De Batak cultuur door de ogen van Tassilo Adam

Een foto vertelt soms méér dan duizend woorden. Meerdere van dit soort foto’s konden worden bezichtigd op de “Tentoonstelling der Bataksche Etnografische Verzameling en der Fotografien van Batakland en Volk”, van de fotograaf Tassilo Adam. De tentoonstelling, georganiseerd door de Delische Kunstkring, vond plaats van 14 tot en met 20 februari 1919 in de Witte Sociëteit in Medan.

Groepsportret familie van Sibayak Pa Mbelgah in Kabandjahe met de schedels van hun voorouders voor zich (TM)

Groepsportret familie van Sibayak Pa Mbelgah in Kabandjahe met de schedels van hun voorouders voor zich (TM)

 

Door Rob Jongmans

Adam beschouwde het als de merkwaardigste opname ooit door hem gemaakt, getuigend van oprechte vriendschap en groot vertrouwen: het portret van Sibayak Pa Mbelgah en zijn familie in Kabanjahe (Karo, Sumatra), met de schedels van hun voorouders voor zich. Die waren speciaal voor de fotograaf uit de geriten (schedelhuis) tevoorschijn gehaald en van de meest waardevolle doeken en sieraden voorzien. Deze foto is bij diezelfde gelegenheid gemaakt. Vertrouwen kunnen winnen is geen voorwaarde om een goed fotograaf te worden, maar het komt wel van pas. De Duitse planter Tassilo Adam (1878-1955) was een meester op dit gebied. Het stelde hem in staat alle facetten van de Batak bevolking vast te leggen. Later zou hij als gevestigd fotograaf in Yogyakarta een film maken, Mataram, waarbij hij wederom volledig opging in de lokale cultuur. Een ‘documentair cultuur-filmwerk in zeven acten’, zo wordt de film in een van de eerste tussentitels treffend neergezet. Ze kwam in vier jaar tijd tot stand en de Nederlandse première vond plaats in het Koloniaal Instituut op 15 februari 1927. Een deel van de film, waarvan zich een kopie bevindt in de collectie van het EYE Film Instituut, is gewijd aan de wajang wong voorstellingen die begin september 1923 in de kraton plaatsvonden ter gelegenheid van het vijfentwintigjarig regeringsjubileum van Koning Wilhelmina. Na afloop van die gebeurtenis vroeg Sultan Hamengku Buwono VIII aan Tassilo Adam om een fotoalbum samen te stellen, dat als souvenir aan de koningin werd aangeboden. Er bestaan meerdere exemplaren van dit prachtalbum. Het Tropenmuseum koestert er drie in haar collectie; een afkomstig van Koningin Wilhelmina, het exemplaar van gouverneur-generaal Fock en dat van resident Dingemans.

Sibayak Pa Mbelgah en zijn familie in Kabanjahe

Sibayak Pa Mbelgah en zijn familie in Kabanjahe

Terug naar Sumatra. De foto met Pa Mbelgah was in februari 1919 te zien op een tentoonstelling van de Delische Kunstkring in de Witte Sociëteit te Medan, waar door Tassilo Adam verzamelde Batak etnografica te zien was. Adam was in 1878 in München geboren als zoon van de Duitse schilder Emil Adam en zijn Italiaanse vrouw. Toen hij zestien was vertrok hij naar Wenen voor verdere scholing. Volgens zijn dochter zou hij daar een boek gelezen hebben over de Batak bevolking in Sumatra. Gefascineerd vertrok de avontuurlijk ingestelde Adam een jaar later op 21-jarige leeftijd richting Deli om er te gaan werken als assistent op een tabaksplantage. Hij had geregeld last van malaria-aanvallen naast andere tropische ziektes, waarvoor hij traditionele geneesmiddelen gebruikte. Hij moest zelfs ziekteverlof nemen in 1913. Terug in Wenen ontmoette hij zijn toekomstige vrouw Johanna. Ze trouwden en zij vergezelde hem naar Sumatra, waar ze drie kinderen kregen, Lilo, Claus en Inge.
Hoewel Adam als planter actief was op de Oostkust van Sumatra, hield hij zich liever bezig met het in kaart brengen van voor musea bestemde collecties. Al na zijn aankomst in 1899 kreeg hij daarvoor de gelegenheid van zijn chef Karl Maschmeijer, administrateur van Bindjei Estate. Twee jaar later werkte hij op de plantage Namoe Tongan waar hij voorwerpen van de Alas cultuur verzamelde voor G. Meissner en er ook een Batak collectie bijeenbracht die later door Dr. O. Henggeler naar Zürich werd gebracht. In 1903 werkte hij op de plantage Namoe Soeroe van de Senembah Maatschappij.

