De moord op Groeneboom (I)

In 1929 werd in Oost-Java, in de buurt van Banjoewangi, een Nederlandse employé van een koffie-onderneming omgebracht. De moord, aanvankelijk lijkend op een simpel geval van mata gelap, kreeg gedurende de lange procesgang steeds meer aandacht. Door de uitgebreide berichtgeving in de pers groeide “de zaak Groeneboom” uit tot een kwestie van nationaal belang. Om de sociale onrust te beteugelen werd uiteindelijk de Volksraad ingeschakeld.
Wie was Groeneboom, en waarom werd hij vermoord?

Landweg nabij Bondowoso met op de achtergrond de Goenoeng Raoeng en de Merapi.

Landweg nabij Bondowoso met op de achtergrond de Goenoeng Raoeng en de Merapi.

Mogelijk was het het Bataviasch Nieuwsblad dat het eerst het door persbureau Aneta verspreide bericht op zijn voorpagina plaatste. Onder de kop `Door koelies vermoord´, berichtte het op 23 februari 1929:

“Groeneboom, employé op de ontginning Paal IV op de hellingen van de Goenoeng Raoen in het Banjoewangische, is gistermorgen door twee koelies vermoord. De koelies, die slecht werk hadden verricht, waarvoor de voorganger van Groeneboom hen betaling had geweigerd, zochten de pas op de onderneming geplaatste Groeneboom op om hem betaling voor genoemd werk te vragen. Groeneboom weigerde eveneens, waarop de koelies ’s ochtends hun slachtoffer opwachtten. Eén hunner viel Groeneboom met een golok aan, waarop een worsteling ontstond, van welke gelegenheid de andere koelie gebruik maakte om de golok te grijpen, waarmede hij Groeneboom elf levensgevaarlijke wonden toebracht. Groeneboom was vroeger een jaar werkzaam op de onderneming Trebla Sala en was 24 jaar oud.”

Ook andere grote nieuwsbladen plaatsten het bericht op de voorpagina. Het Soerabaijasch Handelsblad wist nog toe te voegen dat Groeneboom tijdens de worsteling een revolver had getrokken maar daar klaarblijkelijk niet mee had geschoten. “De bedrijvers van den moord-aanslag zijn gearresteerd en nog dezelfde avond met het lijk geconfronteerd. Zij bekenden schuld. Het slachtoffer was ongehuwd.”

De volgende dag werd Groeneboom op het kerkhof van Glenmore begraven. Volgens Het Nieuws van den dag voor Nederlands-Indië werd de begrafenis nog enige uren uitgesteld om dr.  J. A. Koch uit Bandoeng, het enige familielid van Groeneboom in Indië, in staat te stellen hierbij aanwezig te zijn. Ruim zestig Europeanen uit het dunbevolkte Banjoewangi bewezen de dode de laatste eer. Er was een schat van bloemen. De collega’s vroegen vergunning de kist naar het graf te mogen dragen; – “een treffend gebaar, waarvan de arme ouders met dankbaarheid zullen vernemen”, aldus de Sumatra Post.

Frits Groeneboom

Het Vaderland, 23 februari 1929

Het Vaderland, 23 februari 1929

Over de persoon Groeneboom komen we verder weinig te weten. Enkele  overlijdensannonces helpen ons echter verder. Zijn ouders, woonachtig in Den Haag, meldden in Het Vaderland: “Heden ontvingen wij uit Indië het bericht van het plotseling overlijden van onzen geliefden zoon en broeder FRITS, in den ouderdom van 24 jaar.” Onder de kennisgeving de namen van beide ouders, een zuster en een broer. Bij deze laatste stond vermeld dat hij in Weltevreden woonde, – hetgeen het bericht van Het Nieuws van den Dag dus tegenspreekt. Naast dr. J.A. Koch, waarschijnlijk een oom van moederszijde, woonde dus ook Frits’ broer in Indië.

