Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (Niod) heeft jarenlang gegevens verzameld met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog en Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Ten behoeve van later onderzoek, en om het grote publiek enig inzicht te geven in de belangrijkheid van de gebeurtenissen, werden de cijfers op een rij gezet. Eerst op papier, en later op de website van het Niod.
Om deze gegevens meer bekendheid te geven, publiceert de Java Post hier nog een keer – zij het in enigszins aangepaste vorm – het gehele overzicht. Opdat we niet vergeten.
Krijgsgevangenen
De cijfers met betrekking tot de krijgsgevangenen werden in 1978 gepubliceerd door majoor drs. H.L. Zwitzer. Op basis van de in de archieven van de Koninklijke Marine en van het Koninklijke Nederlands-Indische Leger aanwezige gegevens kwam hij tot de conclusie dat van de Europese militairen in Nederlands-Indië in totaal 42.233 in krijgsgevangenschap zijn geraakt: 3.847 van de Koninklijke Marine, 36.869 van het KNIL, en 1.517 behorende tot de KNIL hulpkorpsen. Van deze 42.233 mannen zijn 8.200 omgekomen (19,4%). Marine 648 (16,8%), en KNIL en hulpkorpsen: 7.552 (19,6%).

Mevrouw B. Hartwig-Hoogeveen op de Europese begraafplaats Kembang Kuning te Soerabaja, waar waar de, op 20 februari 1942 te Balikpapan door het Japanse leger omgebrachte, kapitein H. W. Hartwig van het KNIL, in 1972 ten tweede male werd herbegraven. (Kitlv)
Het sterftecijfer van de krijgsgevangenen van alle geallieerde nationaliteiten in de Pacific-oorlog samen lag op 27%. Het Amerikaanse was 34%, het Australische 33% en het Britse 32%. Wat het algemene sterftecijfer verlaagde was het lage percentage onder de Nederlanders: minder dan 20%. (Gavan Daws, ‘Gevangenen van de Japanners; Krijgsgevangenen in de Pacific gedurende de Tweede Wereldoorlog’, Baarn 1996, p. 409.)
Burgergeïnterneerden
Gegevens over de aantallen geïnterneerde burgers in Indië zijn zeer onvolledig omdat bijna alle Japanse stukken die op de internering betrekking hebben, alsook veel kamparchieven verloren zijn gegaan. Van het totaal aantal geïnterneerden kan daarom alleen een schatting worden gegeven. In de loop van de oorlog hebben de Japanners aan het Internationale Rode Kruis doorgegeven dat er ongeveer 98.000 geïnterneerden waren. De Nederlandse regering heeft na de oorlog gesteld dat er circa 110.000 geïnterneerden zijn geweest. Dr. D. van Velden heeft in haar proefschrift ‘De Japanse interneringskampen voor burgers gedurende de Tweede Wereldoorlog’ (Groningen 1963) het beschikbare cijfermateriaal bij elkaar gebracht. Op basis van dit materiaal geeft L. de Jong in ‘Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’, deel 11b, p. 348 en 359, de volgende cijfers: Java 80.000, Sumatra 12.000, Grote Oost 3.900, Borneo 500. Totaal: 96.400 geïnterneerden.
De door Van Velden verzamelde gegevens zijn hoogstwaarschijnlijk niet volledig, vandaar dat De Jong het verstandig achtte ervan uit te gaan dat er circa 100.000 geïnterneerden zijn geweest (p. 754). H.L. Zwitzer komt in zijn boek ‘Mannen van 10 jaar en ouder’ (Franeker 1995) op basis van het aantal naoorlogse claims van ex-geïnterneerden op een Japanse uitkering tot eenzelfde schatting. Het aantal van 100.000 Nederlandse burgergeïnterneerden lijkt daarmee de meest betrouwbare schatting te zijn.
Over het aantal omgekomen Europese burgergeïnterneerden bestaat minder overeenstemming. De schattingen variëren tussen de 10.580 en 16.800 slachtoffers. Van Velden meldt in haar proefschrift (p. 368) dat het Nederlandse Rode Kruis het aantal doden op 13% schatte (dat zou een aantal van 13.000 doden betekenen). H.L. Zwitzer komt tot een getal van 10.580 omgekomenen door dit aantal van 13.000 doden te corrigeren met het vooroorlogse sterftecijfer (H.L. Zwitzer, Mannen van 10 jaar en ouder, p. 83). Op basis van het cijfermateriaal van D. van Velden komt L. de Jong tot een aantal van 13.120 sterfgevallen. De Jong vermeldt tevens dat de Japanners in de loop van de oorlog aan het Internationale Rode Kruis een dodental van 16.800 opgaven (16,8%). De Jong sluit zich hierbij aan door te kiezen voor een sterftecijfer van één op zes (11b, p. 753-754).
(Indo)Europese buitenkampers
Hoeveel niet-geïnterneerde (Indo-)Europeanen er in totaal van de honger en andere ontberingen zijn omgekomen is niet bekend. Schattingen van het aantal (Indo-)Europeanen dat uiteindelijk buiten de kampen is gebleven lopen sterk uiteen van 120.000 tot 200.000. Historicus Hans Meijer heeft zeer recent het aantal ‘buitenkampers’ op circa 125.000 geraamd (‘In Indië geworteld’, Amsterdam 2004, p. 226).