Vanaf 1910 ging hij zelf verzamelen, en na 1914 is hij zich in zijn vrije tijd gaan toeleggen op de fotografie. Waarschijnlijk fotografeerde hij al eerder, hij kende het medium in ieder geval goed. Tijdens zijn verblijf in Europa had hij in München een met lichtbeelden geïllustreerde lezing gegeven over het Tobameer. Hij hield zich toen ook al bezig met kleurenfotografie, waarover hij op 16 oktober 1914 een lezing gaf bij de Delische Kunstkring in Medan. In deze periode werkte en woonde hij op plantages in de omgeving van Pematang Siantar: in 1911 was hij administrateur op Siantar Estate, en van 1912-1915 administrateur op Simarito Estate. Toen hij in 1919 uit Sumatra vertrok was hij administrateur op de rubberplantage Batoe Nanggar.
Bijzonder is dat hij de camera uitsluitend richtte op de Batak bevolking, de planterswereld komt in zijn werk niet voor. Minder verwonderlijk is dat hij fotografeerde met het oog en de systematiek van de verzamelaar die hij was. Daardoor neemt hij een uitzonderlijke plek in onder de fotografen die op Sumatra werkzaam waren. De bijna 150 foto’s en 700 objecten die eerst in Medan en korte tijd later in Batavia geëxposeerd werden, zijn niet lang daarna toegevoegd aan de collectie van de afdeling Volkenkunde van het museum van het Koloniaal Instituut. Ze behoort tot de meest representatieve collecties over deze bevolkingsgroep ter wereld. De foto’s zijn door hemzelf vervaardigde vergrotingen, die als enkele foto, collage-gewijs of als panorama, op kartons zijn geplakt. De kartons zijn geordend naar thema en een aantal foto’s zijn gesigneerd. Ook de originele Ilford glasplaten (glasnegatieven) worden in de Tropenmuseum-collectie bewaard, gemaakt met een Ica- Tropica camera (9×12) en de Zeiss lenzen Tessar, Protar en Magnar. Uitzonderlijk zijn de interieuropnames in het huis van Pa Mbelgah waarbij Adam gebruik maakte van magnesiumlicht, wat door de ontploffing die het veroorzaakte niet zonder gevaar was. Het geheel overziend is het bij uitstek een collectie waarin objecten en foto’s nauw met elkaar zijn verweven.

Tegen het einde van 1919, het jaar van de succesvolle tentoonstelling, verruilde Adam de Oostkust van Sumatra voor de omgeving van Palembang waar hij een betrekking had aanvaard bij het Nederlands-Indisch Landsyndicaat. Bedoeling was om in het voorjaar van 1920 definitief naar Europa terug te keren. Op 29 september 1919 verscheen in de Sumatra Post dan ook de volgende mededeling: “Advertentien. Wegens vertrek verkoopt Ondergeteekende zijn geheele, zeer uit gebreide en mooie Photographische Instalatie Toestellen, Vergrootings-Toestel enz. enz. Tasilo Adam, Batoe Nanggar. Inlichtingen bij den Heer John, Atelier Kleingrothe, Medan.” Dezelfde krant wijdde op 6 november een artikel aan Adam dat eindigde met de woorden: “Met Adam verdwijnt een ontwikkeld, bekwaam planter van de Oostkust, tevens een amateur-fotograaf en verzamelaar van den eersten rang die er echter tevergeefs naar de millioenen gezocht heeft.”
In augustus 1920 had Adam in Zuid-Sumatra een ontmoeting met gouverneur-generaal Van Limburg Stirum die er een rondreis maakte. Adam liet hem zijn foto’s zien, wat hem geen windeieren opleverde. De Sumatra Post meldde op 29 december 1920: “De hier bekende planter Tasilo Adam is ter beschikking gesteld van den directeur van B.B. en toegevoegd aan het Encyclopaedisch Bureau. Voor dit bureau zal de heer Adam etnografische studies maken. Eerst zal waarschijnlijk Korintji het terrein van werkzaamheden zijn, daarna Soembawa, Flores, Celebes. Behalve gewone fotografische opnamen zal de heer Adam ook films opnemen, waarvoor hij de beschikking krijgt over een toestel, aan de eisen des tijds beantwoordend. Een en ander schijnt min of meer een gevolg te zijn van een bezoek, dat de gouverneur-generaal in gezelschap van resident Westenenk op Padang Karit, waar de heer Adam administrateur is (was), gebracht heeft en waar de g.g. toen de collectie foto’s, door de heer A. van den Hoogvlakte gemaakt, bewonderde.”

