‘Eene Eerezaak’

Een kennismaking met de Indo en het Indo-pauperdom

Acteur Bronsgeest in de rol van "Dolle Hans"

Acteur Bronsgeest in de rol van “Dolle Hans”

De herkomst van de Indo-gemeenschap mag tegenwoordig bij iedereen bekend worden verondersteld. Een eeuw geleden was dit echter anders. Vele Nederlanders moesten ‘den Indo’ nog leren kennen, door berichten in de pers, of door toneelvoorstellingen. Het succes van twee toneelstukken van Jan Fabricius, ‘Totok en Indo’ en ‘Dolle Hans’, gaf een medewerker van het maandblad ‘Nederlands-Indië Oud en Nieuw’, een zekere De Braconier, aanleiding uit te legggen wat Indo´s waren en hoe armoedig het leven was van velen van hen. In zijn artikel ‘Het pauperisme onder de in Nederlands Oost-Indië levende Europeanen’ van november 1916 weerklinkt de roep van de sociale revolutie:

‘De toneelstukken “Totok en Indo” in het Verkade Theater en “Dolle Hans” van het gezelschap van Royaards zijn flink ingeslagen. Het Nederlandse publiek, dat over algemeen nog maar weinig afweet van de Europese samenleving in Insulinde, heeft gelachen bij de vertoning van een aardige plantage-idylle en zowaar gesnotterd en gejuicht bij het zien van een Indo-drama.
Jan Fabricius trachtte door het schrijven van “Dolle Hans” goed te maken, wat hij bij “Totok en Indo” had verbruid, toen hij als Indo’s twee lamlendige, kromsprekende, krontjongende plantageopzichters op het toneel bracht. Dolle Hans werd nu als tegenhanger geschapen: een temperamentvolle, opofferende, nobele “sinjo”, die door een wonderbaarlijke ijzervreter tot de kogel wordt veroordeeld.
Het is niet te ontkennen, dat door deze twee toneelstukken in Nederland meer aandacht is verkregen voor de Indo’s.   

Wie zijn de Indo´s?

Wie zijn toch Indo’s? De beantwoording van deze vraag is zeer moeilijk. Vanaf de eerste Nederlandse vestiging in Insulinde tot heden werden in de officiële taal, zowel als in het spraakgebruik, verschillende namen gegeven aan die personen, door wier aderen, behalve Nederlands, in meer of mindere mate ook Inlands bloed stroomde. In de Compagniestijd werden zij Mixtisen, Castisen, later Inlandsche kinderen, Kleurlingen en ten slotte ook Indo-Europeanen genoemd. In de tegenwoordige tijd wordt onder Indo’s voornamelijk verstaan de in Indië geboren Nederlanders van gemengd bloed, die door hun gebrekkige ontwikkeling vaak de Inlander nabijkomen (sinjo is hun scheldnaam). Noemen wij echter “Indo’s” alle in Insulinde geboren Nederlanders met meer of minder Inlandsch bloed, dan komen wij tot de merkwaardige conclusie, dat hun aantal thans ruim 80 % van de gehele Nederlandse kolonie uitmaakt.
Zij zijn geen afzonderlijke, scherp afgescheiden kaste, zoals de “Dutchburghers” op Ceylon, maar vormen met de zogenamde “volbloed” Nederlanders (totoks, pur-sangs) het zogenaamde Europese element in Insulinde. Onder de Indo-Europese samenleving bestaan echter, vooral door het verschil in ontwikkeling, verschillende schakeringen, waarvan de allerlaagste trap de zogenaamde “paupers” zijn, welke, in de kampong levend, parasiteren op de Inlandse bevolking en haar tot grote last zijn.

Moderne villa te Semarang. Woonhuis Mr. v. Embden (Cult. Mij. de Vorstenlanden.) Architect C. H. Lugten.

Moderne villa te Semarang. Woonhuis Mr. v. Embden (Cult. Mij. de Vorstenlanden.) Architect C. H. Lugten.

Is Fabricius er in geslaagd de “Indo” meer of minder beschaafd en ontwikkeld, naar waarheid uit te beelden? Zijn de Indo’s in “Totok en Indo” en de heetbloedige, dolle Luitenant Hans Hartman, typen van Indo’s?
Zij hebben allen misschien uiterlijk de allure van Indo’s, doch tot de zeer gecompliceerde psyche van de Indo-Nederlander heeft Fabricius als totok niet kunnen doordringen. Een gelukkig feit is het daarom te noemen, dat Victor Ido (pseudoniem van Hans van de Wall), een boek liet verschijnen getiteld “Paupers, een roman uit de Indo-Europese samenleving” (Amersfoort, Valkhoff, 1915), dat een betere kijk geeft, althans op het leven en de psyche van den onontwikkelde, soms in bittere armoede levende Europeaan in het rijk en schoon Tropisch-Nederland. Victor Ido beschrijft in zijn roman de geschiedenis van de familie Portalis, waarvan de oude brave grootvader Sam Portalis het hoofd is, terwijl diens kleinzoon Boong, vrouwenjager, boeaja, pantoenzinger, Hollander-hater en ten slotte ook moordenaar, de eigenlijke held van het verhaal is. Wij willen de “stille kracht” (elk auteur van Indische romans acht het een plicht daarmede te werken) ongerept laten, noch de vaak rassenhaat kwekende onjuiste begrippen en voorstellingen in dit literair weinig belangrijk product bespreken, doch slechts constateren dat in dit werk de pauper, de onontwikkelden Europeaan van Nederlandsche afkomst, naar waarheid is getekend. Juist daarom heeft dit boek waarde, omdat slechts zeer weinig auteurs tot de psyche van de Indo weten door te dringen.

‘Alleen bij gebrek aan bequame stoffe’

Diegenen onder het Nederlandse volk, en dat zijn er velen, die gelachen hebben om- en ontroerd zijn geworden door de stukken van Fabricius, moeten ook het boek van Victor Ido lezen; zij zullen bemerken dat het lot van menige Indo verre van benijdenswaardig is in het rijk en schoon Insulinde. Gedurende de eeuwen, vanaf de eerste Nederlandse vestiging, is het pauperisme onder de Nederlanders van gemengd bloed voorgekomen en dit kwaad neemt ook heden bedenkelijke afmetingen aan.
Reeds in December 1753 zag Gouverneur-Generaal Mossel zich genoodzaakt te Cheribon een weeshuis op te richten, teneinde te voorkomen dat “veele aldaar in het wild lopende en omzwervende arme bastaarden en weezen van Europeezen niet nog méér verwilderen en verbasteren”. Het lot der vele “mixtisen” en “castisen”, slachtoffers van het concubinaat, was in de oude Compagniestijd zéér droevig. Van hogerhand, dat wil zeggen de Heeren Zeventien, werden deze “mixtise inboorlingen” achtergesteld bij de totok; alleen “bij de uiterste noot en bij gebrek aan andere bequame stoffe”, mochten zij in dienst worden genomen.

Arm Indië: Kampong idylle, Semarang; huizen van Europeesche paupers.

Arm Indië: Kampong idylle, Semarang; huizen van Europeesche paupers.

De achterstelling van de Indo-Nederlanders bleef voortduren tot de helft van de vorige eeuw, zodat door onvoldoende onderwijs vele van deze “Inlandsche kinderen” zich in een sociaal en economisch opzicht bijzonder ongunstige toestand bevonden. Vóór 1848 was bij de Nederlands-Indische Regeering het bewustzijn verre te zoeken om door krachtige maatregelen het pauperisme te beteugelen. Wel werden door haar gelden voor armenzorg in engeren zin toegestaan, doch het pauperisme onder de Europeanen breidde zich desondanks schrikbarend uit. Als eerste belangrijke regeringsmaatregel is te noemen de oprichting in 1848 van de Pupillenschool te Kedong Kebo (later overgebracht naar Gombong), waardoor vele arme Indo’s zich althans in het leger een bestaan konden verzekeren. Vanaf dat jaar zien wij, dat de Nederland-Indische regering zich meer daadwerkelijk met het pauperisme-vraagstuk bezig houdt. Toch duurde het nog tot 1872, voordat een regeringscommissie werd benoemd tot onderzoek der ongunstige levensomstandigheden van de “Inlandsche Kinderen”. Deze commissie bepaalde zich slechts tot de paupers woonachtig te Batavia en hoewel het gehouden onderzoek verrassende feiten aan het licht bracht, vonden toch door haar bij de regering ingediende voorstellen een verre van gunstig onthaal. Ook de voorstellen van de Directeur van het departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, W. Stortenbeker, teneinde door verbetering van onderwijs de Indo-paupers op te heffen, deelden in 1881 hetzelfde lot.

Een officiëel onderzoek

Een eerste stap in de goede richting was de oprichting in 1886 der Bataviasche Ambachtsschool, die tot doel had minvermogende Europeanen practisch en technisch te bekwamen. Toch nam de voortdurende armoede onder de Europeanen, vooral door de suiker- en koffiecrisissen in de laatste helft van de 19e eeuw, zodanig toe, dat de Gouverneur-Generaal in 1900 de Directeur van O., E. en N. opdroeg, langs officiële weg een onderzoek in te stellen naar de maatschappelijke toestanden van deze paupers op Java en Madoera. Genoemde autoriteit richtte ingevolge de zienswijze van de Landvoogd een circulaire aan alle hoofden van bestuur, ten einde plaatselijk gegevens te verzamelen. Deze officiële enquête was bij de ingezetenen beslist impopulair, omdat men het min of meer beledigend achtte door zijn klein tractement als “pauper” te worden aangezien, en de vele concrete vragen dikwijls te stuitend waren. De circulaire van de Directeur van O. E. en N. van 26 Juni 1900, leidde tot een verzoekschrift van de Europese bevolking van Nederlands-Indië om van het onderzoek af te zien. De hoofdbezwaren golden de vragen naar: a) het al dan niet in concubinaat leven, b) hun verleden en tegenwoordige levenswijze, c) hun godsdienst, d) hun gezondheidstoestand.
Toch konden door het onderzoek, dat ondanks het protest heeft plaatsgevonden, vele belangrijke statistische gegevens worden vastgelegd, terwijl in de gewestelijke verslagen ernstige overwegingen naar voren werden gebracht met betrekking tot dit zo ingewikkelde en gevoelige probleem. Nog tijdens het onderzoek droeg de de Gouverneur-Generaal in 1901 aan de toenmaligen Gouvernementssecretaris D.F.W. van Rees op, maatregelen voor te stellen, die door de Regering zouden kunnen worden overgenomen tot beperking van het pauperisme.

In februari 1902 werden twee volumineuze, zakelijke en goed gedocumenteerde rapporten over het pauperisme onder de Europeanen in Nederlands-Indië en de staatsarmenzorg aangeboden aan de regering. In 1902 werd onder voorzittersschap van Van Rees, waaraan alle Indo-Europeanen veel te danken hebben, opnieuw een commissie benoemd, die in 1903 haar voorstellen in een uitgebreid rapport vastlegde. Deze voorstellen zijn vooral belangrijk, omdat daarin de middelen werden aangegeven ter bestrijding van de praktische nadelen van het kazerne-concubinaat, en werd aangetoond hoe noodzakelijk het was alle in Nederland aangeworven militairen na expiratie van hun diensttijd dáár, en níet in Indië van hun dienstverband te ontslaan. Verder werden voorstellen ingediend tot het instellen van een “Centrale Armenraad” en een “Inspectie van het Armwezen”. Dit plan werd op 8 November 1907 in de Tweede Kamer besproken, onder het Ministerschap van Mr. J. Fock. Deze laatste bleek hierbij een warm voorstander van Staatsarmenzorg.

