen waar men tijdens de bouw al rekening heeft gehouden met het plaatsen van geschut in verband met de oorlogsdreiging. Tijdens de bouw is er brand uitgebroken aan boord waardoor de oplevering werd vertraagd tot 15 februari 1940. Na de aanval op Pearl Harbour kwam de Sloterdijk in dienst bij de US War Shipping Administration en werd ze verbouwd tot troepentransportschip. In 1943 werd een konvooi van Glasgow naar Palermo, waar de Sloterdijk deel van uitmaakte, aangevallen door Duitse torpedo-vliegtuigen. Mede door de luchtafweer aan boord van de Sloterdijk waren de Duitse vliegtuigen gedwongen de aanval af te breken. Vanaf 1946 heeft de Sloterdijk in dienst van de Nederlandse regering gevaren voor het vervoer van vluchtelingen en militairen tussen Nederland en Oost-Indië. In 1948 kwam het schip weer in dienst van de HAL en heeft nog tot 1966 gevaren om daarna in Spanje te worden gesloopt.
“Passagiers : 12 Bemanning : 53 (meer bemanning dan passagiers?)” Wat een vreemde omschrijving! Het was een troepentransportschip, met militairen naar Indië, met evacués naar Nederland. Ikzelf ben met de volgende reis van de Sloterdijk naar Nederland gekomen, juni 1946. 53 bemanningsleden lijkt mij veel, zijn daar de corveeërs van het Rode Kruis meegerekend? Ik was daarbij en kreeg gage, 100 gulden. 12 passagiers is waarschijnlijk een druk(?)fout. Er waren een paar honderd (530?) slaapplaatsen aan boord, verdeeld over vier ruimen. De slaapplaatsen vier hoog. Maar niet alle plaatsen waren bezet, ongeveer de helft. (alles uit mijn zielige hoofd bij elkaar gesprokkeld).
Geachte heer Somers, u meldt te zijn gekomen in juni. terwijl de grootouders van mevrouw Deckwitz eerder in Holland aankwamen en vertrokken uit Batavia op 20 april 1946 met vermoedelijke aankomst te Rotterdam op 19 mei 1946.(Vertrek Suez op 6 mei.) Een bekende vaarroute voor veel Indo’s.
U schrijft: “Ikzelf ben met de volgende reis van de Sloterdijk naar Nederland gekomen, juni 1946.”
Er werd toen behoorlijk heen en weer gereisd met de Sloterdijk, als ik de data zo mag volgen.
Info uit nmm.nl
Juni was uit mijn hoofd, kan ook juli zijn geweest. Het enig wat ik zeker weet is dat ik in juli/augustus ben ingeschreven bij de RHBS in Vlissingen. Ik kan niet bij mijn administratie komen vanuit het ziekenhuis, waar ik me verveel.
Hij die de ‘kunst’ begrijpt met zichzelf te leven zal zich nooit vervelen.
~ Erasmus
Vertel ons over uw ziekenhuisverblijf aub. Hoe zijt ge er gekomen?
Een spoedig beterschap toegewenst,
Met de hartelijke groeten van
ælle en alle lezers
@@53 bemanningsleden lijkt mij veel, zijn daar de corveeërs van het Rode Kruis meegerekend? Ik was daarbij en kreeg gage, 100 gulden. 12 passagiers is waarschijnlijk een druk(?)fout.@@
U weet in het algemeen veel, maar van de koopvaardij ?
@waar ik me verveel.@
— Da’s een goed teken; gauw naar huis dan maar ! En laat die onmisbare bijdragen maar komen . . .
“Een spoedig beterschap toegewenst,” Dat is standaard bij hartfalen. Normaal chronisch, af en toe acuut. Een paar jaar geleden op oudejaarsavond. De spoedeisende hulp stond op scherp voor alle afgeknalde vingers of ogen. Ik was de eerste, maar wel van een andere categorie. Hoef nu niet meer naar spoedeisende hulp, de ambulancebroeders/zusters brengen je na een ECG in de ambulance meteen door naar eerste harthulp. Pats boem, klaar. Nachtje blijven. Maar soms ook rond 20.00 uur binnenkomen, en om 23.55 uur naar huis, net voor een tweede ligdag aanbreekt! En betaald moet worden door de verzekering. Niks om heimwee bij te krijgen.
