Moord op controleur De Kat Angelino in 1919 op verschillende wijzen herdacht
“Per gouvernementsvaartuig ´Zwaluw´ zullen, naar onze correspondent te Menado seint, de resident van Menado, beide assistenten-resident en de commandant van de gewapende politie naar Saloempagan in Toli-Toli vertrekken, alwaar de onthulling zal plaats vinden van een monument ter nagedachtenis van wijlen controleur De Kat Angelino, die aldaar op 5 Juni 1919 werd vermoord.”
Aldus het Soerabaijasch Handelsblad van 13 februari 1932. Een paar dagen later verscheen een verslag van de gebeurtenis in Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië:
“Op de 18de Februari liet de Zwaluw haar anker vallen voor Salampagam, waarop kort daarna de motorboot werd gestreken waarmede Resident Van Aken, vergezeld van de beide assistent-residenten van Menado, de heren Oberman en Bruggeman, de assistent-residenten van Gorontalo en Donggala, de gezaghebber van Toli-Toli, de divisie-commandant van de gewapende politie, het hoofd van de politieke recherche en de commandant van de Zwaluw zich aan wal zou begeven, gevolgd door de vlet, die de meegenomen kransen aan boord had.
Het gezelschap werd op het strand ontvangen door de waarnemend zelfbestuurder van Toli-Toli en hoofden, terwijl verder aanwezig was een halve brigade gewapende politie. Bij de ingang van de kampong Salampagam was een ereboog geplaatst, waarop het woord ´Welkom´, terwijl langs de weg, welke recht naar het monument leidt, versierde bogen van klapperbladeren waren aangebracht. Het was een indrukwekkend moment, toen kort na de begroeting de stoet zich zwijgend opmaakte in de richting van het monument, dat aan het eind van de versierde weg in zijn schitterende eenvoud verrees. De bevolking was in niet groten getale vertegenwoordigd en stond op enige afstand van het gedenkteken, aan de linkerzijde waarvan zich de gewapende politie had opgesteld, terwijl de Resident en de overige ambtenaren het monument bezichtigden. Daarna stelden de Resident met de overige bestuursambtenaren en de zelfbestuurder zich ter rechterzijde van het gedenkteken op, waarna de Resident naar voren trad om de volgende rede uit te spreken:
´Bijna 13 jaren is het geleden, dat controleur De Kat Angelino hier met de zijnen viel in de uitoefening van zijn plicht. Een siddering is toen gegaan door heel Nederlands-Indië en het Moederland. Pijnlijk en schrijnend is altijd geweest de vraag, of deze overval, deze moord niet had kunnen worden voorkomen. Men vroeg zich af, waartoe dit gruwelijk feit moest plaatshebben; is dan De Kat Angelino voor niets gevallen? Ongetwijfeld moeten de discussies hierover de zwaar getroffen familie zeer veel leed hebben gedaan. Wij zullen nauwelijks kunnen beseffen, hoe pijnlijk dit voor de familie De Kat Angelino moet zijn geweest.´ Dan, zich richtend tot de heer Oberman, zei de Resident:
´Ik verzoek U, als vriend van de familie De Kat Angelino, aan de oude moeder en de broeders van de overledene te willen mededelen, dat De Kat Angelino niet vergeefs is gevallen. Dit schone monument moge in lengte van dagen strekken ter nagedachtenis van de jongen bestuursambtenaar, die hier gevallen is.´
En, zich richtend tot de heer Hirschman, vervolgde de Resident: ´Ik verzoek U, assistent-resident van Donggala, controlerend ambtenaar van Toli-Toli, U te willen belasten met het toezicht op dit monument. Laat het niet vervallen en bij Uw vertrek uit dit ressort, draag deze bijzondere zorg nadrukkelijk over aan Uw opvolger. Ook ik zal niet nalaten, de bijzondere aandacht van mijn opvolgers te vestigen op het schone gedenkteken, dat hier in Salampagam is opgericht.´
Hierna legde de Resident namens het corps der Europese bestuursambtenaren een grote krans.