Verzet tegen staatsarmenzorg

Uit de christelijke partijen kwam tegen de voorgestelde staatsarmenzorg hevig verzet, daar men meende, dat de kerkelijke zorg in het gedrang zou komen. Aan de Indische voorstellen is daarom tot op heden geen uitvoering gegeven, te wijten aan de principiële inzichten van de Ministers Idenburg en De Waal Malefijt, die de armenzorg in de eerste plaats wilden overlaten aan het gezin en daarna aan de kerk, terwijl de Staat eerst dán zou moeten ingrijpen, indien genoemde categorieën te kort schoten. Verschillende voorstellen van de Pauperisme-Commissie werden door de Nederlands-Indische Regering wel in studie genomen, verwezenlijkt werden ze echter niet.

Pa van der Steur geeft godsdienstonderwijs

Pa van der Steur geeft godsdienstonderwijs

Was niet sprake geweest van een krachtig particulier initatief, het pauperisme zou nog groter omvang hebben gehad dan nu al het geval is. In 1854 werd het zogenaamde Djati-gesticht ter verzorging en opleiding van verwaarloosde Europeesche kinderen te Batavia opgericht; in 1887 constitueerde zich de Vereeniging “Soeria Soemirat” te Semarang, terwijl in het zelfde jaar het St. Vincentiusgesticht te Buitenzorg werd geopend. De bekende vereniging van “Pa van der Steur” te Magelang kwam in 1896 tot stand. Door al die genoemde instellingen, de bestaande weeshuizen, alsmede “de maçonnieke loges”, is en wordt ook thans zéér veel voor het pauperkind gedaan. De door hen genomen proefnemingen om den verarmde Indo een beter bestaan te verzekeren en een fair chance in het leven te geven, hebben veel licht over het zo moeilijk oplosbaar pauperisme-probleem verspreid. De opvoeding der kruisrassen in alle koloniën is een bijzonderlijk moeilijke, zowel door hun karaktereigenschappen als de eigenaardige positie die zij innemen ten opzichte van de Westerlingen en de Inlandsche bevolking.

Over het algemeen is ook in Nederlands Oost-Indië de conclusie geweest dat een goede technische opleiding de meest gewenste is, ook al omdat de Indo-Europeanen zeer weinig voor het klein-landbouwbedrijf voelen. Plantage-opzichters zijn ze wel, keuterboeren beslist niet. Een kardinaal punt is, en daarom zijn vaak vele goed bedoelde pogingen jammerlijk mislukt, dat men allereerst beginnen moet de pauper-Indo van huis-uit moreel op te heffen, hem karaktervastheid trachten bij te brengen en zijn aangeboren indolentie te leren afleggen. Opmerkelijk is het dan ook, dat Pa van der Steur zijn jongens zo min mogelijk het Leger inzendt, waar zij in de kazernes, evenals hun vaders, in concubinaat kunnen leven. Wanneer zij voor studie ongeschikt zijn, worden zij flinke ambachtslieden, die zich ook in Indië van een goed bestaan kunnen verzekeren.
Het lot van het Indo-paupermeisje is, gelet op de gedemoraliseerde kampong- en kazerne-omgeving, verschrikkelijk en diep beklagenswaardig. Wie in de kampong en kazerne geen onbekende is, weet dat de lieve aardig-uitziende “nonnie’s” tot morele ondergang gedoemd zijn en vaak op een leeftijd van 14 of 15 jaar concubine van een Europeaan of Chinees worden.

Twee paupergroepen

Hoe is thans de stand van het pauperisme-vraagstuk in Nederlands-Indië? Dr. H. N. Muller zegt in zijn opstel “De Europeesche samenleving” dat ruim 9300 personen van Europese afkomst, zonder enig beroep in de kampongs leven. “Zij zweven tussen de inlandse en Europese maatschappij in, leven van de hand in den tand en vormen een ongelukkig, ontevreden en schadelijk deel der bevolking.” Daar het totaal der in Indië aanwezige Nederlanders ± 80.000 bedraagt, waarvan ± 80 % in Insulinde is geboren, is dit grote aantal paupers bijzonder merkwaardig. De paupers vormen als het ware een afzonderlijke klasse in de Europese samenleving, een klasse waarmee de ontwikkelde, materieel-goed levende Europeaan (Nederlander) weinig in aanraking komt.
De Inlandsche bevolking moet echter van deze in de kampongs levende „blanda kesasar” (verdwaalde blanken) weinig hebben en schuwt ze als een ware plaag. De paupers zijn in twee groepen te verdelen :

a) de gegageerde (= bezoldigde – JP) Europese militairen, die Pa van der Steur, zo terecht, “ruwe paupers” noemt. Zij verdwijnen Goddank hoe langer hoe meer uit Indië, omdat zij worden teruggezonden naar Europa, en zij ook tegenwoordig na afloop van hun dienstverband, wanneer zij uit Europa afkomstig zijn, niet meer in Indië ontslagen worden. De ex-militairen en ruwe paupers waren de gesels der kampongs. Zij hielden clandestiene drankhuizen en bordelen, waren woekeraars en verkwanselden jonge Inlandse en Indo-meisjes. Zij leefden vaak als beesten, tot schande van het blanke ras en het Nederlands Bestuur. Met al te grote lijdzaamheid heeft de Indische regeering jaren en jaren lang het bestaan van deze ellendelingen geduld, en het is ten zeerste toe te juichen dat vooral de laatste tijd strenge maatregelen tegen hen zijn genomen. Een bron van inkomsten van deze blanke parasieten was ook het zogenaamde “Europeaniseren”: kinderen van zuiver Inlandsche afkomst werden eenvoudig, tegen vergoeding van een paar rijksdaalders of jenever, door hen geadopteerd, waardoor het aantal ontevreden paupers en Staatsblad-Europeanen telkens en telkens vermeerderde. Treffende staaltjes van deze gewetenloze Europeanen-erkenning zijn te lezen in de onopgesmukte verslagen van Pa van der Steur en zijn inrichtingen te Magelang.

b) de klerken, lagere ambtenaren en zwervers (veelal afstammelingen van de ruwe paupers) en hun kinderen, het pauper-element dat zich vaak in bijzonder ongunstige sociaal-economische omstandigheden bevindt. Deze paupers moeten in de strijd om het bestaan concurreren met de ontwikkelde Inlander en Chinees, die evenals zij slechts Lager Onderwijs hebben genoten of het zo beroemde “klein-ambtenaars-examen” hebben afgelegd. Daarbij komt, dat in de laatste jaren, in verschillende takken van Gouvernementsdienst, zelfs de lagere ambtenaren in Holland worden opgeleid en uitgezonden. De concurrentie voor deze ook in de kampong levende paupers met een beroep wordt daardoor nog zwaarder, terwijl hun vooruitzichten om zich een betere positie te veroveren minder worden door de in Holland opgeleiden. Wordt in den Gouvernementsdienst door rechtvaardige chefs bij de promotie alleen op bekwaamheden gelet, los van het feit of ´s Lands dienaren in Indië of Nederland geboren of opgevoed zijn, in het particuliere bedrijven komt het maar al te vaak voor dat alleen volbloed-Europeanen voor betrekkingen worden gevraagd of voor promotie in aanmerking komen. Zelfs Minister Pleyte erkende bij de behandeling der zaak van de leiders van de voormalige Indische Partij (Douwes Dekker, Tjipto en Soewardi, de “bannelingen”), in de Staten-Generaal op de 19de November 1913, ruiterlijk: “Ik wil gaarne toegeven, dat vele Indo’ s economisch veel zwakker zijn en in geheel andere lagen verkeren, dan waarin zij behoren te verkeren, maar de feiten wijzen uit, dat voornamelijk in gouvernementsdienst bij gelijke bekwaamheden, ook de kleurlingen gelijke aanspraak hebben op bevordering”.

Steurtjes in Magelang

Steurtjes in Magelang

Negeren helpt niet

Van Kol, de door de Indische partijgangers zo smadelijk en onrechtvaardig behandelde strijder der Indische belangen, gaf ook bij de behandeling van de zaak der “bannelingen” in de Eerste Kamer ronduit te kennen, dat hij het bedroevend vond, dat de Nederlands-Indische Regering lagere ambtenaren, onderbazen enz. uit Nederland recruteerde, waardoor vele Indo’s, landskinderen in Indië, in het gedrang komen. Dat er onder de vele Europese paupers, met of zonder beroep in Indië, “Hollander-haters” bij honderdtallen zijn aan te wijzen, is beslist een feit. Deze haat is logisch te verklaren; vele paupers vervloeken hun ontaarde Europese vader, die hen schandelijk verliet, andere vinden het in hun indolentie zéér gemakkelijk alle schuld van hun droevig bestaan te werpen op het Gouvernement en de Hollanders. Zij steken geen hand uit om door geregelde arbeid hun lot te verbeteren, parasiteren op de Inlandse bevolking, en vervloeken en haten allen, die blank zijn. (…)

"Java et ses habitants" - Joseph Chailley-Bert

“Java et ses habitants” – Joseph Chailley-Bert

Dat verder het pauperisme-vraagstuk uit een politiek oogpunt van groot belang is, heeft de Indische beweging en de Indische Partij volkomen bewezen. Vele ontevredenen in de Indo-Europese samenleving hebben zich verenigd en zullen zich ook in de toekomst verenigen. Het Nederlandse volk en ook de Nederlands-Indische Regering moeten daarmede rekening houden; ontkennen en negeren van een Indo-(pauper)-vraagstuk baat niet. Chailley-Bert zegt dan ook in de laatste uitgave van zijn belangwekkend werk “Java et ses habitants” (Paris, 1915), terecht “Le gouvernement a beau déclarer, qu ‘il n’y a pas une question de métis; les métis soutiennent le contraire et ont trouvé des porte-parole pour le démontrer”. (De overheid kan nu wel zeggen dat er geen Indo-probleem is; de Indo´s beweren niet alleen het tegenovergestelde, zij kunnen het ook bewijzen.)

Het ligt buiten het bestek van dit opstel dieper op de sociale stromingen onder de Europese bevolking van Nederlands Oost-Indië in te gaan. Dat door de Nederlands-Indische Regering nog véél voor de Indo-paupers kan worden gedaan, ligt voor de hand. Reeds worden jaarlijks duizenden en duizenden guldens, in de vorm van subsidies verstrekt aan particuliere liefdadigheidsinstellingen, weeshuizen enz. Daarmede zijn echter noch de Nederlandsche natie, noch de Nederlands-Indische regering moreel verantwoord. Wel wordt in Nederlands-Indië méér voor de pauper- Indo gedaan dan in Brits India van regeringswege voor den pauper-Eurasian, maar het Nederlandse volk dient wel te beseffen dat het ook een ereschuld heeft af te lossen. In de Staten-Generaal is meermalen door Indische specialisten gewezen op de belangrijkheid van het pauperisme-vraagstuk en de gevaren, die in de toekomst, bij verwaarlozing en negeren van dit probleem, te duchten zijn. Ook schrijvers en journalisten die korter of langer in lndië verbleven, hebben in hun geschriften gewaarschuwd voor de gevaren van het steeds groter wordend aantal paupers onder de Indo-Nederlanders.