“waar ik me verveel.” Dat is een kenmerk van een ziekenhuis. Het is net een vliegveld. Een hoop gedoe om je heen, en zelf alleen maar wachten
@@Bouwjaar: 1940 Werf: Möller, A.P. (Arnold Peter Møller, een . . . Deense reder) Bruto tonnage : 9.230 ton L x B x D : 150,15 x 19,00 x 9,44 meter Snelheid : 16 knopen Passagiers : 12 Bemanning : 53 (meer bemanning dan passagiers?)@@
Jammer geen informatie over het vermogen uit de machinekamer. Wat is het een SS of een MS?
In de jaren 60 hadden we bij van Ommeren tankvaart ook ongeveer 50 man als bemanning waarvan 16 tal officieren. Vergeet niet dat toen alles nog vrijwel met de hand werd bediend.
Een vrachtschip bleef een vrachtschip met een max. van 12 passagiers. Om te vergelijken de tonnage van bovengenoemde, heb de nieuwbouw meegemaakt en 18 maanden op de SS Avedrecht gevaren. Die was iets over 78.000 ton en had 16.600 PK in de machinekamer.
https://myindoworld.com/pictures/ships-engineer-on-oil-tankers/
Ellen Deckwitz schreef toch al dat haar opa en oma in hun jonge jaren (midden twintig!) met het ms Sloterdijk kwamen aangevaren? Maar hier staat dat het schip een ss was.
De “Sloterdijk” werd in 1939 te water gelaten en kwam uiteindelijk in februari 1940 als vrachtschip in de vaart. Al in 1941 werd het schip verbouwd tot troepentransportschip en kwam het voor de US War Shipping Administration te varen. Na de Tweede Wereldoorlog kwam het schip in 1946 in dienst van de Nederlandse regering en voer tot in 1948 in opdracht van het Ministerie van Oorlog. Hierna keerde het terug naar de oorspronkelijke eigenaar de HAL.
Met 4-6 RI per ss “Sloterdijk” naar Ned.-Indië (RI = Regiment Infanterie)
Omgekomen: 20 man; Bijnaam: de “Bokkenrijders”
Het bataljon was gevormd uit dienstplichtigen van de lichting ’46. Aanvankelijk vertrok het bataljon uit Nederland met bestemming Makassar, maar op Sabang werd het reisdoel veranderd in Batavia. Na aankomst werd het bataljon ondergebracht in een tentenkamp en ingezet voor wacht en patrouillediensten. Na enkele dagen werd het bataljon weer ingescheept en overgebracht naar Semarang. Daar aangekomen kreeg het bataljon het pas bezette gebied tussen Weleri en Bodja toegewezen.
Bron: indië 45 – 50
Boudewijn de Heer schrijft onlangs op 24 juni 2019 het volgende op 4 -6 ri in het gastenboek:
Geweldig deze website, mijn vader Arie W de Heer maakte deel uit van deze eenheid, ik ken maar een paar “verhalen” en zekerheden zoals de Sloterdijk en de Pasteur en de Tapijnkazerne in Maastricht. mijn vader was van 11-12-1927 en is 14 mei 2005 overleden, hij is nog een paar maal aanwezig geweest bij de herdenking in Roermond. Hij had ook een fotoalbum van zijn tijd in Indië (waar hij 3 maal is teruggeweest met reüniereizen ) Helaas zijn al zijn spullen, fotoalbum, onderscheiding speldje etc spoorloos verdwenen ( tegelijk met zijn 2e vrouw/weduwe ) Vandaar dat ik al blij ben met de foto waarop hij links op de jeep staat, ik denk in 1946…ik hoop er nog meer tegen te komen…
Sorry, ook hier weinig info over ss? of ms? Sloterdijk.
Ik zal verder zoeken, Ron.
De Sloterdijk was een troepentransportschip, vier ruimen met de slaapplaatsen vier hoog. Dat is volgens mij een beetje meer dan 12 passagiers.
In oorlogstijd gelden voor passagiers andere wetten.
Onze reis was na de oorlog.
