De poedel van het Waterlooplein

Het begin van de 19e eeuw zou van cruciaal belang blijken te zijn voor de geschiedenis van Nederlands-Indië. Met de teloorgang van de V.O.C. was een herstel van de macht van de Indische vorsten niet onwaarschijnlijk. De gebeurtenissen in Europa deden echter een nieuwe koloniale wind opsteken.

Het Waterloomonument, voor het paleis van Daendels

Het waren roerige tijden. Om te beginnen was daar de pro-Napoleontische gouverneur Herman Willem Daendels, die, aangesteld door het in Nederland heersende Franse bewind, de macht naar zich toe trok door de aanleg van de Groote Postweg en de uitbreiding van het koloniale leger.  Het bleek echter onvoldoende om de in 1811 op Java landende Engelsen tegen te houden.  De nieuwe bestuurder, Thomas Stamford Raffles, was misschien iets meer verlicht dan zijn voorganger (onder zijn bewind zag de plantentuin in Buitenzorg het licht), veel veranderde niet.

Toen Napoleon voor het eerst door de Geallieerden verslagen was, in 1814, werd door de overwinnaars bepaald dat het Franse – revolutionaire – gevaar moest worden ingedamd door een sterke staat aan de Franse noordgrens, te weten een samengaan van België met de Bataafse republiek. Een dergelijke staat zou echter pas enige macht hebben, als zij gevoed  werd door koloniën, en dus werd Java in dat jaar weer teruggegeven aan de Nederlanden, en kwam hier aan het Engelse ‘tussenbestuur’ een eind. 

Napoleon liet echter nog één keer van zich horen. Ontsnapt uit zijn verbanningsoord Elba stelde hij zich weer aan het hoofd van een Frans leger. Dit keer om definitief te worden verslagen. In juni 1815 verloor hij de slag bij Waterloo, en keerde de rust in Europa terug.

‘Indië’, wat op dat moment niet veel meer was dan Java en de Centrale Molukken, viel onder het bestuur vanuit het nieuwe Nederlandse machtscentrum Brussel. Na Van der Capellen en De Kock, had men in 1826 enige moeite met vinden van een opvolger van een nieuwe gouverneur-generaal. Gelukkig stelde zich beschikbaar de ‘Belgische’ landheer Leonard du Bus de Gisignies.

Genootschap van Waterloo

Burggraaf L. du Bus de Gisignies

Du Bus was in Brussel voorzitter van het zogenaamde Genootschap van Waterloo, een monarchistische club die zich ten doel stelde, in de woorden van destijds:  “het vereeuwigen van het aandenken aan de glorierijke dagen van 16 tot en met 18 Juni 1815, het jaarlijks eene stichtelijke karavane naar de velden van Waterloo te doen (organiseeren), een begrafenisbezoek bij de schimmen van onze brave verdedigers af te leggen en antirevolutionnaire beginselen, dat is liefde voor ons schoon vaderland en gehechtheid aan den koning, te verbreiden.”

Du Bus was nog nauwelijks in Batavia gearriveerd, of hij richtte ook hier een soortgelijk Genootschap op. Een aantal vermogende notabelen werd bereid gevonden in het bestuur zitting te nemen. Er werd een Waterloo-standaard uitgedacht en daarvoor een standaarddrager aangesteld, er werd een Waterloomars gecomponeerd, en eindelijk ook een plan tot een Waterloo-zuil opgesteld.

Op 8 februari 1826 liet de Bataviasche Courant weten: “Namens den Raad van Bestuur van het Genootschap van Waterloo, worden bij dezen alle bouwkundigen, schilders en andere liefhebbers van schoone kunsten vriendelijk uitgenoodigd vóór den 1sten der maand juni aanstaande aan het Genootschap in te zenden, het plan, bestek en begrooting van kosten, vergezeld van de noodige teekeningen, van een zinnebeeldig of toepasselijk eenvoudig monument, op eene daartoe alhier ter hoofdplaatse uittekiezen geschikte plaats, opterigten, ter vereeuwiging van den, voor den nationalen roem- en onafhankelijkheid zoo glorierijken dag van den slag van Waterloo, op den 18den juni 1815”