Want men vergete niet, dat alle paupers, met of zonder beroep, maatschappelijk Europeaan (Nederlander) zijn en dezelfde rechten hebben als de totoks. Bas Veth zegt in zijn talentvol geschreven kankerboek: “Het leven in Nederlandsch-Indië”: “De toekomst van ons koloniaal bezit is nauw verbonden met het feit, dat de halfbloed thans maatschappelijk Europeaan is. Er zal zeker op Java een tijd komen, dat een burgerkrijg wordt gevoerd tusschen de volbloed-Europese overheersing, en het halfbloedras”. De bekende journalist en auteur Maurits Wagenvoort schrijft in zijn “Nederlandsch-Indische menschen en dingen”: „O, indien onze Indo’s zo talrijk waren als de Spaanse op de Philippijnen, indien er niet tussen hen en de inlanders de scheiding bestond van twee onverzoenlijke zustergodsdiensten; indien er bij de inlanders niet een op ietwat geringschatting steunend wantrouwen tegen de Indo’s leefde, waardoor zij de volbloed Europeanen stellen boven die van gemengd ras, – onze bloedverwanten zouden alle krachten inspannen om ons er uit te werken, enkel om de voldoening te genieten den laatste totok op Java gezien te hebben”. (…)

Een erezaak

Het pauperisme-vraagstuk dwingt in deze tijden van sociale evolutie in Nederlands-Indië om meer aandacht. Het lot van den pauper-Indo mag niet afhankelijk zijn van politieke inzichten in het Moederland, van hem die op het Koningsplein de scepter zwaait of op de Buitenzorgse troon zit. De pauper-Indo is weinig gebaat bij het feit, dat voorstellen ten zijnen gunste “in studie” genomen worden, indien zij nimmer door de Regering worden verwezenlijkt. Zolang gesubsidieerd, particulier initiatief het lot en de toekomst van het Indisch pauper-kind in handen heeft, kan slechts gedeeltelijk aan de oplossing van het pauperisme-vraagstuk worden gedacht.
Hoe staat het toch met dat particulier initiatief? Lezen wij niet dat Pa van der Steur, om diens eigen woorden te bezigen, jaarlijks f 65.000 bij elkaar moet scharrelen om er te komen, en legt hij er niet nog f 1500 bij van zijn godsdienstleeraar-traktementje om de kas kloppend te maken?! Slechts weinigen in Nederland kennen die eenvoudige nobele Pa van der Steur, wiens leven gewijd is aan het Indisch-pauperkind.

Het Nederlands publiek, dat nu “Dolle Hans” vanaf een kwartje, tot, God zij met ons, één gulden vijf en twintig centen kan zien, begint te beseffen wat het woord “Indo” betekent. De tijden eisen echter dat er meer daadwerkelijke belangstelling komt voor de Indo-Europese samenleving in Insulinde. Te hopen is het, dat ééns in Indië een “Centrale Armenraad” en een “Inspectie op het armenwezen” zullen worden ingesteld, om het het pauperismeprobleem, voortdurend en systematisch onder de ogen te blijven zien. Het Nederlandse Volk en de Staat moeten inzien, dat de bestrijding van het pauperisme onder de Europeanen in Nederlands Oost-Indië een nationale erezaak dient te worden.´

x

Bron:
A. de Braconier, ‘Het pauperisme onder de in Nederlands Oost-Indië levende Europeanen’, in: Nederlandsch Indië oud en nieuw : maandblad gewijd aan bouwkunst, archaeologie, land- en volkenkunde, kunstnijverheid, handel en verkeer, cultures, mijnbouw, hygiène, Jaargang 1, Aflevering 7, 1 November 1916.
Omwille van de leesbaarheid werd het taalgebruik enigszins gemoderniseerd.

Dit bericht werd geplaatst in 1. Het vooroorlogse Nederlands-Indië en getagged met , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

108 reacties op ‘Eene Eerezaak’

  1. j.w.hoegen. zegt:

    indo’s 80% van de bevolking ??
    lijkt me wat veel .

    • buitenzorg zegt:

      Meer dan 80% van de Europese bevolking. Ook bewoners van andere Europese landen waren ‘Europees’, en zelfs Arabieren dacht ik, maar grosso-modo wordt hier gezegd dat tegenover iedere totok vier Indo´s stonden, een eeuw geleden.

      • Surya Atmadja zegt:

        In zijn boek ” De Indo” schreef Dr T.Kok dat hij van betrouwbare bronnen hoorde dat er het aantal Indo -Europeanen tussen de 70% tot zelfs 80-90% bedroegen.
        Arabieren zijn volgens de CBS norm van 1941 in Ned.Indie geen Europeaan , wel de Perzen , Formozanen, Turken, Filipijnen , Japanners

      • Wal Suparmo zegt:

        Allemaal nakaarten heeft geen zin.Hoe dan ook de Nederlands kononialen zijn 2 klasse kolonialen in de wereld.Na de Engelse. De Spanyaarden, Belgen en Portugezen zijn 3de klassers.

      • Ronny Geenen zegt:

        >>>>>>>>>>>>Allemaal nakaarten heeft geen zin.Hoe dan ook de Nederlands kononialen zijn 2 klasse kolonialen in de wereld.Na de Engelse. De Spanyaarden, Belgen en Portugezen zijn 3de klassers.

        Zolang het verstandig gebeurt heeft nakaarten als wetenswaardigheid altijd zin.
        Het punt is, heeft u daar interesse in.
        Ook het feit van eerste, tweede en derde klasse is zeker volgens de Engelsen.

      • W.(Bill) Zitman zegt:

        @ Ronny Geenen – spot-on, de Engelsen zijn “self-appointed” eerste klas kolonialisten. Hier in Oz (als een ex-kolonie) zien we dagelijks nog steeds bewijs van deze “myth”.
        @ Wal Suparmo – kennen wij elkaar? Als zo niet, onze vaders? Industri pencetakan di Jakarta?

    • Ed Vos zegt:

      Waarom zou nakaarten geen zin hebben?. Dat doen wij hier ook over voetbalwedstrijden.
      Maar of het nu de geschiedschrijving in uw land betreft – bent u Indonesier? – of de geschiedschrijving hier in Nederland over Indie, door na te kaarten op een verstandige wijze (Geenen) of afstandelijk, kunnen wij onoprechtheid, gebrek aan bewijs, bewuste verdraaiing, intrige, bedrog en ongegronde verdachtmakingen aan de kaak stellen. ;-(

    • Ælle zegt:

      Dit ‘Eene Eerezaak’ artikel verscheen onverwachts in mijn vizier. Vraag niet hoe. Waarschijnlijk via googlen op afbeeldingen. Ben als beeldend kunstenaar altijd op zoek naar inspiratie, vooral omdat ik de laatste tijd helemaal niets meer op papier zet en verwacht dat de muze elk ogenblik toeschiet met een nieuw idee, ondanks dat ik weet dat ik er gewoon voor moet gaan zitten. Misschien wacht ik onbewust op de Lente.
      Enkele uren geleden was ik nog gefascineerd door een foto van een bedelende moeder in kapotte kleding met kind, gedateerd vóór 21 juli 1947, gemaakt door H.A. Wilmar. Maar mijn maag begon zich om te draaien bij het besef dat deze vrouw vreselijke honger had geleden samen met haar kind. http://www.gahetna.nl/collectie/afbeeldingen/fotocollectie/zoeken/start/40/weergave/detail/tstart/0/q/zoekterm/politionele%20acties
      Ik blijf toch maar bij mijn besluit om alleen mooie taferelen te tekenen. Ik weet dat mijn eigen vader ook samen met zijn broers en zusje op een gegeven moment honger hadden geleden door geldnood lang voordat de oorlog begon, daarentegen mijn moeder en haar familie als buitenkampers door hongersnood sterk vermagerden (koeroes kering) terwijl er aan geld geen gebrek was. En blijven wij dan nog hangen in de geur van spruitjes? Hoe raar kan het lopen!

  2. Ed Vos zegt:

    Informatief en no non-sense artikel
    Ik wist niet dat het zo erg gesteld was met (veel) indo’s.

    Dit vind ik een hele goede:
    “Er zal zeker op Java een tijd komen, dat een burgerkrijg wordt gevoerd tusschen de volbloed-Europese overheersing, en het halfbloedras”. De bekende journalist en auteur Maurits Wagenvoort schrijft in zijn “Nederlandsch-Indische menschen en dingen”: „O, indien onze Indo’s zo talrijk waren als de Spaanse op de Philippijnen, indien er niet tussen hen en de inlanders de scheiding bestond van twee onverzoenlijke zustergodsdiensten; indien er bij de inlanders niet een op ietwat geringschatting steunend wantrouwen tegen de Indo’s leefde, waardoor zij de volbloed Europeanen stellen boven die van gemengd ras, – onze bloedverwanten zouden alle krachten inspannen om ons er uit te werken, enkel om de voldoening te genieten den laatste totok op Java gezien te hebben”. (…)”

    Neen die indo’;s gingen echter de totoks achterna naar Nederland om daar met trots te wijze naar hun inlandse (indische) afkomt. Terwijl anderen weer, zich beroepend op hun inlandse (indische) afkomst met afkeer spraken over degenen waar zij het dichtst bij stonden.

    Rare lui toch die indo’s 😉

  3. Ed Vos zegt:

    p.s. die burgerkrijg wordt nu blijkbaar in Nederland gevoerd, en zo wordt het oude indie dan weer gerestaureerd. Waarom moet ik hierbij zo denken aan de Joodse Zionisten die weer terugkeerden naar hun Beloofde Land? 😉

    • P. Vermaes zegt:

      Als je belieft niet! Repatriëren betekent voor Indo’s naar Nederland gaan en hopen dat jezelf en je nazaten door de autochtonen worden geaccepteerd. Het “Beloofde Land” is een Goddelijke aangelegenheid voor Zijn Volk en dat was en is niet het volk van pauper-Indo’s.

    • Jan A. Somers zegt:

      Soms lijkt het me dat die burgerkrijg binnen de Indische gemeenschap wordt gevoerd.

  4. R Geenen zegt:

    Neen die indo’;s gingen echter de totoks achterna naar Nederland om daar met trots te wijze naar hun inlandse (indische) afkomt. Terwijl anderen weer, zich beroepend op hun inlandse (indische) afkomst met afkeer spraken over degenen waar zij het dichtst bij stonden.

    Was daar een keuze? Je was niet eens meer welkom en ze zagen je liever komen dan vertrekken.
    De indo families leefden vaak in hun eigen kleine wereld zonder de informatie zoals hier in het verhaal is verstrekt geworden. Naar nederland was bijna een bittere noodzaak. Ook was het een springplank om naar andere oorden te vertrekken. Hi, how are you!