“vertrok de “Sloterdijk” met een lading ammunitie van de U.S. ” Goh, ik kende die drukke geschiedenis van de Sloterdijk niet. Onze reis was eigenlijk wel saai, gelukkig hadden wij het druk. En bij het passeren van de evenaar een feestje bouwen voor de kinderen. Voor de passagiers was er ook niets behalve hun slaapplaats. En in de boekingsbrief stond dan ook dat je voor het dek zelf een stoeltje of kussen moest meenemen. En je eigen bord en bestek. Ergens in de Indische Oceaan hadden we motorpech, een uurtje rondgedobberd. Klappen toen de motoren weer aansloegen.
@Ergens in de Indische Oceaan hadden we motorpech, een uurtje rondgedobberd.@
Negen van de 10 keren is het een uitlaatklep trekken.
Ik ben het helemaal eens met wat de heer Somers schrijft. Er was veel ellende in die jaren. Maar er zijn uitzonderingen!
Ik was er een. Maar daarover schrijven veroorzaakt alleen maar een stroom van boze reacties….
Die uitzondering was ook niet de regel.
@Maar daarover schrijven veroorzaakt alleen maar een stroom van boze reacties….@
— Of nog erger. Wees maar blij dat u het nog ervaren hebt, anders had u helemaal niet mogen reageren van die dictatoriale egocentrische zzp’ers.
Per definitie…..
Toch weer ‘íets’ gevonden over de Sloterdijk: De Voortstuwing!
Bouwwerf: Odense Staalskibsvaerft ved A.P. Moller, Odense, Denemarken.
Tonnage: 9230 brt
L x B x H: 150,15 x 19 x 12,34 m.
Voortstuwing: tweetaktdieselmotor 2 x 8 cil. 8400 rpk
Snelheid: 16 knopen
Passagiers: 12
Bemanning: 53
Ha, 2 – 8 cylinder motoren. Ook dat is uitzonderlijk. Heb o.a. op de ms Woensdrecht gevaren. Had een tonnage van rond de 16.000 en een 6 cylinder Sulzer 2-takt motor en 6,600 PK. Snelheid een 12 a 13 knopen. Kon in een cylinder staan, want de dia. was meer dan een meter.
Mijn Vader hoefde na een bombardement op ‘zijn’ schip als reservist (hij had een civiele baan bij de KPM te Tandjong Priok) in Tjilatjap gelukkig niet meer mee.
Wie weet welk schip ’t was geweest?
1942 ms “Sloterdijk” bij evacuatie van Tjilatjap naar Freemantle
Verslag van kapitein Dobbinga, (Captain Dobbinga Sr. was a shipsmaster in the 1930’s and 40’s. He ended his career in 1948 as commodore of the company)
………”Op 1 januari vertrok de “Sloterdijk” met een lading ammunitie van de U.S. naar Java en arriveerde daar op 22 februari. Het bleek een hopeloze onderneming. De Japanners hadden op 2 januari Manilla al bezet, Singapore had zich overgegeven op 15 februari en de Slag in de Javazee zou plaatsvinden op de 27e februari. Op die dag hadden we net 1000 ton explosieven kunnen lossen en lagen daarna op de boeien. Alle schepen kregen bevel van de Commandant Zeemacht om onmiddellijk te vertrekken en uit de kust te blijven. Dit bevel werd weer ingetrokken en samen met de “Zaandam”, keerden wij terug. Op zondag 1 maart, ongeveer op 2 mijl van het mijnenveld, zagen wij op een afstand van circa 600 meter twee bellenbanen van torpedo’s op ons schip afkomen ter hoogte van ruim 1. Door snel te reageren met ons snelle en wendbare schip lukte het om er vrij van te blijven. Ze gingen op enkele meters voor onze boeg langs en wij voeren direct in de richting waarvandaan de torpedo’s waren gekomen in een poging om de onderzeëer te rammen. Maar wij voelden niets en veronderstelden dat deze al weer ondergedoken was. Vervolgens stuurden wij bericht van de aanval naar het kuststation van Tjilatjap en markeerden de plek met een rookgordijn. Een vliegtuig en twee Britse corvetten kwamen naar buiten ter opsporing en wij gingen om 07.00 ten anker in de haven.”