Verdere naspeuringen leren dat `Frits´ de roepnaam was van Frederik Willem Jan Groeneboom, geboren in Den Helder in 1904, als derde kind van Frederik Willem Jan Groeneboom (1868-1945) en Theodora Groeneboom-Koch (1871-1945). Zijn oudere zuster Beatrix was geboren in 1898 en broer Theodoor in 1902.
Vader Groeneboom was een zee-officier, die na een opleiding in Den Helder rond de eeuwwisseling met zijn gezin naar Indië was gereisd. Waarschijnlijk woonde het gezin daar twee perioden: zo rond 1900-1904 en 1911-1914. In 1915 werd F.W.J. Groeneboom, inmiddels kapitein-luitenant ter zee, directeur van het Marine Etablissement te Amsterdam. Zijn jongste zoon Frits moet dus een deel van zijn jeugd in Soerabaja en een ander deel in Amsterdam hebben doorgebracht. Toen hij een jaar of 21 was, zo rond 1925, reisde hij in zijn eentje terug naar Indië, om daar zijn geluk te beproeven in de ontginningen.

Enkele weken na de moord schetste de Preanger Bode zijn levensomstandigheden:

“Groeneboom kwam ongeveer twee en een half jaar geleden in Indië, bestemd om employé op een onderneming te worden. Na eenigen tijd werd hij geplaatst op de koffie- en rubber-onderneming Trebla Sala der Maatschappy Oud-Djember.
Hier bleef hij tot ongeveer een maand geleden, toen hij werd overgeplaatst naar een naburige onderneming, die nog voor een groot deel in het stadium der ontginning verkeert.
Door iemand, die de streek door en door kent, werd deze onderneming Paal IV ons beschreven als `een hel´. Zij is moeilijk bereikbaar; van de administrateurs-woning van Trebla Sala was een tocht per auto van bijna anderhalf uur, langs een smalle, sterk slingerenden weg over een bergrug, met aan één zijde doorlopend een angstwekkend gapend ravijn, nodig om de tijdelijke woning van Groeneboom te bereiken.

De streek is vergeven van malaria. De administrateur keerde in november van het vorige jaar van ziekteverlof terug, en is er opnieuw ziek geworden.
De eerste geëmployeerde is ziek. Het werk vlotte niet; er moest ingegrepen worden. De administrateur van Trebla Sala, die het toezicht heeft over Paal IV, besloot nu de enige employé die hij vrij kon maken af te staan. Men had de jonge Groeneboom leren kennen als strikt eerlijk en plichtsgetrouw, een harde werker. Zo kwam Groeneboom op Paal IV.”

De dag van de moord

Het vervolg van het relaas in de Preanger Bode:

“Op de ochtend van de nootlottige dag was Groeneboom om half zeven door de koffietuin aan de ene zijde van den weg naar boven geklommen om het werk daar te inspecteren. Toen hij drie kwartier later weer beneden kwam, werd hij vermoord.
De hoofddaders zijn gevat. Het zijn twee Madoerese koelies, die een stuk grond moesten schoonmaken; dit naar het oordeel van den voorganger van de heer Groeneboom onvoldoende hadden gedaan, zodat deze hun tot driemaal toe betaling geweigerd had, en er toen bij diens vervanger tevergeefs op aandrongen dat deze betaling ervoor geven zou. Maar ook Groeneboom weigerde. Het loopt tegen het einde van de Poeasa; de mensen hebben geld nodig. Volgens de verhalen der beide moordenaars kregen zij, na betaling geëist te hebben, een woordenwisseling, waarbij Groeneboom één hunner aanraakte, hetgeen hen mata gelap maakte, zodat zij hem met een golok afmaakten.”

Deze lezing van het geval kwam de Preanger Bode zeer onwaarschijnlijk voor.