Het monument bestaat uit een vierzijdige obelisk, uitgevoerd in cement op dito voetstuk. De zuil is aan alle zijden bekleed met marmeren platen, welke met bronzen kop schroeven zijn bevestigd. Onder aan het voetstuk is bevestigd een marmeren plaat met de inscriptie: ´Ter gedachtenis aan J.P. de Kat Angelino, in leven controleur van Toli Toli, die de 5de Juni 1919 hier viel in de uitoefening van zijn beroep.´ Het geheel is vier meter hoog en uitgevoerd onder toezicht van de heer Sachomski, opzichter der landschapswerken Donggala, die in November 1929 dit monument ook ontworpen heeft. Nadat de plechtigheid hier was afgelopen, begaf de stoet zich naar het gedenkteken, dat reeds enige jaren geleden voor de gesneuvelde gewapende politiedienaren is opgericht. De Resident legde een krans, waarbij een korte, maar krachtige rede in het Maleis werd gehouden, welke rede werd beantwoord door de divisiecommandant der gewapende politie. Hierna is het gezelschap aan boord van de Zwaluw teruggekeerd, om door te stomen naar Toli-Toli, waar de 19de ’s morgens de Resident met enige plechtigheid een krans legde op de gedenksteen van de vermoorde waarnemend zelfbestuurder en zijn belastingschrijver. Zo zijn voor alle medegevallenen van De Kat Angelino gedenkstenen opgericht op hunne graven, terwijl de monumenten voor De Kat Angelino zelf en voor de gevallen gewapende politiedienaren verrezen op de plaatsen, waar zij hun leven lieten.”
De aanwezigheid van de gewapende politie bij de onthulling geeft te denken. Een paar maanden later wist Het Vaderland nog enkele nieuwe details van de onthulling te vermelden:
“In aansluiting op de desbetreffende Aneta-telegrammen uit Indië kunnen we over de plechtige onthulling van een gedenkteken, opgericht ter nagedachtenis van den in 1919 in Toli-Toli gevallen controleur De Kat Angelino, nog de volgende bijzonderheden mededelen: Het initiatief tot het plaatsen van een gedenkteken in Saloempagam, de desa aan de Noordkust van Toli-Toli gelegen, waar de moord werd gepleegd, is uitgegaan van de assistent-resident J. Oberman, die in Leiden de drie broeders De Kat Angelino als vrienden gekend heeft. Door vele mutaties onder de bestuursambtenaren kon zijn initiatief niet worden uitgevoerd met die voortvarendheid, welke hij wenste. Maar tenslotte kon dan toch gevolg worden gegeven aan de gedachte om op kosten van de landschapskas van Toli-Toli een passend gedenkteken te plaatsen in de desa waar de jonge controleur in de vroege ochtend van den 5de Juni 1919 met velen van zijn gevolg viel. (….)
Voor de ingang van het dorp was een erepoort opgericht met het woord Welkom, een begroeting, welke bij deze bijzondere plechtigheid wat vreemd aandeed, maar toch een getuigenis was van de goede gezindheid der bevolking, voor wie het toch niet aangenaam zal zijn blijvend te worden herinnerd aan de wandaad van 1919. (…)
Het monument voor wijlen Controleur De Kat Angelino is een obelisk van vier meter hoog, op een voetstuk van cement, aan alle zijden bekleed met in Soerabaja vervaardigde marmeren platen, vastgehecht met bronzen knoppen. Onder aan de voet is een marmeren plaat bevestigd, met de woorden:
´Ter nagedachtenis aan J. P. de Kat Angelino, in leven Controleur van Toli-Toli. die de 5de Juni 1919 hier viel, in de uitoefening van zijn beroep´. Aan de achterzijde is in het Maleis een opschrift gesteld: ´Tanda Peringatan Kepada Almarhoem J. P. de Kat Angelino, controleur di Toli-Toli, jang wafat pada tanggal 5 Juni 1919, pada waktoe la mendjalankan kewadjibannja´.”

Het pantserschip Hr.Ms. De Zeven Provinciën (1910-1933) in 1921, op de rede voor Salumpaga. Een teken van macht.