  5. Ron Habiboe zegt:

    Ik mag hopen dat het hier om een citaat uit een van de besproken oudere werken gaat: “In de tegenwoordige tijd wordt onder Indo’s voornamelijk verstaan de in Indië geboren Nederlanders van gemengd bloed, die door hun gebrekkige ontwikkeling vaak de Inlander nabijkomen (sinjo is hun scheldnaam)”.
    Tegenwoordig weet men immers, dat “hun gebrekkige ontwikkeling” niet is gekoppeld aan de definitie/beschrijving van de Indo’s en dat de term “Inlander” in deze contekst meer zegt over de onwetende buitenstaander dan iemand van een van de inheemse volken in de Archipel. De term “Sinjo” was overigens niet altijd en niet overal een scheldnaam. Het kwam vaak voor dat inheemse bediendes de zoon in een “Europees” gezin aanspraken met “sinjo” (sinjo Piet = jongeheer Piet).
    Voor de zekerheid … wanneer was dat “tegenwoordig”?

    Hokjes in de compagniestijd, ter lering ende vermaeck:
    Mixties/mesties: kind van Hollandse vader en inheemse (“swarte”) moeder
    Poesties: kind van Hollandse vader en mixtiese moeder
    Kasties: kind van Hollandse vader en poestiese moeder

    • buitenzorg zegt:

      Dat “tegenwoordig” was 1916, Ron. Ondanks de misschien licht-racistische ondertoon in enkele zinnen, gebruikelijk voor die tijd, is het artikel nog tamelijk fris. Dat je twijfelt aan de datering is daarvan al een bewijs.

      Over de schrijver A. de Braconier heb ik helaas weinig te melden. Het moet een kenner zijn geweest; hij schreef in deze jaren artikelen over het kazerne-concubinaat en prostitutie. In 1916 verscheen een boekje van zijn hand over kindercriminaliteit in Nederlands-Indië.

      • Ron Habiboe zegt:

        Okay, ik snap inmiddels dat nagenoeg de gehele tekst uit 1916 is overgenomen. Dat was mij ff niet duidelijk. Bert, dank je wel voor de toelichting.
        Keep up the good work!

      • Ik vermoed dat de schrijver is Abraham de Braconier, geboren in 1882 te Temanggoeng (Kedoe), zoon van Eduard Abraham de B. en Jurgina Fredriks, indo-europese ouders .
        Jurgina heeft wortels tot in de 18e eeuw te Indië naar bekende familienamen als Lammers, Coenraad, Baumgarten.
        Abraham en zijn vader waren militaire officier met RMWO. In zijn huwelijksakte van1915 te Amsterdam wordt hij bibliothecaris genoemd.

      • Jan A. Somers zegt:

        Wat een veranderingen in zo’n korte tijd!

    • R Geenen zegt:

      >>>>>>>>>>Tegenwoordig weet men immers, dat “hun gebrekkige ontwikkeling” niet is gekoppeld aan de definitie/beschrijving van de Indo’s en dat de term “Inlander” in deze contekst meer zegt over de onwetende buitenstaander dan iemand van een van de inheemse volken in de Archipel.<<<

      Hoe tijden kunnen veranderen. Ik denk, dat vanaf het einde van de WW2 tot op heden de indos als enig bruin mens, zich uitstekend hebben aangepast aan de Nederlandse samenleving en ook hier in de VS. In het begin werden we bekeken als vreemde wilde dieren, echter na al de nieuwe bruine gasten die zich hebben gevestigd weten de Euro mensen wel beter, dacht ik.
      De Indo heeft stilaan zijn plaats in de maatschappij verdiend en maakt niet uit waar.

  6. P. Vermaes zegt:

    Wat jammer dat er zo weinig Indo’s destijds mohammedaans waren, dan waren zij beter geaccepteerd door de pribumi (autochtone) Indonesiërs. Je zou verwachten dat een mengras van christen vaders en mohammedaanse moeders beide (onverenigbare?) godsdiensten zouden moeten aanhangen.

    • A nony mouse zegt:

      “Wat jammer dat er zo weinig Indo’s destijds mohammedaans waren, dan waren zij beter geaccepteerd door de pribumi (autochtone) Indonesiërs.” aldus P. Vermaes.
      Er bestaan geen domme opmerkingen, alleen domme mensen.
      Mijn christen (protestant – peroetsetan) Opa was getrouwd met een buddhist en ze waren zeer geliefd en werden door iedereen geaccepteerd en vooral gerespecteerd. Precies zoals de heer Geenen bedoelt, naar hun DADEN en WERKEN.

      P.S. Terug van erg ziek geweest. Nog geen uitslag over de oorzaak.

      • P. Vermaes zegt:

        @A nony mouse: Ik wens u oprecht een spoedig herstel en een gunstige uitslag over de oorzaak.

  7. R Geenen zegt:

    >>>>>>Wat jammer dat er zo weinig Indo’s destijds mohammedaans waren, dan waren zij beter geaccepteerd door de pribumi (autochtone) Indonesiërs.<<<<<<<<<<

    Wat een afschuwelijk idee, of een medemens beoordeeld kan worden, zijnde goed of slecht, naar een geloof. Een mens beoordeel je niet omdat hi/zij op de knieen gaat of een kruisteken maakt, maar naar zijn innerlijk en gedragingen. Zij die dat doen hebben een gebrek aan beschaving en dat wordt aardig getoont in de arabische landen zoals Egypte.

  8. R.Smit zegt:

    Ben benieuwd of P. Vermaes een mohamedaan is. Zo niet dan moet hij het maar worden. Hij vindt het toch jammer, dat er zo weinig Indo’s destijds mohamedaans waren ????

    • P. Vermaes zegt:

      @R.Smit en R.Geenen: Ik ben gewoon R.K. en ik overweeg geen geloofsverandering. Echter ik vraag me nu af waarom de kinderen die werden geboren uit de schoot van een mohammedaanse concubine (c.q. echtgenote) christen werden. Wij gemengdbloedigen werden door de mohammedanen kennelijk afgewezen, denk ik dan…

  9. H.A. Naberman zegt:

    Het waren de Japanners en WW2 die een eind maakten aan de krankzinnige verhoudingen die in de gestratificeerde Indische maatschappij heersten.
    Ook de kennismaking met KL’ers was verhelderend voor de Indische mens.
    Het bleken gewone mensen te zijn!

    • P. Vermaes zegt:

      @H.A.Naberman: In een eerder artikel van Java Post las ik, dat het juist de Japanners waren die de selectie voor internering baseerden op een stratificatie van 12 gradaties Europees-zijn. Hoe ook het zij ik ben met u blij dat die krankzinnige statusbewustheid voorbij is. Al zul je altijd mensen hebben die vinden dat je nooit banaan mag zeggen tegen een Chequita…

      • H.A. Naberman zegt:

        De Japanse bezetting heeft de Totok en de Indo nader tot elkaar gebracht in tijden van grote nood! Die nood heeft de twee respect en waardering voor elkaar met zich gebracht zowel binnen als buiten gevangenschap. En….uiteindelijk ontstond er bij beide meer en beter begrip voor het Indonesische onafhankelijkheidsstreven!

    • durussedjustus zegt:

      Ik denk dat dit meer wishful thinking is dan historische realiteit. De situatie was te complex, de groepen te divers voor een dergelijke generalisatie. Kousbroek citeerde Wertheim over de tegenstelling tussen de totoks en de indo’s in zijn kamp. En Van Velden beschreef een groep aanvankelijk pro-Japanse indo’s die uiteindelijk in het kamp terecht kwamen maar nog steeds met de Japanners samenwerkten en zich tegen de totoks keerden. Er zullen ongetwijfeld Indische mensen zijn geweest die onder druk van de kamp omstandigheden nader tot de Hollanders kwamen en vice versa. Maar er waren er ook die de andere kant opgingen of afstand hielden of moesten houden. Daarbij komt dat de kampen sterk van elkaar verschilden en daarmee de omstandigheden.

      M.i. is het een denkfout om te aan te nemen dat de Indische groep door een kenmerkende cultuur bij elkaar gehouden werd. Het enige gemeenschappelijke kenmerk is de combinatie van Kaukasische en Aziatische genen waaraan door de koloniale samenleving een bepaald waardeoordeel is gegeven. Dat waardeoordeel is het feitelijke bindmiddel en in de perceptie van de de Nederland Indische samenleving de groepsgrens. Ik vermoed dat de mate waarin men zich de Nederlandse taal en cultuur eigen heeft gemaakt de positie in de groep en de koloniale samenleving bepaalde.

      Na de oorlog is het niet zo zeer een nader tot elkaar komen van de Indische gemeenschap en Nederlanders maar meer het oplossen van de groep in de Nederlandse samenleving door het verdwijnen van de koloniale restricties en het ontbreken van een groepseigen bindmiddel. ‘Indisch’, ‘Indo’ en dergelijke termen zijn produkten van de koloniale cultuur en daarmee onlosmakelijk verbonden. Daaruit volgt dat die namen alleen kunnen gelden voor de generatie die is opgegroeid in en gevormd door Nederlands Indië, zijn ondergang plus de nasleep daarvan.

  10. Peter van den Broek zegt:

    @ dhr Naberman
    Of de Japanse bezetting de Totok en de Indo nader tot elkaar bracht, waag ik te betwijfelen.Ik heb van mijn moeder die het Japanse voorrecht had tot Binnenkamper gebombardeerd te worden, dat de kleurlijnen ook gewoon in de kampen doorgetrokken waren, ze was een soort kampIndo, zonder voorvoegsel Binnen….wie heeft die ziekelijke term eigenlijk uitgevonden…Zelf de Joden spraken niet over Binnenconcentratiekamper…..

    Een paar jaar geleden werd de film “2602” en daarna “Contractpensions” getoond. De zgn Totoks gingen na 2602 gekeken te hebben, oververmoeid van de emoties naar huis en de Indo’s bleven zitten om contractpensions te zien. Dus van solidariteit was ook na zoveel jaar weinig te merken. Kirsten Vos van Indisch 3.0 schreef dat de spagaat nog steeds bestond.

    Dus ik wil weten hoe die respect en waardering tot uiting kwamen misschien omdat de Totoks zich met terugwerkende kracht de mythische Indische Nederlanders noemden…..Om me te onderscheiden noem ik me sindsdien Buiten-Indo….

    • H.A. Naberman zegt:

      Als je de verhoudingen tussen de twee van voor de oorlog vergelijkt met die welke zich daarna ontwikkelden dan is de verandering onmiskenbaar.
      Ik herinner me geen passages uit het werk van Kirsten Vos waaruit blijkt dat zij een voortzetting van de historische animositeit tussen de twee opmerkte….
      Vervelende incidenten waren er zeker…..en de omslag kwam niet van de ene dag op de andere, daarvoor was het sentiment te diep ingegroeid.

    • bo keller zegt:

      Hr.P vd.Broek
      ’t Blijkt nu weer.dat vele oude kwestie’s zo’n beetje uit de losse vrije hand komen en dan vraag ik me heel vaak af uit welke koker ,nu weer.!
      Blank en Bruintje één, totdat , in het kamp vrij duidelijke verschillen in de toegewezen
      ligplaatsen- wondbehandeling – het karige eten.
      Na de kamptijd,de evacuatie -legering- kledingverstrekking-registratie- werk ed.
      Wel moet ik hier naar voren halen dat een cat.Bruintjes hier ook raad mee wisten en
      m’n eigen beperkte kijk van ’t geheel.
      Geen oude koeien uit……, maar verteld het dan wel wat evenwichtiger.
      siBo

      • Jan A. Somers zegt:

        Hr. Bo: Ik ben blij dat u er ook een beetje moe van wordt. Ben ik niet de enige. Allebei nog (net) niet dement.