“Groeneboom was een kalme natuur, en hem was door ervaren administrateurs en geëmployeerden wel voldoende ingeprent, niet dan in uiterste noodzaak de handen tegen het werkvolk te gebruiken. Bovendien was hij lichamelijk buitengewoon sterk; lang, slank, met stalen spieren en zware polsen, — een blonde reus.
Is Groeneboom niet in de koffietuin, maar op de weg vermoord, zoals de daders beweren, dan moet de misdaad waargenomen zijn door een zeventigtal werklieden, die op een paar honderd meter afstand in het ontboste terrein aan den arbeid waren; en dan is uitgesloten, dat van al deze tientallen ooggetuigen niemand het stilzwijgen verbreken zou en de toedracht niet spoedig bekend zou worden. De moordenaars, of hoofddaders, begaven zich naar de kampong en vertelden daar, met de toean moeda te hebben afgerekend. Een Chinese tokohouder, die ervan hoorde, waarschuwde telefonisch de politie en de administrateur van Trebla Sala, die zich onmiddellijk naar de plaats des onheils begaf. Hij vond het lijk op den strook grond tussen weg en kali in een houding, die er op wees, dat de moordenaars hun slachtoffer niet hadden laten liggen, zooals zij hem verslagen hadden, het lag in volle lengte uitgestrekt, de armen over de borst gekruist, de ogen gesloten. Men vond een revolverpatroon, die blijkbaar geketst had en nog een andere niet afgeschoten patroon. De revolver zelf was verdwenen en werd later door de moordenaars ingeleverd. Verder vond men zijn potlood en het horloge.
Maar een portefeulle met f 1200 die Groeneboom bij zich droeg omdat hij in zijn huis geen brandkast of andere gelegenheid tot veilige bewaring ervan had, was verdwenen. Hebben de kerels geweten dat bij zo veel geld bij zich droeg, of werd het eerst na den moord, bij fouilleering, gevonden?! Het is te hopen, dat het onderzoek ook hieromtrent licht brengen zal.

Over den ijver der politie werd meesmuilend gesproken. De moord had om kwart over zeven in de ochtend plaats; eerst in den namiddag, om ongeveer vier uur, kwam de politie. Al die tijd heeft het lijk in den stroomenden regen gelegen, sporen zijn uitgewist, de kans op vlugge reconstructie van de daad is er in die uren onmiddellijk na de moord sterk op verminderd. De gezinnen der daders kregen gelegenheid om te verdwijnen; in verband met de vermissing van het bedrag van f 1200 zou het van belang zijn geweest de familieleden der moordenaars te horen, maar ze zijn weg… ”

     

(Het volgende deel van dit artikel leest men HIER)

Dit bericht werd geplaatst in 1. Het vooroorlogse Nederlands-Indië en getagged met , , , , . Maak dit favoriet permalink.

7 reacties op De moord op Groeneboom (I)

  1. Ronny zegt:

    Ik kan met genoegen naar de foto kijken.

    • Ed Vos zegt:

      Ja mooi he? Mijn lief Java.
      Nou verbaast het mij dat je vanuit Oost-java de Merapi (Midden-Java) kan zien. Vanuit Salatiga heb ik de rit naar Oost-java (Banyuwangi) ooit per auto gemaakt. Die rit duurde met enkele sanitaire stops wel meer dan 9 uur. Kejje nagaan.

      • Ed Vos zegt:

        Sorry: deze foto is gemaakt in kabupaten (?) Bondowoso. Met Bondowoso, daar was ook iets mee:
        http://deoorlog.nps.nl/page/mappen/780887/Bondowoso-affaire:%20lijkentrein?afl=8&d=780886

      • R Geenen zegt:

        >>>>Ja mooi he? Mijn lief Java.<<<<<<<<<<<<<

        Ik hou van een breed venster opname en vooral als er diepte, door de voorgrond, aanwezig is.
        Compositie ook vanwege de smalle weg rechts beneden naar de verte toe doet het ook.

      • RLMertens zegt:

        @EVos-De Bondowoso transport eindigde op het emplacement Tandjoeng Perak/Soerabaja vlak bij onze lagere school achter het Batavia plein-Perak(B-kamp school) Wij , jongens 11-13 jarigen gingen ,na de geruchten, onmiddelijk kijken. Helaas was het terrein onmiddelijk omsingelt door mariniers etc. Het eerste incident met ‘een nare smaak’ over Ned.optreden. Jaren later in Ned.na het tv.optreden van Hueting en de Exessen Nota 1969 tot het besef gekomen, dat het Ned.politiek beleid tav.Indië/Indon. vanaf 1940-heden één facade van misleiding is geweest. ‘Zand er over’ was toen al het onderschrift van een poltieke prent, een Ned.begraafplaats van oud poltici !

  2. oma Keasberry had een restaurant in Amsterdam en haar kleinzoon Jeff zit nog steeds in de Indische restaurantbusiness. Nu in Amerika.
    Zij heette Marie van Beekom en ze had een broer Johannes Cornelis die in december 1951 vermoord werd op theeplantage Mandaling.
    Niet echt informatie ontopic, maar toch….
    http://kranten.kb.nl/view/article/id/ddd%3A010864166%3Ampeg21%3Ap004%3Aa0109

  3. Boudewyn zegt:

    Boeiend verhaal

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s