De Sarekat Islam
In deze berichten over de onthulling van het monument geen woord over het conflict dat tot de dood van De Kat Angelino had geleid. Hierover het Algemeen Handelsblad:
“De onthulling van dit gedenkteken voert ons in herinnering terug naar de woelige dagen van Juni 1919, het jaar van grote propagandistische activiteit in de kringen der Sarekat Islam. Het was toen dat deze vereniging – welker leider Tjokroaminoto, geplaatst tussen de richting van de nationaal-democraat Abdoel Moeis en die van de revolutionnair-socialist Semaoen, ter bewaring van de eenheid grote concessies moest doen aan de Semarangse roden – onder de leuze van ´strijd tegen het zondig kapitalisme´ te velde trok tegen de suikerindustrie eerst, als vertegenwoordigster van het overheersers-kapitalisme. Een actie werd ingezet – in het kort verhalen wij hier even de voorgeschiedenis – ter verkrijging van inkrimping van het suikerriet-areaal ten behoeve van de rijstaanplant, als maatregel om in de heersende rijstschaarste te voorzien.
Nauwelijks was deze strijd verloren en waren de gemoederen op Java tot rust gekomen, of op Celebes trokken de toestanden de aandacht. Kort na een propaganda-bezoek van den Sarekat Islam, vice-president Abdoel Moeis aan Midden-Celebes, brak in Toli-Toli op 5 Juni 1919 een oproer uit, waarbij een Nederlands bestuursambtenaar, een landsgrote en enige politie-beambten verraderlijk werden vermoord. De S. I.-propaganda had er de primitieve bevolking tot razernij gebracht. (…)
Het gedenkteken voor wijlen controleur De Kat Angelino is dus eerst onthuld dertien jaren nadat hij viel in dienst van zijn vaderland. Waarbij wij erop wijzen dat zijn graf zich bevindt op de begraafplaats Tanah Abang te Batavia, waarheen destijds het stoffelijk overschot werd overgebracht.”
Met andere woorden: het was de schuld van de opruiingen van de Sarekat Islam die ertoe had geleid dat de bevolking van Saloempagan zo gewelddadig was geworden. Misschien had deze uitleg een grond van waarheid. In 1993 schreef de Amerikaanse historica Ruth T. McVey: “In de maand mei 1919 reisde Moeis namens de Sarekat Islam over Celebes: zijn reis inspireerde tot nieuw enthousiasme voor de beweging, en in sommige streken weigerden de bevolking bij te dragen aan de herendiensten. Een maand later werd de Nederlandse controleur De Kat Angelino vermoord toen hij in Toli-Toli deze herendiensten wilde forceren.”
In de Nederlandse pers werd duidelijk de schuld gegeven aan de Sarekat Islam. Toch gaf ook McVey al aan, dat de zaak ingewikkelder lag. De voorstanders van een ethische politiek voelden zich ongemakkelijk bij het gebeurde. Zowel het Volksraadlid Abdoel Moeis als de vermoorde De Kat Angelino werden beschouwd als gematigd. Tegenstanders van de ethische benadering spinden garen bij de moord door te wijzen op de noodzaak van een meer harde aanpak. Het lijkt erop dat de tijdsgeest een grote rol heeft gespeeld bij het gebeurde. Men bedenke hier, dat de Russische Revolutie anderhalf jaar eerder had plaatsgevonden, en dat ook in Nederland, bij monde van Pieter Troelstra, kort daarvoor de revolutie was uitgeroepen. Zelfs een kleine desa-opstand in Noord-Celebes hield verband met het wereldgebeuren.
De uitleg volgens Indonesische zijde
Op de website van Salumpaga, zoals het dorp thans heet, lezen we de Indonesische versie:
“Volgens de bestaande belastingordonnantieën waren de bewoners van Saloempaga verplicht tot het leveren van herendiensten: belasting in arbeid. Kort voor de vastenmaand kregen zij opdracht veertig man te leveren voor de aanleg van een weg tussen Naloe en Kalangkangan. Omdat de duur van hun arbeid (14 dagen) zich zou uitstrekken tot 6 dagen binnen de ramadantijd, verzochten zij om uitstel. Dit nu werd geweigerd. De Kat Angelino en de lokale regent verwezen steeds naar elkaar. De mannen die het werk moesten uitvoeren, ontvluchten het dorp.