  11. bo keller zegt:

    Pak J.A.Somers ,wij allen gaan de lente/zomer en… met frisse harsens tegemoet.
    mvg siBo

  12. Peter van den Broek zegt:

    @ dhr Naberman:: Ik herinner me geen passages uit het werk van Kirsten Vos waaruit blijkt dat zij een voortzetting van de historische animositeit tussen de twee opmerkte….

    Als dhr Naberman zich niet herinnert dan betekent dit niet dat Kirsten Vos er niet over geschreven heeft. Ik heb niet het misplaatste provincialisme om datgene te ontkennen wat ik niet ken. Daarvoor ben ik te Indo-bescheiden. U had zich ook de moeite getroosten wat te googelen en dan vind U “Filmmiddag maakt Indische spagaat zichtbaar” dan had U zich dit misplaatste figuur ook kunnen besparen.

    De nogal geanimeerde discussie over de films en m.n. “2602” speelde zich dus in Januari 2009 af. Ik kan mij niet herinneren dat bovengenoemde Heren zich in de schriftelijke discussie hebben gemengd, wellicht hadden zij een pseudoniem. De discussie ging vnl over de wijze waarop Indische Nederlanders, wel of niet als Indische Nederlanders in beeld kwamen, daarnaast was er ook iets over Buitenkampers. De discussie liep zo hoog op dat er zelfs op de Pasar Malam Basar een sessie aan werd besteed. Mijn bezwaar aan de film is dat Indische Nederlanders in het kamp niet met hun specifieke problematiek als Indische Nederlander aan bod komen, ze werden over één kam geschoren met de totoks en dat nam ik niet. Ik heb op de PMB nog een specifiek vraag gesteld aan de samenstellers van de film maar niemand gaf mij antwoord, dat werd wel via Emails gedaan.

    Ik vond het opmerkelijk dat andere indischen mij aanvielen, daarbij werden hun psychiatrische problemen op mij geprojekteerd, maar toen begreep ik al dat als je de Indische mythes zoals symbiose met de totoks, het totokzijn, ter discussie stelt dan word je nog erger dan Judas behandeld. Het is een soort gesublimeerde verdringing of verdrongen sublimatie. De Heren mogen kiezen want ik ben geen psychiater.

    Ik vind de opmerking van dhr Bo Keller even uit de losse hand als mijn opmerking, afgezien dat deze ook onnavolgbaar is , . Daarnaast gaat hij niet in op de manier over de scheiding tussen totoks en Indische Nederlanders ook na de oorlog, denk aan Tjalie Robinson. hem ging het om de emancipatie van de Indische Nederlander.dwz er is een verschil met de Nederlander..

    Dhr Bo Keller danwel dhr Somers denken alleen maar in het sprookje van de harmonie tussen Totoks en Indische Nederlanders te geloven. Daar kan je ook heel oud mee worden. Ze hadden ook kunnen aangeven hoe die harmonie eruit ziet zoals het delen van nasi- en bamiballen of het eten van een Nasi Rames.
    Dat is hun goed recht maar dan moeten ze wel met hun evenwichtige (dat is niet mijn woordkeus) argumenten komen. “Moe” en “oude koeien” (hoe oud zijn deze koeien), vind ik nog steeds een Non-argument (zie Marc Auger) in hun belabberde discussie.

    • H.A. Naberman zegt:

      Geen commentaar verder………..

    • bo keller zegt:

      Pak P vd.Broek,ik lees’t een beetje anders nl .er was /is een scheiding tussen
      Blanda en Bruintjes (zo noemden wij ons zelf) .Bij binnenkomst Kamp-
      ligplaats verdeling- WONDbehandeling- Eten verdeling etc. (een pikorde)
      Dan na de oorlog de evacuatie- registratie-kleding verstrekking -huisvestig ed.
      En opmerking .losse hand gaat de personen aan die ZOMAAR kreten slaken enz.
      Als er toenadering was,let wel in mijn optiek was het de Indo die de Gading een
      steun gaf,nl. Kennis van eetbare voeding-taal- smokkel- inheemse familieleden.
      Ouwe koeien ,juist de oude mythe ophalen. Mag wel,maar dan wel een
      Evenwichtig vertelsel en geen loze kreten en dat slaat niet op Uw inzet .
      siBo

    • R Geenen zegt:

      >>>>>>>>> “Moe” en “oude koeien” (hoe oud zijn deze koeien), vind ik nog steeds een Non-argument (zie Marc Auger) in hun belabberde discussie.<<<<<<<<<<

      "Moe" en oude "koeien"? Komt dit omdat ze het benaderden van de totok zijde?

    • P. Vermaes zegt:

      Het sprookje werd werkelijkheid door Wieteke van Dort (Blanda-Totok), die in haar TV-program “De late late Lien show” een Indo-tante speelde zonder dedain. Met dit programma heeft de VARA willen tonen dat de Indo’s gewone Nederlanders zijn waarmee je kunt lachen.

  13. Peter van den Broek zegt:

    Sorry Heer Keller,
    ik zal volgende keer met meer aandacht lezen

  14. A nony mouse zegt:

    Begin me af te vragen of de Indo ooit ook ‘etnisch gezuiverd’ had moeten worden?
    Wie wil en durft hierop te reageren?
    Liefst in de stijl als die van Nico Dijkshoorn. Hij neemt geen blad voor de mond.

  15. A nony mouse zegt:

    Een voorbeeld van etnisch zuivering is Tasmanië. Hun oorspronkelijke taal is zelfs volgens de Duitstalige wiki ausgerottet!

    Quote: Die tasmanischen Sprachen waren die Sprachen der Ureinwohner Tasmaniens. Diese wurden im 19. Jahrhundert von den englischen Kolonisatoren innerhalb von 80 Jahren systematisch ausgerottet, damit waren auch die tasmanischen Sprachen ausgestorben.

    Genozid an der Urbevölkerung
    Mit der Ankunft der Europäer begann eine systematische Ausrottung der Urbevölkerung. Durch die Erklärung des Standrechts wurden die Eingeborenen faktisch zum Abschuss freigegeben, Verbrechen wurden nicht geahndet. Massaker wurden nicht nur von Siedlern verübt (z. B. Cape-Grim-Massaker, Black War), sondern auch von Robbenfängern, die zeitweise auf der Insel ihr Lager aufschlugen und die einheimische Bevölkerung terrorisierten. Auch eingeschleppte Krankheiten führten dazu, dass sich die Zahl der Ureinwohner rasch reduzierte.
    Um 1830 entschied der damalige Vizegouverneur, George Arthur, dass die verbliebenen Eingeborenen in einem gemeinsamen Gebiet zusammengebracht werden müssten. Der Versuch, die Eingeborenen gewaltsam zusammenzutreiben (Black Line), scheiterte jedoch. Dem englischen Missionar George Robinson gelang es im Anschluss, die zu diesem Zeitpunkt nur noch ca. 300 Ureinwohner zu überzeugen, sich ohne Gegenwehr nach Flinders Island deportieren zu lassen. Dort starb binnen weniger Jahre der Großteil an Unterernährung und Krankheiten; die Siedlung wurde 1849 aufgelöst. Als letzte Überlebende der tasmanischen Urbevölkerung gelten Truganini (1812–76) und Fanny Cochrane Smith (1834–1905). Unquote.

    De Tasmaniërs zouden tot 1830 bijna volledig uitgeroeid worden, ondanks hun dapper en intelligent verzet. Er leven geen <<<<>>>>>afstammelingen van Tasmaniërs meer, enkel nog mensen die afstammen van vrouwelijke Tasmaniërs, gehuwd met ….. Europeanen!!!
    Je kan ’t je niet voorstellen, maar de grote filmheld Erroll Flynn was (Indo-)Tasmaniër. Geen wonder dat tante Non zo dol op hem was. Waarschijnlijk was ’t onbewust de herkenning van een haast uitgestorven soortgenoot.

  16. A nony mouse zegt:

    Twee Oer-Tasmaanse vrouwen.
    1. Truganini:

    2. Fanny Cochrane Smith:

  17. A nony mouse zegt:

    Gevonden, de foto van de allerlaatste Tasmaniër PUR SANG, William Lanney, aka King Billy.

    En wat er verder met hem gebeurde.
    http://treatyrepublic.net/content/king-billys-gross-indignity-legacy-tasmanians

  18. RLMertens zegt:

    Opmerkelijk is het dat tijdens deze Indo pauperdom toch nog zovele Indo’s tot de ‘ elite groepen’ zijn door gedrongen zoals bv. Dominique Berretty (1890-1934) oprichter van Aneta en het blad “De Zweep” (een selfmade miljoenair-villa Isola) en schilder Jan’de Javaan’ Toorop, zoon van ass.resident van Banka. Ook zo’n drie eeuw terug had men ook al ‘kinderen uit verbintenissen’ van Europeanen met’Aziatische vrouwen de zgn.mixtiezen of Euraziaten.Zulke kinderen groeiden op in de kampong van de moeder en hielden met moeite het hoofd boven water. De meerderheid, in de steek gelaten door de vader of doordat hij stierf of doordat hij de moeder achterliet. Ook in die tijd waren er enkelen die tot de hoogste maatschappelijke posities konden doorstoten oa.bv. Dick van Cloon, gouv.generaal van Indië ! 1732-1735. Zijn ‘gebronste’ portret hangt in het Rijksmuseum. En Pieter Erberveld, groot grondbezitter. Pieter gedroeg zich meer Aziatisch en werd indertijd door gouv.Zwaardecroon (1718-1725) valselijk beschuldigd, dat hij met Javaanse edelman Raden Katadria een opstand tegen het Nederlands gezag wilde ondernemen.Hij werd gevangen genomen en gemarteld-gevierendeeld! Ter afschrikking is op de plek van zijn woning een monument opgericht . Deze plek is ook altijd verzamelpunt geweest voor de ‘ontevreden Indo’s’ zoals bij de zgn.Mei beweging van 1848 toen Indo’s ‘gelijke rechten eisten’.
    Note; nog opmerkelijker is het dat pas in 1983 door de Australische Jean Gelman Taylor!; Smeltkroes Batavia – eindelijk een uitgebreide inzicht is gegeven over de mixtiezen maatschappij-de vrouwen clans van Batavia in het VOC tijdperk.

    • Jan A. Somers zegt:

      Al vanaf het begin van Batavia hadden VOC-dienaren zulke verlaten kinderen als pleegkind in hun gezin. Zelfs ons aller JPC had zo’n pleegdochter. Vergeet ook figuren als Pa van der Steur niet (heeft een straatnaam in Rijswijk). In het Leger des Heilsziekenhuis in Soerabaja heb ik in 1945-1946 heel leuke herinneringen aan die Steurtjes die daar een opleiding volgden. Aangezien mijn ouders toentertijd nog zoek waren, werd ik als ‘wees’ volledig in de club opgenomen. Toen mijn vader terecht was en bij mij in Soerabaja kwam hebben ze er een feestmaaltijd georganiseerd: Jan bleek een vader te hebben!