Als gevolg van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië stierven waarschijnlijk ruim 21.000 ‘Europeanen’ (8.200 krijgsgevangenen, om en nabij 13.000 burgergeïnterneerden en een onbekend aantal ‘buitenkampers’). Vóór de oorlog telde de Europese gemeenschap in Indië circa 290.000 personen, van wie circa 260.000 de Nederlandse nationaliteit hadden. Dit zou een Europees sterftepercentage van meer dan 7% betekenen.
Inlanders
De Jong vermeldt dat van de 50 miljoen Javanen en Madoerezen er tijdens de Japanse bezetting circa 2,5 miljoen zijn gestorven; dit betekent een sterftepercentage van 5% (11b, p. 572). De Indonesische regering schatte het totale dodental begin jaren 1950 op 4 miljoen (S. Sato, ‘War’, p. 155).
Hoeveel Indonesiërs gedurende de Japanse bezetting als romusha’s (werksoldaten) moesten zwoegen, is niet precies bekend. Volgens bewaard gebleven Japanse statistieken was het aantal romusha’s op Java in november 1944 circa 2.6 miljoen, waarvan bijna één miljoen op tijdelijke basis. Daar deze tijdelijke krachten op een gegeven moment door anderen moesten worden afgelost, lag het totale aantal ingezette Javaanse werksoldaten tijdens de Japanse bezetting vermoedelijk nog veel hoger dan 2,6 miljoen. De Japanse historicus Shigeru Sato berekende dat, indien men aanneemt dat in de twintig maanden tussen januari 1944 en augustus 1945 (de periode van de meest intensieve werving van romusha’s) elke tijdelijke ‘werksoldaat’ gemiddeld ongeveer twee maanden werd ingezet, het totale aantal tijdelijk gemobiliseerde romusha’s op Java de 10 miljoen benadert. Telt men daar de permanente romusha’s (circa 1,6 miljoen) bij op, dan komt het totale aantal ingezette Javaanse romusha’s in de buurt van de totale ‘mobiliseerbare’ arbeidsmacht op Java, die door het Japanse leger op 12,5 miljoen mensen werd geschat (Shigeru Sato, ‘War, nationalism and peasants; Java under the Japanese occupation 1942-1945’, St Leonards 1994, pp. 157-158).
Het aantal romusha’s dat overleed als gevolg van de ontberingen is evenmin exact vast te stellen. De Japanners voerden een zeer gebrekkige administratie en verbrandden verscheidene van die administraties na de capitulatie. Een gangbare schatting is dat van de circa 300.000 Javaanse romusha’s die overzee werden getransporteerd er slechts ongeveer 77.000 overleefden, een sterftepercentage van 74,3% (Henk Hovinga, ‘Einde van een vergeten drama’, p. 74). Het door Hovinga genoemde aantal van 77.000 overlevenden betrof echter alleen de Javanen die in de opvangkampen van het Nederlandsch Bureau voor Documentatie en Repatrieering van Indonesiërs (Neboduri) zaten, terwijl nog onbekende aantallen koelies rondzwierven, zich ter plekke vestigden, of op eigen gelegenheid naar Java probeerden terug te keren. Op basis van enkele verspreide gegevens schat Remco Raben het sterftecijfer in de Javaanse koeliegemeenschappen in de Buitengewesten op tegen de 50%, “en aan de ‘spoorwegen des doods’ een stuk hoger” (Remco Raben, ‘Arbeid voor Groot-Azië’, pp. 102-103). Shigeru Sato neemt hier opnieuw een afwijkend standpunt in: hij schat het aantal overzee gestuurde romusha’s dat overleefde op circa 135.000 personen (‘War, nationalism and peasants’, p. 160).
Volgens De Jong zou van de overzee gestuurde Balinezen circa 85% zijn overleden. De Jong vermeldt voorts dat van de circa 100.000 romusha’s die zich in november 1944 aan de spoorlijn en kolenmijnen van de residentie Bantam op de westpunt van Java bevonden, ten tijde van de Japanse capitulatie nog maar circa 10.000 aanwezig waren (11b, pp. 532-533). Dat zou betekenen dat in Bantam wellicht 90.000 Javanen zijn omgekomen. Verdere gegevens over aantallen op Java omgekomen romusha’s ontbreken. Hetzelfde geldt voor gegevens over de overleden lokale koelies op Borneo, Celebes, Sumatra en Nieuw-Guinea die aan het werk werden gezet op hun eigen eiland. Hovinga acht het daarom waarschijnlijk dat er in totaal aanzienlijk meer dan 300.000 Indonesiërs in romusha-dienst zijn omgekomen.