De Kat Angelino stapte nu aan boord van een prauw, samen met enkele belasting-ambtenaren en vijf politie-agenten, om in Saloempaga orde op zaken te stellen. Het dorpshoofd vertelde hem dat de mannen niet waren gevlucht, maar zich slechts tijdelijk bij hun familie hadden gevoegd om de vastentijd te vieren. De Kat Angelino accepteerde deze uitleg niet, en gaf de politie opdracht de mannen gevankelijk mee te voeren naar Toli-Toli. Toen de hadj De Kat Angelino verzocht om in ieder geval de mannen ongeboeid te vervoeren, en ook hierop het antwoord negatief was, werd De Kat Angelino onthoofd met een enkele slag van een parang (kapmes). De eerder gevangen genomen dorpelingen stortten zich nu op de politie-agenten en belasting-ambtenaren en doodden ook dezen.
De strijd was ongelijk. Toen het bericht van de moord Toli-Toli bereikte, begaf assistant-resident Junius zich met een klein legerescorte aan boord van m.s. Janssens naar Saloempaga. Achtentwintig dorpelingen werden gevangen genomen en opgesloten in gevangenissen in Makassar, Menado en Soerabaja. In 1921 veroordeelde de Landraad drie man, Kombong, Otto en Hasan, tot de doodsstraf, de hadji tot levenslange gevangenisstraf, en de overige 24 tot straffen van 5-20 jaar. Ver van hun desa zaten de mannen hun straffen uit in de gevangenis op Noesa Kembangan, aan de zuidkust van Java.”
´Gewapend verzet, hoe dan ook´
Aldus de versie van de Indonesiërs. Het Nederlandse antwoord, zoals vermeld in het ´Kort verslag´ van de residentie Menado over juni 1919:
“Ofschoon het onderzoek naar de treurige oorzaken van het treurig voorval nog niet geheel afgelopen is, mag als vaststaand aangenomen worden, dat de invloed der Serikat Islam het is geweest, die de bevolking in een zulken staat van opwinding bracht, en die invloed is na het bezoek van Abdoel-Moeis plotseling zeer versterkt. (…) Het dient vermeld dat de aanvankelijk verkregen indruk, als zoude het voorgevallene toe te schrijven zijn aan verbittering wegens het ten uitvoer leggen der straffen wegens verzuimde, herendiensten juist tijdens de Poeasa, niet bevestigd is. Deze opvatting was het gevolg van verklaringen van het kampong-hoofd, volgens wie twee malen aan de controleur verzocht was, de tenuitvoerlegging van straffen uit te stellen tot na de Poeasa. Dit hoofd is nadien echter hoogst onbetrouwbaar gebleken. Zijn verklaringen zijn niet bevestigd door anderen; integendeel, ten stelligste door het districtshoofd van Noord-Toli-Toli tegengesproken. De Poeasa zelf had op de houding der bevolking geen invloed. Ook buiten de vastentijd zouden de zaken de zelfde loop genomen hebben. Reeds in de in Mei gehouden vergadering, na die welke Abdoel Moeis belegd had, was tot verzet besloten, onafhankelijk van de tijd, voor, tijdens of na de poeasa, waarop de – onwilligen en nalatigen last tot het hervatten van herendienstwerk zou gegeven worden. Uit het onderzoek is gebleken, dat de komst van de controleur in ieder geval, op welk tijdstip ook, tot gewapend verzet zou hebben geleid.”
Het monument
Waar geen van beide partijen over spreekt – en misschien was het wel méér dan een detail – was de onervarenheid van de controleur. Johannes Petrus de Kat Angelino, zoon van dominee Jacob Johannus de Kat Angelino en Sara Jacoba Veen, werd geboren in de Gelderse gemeente Deil op 18 september 1894. Na afronding van het gymnasium volgde hij in Leiden een opleiding tot Indisch ambtenaar. Bij resolutie van den Minister van Koloniën werd hij op 26 Februari 1916 ter beschikking gesteld van de Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië. Later dat jaar reisde hij naar Indië, en werd begin 1917 aangesteld als aspirant controleur op Noord-Celebes. Zijn bestuurservaring was dus wel héél gering toen hij zich geconfronteerd zag met de complexiteit van het conflict in Saroempaga. Hij was nog geen 25 jaar toen hij werd gedood. Had een meer ervaren controleur zich niet twee keer bedacht alvorens de dorpelingen een excuus te geven om gewelddadig te worden?