    • P. Vermaes zegt:

      Ik heb het boek van Jean Gelman Taylor en zal het nogmaals lezen. Wat me in 1989, toen ik het boek Smeltkroes Batavia las, opviel was dat de Indo gezinnen matriarchaal waren. De dochters waren voor de ouders interessanter dan de zonen. Nieuwkomers uit Nederland waren meest jonge mannen en als die een gezin wilden stichten waren ze aangewezen op de dochters van Indo gezinnen. De Indo ouders hadden meer te verwachten van de gezinnen van hun dochters dan die van hun zonen. The lady of the house had in een Indo gezin ook veel te regiseren; dat was een vrouw met gezag en aanzien.

      • RLMertens zegt:

        Toch opmerkelijk dat de gehele VOC tijd een complete Indon./mixtiezen maatscappij was die door geen enkele Ned.historicus/auteur is ‘opgemerkt’.Nimmer vermeld bij onze geschiedenis lessen op school! Het moet nb. de Australische Jean Gelman Taylor zijn die dit (uitstekend beschreven) geschiedenis heeft opgemerkt.
        Naar mijn weten de enige. Waar blijven onze historici/auteurs? Hierbij een oproep aan Tessel Polman.

      • Surya Atmadja zegt:

        P. Vermaes zegt:
        16 maart 2013 om 12:49 pm

        Ik heb het boek van Jean Gelman Taylor en zal het nogmaals lezen. Wat me in 1989, toen ik het boek Smeltkroes Batavia las, opviel was dat de Indo gezinnen matriarchaal waren. De dochters waren voor de ouders interessanter dan de zonen.
        ——————————————————————————————————
        Logisch , en zeker als ze mooi en een blanke huidskleur heeft.
        Dan kunnen ze gekoppeld worden aan de vaak nog jonge en relatief arme TOTOK , de zgn baren en gasten.
        Het bevorderd de sociale mobiliteit(o.a “rasverbetering”).
        En aangezien die Indische vrouwen vaker hun Totokmannen overleefden , kunnen ze door positieverbetering tot 2x of zelfs 3x hun Hollandse echtgenoten overleefden.
        Hun vermogen groeide , hun dochters kunnen beter huwelijkspartij krijgen, dus hun aanzien(v.d familie groei ook mee) .
        Veel jonge nog arme /in hun begin carriere aangekomen totoks werd “binnengehaald” als echtgenoot.

        De jongens hebben het moeilijker , moeten vaak met minder huwelijkspartner doen, zelfs met een inlandse .
        Vandaar dat de invloed van deIndische vrouw heel groot was in N.O.I

        Zelfs de njai’s waren echte moeder (ik heb veel respect)en de LIJM van het gezin .
        Hun mannen hebben hun eigen problemen / pleziertjes.

  19. Peter van den Broek zegt:

    Het boek van Mevr. Jean Gelman Taylor is uitgegeven in 1983. Dat ongeveer in dezelfde tijd dat het boek “Indische Nederlanders” van Annemarie Cottaar en Wim Willems werd uitgegeven in Nederland. Het is ook dezelfde tijd dat Marion Bloem haar onvergetelijk boek “Niet gewoon een Indisch meisje ” het licht liet zien. Al deze boeken hebben er toe bijgedragen dat de belangstelling voor Indischen in het daglicht kwam te staan, alhoewel het opmerkelijk is dat al deze spraakmakend eboeken in dezelfde periode zijn gepubliceerd.. Wim Willem is wel de hoofdrolspeler, hij heeft in de 90er jaren een hele lezingscyclus in Leiden georganiseerd waar ik nog steeds met veel genoegen aan terugdenkt. Hijzelf is de illustere schrijver van de biografie van Tjalie Robinson.

    Het reilen en zeilen van de mestiezenmaatschappi,j zo goed verwoord door J.G. Taylor is een wat onderbelichte zaak en heeft wellicht weinig belanstelling van de lezer die wat geschiedenis dichter bij huis, dus vanaf de 20ste Eeuw, zoekt. veel is nog onbekend van deze matriachale maatschappij en ik wens iedereen veel geluk bij het verklaren dezer periode.

    • Ik doe zelf ook wel eens wat genealogisch onderzoek en ik heb redenen om aan te nemen dat Dirk van Cloon geen Japanse overgrootmoeder had, zoals Taylor aannam.
      Ook mevrouw Catharina van Riemsdijk -Craan was eerder geen eurasian, wat wel zo beweerd is in het boek

      • RLMertens zegt:

        Alle bronnen geven aan dat Dirck van Cloon een Euraziaat is.( Google; VOC archief, etc.)
        Taylor heeft juist niet zijn Chinese achtergrond vermeld; alleen Euraziaat. Ik zag zijn portret in het Rijksmuseum(Gouden eeuw tentoonstelling, jaren ’90). Hij was ietwat donkerder van uiterlijk dan zijn voorgangers/opvolgers, vandaar mijn zoektocht.
        Ook zijn er 2 Euraziatische gouv.generaals van Ceylon nl. Pieter Vuyst 1726-1729 en
        mr.Iman Willem Falck 1765-1785. Beiden zijn van Ned.-Javaanse afkomst. De 17e- 18e VOC eeuw was een complete Mixtiezen/ Mardijker maatschappij, waarvan de meer ‘gegoeden’ doordrongen tot de VOC elite door huwelijken. Vanwege een tekort aan Europese vrouwen nam het aantal gemengbloedigen uit al dan niet wettige relaties toe.
        Mixtiezen met bij voorkeur Nederlandse vader drongen tot de hoogste rangen door. Ondervonden ook veel tegenwerking/discriminatie oa. Rijckloff van Goens; ‘ het aengroijende swart gespuijs’. Maar gg.Maetsuyker (1653-1678) had een hogere dunk van hen, meer dan van de Europeanen, die veelal dronkaards waren!
        Het is merkwaardig dat aan deze Mixtiezen tijdperk zo weinig bekendheid is gegeven in onze vaderlandse geschiedenis.

    • P. Vermaes zegt:

      Indische Nederlanders, hun ontstaan?
      Ik woon in Almelo, een stadje van 70.000 inwoners, en ik kan met gemak tien kinderen uit mijn kennissenkring aanwijzen, die ik Indische Nederlander zou noemen. Die kinderen zijn geboren uit huwelijken van Totoks en Indo’s met jonge Indonesische vrouwen. Als je heel Nederland rekent, dan schat ik dat de aantallen nieuwe Indische Nederlanders de aantallen mestiezen uit de VOC-tijd verre heeft overtroffen.

  20. Peter van den Broek zegt:

    Bovenstaande stelling klinkt op het eerste gezicht logisch maar geeft geen sluitend bewijs. Want GEEN is GEEN eigenschap van een object (het is niet sluitend zoal bvb: hij is geen Indo). Het is weliswaar uitsluitend maar daarmee komen we niet tot een verhelderend inzicht (en daar gaat het toch in de discussie om), we komen niet eens tot de uitspraak of bovengenoemde stelling zinvol of zinloos is, laat staan waar of niet waar. Daarvoor ontbreekt toch wezenlijk en overtuigend bewijs.

  21. Surya Atmadja zegt:

    RLMertens zegt:
    18 maart 2013 om 1:15 pm
    Toch opmerkelijk dat de gehele VOC tijd een complete Indon./mixtiezen maatscappij was die door geen enkele Ned.historicus/auteur is ‘opgemerkt’
    ————————————————————————————————————————-
    Beste Ron
    Thuis( Amsterdam)heb ik Oud Batavia(2 delenvan iets meer dan 1000 blz) waar iets werd geschreven over de opkomst van VOC vanaf hun eerste aankomst in Bantam(Compagnie van Verre) , daarna de komst in Jayakerta (Sunda Kelapa) plus de bewoners.
    De complete groepen Mixtiezen, Euraziaten, Toepassen/ Mardijkers , Papangers etc
    Het is een gedenkboek van 2dln , uitgegeven door het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen naar aanleiding van driehonderdjarig bestaan der stad in 1919
    Uitgegeven door G.Kolf & Co Batavia-1922

    Citaat:Zelfs de Depokse Christenen,afstammend van vrijgelaten Balieers en zich bedienend van het Maleisch, heeten toenmaals Portugezen.Mardijkers waren van oorsprong geen Mixtiezen.

    Eigenaardig blufferig waren de sonore en fantastische doopnamen die de Mardijkers aan hunne kinderen gaven.
    Namen als Gerlopia Wilphalina, Amanta Palestina doen eerder denken aan een herbarium dan aan een doopregister denken.

    • RLMertens zegt:

      Als verzamelaar, nimmer deze genoemde boeken kunnen bemachtigen. Op de passar Soerabaja te Djakarta in de jaren ’90 gesignaleerd. Ik (toen) erna toe. Helaas gone! Is het mogelijk om deze genoemde hoofstukken te scannen en bij Javapost in te dienen? Lijkt mij erg nuttitg. Voorzover ik begrepen heb, woonden er toen in de stad Batavia; Nederlanders, Creolen, Mixtiezen,Chinezen en Mardijkers. Geen Javanen, (wel de slaven) die in de Omlanden woonden. Alras vonden ook verbintenissen plaats tussen Mixtiezen en Mardijkers. Ook in vrijheid gestelde slaven van allerlei ras werden toen ook Mardijkers genoemd. Het moet toen toch een bonte aanblik zijn, vooral op zondag als zij ter kerke gingen. Een zeker S.Franke schreef een aantal boeken over de VOC Batavia oa; ‘Een stad verees’, Fa (over een Chinese vrouw). Geen woord over Mixtiezen etc., wel Mardijkers. Vreemd, dat die maatschappij bijna 2 eeuwen heeft bestaan en in onze geschiedenis bijna niet wordt genoemd. Het boek van Jean G. Taylor vind ik ‘must’.

      • Surya Atmadja zegt:

        De Javanen zijn vrije mensen !.
        De VOC kijkt wel uit om potentiele soldaten (vijfde colone) van Sultan Agung in de ommuurde kaasteel binnen te halen.

        De Javanen waren uitgestuurd door Sultan Agung van Mataram .
        In hun opmars naar Batavia hadden ze Parahyangan (West Java veroverd in 1620).
        En versterkingen aangelegd in Karawang(de rijstschuur van West Java) .

        Out of record:
        volgens verhaal was onze stamvader een officier van Mataram , hij werd begraven met zijn mede officieren in de wijk Tanah Abang.
        Vroeger werd zijn graf geeerd door plaatselijke bevolking als kramat .
        De Javanen wonen toen ook in Matraman wijk (van Mataram) .
        5 en 6 generaties terug waren 2 nakomelingen wijkmeesters in Batavia ( bron ANRI).

        Als klein kind kom ik vaak met mijn ouders bij zijn graf.
        Ik heb nog oude foto van mijn opa(Wedana in Residentie Batavia) bij zijn oude graf .