Het volgende jaar ontdekte Adam in zijn nieuwe functie dat er te Jambi gebatikt werd, iets dat daarvoor niet bekend was. Als ambtenaar van het Binnenlands Bestuur gaf hij op 26 februari 1922 een lezing over kleurenfotografie in de Kunstkring te Batavia (Jakarta). Daarbij toonde hij onder meer foto’s van de Kubu bevolkingsgroep, gemaakt tijdens zijn reis in regeringsopdracht dwars door Sumatra; van Palembang door Jambi en Kerinci naar de Westkust. Lang is hij niet verbonden geweest aan het Encyclopaedisch Bureau. Begin jaren twintig verhuisde de familie Adam naar Yogyakarta waar Tassilo Adam een fotostudio opende en er het hofleven en de lokale cultuur in de “Vorstenlanden” (Yogyakarta, Surakarta) fotografisch en filmisch vastlegde. Kleurenfotografie bleef hem bezighouden: zo gaf ‘de Gedeh’ in 1924 een reeks kleurige prentbriefkaarten uit, gebaseerd op kleurendia’s die Tassilo Adam gemaakt had volgens het autochromeprocédé van de gebroeders Lumière.

In 1926 werd Tassilo Adam wederom ziek (amoebendysenterie), hetgeen de familie deed besluiten terug te keren naar Europa. Ze verbleven enige tijd in Salzburg, Wenen en Nederland, maar vertrokken uiteindelijk naar New York, waar Adam van 1929 tot 1934 een aanstelling kreeg als conservator in het Brooklyn Museum. Gedurende die tijd en daarna schreef hij enkele artikelen en probeerde hij tevergeefs terug te keren naar Indonesië. Tassilo Adam stierf in 1955.

x

Dit artikel verscheen eerder op de website van het Tropenmuseum, Amsterdam

Dit bericht werd geplaatst in 9. Java Post. Bookmark de permalink .

7 reacties op De Batak cultuur door de ogen van Tassilo Adam

  1. j.w.hoegen zegt:

    mooi , mooi , mooi !

    • Aelle zegt:

      Paleontologie: De Homo sapiens verloor de zware wenkbrauwboog en kreeg zo meer ruimte voor gezichtsexpressie.
      Dit slaat op de oude schedels met de brede neusgaten, wel met een hersenpan als een halve voetbal.

  2. Arthur Olive zegt:

    Velen in onze westerse cultuur verzamellen geen schedels maar de ass van hun dierbaren staan mooi in een pot op de schoorsteen. Ik heb zelfs gezien dat ze gaan bidden bij die pot.

    • Jan A. Somers zegt:

      “gaan bidden bij die pot.” Niet zo erg toch? Mijn Zeeuws meisje heeft een hangertje met as van onze vroeg overleden zoon aan haar halsketting. En een bloemetje uit de tuin bij zijn portret. Je bent pas dood als er niet meer over je wordt gepraat. En een overleden zoon is voor de ouders toch iets bijzonders?

      • Arthur Olive zegt:

        “Je bent pas dood als er niet meer over je wordt gepraat.”
        Een overleden zoon is voor de ouders zeer zeker iets bijzonders. Kinderen zouden hun ouders niet mogen voorgaan, maar wat zitten we hier dan te kletsen als al die slachtoffers van de oorlog en de Bersiap nog leven?

  3. Bill Zitman zegt:

    Wel leuk….’ass’😀. Dit woord betekende en betekent in alle vormen van het Engels ‘ezel’, maar is in het Amerikaans Engels ook hoe het algemene arse (‘kont’) gespeld wordt (waarschijnlijk oorspronkelijk een spelfout, verkregen door verwarring van r in non-rhotic accenten niet uitgesproken wordt).
    Never mind mr. Olive – ook ík vergeet spell-check weleens op mijn computer en hier in Australië heb ik ook drie potjes ‘as’ van geliefden op de schoorsteen staan😀.

    • R Geenen zegt:

      @hoe het algemene arse (‘kont’) gespeld wordt@

      Ik weet niet hoe het in andere staten of de US dit woord wordt uitgesproken, maar in SoCal hoor ik vaak AES zeggen. Het midden tussen de letters A en E.

Geef een reactie op Aelle Reactie annuleren