Andere nationaliteiten
Behalve Inlanders hebben de Japanners ook op grote schaal Chinezen, Maleiers en Tamils geronseld in Singapore en Maleisië. De meeste van deze mensen moesten werken aan de Birma-Siam spoorweg, samen met eveneens geronselde Birmezen en Thais. In totaal hebben er waarschijnlijk 190.000 uit de Britse koloniale gebieden afkomstige romusha’s aan de spoorlijn gewerkt. Veel rapporten en getuigenverklaringen duiden op een sterfte van 80% onder deze dwangarbeiders. Dat zou 152.000 doden betekenen. Samen met de omgekomen Indonesische romusha’s komt het totale dodental in Zuidoost-Azië volgens Hovinga dan op circa 450.000 (Henk Hovinga, ‘Einde van een vergeten drama’, pp. 136-137.) De Jong vermeldt dat van de circa 4.000 na de Japanse capitulatie in Thailand aangetroffen romusha’s de overlevenden waren van groepen die tezamen op zijn minst 10.000 Javanen hadden geteld (11b, p. 535).
Heiho’s
“Hoeveel heiho’s (hulpsoldaten) er in totaal geweest zijn, is niet bekend – de laatste opperbevelhebber van het Japanse Zestiende Leger […] luitenant-generaal Josioetsji Nagano, verklaarde kort na Japans capitulatie dat er in augustus ’45 op Java nog bijna 25.000 en op Timor nog ca. 2.500 waren en dat van Java enkele tienduizenden heiho’s naar elders waren verplaatst, ‘op eigen verzoek’, beweerde hij, van wie ca. 15.000 nog in leven zouden zijn.” (De Jong, 11b, p. 958)
Voorts: “Van Witsens schatting is dat van de ca. 15.000 ex-Knil-militairen die op Java heiho geworden zijn, ongeveer de helft is omgekomen. Hoevelen van de tienduizenden anderen die heiho werden, er het leven bij hebben ingeschoten, is niet bekend.” (De Jong, 11b, p. 960)
Op basis van de in De Jong genoemde cijfers zou het aantal heiho’s op circa 60.000 man geschat kunnen worden.
Dwangprostituees
Bart van Poelgeest schatte het aantal Europese vrouwen dat in Japanse bordelen in Nederlands-Indië werd tewerkgesteld op tussen de 200 à 300. Bij ongeveer 65 vrouwen staat hierbij vast dat van gedwongen prostitutie sprake was (‘Gedwongen prostitutie tijdens de Japanse bezetting’, in: Wim Willems en Jaap de Moor, red., ‘Het einde van Indië’, Den Haag 1995, pp. 186-187). Van Poelgeest geeft geen schatting van het aantal Indonesische dwangprostituees.
Volgens George Hicks spreken de meest betrouwbare schattingen van het totale aantal ‘troostvrouwen’ van 80.000 Koreaanse vrouwen en waarschijnlijk zo’n 20.000 vrouwen met de Japanse of de Taiwanese nationaliteit of afkomstig uit de door Japan bezette gebieden (‘Japanse legerprostitutie 1932-1945: een overzicht’, in: N.D.J. Barnouw e.a., red., ‘Vijfde jaarboek van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie’, Zutphen 1994, p. 19). In 1995 kwam de Japanse Fumiko Kawada na onderzoek op een aantal van 22.234 slachtoffers van seksueel geweld in Nederlands-Indië, een getal dat ook maîtresses en verkrachtingen behelsde. Het Indonesische tijdschrift Tempo noemde in 1992 het getal 60.000, zonder daar een bron bij te vermeldden. (Cijfers geciteerd door Brigitte Ars, ‘Troostmeisjes’, Amsterdam 2000, p. 145.)
George Hicks heeft berekend dat de verhouding tussen het aantal Japanse troepen en het aantal ‘troostmeisjes’ op ongeveer 50:1 gesteld kan worden (‘The Comfort Women’, London 1995, p. XIX). Ten tijde van de Japanse capitulatie bevonden zich in Indië ongeveer 300.000 Japanners (Elly Touwen-Bouwsma en Petra Groen, red., ‘Tussen Banzai en Bersiap’, Den Haag 1996, p. 95). In dat geval zouden er in Indië circa 6.000 dwangprostituees zijn geweest. Dat cijfer is goed in overeenstemming te brengen met het bovengenoemd aantal van 20.000 dwangprostituees met de Japanse of de Taiwanese nationaliteit of afkomstig uit de door Japan bezette gebieden.
Gesneuvelde geallieerde militairen
Het totale aantal tijdens de strijd gesneuvelde geallieerde militairen in Azië en de Pacific bedraagt circa 156.000 man.
Dit aantal komt tot stand door het optellen van de volgende cijfers: Verenigde Staten circa 90.000; Australië 45.843; Groot-Brittannië en Commonwealth tenminste 17.200; Nederland 2.654; Nieuw-Zeeland tenminste 134.
Niet meegeteld zijn de onder Amerikaans commando gesneuvelde Filippijnse militairen, de ongeveer 1,4 miljoen Chinese gesneuvelden en de circa 12.000 in augustus 1945 omgekomen leden van de Sovjetstrijdkrachten.