De oproep leidde tot een negental zeer vergelijkbare inzendingen. Steeds was sprake van ‘eene naald, kolom of pijramide’, enkele hadden kanonnen en andere leeuwen, en de voorgestelde spreuken ware alle even waar als hoogdravend: ‘On fait ce que’on peut, et non ce que’on veut’,Liefde voor Vorst en Vaderland was hunne leus’, ‘Pligt en Nijverheid’,’ Voor de Helden van Waterloo’. Aanvankelijk zou dit monument op het Koningsplein moeten verrijzen, maar dit plein werd te groot geacht. Volgens een latere waarnemer zou het hier “het effect van een bezemsteel in een weiland hebben gemaakt.” Tenslotte werd gekozen voor het Paradeplein, dat nu werd omgedoopt in Waterlooplein. Het moet gezegd: de omgeving was voor een dergelijk monument geëigend. De grasvlakte, omzoomd door enkele statige gebouwen zoals de kathedraal, het paleis van Daendels, het hooggerechtshof en de sociëteit Concordia, werd normaliter alleen gebruikt voor militaire exercities. Een beetje aankleding zou niet misstaan.

Een poedel

De keuze van het ontwerp, gedaan door de leden van het Genootschap, werd later echter veelvuldig bekritiseerd. Het werd een ca. 20 meter hoge zuil met daar bovenop een op een leeuw gelijkend dier met een kanonskogel onder zijn rechter voorpoot. Waarschijnlijk moest het een kopie voorstellen van de leeuw die enkele jaren eerder bovenop een pyramide-achtige heuvel was geplaatst in het Belgische Waterloo. Omwille van de haast – Du Bus was slechts tijdelijk in Indië en wilde nog tijdens zijn ambtsperiode het monument aanschouwen – werd gekozen voor het gebruik van bepleisterde gebakken steen voor de zuil, en hout (!!!) voor de leeuw. Het gevolg was, dat later de zuil ieder jaar zes weken in de steigers stond om opnieuw te worden bepleisterd, en dat enkele tientallen jaren en vele moessonregens later, de struiken uit het achterste van het roofdier groeiden. Bij de Europese inwoners van Batavia stond het beeld al snel bekend als ‘het hondje’ of ‘de poedel’.

Los van de povere technische uitvoering, ook aan de bedoelingen werd getwijfeld. Enkele commentaren uit resp. 1869 en 1881:

“Aan de oostzijde zag ik in dat voetstuk, dat overigens gewoonlijk met krijtopschriften is bedekt, welke weinig pleiten van de aanleg en de beschaving van de Indische jeugd die ze nederschreef, een plaat van lelijke gele steen aangebracht met een zeer onduidelijk inschrift bedekt. Met moeite ontcijferde ik: In aeternam celeberrimi Diei. maar ik had geen lust meer om verder te ontraadselen of dit monument ter herinnering van den 18 Juni 1815 dan wel ter verheerlijking van de Burggraaf Du Bus was opgericht. Een Latijns opschrift op een Indisch monument! Welk een dwaasheid!”

De intekenaren van het monument

“Het kleine gedenkteken dat zich op het rondeel van het Waterlooplein te Batavia bevindt, heeft geen ander doel dan om de inlanders zand in de ogen te strooien. Sommige Javanen hebben hunne meesters naar Europa vergezeld en hebben zich met eigen ogen kunnen overtuigen welke rang het koninkrijk der Nederlanden er bekleedt; maar voor de grote massa van het Javaanse volk is Holland de eerste onder de mogendheden zo te land als ter zee. Het heeft zijn nut hen in die mening te versterken en tot dat einde staat er dan ook op de kolom van het Waterlooplein, dat niet meer of minder te lezen dan dat de dappere soldaten van Nederland de dwingeland bij Waterloo hebben geveld!”

Het monument heeft het toch op de een of andere manier weten vol te houden tot de Japanse bezetting. Mogelijk werd het tegelijkertijd met het beeld van Jan Pietersz. Coen, eveneens op het Waterlooplein, in 1943 tegen de grond gewerkt.