        Ik zal proberen te scannen en naar je of Bert sturen.
        Moet nog even bijkomen van een zware vakantie naar mijn kampung in Betawi.
        In Batavia wonen alle migranten (dus de niet Sundanezen de oorspronkelijke bewoners) in hun eigen wijken zoals Kampung Bandan ( Bandanezen), Kampung Tambora , Kampung Jawa , Kampung Bali, Kampung Melayu , Kampung Tugu(Mardijkers) , Kampung Pekodjan(Arabieren die de Indiers opvolgden ) ,Pecinan ( Chinezenwijk), Kampung Ambon , Kampung Makasar etc . Met hun eigen rechtssysteem en bestuurders( de zgn BEK afgeleid van Wijkmeester).
        Vergeet niet de Portugezen (vaak verwisseld met Mardijkers), tot de 18de eeuw was Portugees de lingua franca in Batavia e.o
        Ik weet niet waar de nakomelingen van de Spanjaarden woonden.
        Van de Nederlanders is ook iets van bekend.
        De( zeer) grote bungs zitten in of in de buurt van Koningsplein , de kleine bungs bij Kemayoran (Buaya Kemayoran) , en andere periferie van de oude Batavia zoals Mester (Meester Cornelis) .

      • H.A. Naberman. zegt:

        Interessant! Kan je aangeven waar die verschillende kampungs ongeveer lagen? Was die Pekodjan in Priok???

      • Jan A. Somers zegt:

        Het is wel een lange lijst van J.L. Blussé van Oud Alblas, maar dit lid van mijn promotiecommissie was een productief (en aardig) persoon, Er is dus veel over het onderwerp verschenen. De VOC en gemengde bevolking was wel wat meer dan Java.
        Major Publications

        Visible Cities Canton, Nagasaki and Batavia and the Coming of the Americans. Cambridge: Harvard University Press 2008.

        Shiba shiji-mo Badaweiya Tangrenshihui (The Chinese Community of Batavia at the End of the Eighteenth Century. Xiamen: Xiamen University Press 2002.

        Bitter Bonds, A Colonial Divorce Drama of the Seventeenth Century. Princeton: Markus Wiener Publishers 2002.

        Retour Amoy, Anny Tan – Een vrouwenleven in Indonesië, Nederland en China. Amsterdam: Balans Publishers.

        Ba-ta-wei-ya hua-jen yu Chung-ho maoyi (The Chinese of Batavia and Sino-Dutch trade). Gu­angxi People’s Publishing Company, 1997.

        Zhong-he jiaowang shi (A History of Sino-Dutch Rela­ti­ons), Amsterdam: Otto Cramwinckel, 1989,1999. (Dutch translation Tribuut aan China. 1989, 2008, Japanese Translation Ryu to Mitsubachi, Chugokukai-eki no orandajin yonhyakunenshi, Tokyo: Koyo Shobo, 2008).

        Strange Company, Chinese Settlers, Mestizo Women and the Dutch in VOC Batavia, (Verhandelingen KITLV 122), Dordrecht: Foris 1986, 1988).

        Nederlanders Overzee. (with Jaap de Moor) Wever, Franeker 1983.

        Books published since 2000

        2008
        •Leonard Blussé en Floris-Jan van Luyn, China en de Nederlanders, Geschiedenis van de Nederlands-Chinese betrekkingen 1600-2008, Zutphen: Walburg Pers, 255 pp.
        •Leonard Blussé, Ryu to Mitsubachi, Chugokukai-eki no orandajin yonhyakunenshi, (The Dragon and the Honeybees, four hundred years of Dutch activities on the China Coast) transl. Fukami Sumio, Fujita Kayoko, Koike Makoto, Tokyo: Koyo Shobo, 235 pp.
        •Leonard Blussé, Visible Cities Canton, Nagasaki and Batavia and the Coming of the Americans. Cambridge: Harvard University Press, 114 pp.
        2007•Leonard Blussé and Nie Dening, Gongan bu, Bacheng huaren Gongguan Dangan (Gong An Bu – Minutes of the Board Meetings of the Chinese Council). Vol. 7, Xiamen: Xiamen University Press. 422 pp.
        2006•Leonard Blussé and Liu Yong, Gongan bu, Bacheng huaren Gongguan Dangan (Gong An Bu –Minutes of the Board Meetings of the Chinese Council).Vol. 6, Xiamen: Xiamen University Press. 355 pp.
        2005•Leonard Blussé and E. van Veen eds, Rivalry and Conflict, European traders and Asiantrading networks in the sixteenth and seventeenth centuries. Studies in Overseas History. vol. 7, Leiden: CNWS Publishers. 382 pp.
        •Leonard Blussé & Cynthia Viallé, The Deshima Daghregisters, 1651-1660. Vol. 11, Intercontinenta Series XXIII, Leiden, 493 pp.
        2003 •Leonard Blussé, Cynthia Viallé & Willem Remmelink, Isabel van Dalen eds., TheDeshima Diaries, Marginalia 1740-1800. Tokyo: Japan Netherlands Institute 2004. 898 pp.
        •Leonard Blussé, Chen Menghong eds, The Archives of the Kong Koan of Batavia. Leiden, Boston: Brill. 160 pp.
        •L. Blussé ed, Around and About Formosa, Essays in honour of Professor Ts’ao Yung-ho. Taipei: SMC Publishing Inc. 339 pp.
        •L .Blussé and F. Fernández-Armesto, eds, Shifting Communities and Identity Formation in Early Modern Asia. Studies in Overseas History Vol.3, Leiden: CNWS Publishers. 218 pp.
        2002 •L. Blussé and Wu Fengbin, Gongan bu, Bacheng huaren Gongguan Dangan (Gong An Bu –Minutes of the Board Meetings of the Chinese Council) Vol. 1, Xiamen: Xiamen University Press. 424 pp.
        •L. Blussé and Wu Fengbin, Shiba shiji-mo Badaweiya Tangrenshihui (The Chinese Community of Batavia at the End of the Eighteenth Century. Xiamen: Xiamen University Press. 409 pp.
        •Bitter Bonds, A Colonial Divorce Drama of the Seventeenth Century. Princeton: Markus Wiener Publishers. 194 pp.
        •L. Blussé and I. Ooms, Kennis en Compagnie, De Verenigde Oost-Indische Compagnie en de moderne wetenschap. Amsterdam: Balans Publishers. 191 pp.
        2001•L. Blussé and C. Viallé, The Deshima Daghregisters, 1640-1650. Vol. 11, Intercontinenta Series XXII. Leiden.
        2000•L.Blussé and N. Everts, The Formosan Encounter, Notes on Formosan Aboriginal Society 1636-1646. Vol. II, Taipei: Shung Ye Museum of Aborigines. 610 pp.
        •Rosenkrieg, Ein Scheidungsdrama um Besitz, Macht und Freiheit im 17.Jahrhundert. Frankfurt: Campus Verlag. 219 pp. (German edition Bitters Bruid see 21)
        •Retour Amoy, Anny Tan – Een vrouwenleven in Indonesië, Nederland en China. Amsterdam: Balans Publishers. 368 pp. (Herdruk in Rainbow Pockets , 2002.
        •a) L. Blussé, W. Remmelink, I. Smits (eds), Bridging the Divide, 400 years of Dutch-Japanese Relations. Utrecht: TELEAC Publishers. 288 pp, b) (Dutch version) Bewogen Betrekkingen, TELEAC Publishers, c) Japanese version: Nichiran Koryu yonhyaku-nen no rekishi to tenbo , Tokyo: Nichiran Kyokai Publishers.
        •L. Blussé, W. Milde and Ts’ao Ying-ho eds, De Dagregisters van het Kasteel Zeelandia, Taiwan. Vol. IV: 1655-1662 (RGP Grote Serie 241) ‘s-Graven­hage: Instituut voor Nederlandse Ge­schiedenis. 754 pp.

        Supervision Doctoral Theses

        •Co-promotor with Prof. Dr. K. Schipper: Dr. Cheng Shaogang, De VOC en Formosa, 1624-1662, 12 December 1995.
        •Co-promotor with Prof. Dr. P.W. Klein: Dr. Remco Raben, Batavia and Colombo, The Ethnic and Spatial Order of Two Colonial Cities, 1600-1800, 28 March 1996.
        •Promotor: Dr. Yuan Bingling, Chinese Democracies, a Study of the Kongsis of West Borneo (1776-1884), 1 December 1998.
        •Promotor: Dr. M.T.H. Govaars-Tjia, Hollands onderwijs in een koloniale samenleving: de Chinese ervaring in Indonesië. 1900-1942, Uitgeverij de Vijver, 16 December 1999.
        •Promotor: Dr. E. van Veen, Decay or Defeat?An inquiry into the Portuguese decline in Asia 1580-1645 , CNWS Leiden University Publishers, 6 December 2000.
        •Promotor with Prof. Dr. A. E. Kersten: Dr. F.P. van der Putten, Corporate Behaviour and Political Risk, Dutch Companies in China, 1913-1941 , CNWS Leiden University Publishers, 23 May 2001.
        •Promotor: Dr. B. de Prins, Voor Keizer en Koning, Leonard du Bus de Gisignies 1780-1849, Commissaris-Generaal van Nederlands-Indië, Uitgeverij Balans (Amsterdam), 24 april 2002.
        •Promotor: Dr. A.G. de Roever, De jacht op Sandelhout, De VOC en de tweedeling van Timor in de zeventiende eeuw, Walburg Pers (Zutphen), 12 december 2002.
        •Promotor with Prof. Dr. W.J. Boot: Dr. Martha Chaiklin, Cultural Commerce and Dutch Commercial Culture, The influence of European Material Culture on Japan, 1700-1850. Studies In Overseas History 5, CNWS Press, Leiden, 3 June 2003.
        •Promotor with Prof. dr. H. Beukers: Dr. Herman Jan Moeshart, Een miskend geneesheer, Dr. J.K. van den Broek en de overdracht van kennis van westerse technologie in Japan, 1853-1857. De Bataafse Leeuw, Amsterdam, 3 juni 2003.
        •Promotor with dr. R.J. Ross: Dr. Russel Viljoen, “Land of our Forefathers” – Jan Paerl: A Khoikhoi Prophet in Cape Colonial Society, 1761-1851., TANAP publications, Leiden , 4 December 2003.
        •Promotor with Dr. J.Th.Lindblad: Ryuto Shimada, The Intra-Asian Trade in Japanese Copper by the Dutch East India Company during the Eighteenth Century, 14 December 2005.
        •Promotor: Dr. Harry Knipschild, Ferdinand Hamer, 1840-1900.Missiepionier en martelaar in China. Een nieuwe kijk op de missiemethode van de Scheutisten in het noorden van China, en de reactie daarop van de Chinezen, 14 December 2005.
        •Promotor with Prof. Dr. P. Boomgaard: Dr. Kwee Hui Kian, The Political Economy of Java’s Northeast Coast, c.1740-1800, Elite Synergy, 15 December 2005.
        •Promotor with Dr. F. Colombijn: Dr. Atsushi Ota, Changes of Regime and Social Dynamics in West Java, Society, State and the Outer World of Banten, 1750-1830, 15 December 2005.
        •Promotor with Dr. Lodewijk Wagenaar: Alicia Schrikker, Dutch and British colonial intervention in Sri Lanka, 1780-1815: Expansion and Reform. 30 November 2006. (cum laude)
        •Promotor: Yong Liu, Golden Years: The Chinese Tea Trade of the Dutch East India Company, 1757-1781, 6 December 2006.
        •Promotor with Prof. dr. F.S. Gaastra, Hoang Anh Tuan, The Dutch East India Company in Tonkin: Political and Commercial Relations, 1637-1700. 7 December 2006.
        •Promotor with Prof. dr. Peter Rietbergen (Nijmegen): Bhawan Ruangsilp, Perception and Practice: The VOC and the Court Culture of Ayutthaya in the Seventeenth and Eighteenth Centuries, 7 March 2007.
        •Promotor with Dr. Lodewijk Wagenaar: Nirmal Devasiri, Changes in the Peasant Agriculture in the Southern and Western Ceylon in the Mid-eighteenth century under the VOC rule, 4 April 2007.
        •Promotor:: Chíu Hsin-hui, Entangled Encounters: ‘The Formosans’ and the Dutch Colonial Project (1624-1662), 10 May 2007.
        •Promotor with Dr. Gerrit Knaap, Muridan Satrio Widjojo, Cross-Cultural Alliance-Making and Local Resistance in Maluku during the Revolt of Prince Nuku, c. 1780-1810, 12 September 2007.
        •Promotor with Dr. J.J.L. Gommans: Binu John Parambil, The Ali Rajas of Cannanore: Status at the Interface of Commercial and Political Expansion (1663-1723), 12 December 2007.
        •Promotor with Prof. dr. Peter Boomgaard,: Sri Margana, Java’s Last Frontier, The Struggle for Hegemonyof Blambangan,.1763­–1813, 13 December 2007.
        •Promotor with dr. A.A.P. Francken: A. Pos, Het paviljoen van porselein: Nederlandse literaire Chinoiserie en het westerse beeld van China, 1250-2007, 24 June 2008.
        •Promotor: Kogure Minori, National Prestige and Economic Interest. Dutch Policy towards Japan 1850-1863, 25 September 2008.
        •Promotor: W. Hugenholtz, De landrente belasting op Java 1812-1920, 25 September 2008.
        •Promotor with Prof. dr. F.S. Gaastra: Chr. Nierstrasz, The Decline of the VOC; the relationship between Company and servant. 5 November 2008.