Hirosima en Nagasaki
Het grote probleem bij het schatten van het aantal slachtoffers/doden van de atoombommen is dat niemand exact weet hoeveel burgers en militairen zich op het moment van de kernexplosies in Hiroshima en Nagasaki bevonden. De cijfers in deel 11b van het ‘Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’ van L. de Jong – te weten 64.000 doden en 72.000 gewonden in Hiroshima en 39.000 doden en 25.000 gewonden in Nagasaki – zijn zeer waarschijnlijk gebaseerd op de resultaten van diverse Amerikaanse en Japanse onderzoeksrapporten uit de tweede helft van de jaren 1940 en de jaren 1950. Deze resultaten werden sindsdien in veel gezaghebbende boeken aangehaald. Deze cijfers zouden echter wel eens te laag kunnen zijn. In 1950 werd in Japan voor het eerst een telling gepubliceerd van het aantal overlevenden van de kernexplosies. Toen men vervolgens het aantal overlevenden van het geschatte aantal aanwezigen tijdens de atoombombardementen aftrok, kwam men tot de conclusie dat tot 1950 in Hiroshima 200.000 mensen en in Nagasaki 140.000 mensen waren overleden. Daar veel overlevenden zich in 1950 echter nog niet als zodanig bekend durfden te maken, viel deze berekening veel te hoog uit. In 1976 rapporteerden de twee getroffen Japanse steden aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties dat ten gevolge van de atoombommen tot het eind van 1945 in Hiroshima 130.000 à 150.000 doden en in Nagasaki 60.000 à 80.000 doden te betreuren waren geweest. De Amerikaanse militair historicus Richard Frank kwam in 1999 tot de volgende voorzichtige conclusie: “The actual total of deaths due to the atomic bombs will never be known. The best approximation is that the number is huge and falls between 100.000 and 200.000.” (Richard B. Frank, ‘Downfall; The end of the Imperial Japanese Empire’, New York 1999, p. 287.)
Ook over het aantal mensen dat in latere jaren aan de gevolgen van de kernexplosies is overleden bestaat grote onzekerheid. Als gevolg van de langetermijneffecten van de atoombommen is het sterftecijfer onder diegenen die de explosies hebben overleefd duidelijk hoger dan het landelijk gemiddelde, maar hieromtrent zijn geen betrouwbare cijfers beschikbaar. In Hiroshima en Nagasaki worden dodenlijsten van overleden ‘hibakusha’ (slachtoffers van de atoombom) bijgehouden. Een ‘hibakusha’ is iemand die zich tijdens, of vlak na de explosies binnen een straal van twee kilometer van de epicentra van de atoombommen bevond. In augustus 1994 telde de lijst van Hiroshima 186.940 doden en de lijst van Nagasaki 102.275 overledenen. In augustus 2000 stonden op de dodenlijst van Hiroshima al meer dan 217.000 namen. Wanneer een ‘hibakusha’ overlijdt wordt hij of zij automatisch op de dodenlijst gezet, ongeacht de oorzaak van overlijden. Het is dus niet zeker of alle gestorvenen op deze lijsten ook inderdaad aan de gevolgen van de atoombommen zijn overleden. Niettemin kan volgens de Amerikaanse historicus John Dower het totaal van “immediate and longer-term deaths caused by the bombing of the two cities” geschat worden op “as high as triple the familiar early estimates – in the neighbourhood, that is, of three hundred thousand or more individuals” (Michael J. Hogan, ed., ‘Hiroshima in history and memory’, Cambridge 1996, p. 125).
Nederlandse bersiapslachtoffers
Eind 1947 werd door de Nederlandse autoriteiten het totaal aantal slachtoffers van de bersiap op 3.500 geschat; of daarbij de slachtoffers onder de Ambonezen zijn meegeteld is niet duidelijk. Volgens De Jong is deze schatting vermoedelijk te laag geweest: vermoorden werden alleen aangemeld als zij relaties hadden die dat konden doen, maar talrijke Indisch-Nederlandse mannen en vrouwen die met Indonesiërs gehuwd waren, leefden geïsoleerd in de binnenlanden. Eind 1948 waren er in heel Indië nog circa 2.500 Europeanen zoek – dat cijfer sloot evenwel ook personen in die in de Japanse bezettingstijd spoorloos waren verdwenen. (L. de Jong, ‘Koninkrijk der Nederlanden’, deel 12, pp. 744-745.)
Nederlandse militaire verliezen tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd
De gemiddelde sterkte van de landstrijdkrachten in Nederlands-Indië in de jaren 1946-1949: Koninklijke Landmacht 70.000; KNIL 40.000; Mariniersbrigade 5.000
Benadrukt moet worden dat het hier de gemiddelde sterkte van de in Indië aanwezige landstrijdkrachten in de jaren 1946-1949 betreft. Het totaal aantal militairen dat op enig moment tijdens deze periode in Indië heeft gediend moet dus aanzienlijk hoger hebben gelegen.