In de Nieuwe Courant van 8 maart 1950 vinden we nog een laatste verwijzing:

“Een bulldozer heeft, toen de bestuurder tegen een van de hoekstenen van het Waterloo-monument stootte, een stukje historie aan het licht gebracht. In een van de hoekstenen was namelijk een holte uitgebeiteld, waarin een loden kistje geborgen stond. In dit kistje bevonden zich een gedenkplaat en een aantal oude munten. De ontdekking werd gedaan door de bestuurder van de bulldozer, de korporaal Erprath, die op last van de sergeant-majoor W. Lips een hoeksteen met zijn bulldozer opzij duwde. Het was de heer Lips, naar hij later verklaarde, bekend, dat het een gewoonte was om bij het voltooien van een bouwwerk iets in te metselen. Deze wetenschap had hij geput uit de radio-causerieën over Oud-Batavia. Toen hij de bulldozer bij het monument aan het werk zag, schoot hem plotseling te binnen, dat ook in het voetstuk van dít gedenkteken wel eens een souvenir achtergelaten zou kunnen zijn. Zijn vermoeden werd bewaarheid. In het loden doosje waren geborgen: Een koperen gedenkplaat met het opschrift: Gedenkteken gewijd aan de dag van de 18de Juni 1815. Opgericht 1828 Waterloo (onleesbaar) Batavia; een gouden tientje van 1825, drie zilveren muntstukken, en een muntstuk dat zo versleten is, dat noch het materiaal, noch het opschrift te onderscheiden is. De vondst is gedeponeerd bij het Plaatselijk Commando te Djakarta.”

Waarvan akte.

x

Dit bericht werd geplaatst in 9. Java Post. Bookmark de permalink .

6 reacties op De poedel van het Waterlooplein

  1. August Pijma zegt:

    Bedankt voor weer een stuk mooie geschiedenis.

  2. robert schreurs zegt:

    De slag bij Waterloo vond plaats op 18 juni 1815, niet in 1816, zoals in het artikel gesteld !!!!! (Ik woon overigens op ongeveer 15 km van het voormalig slagveld)
    Napoleon werd voor het eerste verslagen door de “geallieerden” (maar niet met de Engelsen !) in de slag bij Leipzig (Volkerschlacht) in oktober 1813. Zie het boek “Napoleon the great” van Andrew Roberts 2014, de “ultieme” biografie van Napoléon.

    • buitenzorg zegt:

      Beste Robert, elders in het artikel wordt twee maal verwezen naar 1815. De vermelding 1816 was dus een typefout.
      De andere correctie reken ik mezelf meer aan. Natuurlijk, zoals je zegt: de Geallieerden.
      Dank voor het meelezen!

  3. Wal Suparmo zegt:

    Hier ( voor het oude paleis) heeft het beeld van J.P.COEN gestaan met een gebaar wijzend naar beneden.( de grond).” Daar heb ik gep…..!