Tenslotte nog een woord over het monument voor De Kat Angelino. Bijzonder genoeg is “de obelisk van vier meter hoog, op een voetstuk van cement, aan alle zijden bekleed met in Soerabaja vervaardigde marmeren platen, vastgehecht met bronzen knoppen” behouden gebleven, zij het dat de marmeren platen zijn verwijderd. In Sarumpaga wordt het monument nu gezien als erfgoed van de strijd van het Indonesische volk tegen de koloniale overheersers. Om iedere twijfel over de interpretatie weg te nemen, is even verderop een nieuw monument opgericht om deze strijd te herdenken. Dit nieuwe monument verwijst wel héél nadrukkelijk naar de dood van De Kat Angelino: een parang, geplaatst op een voetstuk.
x
Bronnen
Sumatra Post, 18 juni 1919:
Soerabaijasch Handelsblad van 13 februari 1932
Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië, 15 februari 1932
Algemeen Handelsblad, 8 maart 1932
Het Vaderland, 12 april 1932
Ruth McVey, The rise of Indonesian communism, Cornell University, 1965, pp 39-40.
http://kampuhku.blogspot.com/search/label/Sejarah%20Desa
Weer een prachtig stuk geschiedenis,. Hartelijk bedankt.
Deze opstand heeft niets mee temaken met THE RISE OF INDONESIAN COMMUNISME, want de eerste communistishe partei in Azie is pas gesticht in 1920 door HANS SNEEVLIET in Semarang, Ned Indie. die ook de Chinese Communistische Partei heeft opgericht in 1921.
“Semarangse roden ” Ik heb in het verhaal zelf niets gelezen over het communisme. ‘Roden’ was alles wat een beetje links was. Wel was het in Europa onrustig (ook in Nederland) en die onrust begon zich uit te breiden naar Indië. En Indië was in 1919 wel in de ban van het communisme gekomen.
Op 26 september 1918 brak in de legerplaats Harskamp oproer uit. Op 6 november werd op initiatief van Troelstra, de fractieleider van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, de opperbevelhebber generaal Snijders ontslagen. Op 9 november was in Duitsland de revolutie een feit, de daaropvolgende dag kwam keizer Wilhelm II als vluchteling bij een Nederlandse grenspost aan. Op 18 november vond op het Malieveld in Den Haag de bekende demonstratie plaats waarbij de koets van koningin Wilhelmina door enthousiaste soldaten werd getrokken.
In Indië was er eveneens onbehagen ondanks de installatie van de Volksraad op 18 mei 1918 en de inrichting van democratisch bestuurde provincies. De Sarekat Islam radicaliseerde; op het derde nationale congres van 29 september tot 6 oktober in Soerabaja was er sprake van ‘een felle dikwijls (volgens de kranten) ruwe en onbeschaafde kritiek-voering’. Tjokroaminoto was weliswaar gematigd in zijn optreden, maar eiste toch volledig zelfbestuur voor Indië. Eind oktober braken er in Koedoes, in de omgeving van Semarang, ernstige onlusten uit als ontlading van reeds lang sluimerende spanningen tussen Chinezen en Javanen. Maar ook de ernstige voedseltekorten zorgden voor spanningen; (Frans) Indochina had de export van rijst gestaakt. Vanwege het optreden van plaatselijke leiders van de Sarekat Islam bij deze onlusten was de terugkoppeling van de onrust naar het congres in Soerabaja snel gelegd. De politieke ontwikkelingen in Europa leken te zijn overgewaaid naar Indië.
Gouverneur-generaal Van Limburg Stirum begreep dat ook in Indië wat werd verwacht. Op 18 november 1918 legde de regeringsgemachtigde voor algemene zaken Talma in de Volksraad een verklaring af waarbij ingrijpende hervormingen in het staatsbestuur van Nederlands-Indië in het vooruitzicht werden gesteld, de zogenaamde novemberbeloften van de gouverneur-generaal. Op 17 december werd de Commissie tot herziening van de Staatsinrichting van Nederlandsch-Indië ingesteld.