De verliescijfers zijn als volgt onder te verdelen (resp. verliezen aan gesneuvelde en door ziekte en ongeval overleden militairen):
KL: 1602 – 907; KNIL: 722 – 1098; Mariniersbrigade: 155 – 101. Totaal: 2479 – 2106. Totaal: 4585. (Bron: D.C.L. Schoonoord, ‘De Mariniersbrigade 1943-1949; Wording en inzet in Indonesië’, Amsterdam 1988, p. 315)
Kolonel b.d. J.W. de Leeuw komt tot de volgende totaalcijfers voor de periode tussen 15 augustus 1945 en 1 januari 1963 (dus inclusief het conflict om Nieuw-Guinea in 1962): Gevechtsverliezen (inbegrepen vermoord): 3281, niet-gevechtsverliezen (ziektes, ongevallen, executies etc.): 2134; doodsoorzaak onbekend: 762. Totaal: 6177. Bij deze cijfers zijn ook omgekomen politiemensen, Rode Kruispersoneel etc. meegeteld. Tenslotte zijn ook mensen opgenomen die niet in Indië zijn aangekomen. Zij behoorden echter reeds tot een uit te zenden eenheid en zijn daarom ook door De Leeuw meegenomen. De Leeuw benadrukt dat deze cijfers nog aan verandering onderhevig zijn. (Bron: zgn. Roermond-database van De Leeuw.)
Tijdens de Eerste Politionele Actie zijn 169 Nederlandse militairen omgekomen, tijdens de Tweede sneuvelden 113 (L. de Jong, ‘Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’, deel 12, p. 972).
Indonesische verliezen tijdens de onafhankelijkheidsstrijd:
In Indonesië wordt gesteld dat de Republikeinse strijdkrachten in de jaren 1945-1949 in totaal circa 100.000 man hebben verloren. Nederlandse militaire historici houden dat voor een betrouwbaar cijfer. Het revolutionaire geweld tegen de burgerbevolking op Java heeft bovendien naar schatting aan enkele tienduizenden Indonesiërs het leven gekost. Ook als gevolg van de door de PKI geïnitieerde Madioen-opstand zijn vermoedelijk enkele tienduizenden slachtoffers gevallen. Op Sumatra zijn alleen al in de periode voorafgaand aan de Eerste Politionele Oorlog zo’n 7.000 Karo-Bataks om het leven gekomen (De Jong, ‘Koninkrijk’, deel 12, p. 865 en 1014).
x
Bron
Bovenstaand overzicht is tevens te raadplegen via de website van het Niod:
http://www.niod.knaw.nl/nl/vraag-en-antwoord/japanse-bezetting-pacific-oorlog-en-indonesische-onafhankelijkheidsstrijd
HEIHO .
van de hoogleraar caroline tsai , nankang , taipei;
kreeg ik de cijfers :
8.441 op java
12.100 op borneo en halmaheira
2.800 in birma
1.750 in maleisie .
HEIHO in English
A word that, when written with the Japanese characters means ‘the method of the soldier’, and when written with the Chinese characters means ‘the way of peace’. The Chinese enjoy a similar pun: the Chinese character ping fa means, literally, ‘military method’. However, if written with a slight difference, as p’ing fa, it means ‘peaceful method’.
De Japanners hebben toch altijd hun verschil van opinie ten opzichte van de Chinezen behouden, nietwaar? Ik verkies boven alles ‘the Way of Peace’.
http://www.tengu.fr/budocult06.htm
Hoeveel buitenkampers zijn er bij de Kenpeitai overleden? Tijdens mijn verblijf aldaar heb ik er ‘slechts’ één gezien. Het aantal door de Japanners geëxecuteerde NEFIS-militairen, en andere ‘spionnen’, mis ik ook.
Scherpe observatie, Jan. Het mini-stukje van het Niod over Kenpeitai-gevangenen heb ik overgeslagen. Het luidde als volgt:
“De Japanse militaire politie arresteerde tijdens de bezetting ongeveer 15.000 personen – (Indo-)Europeanen, Indonesiërs en Chinezen – van wie 5.000 werden geëxecuteerd en 7.000 in gevangenschap stierven (D.M.G. Koch, ‘De Japanse bezetting van Indonesië’, in: ‘Onderdrukking en verzet; Nederland in oorlogstijd’, deel IV, Arnhem/Amsterdam [1954], pag. 584).”
Waarom heb ik het weggelaten? Omdat de bron oud en twijfelachtig is, en omdat het een optelsom is van verschillende landaarden en daarom moeilijk in te passen in de rest van het verhaal. Te veel dubbel, en te veel ongeveer.
Niet onbelangrijk te melden: het Niod noemt geen aantallen verzetsdeelnemers. Daar kom ik zelf graag nog een keer op terug in een apart artikel.
Volgens mij waren de archieven van de Kenpeitai oorspronkelijk wel compleet. Misschien vernietigd om sporen te wissen? De vestiging van de Kenpeitai in Soerabaja is rond 10 november 1945 volledig verwoest, daar zullen waarschijnlijk ook de archieven bij zijn geweest. De Kenpeitaiklantjes die gehuisvest waren in de Werfstraatgevangenis, zoals ik, zullen daar wel zijn genoteerd, maar dat zal op 10 november ook wel verloren zijn geraakt.