“De volgende ochtend tegen 10 uur kregen wij bevel om uit te varen met 330 man Nederlands marinepersoneel naar Freemantle in Australië. De dag daarop vingen wij een bericht op van een Amerikaanse kruiser, die was aangevallen door een Japans squadron, ongeveer 100 mijl naar het zuiden, precies op onze koerslijn. Dus voeren wij overdag een zigzag-koers en kwamen zo behoorlijk dicht onder de kust van Bali. Dit was voor ons wel een gevaarlijke onderneming. Wij waagden het erop en tot de avond viel was er niets aan de hand. Dus gingen wij weer op zuidelijke koers. Bij zonsopgang waren wij er zeker van dat het squadron ons in de nacht voorbij gevaren was”.
Op 8 maart kwamen wij aan in Freemantle, de dag dat alle radioverkeer met Tjilatjap verbroken was. Na twee dagen voeren wij door naar Melbourne en daar gingen op 16 maart alle troepen van boord en werd de vracht van 7000 ton, welke bestemd was geweest voor Java en Maleisië gelost”. Toen werd het schip vercharterd aan het Britse Ministry of War Transport. Later werd het schip in New York, bij de Bethlehem Drydock verbouwd tot troepenschip voor 1966 manschappen”.
1943 ms “Sloterdijk” aangevallen door Duitse torpedovliegtuigen
Verslag kapitein C.H.P. Coster (Captain Coster was in command before WWII and was commodore/gezagvoerder in 1949)
……………”Begin november 1943 maakte de “Sloterdijk” deel uit van een groot konvooi in de Middellandse Zee met troepen onderweg van Glasgow naar Palermo, toen het konvooi werd aangevallen door 30 Duitse torpedo-vliegtuigen, die laag kwamen ingevlogen uit noordelijke richting. Het konvooi bestond uit 5 kolommen en de “Sloterdijk” voer in kolom 1. Tijdens de eerste aanval kreeg het Amerikaanse ss “Santa Elena” van de Grace Line een torpedo direct in de machinekamer. Er hing een zwaar rookgordijn over het gebied en wij hadden een bijna-aanvaring, die pas op het laatse moment goed afliep. Vanaf het voorschip werd gemeld dat een torpedo maar net voor de boeg was langs gelopen, waarna wij de positie innamen van het getroffen schip. ……. Tijdens de tweede aanval vuurde de “Sloterdijk” met alle boordwapens (4 anti-luchtdoelkanonnen (3 inch); 8 oerlikons evenals 38 Brenguns) die bemand werden door 108 manschappen terwijl 200 anderen hun geweren afschoten. Volgens schatting werden alles bij elkaar 50.000 rounds afgegeven. De tweede groep van 6 vliegtuigen, die van bakboord aan kwamen vliegen, boog af vanwege het hevige afweervuur vanuit onze kolom. De commandant van de marine-operaties in de Middellandse Zee stuurde later een brief met hoge waardering voor onze bemanning, die de kanonniers steeds van munitie hadden voorzien. Behalve de “Santa Elena” ging ook de “Marnix van St. Aldegonde” van de Mij. Nederland verloren, evenals een escortevaartuig. Na de oorlog werd bekend dat deze schepen tot zinken waren gebracht door radio-bestuurde torpedo’s, die vanuit hoog overkomende vliegtuigen waren gelanceerd. De escorteschepen slaagden erin om deze radiosignalen te “jammen”, waardoor deze uit koers raakten en verdere verliezen voorkomen konden worden”.
Mooi en interessant verhaal.