  4. Jan A. Somers zegt:

    In Nederland was het in die na-revolutionaire tijd ook een zooitje. De daadwerkelijke invloed van de Verlichting op de praktijk van het beheer van de koloniën is gering geweest. Ook was de belangstelling in Nederland voor koloniale zaken na de omwenteling even gering als voorheen. Enkele tientallen revolutionaire jongeren van de betreffende Committé’s hadden zich genesteld in de zetels van de verjaagde bewindhebbers; zij hadden weinig last van controle en konden hun eigen gang gaan. Krachtens de Staatsregeling van 1798 was inmiddels de VOC ontbonden en werd het monopolie met ingang van 1 januari 1800 beëindigd. Bepaald werd dat het oude Compagniesstelsel zou blijven bestaan met enkele wijzigingen die de staatscommissie van 1790 had voorgesteld. Tevens werd bepaald dat de Bataafsche Republiek, als rechtsopvolger van de VOC, alle bezittingen, schulden en baten zou overnemen; het opperbestuur over de bezittingen overzee werd opgedragen aan het ‘Uitvoerend Bewind’ van de Republiek. Met de instelling van de ‘Raad van Aziatische bezittingen en etablissementen’ kwam op 1 mei 1800 formeel een eind aan de voormalige verhoudingen met de bezittingen in Indië en werd de nieuwe, nu koloniale relatie een feit. Indië was een kolonie geworden.
    Daendels verdeelde Java in negen prefecturen, elk onder leiding van een prefect, naderhand landdrost genoemd. Staatsrechtelijk was dit een vergaande ingreep, een omwenteling; het oude ambt ‘resident’ doelde op een vertegenwoordiger van de gouverneur-generaal bij de hoven van de regenten en vorsten op Java, dat waren tot nog toe de ‘soevereine’ bestuurders. Nu was de prefect of landdrost zelf de bestuurder, namens de gouverneur-generaal.
    Bestuurlijk voerde Daendels een dualistisch beleid. Enerzijds gaf hij de vorsten van Java opdracht de kinderen te onderwijzen in de adat en de eigen kunstvormen opdat die cultuur niet verloren zou gaan. Anderzijds maakte hij als een echte patriot een eind aan hun verheven vorstelijke positie ten opzichte van de bestuurders uit Batavia. Deze vorsten waren van oorsprong hoofden die hun relatie met de VOC hadden gebruikt om zich onafhankelijk van de Soesoehoenan te maken en nu pretendeerden zelf vorst te zijn. Daendels maakte een eind aan hun feodale privileges en de erfopvolging, en gaf die vorsten de status van door de prefecten aangestelde hogere ambtenaren. Daendels was geen hervormer op basis van de liberale denkbeelden van Van Hogendorp, maar richtte zich op een efficiënt bestuur.
    In 1811 veroverden de Engelsen tenslotte ook Java dat tot 1816 onder Brits bestuur kwam van lieutenant-governor Thomas Stamford Raffles. Deze breidde het aantal prefecturen uit tot zestien. Raffles wilde de kleine boeren tot enig rechtmatig eigenaar of pachter van de grond maken maar hield daarbij, evenmin als Daendels, geen rekening met de trots en de traditionele rechten van de vorsten en met de archaïsche eerbied van het landvolk voor de eigen heersers. Hij schafte in 1813 het monopoliestelsel en de herendiensten van de voormalige VOC af en verving deze door een jaarlijkse huur of pacht, de ‘landrente’. De invordering van deze belasting was in handen van (Europese) ‘collectors’, ambtenaren die zich buiten de regenten om rechtstreeks tot de desahoofden moesten wenden, waarmee de invloed van die regenten nog verder werd teruggebracht.
    Raffles had hoge achting en een grote belangstelling voor de inheemse bevolking, hun talen en hun cultuur. Hij onderkende voorts het grote historische belang van de in 1814 ontdekte resten van de Boroboedoer en na zijn vertrek schreef hij het tweedelige ‘History of Java’. Vanwege de korte tijd waarin de door hem geïnitieerde hervormingen moesten worden doorgevoerd konden deze overigens niet altijd met succes worden afgerond, en mede vanwege de verslechterende financiële situatie was op grote schaal sprake van verpaupering. In de Plantentuin in Bogor is het monument voor zijn vrouw te vinden.
    Daendels en Raffles hebben het door Coen in Batavia gestichte bestuursapparaat weten te moderniseren. Het werd voor de gouverneur-generaal nu beter mogelijk vanuit het centrale bestuur het hele gebied te beheersen: de residenten, de voormalige vertegenwoordigers van dat bestuur bij de vorstenhoven, werden nu daadwerkelijk bestuurders. Vooral de bestuurshervormingen van Raffles leverden een versteviging van gezag op; die hervormingen werden bij terugkeer van het Nederlandse bestuur voor een belangrijk deel overgenomen en gecontinueerd.

  5. J. Michiel Alma zegt:

    Dank , Heer Somers , voor dit extra lesje geschiedenis , nuttig en leerzaam voor velen ,

    groet , Michiel Alma

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s