Over het aantal bersiapslachtoffers nog een zeer recente reactie van Jeroen Kemperman, van het Niod:
http://niodbibliotheek.blogspot.com.es/2014/05/de-slachtoffers-van-de-bersiap_16.html
Dus tussen 5500(of 10.000)t/m de zeer royale schatting van 60-80.000 van die BEGO meneer ?
Dank voor de geplaatste link.
Die BEGO-meneer moet maar eens een onderscheid maken tussen de bersiap — de onlusten die hij met zijn schatting groter probeert te maken dan zij is (genocide)- – die slechts 3 maanden duurde, en de Indonesische Onafhankelijkheidstrijd. Die strijd mag hij best laten voortduren tot de soevereiniteitsoverdracht, zoda hieruit de conclusie kan worden getrokken dat Nederland een koloniale oorlog voerde.
Ik mis ook de vermelding dat door de hongersnood vele miljoenen Indonesiers stierven
https://wo2.sharepoint.com/Pages/IndischeHolcaust.aspx.
Het gaat om fr gegoogeld met cijfers, met veeel nullen , waar onze Pak Jan.S ook bezwaren maakte.
Hier in steun ik pak Jan wel.
Ik weet niet precies hoeveel Nederlanders (incl Indische Nederlanders en andere genaturaliseerde Europeanen ) waren in 1945 ( men kan de cijfers van CBS Nederlands Indie 1930-1940 extrapoleren) .
Als er 1/4 tot 1/3 doden waren dan is het een echte slachting of mss poging(?) tot genocide geweest .
Terwijl er ook cijfers bekend zijn ( ?) van mensen die het verlies van familie/ouders etc hadden gemeld
Werd ook ergens in Archief van Tranen gesuggereerd , zoiets als alles wat Nederlands is was vogelvrij.De letterlijke tekst weet ik niet meer.
Hoewel het storend is zijn zulke programma’s of artikelen geschreven door de gewone man/vrouw nog te verwaarlozen.
Maar niet als het gedaan worden door Orang Orang Pinter (knappe koppen) .
.
De slachtoffers aan de Indonesische zijde laat ik voorlopig buiten discussie, het vertroebeld de discussie.
Het gaat mij voorlopig om Nederlandse slachtoffers .
Het gaat mij voorlopig om Nederlandse slachtoffers .
Ok, ik volg u. laten we de slachtoffers tijdens de volkswoede (bersiap), die drie maanden duurde, dan ook maar buiten beschouwing: de Chinezen, Molukkers, en degenen met een andere lands-aard dan de nederlandse.
Een prettige dag verder
p.s. ik hanteer hier het begrip volkswoede. Volkswoede is een ingewikkeld thema voor politici. Nederlanders zijn geen Fransen; wij gaan niet zo snel massaal de straat op. Dan moet er echt een heel sterke emotie zijn.
Volkswoede is gericht tegen pedofielen, homo’s, en nu in Vietnam tegen CHINEZEN(tegen omstreden olieboringen door China) ,maar is geen systematisch uitroeien van een etnische groep.: dat deden de Nazi’s .
De generatie van nu mag dit nooit vergeten.
Zwitser heeft niet de geïnterneerde niet-europese militairen in Nederlandse dienst meegeteld, neem ik aan ? Die zitten niet in dat getal van 42.233 ?
Ik denk dan allereerst aan de paar duizend Molukse knillers, die hele bezetting geïnterneerd waren. Of is ‘paar duizend’ te veel gezegd. ?
Omdat er tienduizenden nazaten leven in Nederland uit de groep Molukse knillers, horen deze cijfers gewoon bij ‘Nederlanders’ Zo niet, dan wel bij de Nederlandse geschiedenis.
Ik mis ook de cijfers van andere Europese militairen, in dienst van YSA, Engeland, Australië voor wbt geïnterneerd en omgekomen in Indië.
We zouden dus kunnen zeggen dat het opmerkelijk is dat het Niod na 70 jaar oorlogsdocumenteren nog een zeer onvolledig beeld heeft van de slachtofferstatistieken.
Ja, Buitenzorg.
Hoe dan toh, die Indiëverwerking ?
Natuurlijk bekijkt iedereen de geschiedenis etnocentrisch… dwz vanuit de eigen positie, eigen volk en eigen cultuur.
Dat valt niet te vermijden en dat moet ook niet. Want strikt genomen moet je dan de wereldgeschiedenis beschrijven als enige norm nemen en dan verdwijnt de geschiedenis van de Nederlanders daarin.
Toch komt er een tijd dat men die etnocentrische blokkades per geval doorbreekt.
Zoals bewust die Molukse knillers – niet van het eigen volk- een plaats geven.
Idem die Indonesische hongerdoden, terecht opgemerkt van Ed Vos.
Ik dacht er ook niet aan. So much for my neerlandocentrisme.
Waarom is dat op deze genoemde punten nog niet gebeurd ?
Tjaaa… cultureel trauma? Niet willen weten…. Enfin… we kennen de argumenten nog van de hele excessendiscussie over een hernieuwd onderzoek.