Jammer dat Dr. J. A. Somers op deze wijze reageert op de uitstekende rede van Ellen Derwitz op de herdenking van 15 augustus. Maar de lezers zijn de arrogante en aanmatigende toon van deze academicus zo lanzamerhand gewend geraakt. Een man die blijkbaar verstoken is van enige vorm van empathie of psychologisch inzicht. Is het echt zo belangrijk meneer Somers dat volgens u de data in de rede van Derwitz niet helemaal juist zijn? Heeft u echt de teneur van haar rede niet begrepen? Maar u bent toch gepromoveerd en u heeft toch twee studies gedaan? U mag de hemel danken meneer Somers dat u zo weinig geleden heeft tijdens de Japanse bezetting en dat uw broertje zelfs zijn gymnasium diploma heeft kunnen halen in het kamp. U mag zich gelukkig prijzen dat u niet behoort tot de categorie die op latere leeftijd last krijgen van een oorlogstrauma. Probeer eens te bedenken dat er veel meer mensen zijn die andere, traumatische ervaringen hebben die soms deels hun leven hebben bepaald. Maar ik denk dat dat voor uw irrelevant is. Ze kunnen die beweringen immers moeilijk staven met cijfers en feiten die u uit uw omgevallen boekenkast peurt.
O, een speodig herstel meneer Somers, zodat u ons weer snel met uw cijfertjes en historische matriaal om de oren kunt slaan.
“U mag de hemel danken meneer Somers dat u zo weinig geleden heeft tijdens de Japanse bezetting” Dat heb ik al lang gedaan, en ook voor mijn bersiapavonturen. Maar het is mij ook niet komen aanwaaien! En als vrijwilliger in de kerk heb ik naderhand altijd mijn best gedaan uitvaarten heel mooi uit te voeren, uit ervaring het laatste wat je voor een dood mens kunt doen. En ik weet wat een dood mens is!
“dat volgens u de data in de rede van Derwitz niet helemaal juist zijn?” Ja, hier en daar verschil ik inderdaad van mening. Dat heb ik bij meerdere personen. Maar dat is toch niet zo bijzonder met ervaringen uit zo’n chaotische tijd? En nog belangrijker, verschillen in perceptie, en die heb je niet in de hand. Gebeurtenissen die op elke plaats anders waren. Ik spreek alleen over mijn ervaringen in Soerabaja. En ik word rijker van alle verhalen van anderen uit bijvoorbeeld Bandoeng of Sumatra. Daar was ik niet bij, en kan daar zelf niet over vertellen. Maar die ervaringen zal ik nooit afkraken, zoals mij wel overkomt.
Ikzelf had ook in het kamp gemoeten, maar in Indië kun je oeroesen. Vandaar dat ik niet kan vertellen over kampellende, dat doen anderen wel. Ja, mijn broer heeft geluk gehad, mag toch? Mijn zus kwam als een hoopje ellende terug. Toen mijn vader mij belde dat hij in Soerabaja was aangekomen, ben ik meteen naar hem toe gereden. Onherkenbaar! Maar ongebroken! En ook geen PTSS! Ik denk dat ik meer bersiapslachtoffers heb gezien dan u. Ik kan u niet verzekeren dat in zo’n kist de ledematen wel tot een en dezelfde mens hebben behoord. Maar we waren blij weer een mens de laatste zorg te hebben verleend. Deksel erop, volgende kist. Mag ik dan ’s avonds geen plezier hebben met onze Steurtjes die zo lekker hebben gekookt.. En mij feliciteren dat ik nog een vader bleek te hebben? En een feestmaal voor hem hebben verzorgd?
Heeft u Interviews gelezen van de SMGI? Ja, een hoop ellende, maar ook veerkracht. Maar over dat laatste mag je niet spreken, past niet in je slachtofferprofiel.
“dat er veel meer mensen zijn die andere, traumatische ervaringen hebben” Ja, die ken ik zeker, ook onder mijn eigen kennissen (de doden niet natuurlijk).Ik kan dan alleen maar luisteren. U concludeert daaruit dat “dat voor uw irrelevant is”
“Ze kunnen die beweringen immers moeilijk staven met cijfers en feiten” Nou, de aanvragen voor uitkeringen liegen er niet om. En dan proberen mij tot valse getuigenissen te bewegen.
U en ik hebben heel verschillende ervaringen uit bezetting en bersiap. Dat is toch niet bijzonder. Waar de een spreekt van leed, spreek ik van de prettige dingen die mij ook zijn overkomen. En tot slot, mijn studies zijn hier helemaal niet relevant. Daar heb ik hard voor gewerkt, had ik lol in, ben ik trots op (mag toch?) en werd volop gesteund door mijn vrouw. Met haar eigen oorlogservaringen! Zaterdag a.s. is daar de herdenking voor.