Boedi Oetomo wist zich niet los te maken van haar Javaans-centrische gevoelens en schoof in conservatieve richting op. De Indische Sociaal-Democratische Vereniging zorgde daarentegen voor een linkse druk op de Sarekat Islam. In Semarang waren de Javaanse spoorwegman Semaun en Sneevliet actief in de Vereeniging voor Spoor- en Tramweg Personeel (VSTP). De plaatselijke afdeling aldaar van Sarekat Islam groeide explosief en streed tegen de deelname van Sarekat Islam in de Indië Weerbaar-campagne, tegen deelname aan de Volksraad en tegen het centrale bestuur van Sarekat Islam. Op het congres van de Sarekat Islam kregen de radicalen uit Semarang veel steun. Voorzitter Tjokroaminoto wist een interne scheuring te voorkomen door binnen de organisatie een plaats in te ruimen voor het communisme en in te stemmen met een politiek gebaseerd op veroordeling van ‘zondig’ kapitalisme, een afwijzing die duidelijk was gericht tegen buitenlands en Chinees kapitaal. Abdoel Moeis uit Minangkabau, die vertegenwoordiger van Sarekat Islam in de Indië Weerbaar-delegatie naar Nederland was geweest, riep de Sarekat Islam op tot opstand.
De afdeling Semarang bleef actief in haar streven Sarekat Islam te radicaliseren en in West-Java ontstond een geheime revolutionaire ‘Afdeeling B’, ook wel Sarekat Islam B genaamd, maar het centrale bestuur bleef streven naar coöperatie en deelneming aan de Volksraad. Binnen Sarekat Islam wist de uit Minangkabau afkomstige Hadji Agoes Salim zich te profileren als politiek leider. In zijn jeugd had hij geen beurs kunnen krijgen voor een universitaire studie in Nederland; hij werd werkzaam bij het Nederlandse consulaat in Jeddah om de belangen van Indonesische Mekkagangers te behartigen. Hier ontwikkelde hij ook zijn religieuze gevoelens die hij gedurende zijn Nederlandse schooltijd altijd had ontbeerd. Hij zou zich ontwikkelen tot een van de belangrijkste leiders binnen het Indonesische nationalisme.
De ISDV was duidelijk een communistische richting ingeslagen en had in 1917 in Soerabaja 3000 militairen georganiseerd in sovjets; deze groeperingen werden in 1918 en 1919 opgerold en de leiders, waaronder Sneevliet, gearresteerd of verbannen, maar de leiding werd nu volledig door Indonesiërs overgenomen. In 1919 werden enkele leiders van Insulinde, waaronder Douwes Dekker, gearresteerd, en Tjipto Mangoenkoesoemo kreeg een spreekverbod in Javaans-talige gebieden. Na een tournee in Noord-Celebes in mei 1919 van Abdoel Moeis, nu lid van het centrale bestuur van Sarekat Islam, braken in Tolitoli ongeregeldheden uit waarbij De Kat Angelino werd vermoord. In 1921 werd Tjokroaminoto gearresteerd vanwege meineed in de rechtzaak tegen Afdeeling B. Het ledental van Sarekat Islam nam sterk af uit angst voor vervolging en Javaanse priyayi, beducht voor hun eigen positie, keerden zich tegen de inheemse politieke bewegingen. De ISDV, nu nog voornamelijk bestaand uit Indonesiërs en geleid door Semaoen en Darsono, veranderde in 1920 haar naam in Perserikatan Kommunist di India (Communistische Vereniging in Indië) en vervolgens in 1924 in Partai Kommunis Indonesia, de PKI. Nadat de PKI zich in 1920 in haar (Nederlandstalig) tijdschrift Het vrije woord had uitgesproken tegen de Pan-Islam ontbrandde de strijd met Sarekat Islam, welke nu onder leiding van de Pan-Islamist Hadji Agoes Salim stond. Salim en Abdoel Moeis probeerden te voorkomen dat de communisten de leiding overnamen; leden van Sarekat Islam mochten vanaf 1921 krachtens een beginselverklaring van een in Soerabaja gehouden congres geen lid meer zijn van de PKI waarop plaatselijke afdelingen van Sarekat Islam gesplitst raakten in ‘rode’ en ‘witte’ afdelingen; de rode afdelingen werden onder de naam Sarekat Rakyat de basis van de PKI, die nu tevens als sectie in de Communistische Internationale opereerde. Hun leider, Semaoen, vertrok voor korte tijd naar Rusland. In reactie op de rode afdelingen werden enkele anti-communistische bonden opgericht, de Sarekat Hidjau, Groene Bond, waarbij het geregeld kwam tot onderlinge vechtpartijen. De religieus-nationalistische eenheid binnen Sarekat Islam was nu wel hersteld, maar de organisatie bleef veel leden verliezen, vooral uit de arbeidersbeweging. Plaatselijke vakorganisaties werden omgevormd tot actiekernen van de PKI en Tan Malaka kreeg de leiding over de jeugdafdelingen van de PKI. Op het jaarcongres van 1929 in Batavia werd besloten de beweging te reorganiseren onder één verband, de Partai Sarekat Islam.