Indonesië is daar ook tegen…. Ook moeilijkheden met Indiëverwerking, maar de heersende moraal daar is, dat ze nergens last van hebben en het prima verwerkt hebben.
Ik heb van mijn ouders begrepen dat na de oorlog bleek dat de Burgerlijke stand in Batavia niet meer compleet was, zodoende konden veel mensen die eigenlijk wilden scheiden gewoon doen alsof ze nooit getrouwd waren.
Ook van mijn ouders die in Batavia getrouwd waren, bleek de gegevens ervan niet meer aanwezig te zijn!
In 1946 “hertrouwden” ze.
Als de gegevens van Batavia niet compleet waren, dat zijn de cijfers uit Batavia ook niet compleet!
De foto is volgens mij niet op Kembang Kuning gemaakt. Daar waren geen bergen.
Zijn dit bergen? Zouden het geen bosjes kunnen zijn? Ik heb de tekst van het Kitlv gewoon gekopieerd, alleen met toevoeging dat de man in Balikpapan was gedood, omdat anders misschien gevraagd wordt waar Stalkuda ligt.
Weet het ook niet zeker hoor. Geen probleem.
Stalkuda lijkt veel op stal kuda = paardenstal. Vraag me niet waarom deze streek zo genoem wordt 😉
De verlovingsfoto van het echtpaar: http://media-kitlv.nl/image/75be43e4-ed54-40a8-8394-d05f0f7fa667
Wat cijfers betreft is dit ook geen onbelangrijke bron/onderzoeker;:
Jack Kooistra, Laatste Bericht. Ereveld van Indië en Nieuw-Guinea, Uitgeverij
Penn, Leeuwarden, 2007. In dit boek staan alfabetisch alle namen en
bijzonderheden van de ruim 5.300 omgekomen militairen. Dat is 2,5 procent
van het totaal, dus één op de veertig.
Groet, Peter
5300 van 1945 tot 1962??
Niet de burgers in frontdienst bij Nederlandse eenheden ?
Indonesische knillers en indonesische burgers bij nederlandse eenheden?
.Indisch4ever zegt:
18 mei 2014 om 11:14 pm
Indonesië is daar ook tegen….
Ook moeilijkheden met Indiëverwerking, maar de heersende moraal daar is, dat ze nergens last van hebben en het prima verwerkt hebben.
—————————————————————
Indonesia is daar ook tegen ??
Wordt hier Frans Timmermans( BuZa) geciteerd ?
Waar uit blijkt het dat Indonesia tegen is , welke bewijzen, mondeling of schriftelijk verzoeken werd gedaan , door wie en wat is de (officiele )antwoord van Indonesia .
Ik vind wel slordig van Timmermans of zo maar te roepen.
Denk niet dat de “Perjuangan”tijd de dagelijkse leven van de Indonesiers negatief beinvloeden.
Elk jaar gaan ze hun doden / verliezen eren , tijdens 17 Augustus, 10 november (de slag van Surabaya) .
Verder hebben ze zelfs andere prioriteiten, voor de gewone volk overleven, voor hun dagelijkse bordje rijst .
Voor de historici is anders, sommige jonge historici hebben ook andere prioriteiten, de hedendaagse indonesische geschiedenis en politieke verhoudingen.
————————————
Ik weet niet of in de laatste “standaardwerk “Sejarah Nasional Indonesia “(6 dln van 1974) e.e.a vermeld is . Moet even na bladeren.
Ze zitten nog met een grotere probleem , hoe ze de omwenteling /coup en de gevolgen er van in hun geschiedenis in te passen.
Welke versie(regeringszijde of slachtofferszijde) moet men kiezen ?
Kan de “waarheid” nu vermeld worden, de daders , de slachtoffers en toeschouwers leven nog steeds.
MInister Timmermans zei dat er gevraagd was aan de Indonesische regering om mee te werken aan een excessenonderzoek en dat men geen zin had daarin.
Ik ga ervan uit dat – met zoiets controleerbaars- de minister de waarheid sprak.
Mijn indruk blijft dat het kabinet Rutte II maar al te graag dit standpunt van Indonesië ontving.
Nu had men een excuus om een excessenonderzoek niet te bekostigen.
.Indisch4ever zegt:
19 mei 2014 om 11:46 am
Ik ga ervan uit dat – met zoiets controleerbaars- de minister de waarheid sprak.
Mijn indruk blijft dat het kabinet Rutte II maar al te graag dit standpunt van Indonesië ontving.
Nu had men een excuus om een excessenonderzoek niet te bekostigen.
————————————————————————-
Ik ook , want een Minister in functie kan niet zo maar “liegen” in het openbaar .
Niet de hele waarheid vertellen, iets vergeten , dat kan nog wel , maar niet liegen.
Bij Ben Bot was ook zo, hij bracht verwarring bij vele Indonesiers en Nederlanders over de de facto of de jure erkenning van Republik Indonesia.
Toen Nederlandse journalisten doorvragen raakte hij geirriteerd, en mompelde iets over semantiek.
Wel heeft hij een bintang gekregen van de Indonesische regering om zijn inspanningen .
Alles bij elkaar toch interessant cijfermateriaal. Zonder nullen! Hooguit een kleine ± deviatie. Ik ben benieuwd wat wij, reageerders, ervan maken. Ik hang het boven mijn computer. Kan ik met mijn vingertje wijzen naar overtreders. Misschien zit het NIOD wel in een complot? Kunnen we weer een tijdje vooruit. Maar laten we wel hormat blijven betuigen! Doden zijn ook mensen! Los van goede of foute cijfers. Ik wacht de komende Indië-herdenking in Den Haag af. (kun je lang wachten, denk ik).
in tilburg laat men er geen gras over groeien::
Op 24 mei worden de 60 In de periode 1946-1950 in Indie/Indonesie gesneuvelde militairen weer herdacht. De herdenking begint om 11.00 uur in de St. Jozefkerk aan de Heuvel en wordt om 12.30 bij het monument voortgezet.
http://www.salindo.nl/indische_buurt_tilburg/indie-monument/monument_index.htm
De schatting van 200.000 buitenkampers komt van Lou de Jong, deel 11b

De film ‘buitenkampers’ noemt het getal van 250.000. Wie is hun bron ?
Het ligt natuurlijk wel wat ingewikkelder. Met welke criteria reken je iemand tot Nederland buiten het kamp in 41-45? Enige tienduizenden (?) mensen, zonder de Europese status, zagen zichzelf wel als Nederlander, min of meer Nederlands, min of meer verbonden en georiënteerd op Nederland of de Nederlandse gemeenschap? Dan kom je wel tot 250.000,
Of de Jong had die groep al meegenomen.
Anderzijds:
Het rapport demografie van de Indische Nederlanders
http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/482F9147-4512-4E9F-B8EF-BDD3E50607E9/0/2003k1b15p058art.pdf komt tot 305.000 Europeanen te Indië op 1 januari 1942.
Hierin is niet een groep meegeteld die niet was aangemeld bij de Europeesche Burgerlijke Stand. Deze groep was in gradaties Nederlands of op Nederland georiënteerd.
Anderzijds waren 34.000 Indische Nederlanders (totoks+indo’s, zie de link) in Nederland op die datum.
305.000 minus 34.00 minus ca 141.000 geinterneerden = 130.000 buitenkampers.
Hans Meijer zou dan met zijn inschatting (125.000) gelijk hebben
Maar die groep die buiten de burgerlijke stand viel wél meegeteld… kom je toch eerder uit op 170.000 (?)
Waaraan dienen bronnen aan te voldoen volgens de bibliotheek van de Erasmus Universiteit:(de universiteit voor denkers en doeners)
Betrouwbaarheid;
Nauwkeurigheid;
Geloofwaardigheid;
Draagvlak.
Gegeven deze criteria mankeert er wel het een en ander aan bovengenoemde bronnen. Nader onderzoek naar het aantal doden/vermisten blijkt dus wel gewenst te zijn, ook volgens het NIOD.
En over statistiek heb ik nog een leuk boekje: how to lie with statistics.
Het NIOD stelt zich wel erg boekhouderig op. Natuurlijk is het aantal doden met naam en toenaam belangrijk vooral voor de nabestaanden maar wat ik mis bij het NIOD dat zij de geschiedkundige vraag niet stelt: “Wat was het beleid van de Nederlandse overheid t.a.v. de doden/vermisten in de Bersiaptijd”? Vele overheidsinstanties hebben zich weliswaar beziggehouden met de aantallen en ik ga er van uit dat de ook al gebrekkige cijfers door de ambtelijke hierarchie zijn gegaan tot aan de lt-GG Van Mook. Het gaat tenslotte om meer dan 2.500 doden die niet over het hoofd kunnen worden gezien, laat staan dood gezwegen. Ik ben benieuwd wat dhr van Mook daarover in zijn biografie over zegt?. Ik ga toch dat boek op de TTF of Pasar Malam kopen. En ik ga ervan uit dat deze cijfers met toelichting naar Den Haag zijn gegaan. En dan heerst daar een doodse stilte.. Een witte of een zwarte vlek daalt over de geschiedenis. Of zijn er dan toch bronnen.
Uit het boek van Frederik van Eeden: van de koelen meren des doods:
Dat zou rust zijn, als die beloofd wordt aan de getrouwen in de psalm, dat zou zachtjes gevoerd worden langs stille wateren langs grote koele meren, dat zou troost zijn, zoals een moeder troost.
Volgens de (eigen) biografie van Van Mook (1949) wist hij ervan. Hij noemt dat in zijn contacten met Paterson en Christison. Zonder aantallen natuurlijk, die kon hij niet weten. Maar in Nederland hebben ze daarmee niets gedaan! Nu nog niet, behalve die ‘vervelende’ reageerders op Javapost en I4E. Maar die worden niet door ‘normale’ Nederlanders gelezen. Zal ook nooit gebeuren. Geschiedenis van Verweggistan!