De eerste NATIONALISTISCHE OPRISING in Ned.Indie is georganizeerd door de communisten met eeen grote staking van Spoorwegen personeel in 1927.Voordien hadden de Mohammmadanese parteien zich nooit gekeert tegen de Hollandse kolonialisten .Wat de Mohammadanen gedaan hadden is om dat de Hollanders hun CHRISTELIJK geloof hadden mee gebracht en het versprijden volgens de communistische doktrien in HET EVANGELIE,
dat hun leer door het hele mensendom moeten wordme geaccepteerd ( eerst is de THEORIE zachtmoedig ) net als de Mohammadaanse DAKWAH.Terwijl het JUDAISME allleen maar voor de Joden zijn.De opstandingen van de Mohammadanen zijn meer gebasseerd op het verdediging van hun geloof of hun PRIVE ZAKEN .Zoals wat de Sultans.Raja’s en Ulema’s handen gedaan Daarom is tijdens de bezetting van de Japande kolonialisten die niet het geloof mee brachten.Was er geen opstanding .Die in Bantam en door de PETA was een heel andere zaak.Trouwens de CPN IS ALTIJD de voorstander van een VRIJ INDONESIA en de KVP de grootse tegestander.Daarom kon de RTC pas verwezenlijk worden nadat BEEL afgetreden is en DREES premier was geworden.
Interessant verhaal en commentaren over een geschiedenis waarvan ik weinig of niets wist!
Offt-topic, wil ik er graag iets persoonlijks aan toevoegen. Het artikel vond ik bovendien amusant omdat mijn vader, Bob Bär, in zijn memoires vertelt hoe hij als vijftienjarige vaak in de haven van Ambon op de “Zwaluw” te vinden was omdat een aanstaande zwager van hem werktuigkundige was. Verder was pa bevriend met de zoon van de Gouverneur van de Molukken. In 1924 stond een dienstreis op het programma. Het was vacantietijd, er was een hut vrij en beide jongens mochten mee. Een leuke bijzonderheid die zij meemaakten, was dat In de haven van Manokwari, de toenmalige hoofdplaats van Nieuw-Guinea, het lichtbaken van slag was. De jongens dus mee mee voor reparatie van het, op carbid werkende, baken. De technicus, die later dus een oom van mij zou worden, had er een klus van vele uren aan om de correcte afstelling: drie tellen aan, een tel uit, exact te bereiken.
.-
Het gebied tussen Ambon en Merauke werd door de Gouvernements Marine bestreken vanuit station Ambon door de Albatros, de Fomalhaut en de Zwaluw. Mijn vader zat op de Albatros waar hij later gezaghebber zou worden en later overgeplaatst naar de Zuiderkruis. Van de etat-major van de Zwaluw uit 1922 zijn twee foto’s te vinden in F.C.Backer Dirks, De Gouvernements Marine deel 3: Van Rooy, Ridder, Kool, Reitsma, Smith, Adriaanse.