      • Jan A. Somers zegt:

        Het wonen van vreemdelingen in eigen wijken is al heel erg oud:
        Godsdienstige ontwikkelingen waren van groot belang voor staatkundige ontwikkelingen. Mede als gevolg hiervan groeide het streven naar afsluiting van het eigen gebied voor ongewenste godsdienstige invloeden van buiten. Het beginsel cuius regio, eius religio, de godsdienst als overheidszaak, droeg zo bij aan de ontwikkeling van de ‘moderne’ staat met zijn aanspraken op absoluut gezag, soevereiniteit (oude stijl!).
        Internationale handelsstromen maakten inbreuken op de godsdienstig/staatkundige begrenzingen noodzakelijk. Voor het handelsverkeer werd rechtszekerheid gezocht in de formele onttrekking van vreemdelingen aan de plaatselijke jurisdictie. Dit forum privilegiatum hield in dat de vreemdeling zich buiten de plaatselijke rechtbanken om direct tot een hogere instantie mocht wenden. Vorstelijke privileges konden immers beter worden beschermd door vorstelijke rechtbanken dan door plaatselijke colleges. De ‘hoofden’ van groepen vreemdelingen konden in rechte naleving van privileges opeisen maar kregen naderhand ook zelf disciplinaire rechtsmacht over hun groepsgenoten: exterritorialiteit.
        Als een soort erfenis uit het Romeinse rijk (en ook verwoord in de bijbel OT) kwamen (katholieke) handelaren uit de Italiaanse stadstaten in de tiende eeuw tot verdragen met islamitische vorsten in de Levant over vrije vestigingen met eigen recht. Al vanaf de achtste eeuw bestonden in de havens tussen de Perzische Golf en de Indische Archipel gemeenschappen van vreemde kooplieden.
        Op sommige plaatsen kwam het tot een verwevenheid van internationale, publiekrechtelijke en privaatrechtelijke verhoudingen. In de noordelijke Nederlanden was zo’n situatie met betrekking tot de privileges voor vreemde kooplieden goed ontwikkeld in Veere. Hier raakten ook de sociale verhoudingen ingesteld op de Schotse aanwezigheid: de meest bekende conservator, Thomas Cuningham, was zelf in Veere geboren; uit deze familie kwamen niet alleen factors van de Schotse stapel voort maar ook enkele malen een schepen, eenmaal een burgemeester en eenmaal een lid van de Provinciale Rekenkamer. Exterritorialiteit van groepen vreemdelingen was een verschijnsel dat in grote delen van de wereld een bijna universeel aspect van het toenmalige volkenrecht vertegenwoordigde. Deze over de hele wereld gangbare ‘getto’vorming had overigens nog niet het hedendaagse negatieve imago.
        In Indië kon het indirecte bestuur worden opgevat als exterritorialiteit. Bepaalde inlandse vorsten, aanzienlijken en hoofden hadden onder zekere voorwaarden ook het forum privilegiatum

    • RLMertens zegt:

      Surya. Je familie verhaal moet je toch echt op papier zetten. Je hebt gelijk wat betreft die 5e colonne! waardoor Javanen niet binnen de stad-fort werden binnen gehaald om er te wonen. De Chineze moord is ook al zo’n geval van achterdocht etc. Als oud Batawi man moet je toch ook het verhaal van Pieter Erberveld kennen. Zijn monument moet in de oude stad hebben gestaan tot aan de Japanse inval. Bij navraag kenden heel wat Batavianen (Cas en Salemba school reunisten) dit monument NIET. Ik lees dat je in Amsterdam woont. Ik in Amstelveen. We moeten eens met elkaar ngobrollen man. Mijn email adres is ronmertens@casema.nl en tel.020-6411065

      • W.(Bill) Zitman zegt:

        Mijnheer Mertens, het monument van Pieter Erberveld staat volgens mij nog steeds op Taman Prasasti, het oude kerkhof op Tanah Abang 1, wat nu een museum is. Wat U met “oude stad” bedoelde zou de “beneden stad” (kota) geweest kunnen zijn, maar daar heeft volgens mij het monument nooit gestaan. Pieter was in het oog van het Nederlands gezag niet zo een aardige man, dat ze hem een “ere plaats” zouden geven.

      • Surya Atmadja zegt:

        Beste Ron.
        Het schrijven van mijn “(familie)verhaal” had ik al jaren geleden gedaan , in combinatie met mijn “ervaringen” in Nederland .Van af 1968.
        Als zoon van een Indonesische expat (“ambtenaar”) die met zijn ouders mee moest , in Ned.”studeerde”, getrouwd en nu vastzit in Amsterdam .
        Alleen ben ik nog niet tevreden omdat het te veel over mijn eigen familie( vader-moederszijde )ging .
        Ook kan er bezwaren komen van mijn naamgenoten (“clan”) , en heb nog geen toestemming gekregen als ik de andere (familie)namen van mijn generatie of mijn ouders mee betrek.

        Het is een kleine wereld waar tientallen families met Nederlandse opleiding en vorming betrokken kunnen worden.
        Mijn “research” bij de ANRI( Arsip Negara Indonesia) moet nog beginnen .
        Van mijn vaderskant (gevonden tot 6 generatie terug) , maar de link naar de officier van Mataram zal moeilijk zwart op wit te bewijzen zijn.
        Ondanks zijn graf(foto) waar mijn opa geregeld kwam.
        Met een grote waringinboom ( dus een paar honderd jaren oud)
        De graven van zijn medeofficieren (?) met Rd en R.M titels werd jaren geleden
        geruimd .
        In 1979 kwam mijn vrouw ook “kennismaken” met onze eyang.

        Van mijn moederszijde moet ik naar Ciamis gaan , naar Imbanegara.
        In de buurt van Tasikmalaya.
        Ben bang dat daar de zoektocht zal stoppen.
        De oudjes(sesepuh) zijn bijna allemaal gestorven.
        Ben nog niet aan toe , mss als ik tijd over heb na mijn pensioen.

  22. Surya Atmadja zegt:

    Ik geef je de streetdirectory van Jakarta.
    http://www.streetdirectory.com/indonesia/jakarta/travel/travel_id_173047/travel_site_85103/travel_no_No.97/

    Je gaat de keywords invullen , Pekojan , Tambora , Kmp Ambon etc.
    (Denk aan de nieuwe spelling)
    Pecinan is in Noord Jakarta ( Glodok-China Town).
    Kampung Tugu in Cilincing
    Anders moet ik die 2 dikke boeken(Oud Batavia) weer doorbladeren.

  23. Surya Atmadja zegt:

    Bill, ik ben 2x bij Taman Prasasti geweest om eventuele graf/gegevens van 2 internetvrienden , uit te zoeken.
    Het verhaal van P.Eberveld (zijn executie en waar)was niet zo erg bekend bij de Indonesiers.
    Mss staat het in de Geshiedenis boeken van Indonesia ( moet even opzoeken).
    In mijn kinderjaren en SMP kom ik vaak langsfietsen bij Kober kerkhof, ik woon bij de Laan Trivelli.
    Jij zal ook wel eens langskomen (al dan niet met een betja) als je met je ouders richting Padsr Baru of Gambir gaat , als je op school ben bij de CAS.
    Was altijd stil , vooral als het donker werd.
    Durf “niemand”de korte weg te nemen.
    Angker, zeggen ze .

    • W.(Bill) Zitman zegt:

      Surya, selamat datang kembali dari “pulang kampung”. Ik ben ook weg geweest, Bangkok, Saigon en Singapore – en op de Java zee gevaren.
      Ik zal je even recht zetten. Niet alle “anak belanda’s” reden met hun ouders mee naar school of naar Pasar Baru. Ik zeer zeker niet en sinds 13 ging ik overal op mijn fiets naar toe. Na schooltijd naar de dievenpasar of zwembad Mangarai. Toen ik (14) van de CAS “expelled” werd, ging ik als een leerling monteur bij de Garuda Indonesian Airways werken in Kemajoran en toen we van Cideng naar Kebajoran Baru (Majestic) verhuisden, ging ik nog iedere dag op de fiets naar mijn werk. Ook was ik niet zo “heilig” of bang om na donker het kerkhof op te gaan om mijn layangan terug te vinden. De puntianaks hebben mij nooit gekregen!
      Op Zeepost 2013/4, (18 Maart) staat iets over de CAS geschreven. Ga daar even kijken en dan kunnen wij verder praten.

  24. W.(Bill) Zitman zegt:

    Weer een heel interessant onderwerp. Het komt er op neer dat de gemiddelde “Indo”, (zoals mijnheer van Rheeden in “Het Indisch zijn”), eigenlijk een identiteits probleem heeft, waar ik voor een hele andere reden in geïnteresseerd ben.
    We praten hier weer over het ontstaan van de “Indo” – de Mardijkers zijn weer in het daglicht, de VOC is weer genoemd en er zijn zelfs Tasmaanse aboriginals bij ingehaald.
    Nu zou ik een beetje meer van mijn hobby moeten vertellen.
    Veertien jaar geleden liep ik tegen een aboriginal “elder” aan, die beweerde dat zijn voorouderen al voor meer dan 300 jaar Nederlands bloed in hun aderen hadden stromen. Toen ik (met een glimlach) vroeg of hij een Nederlands paspoort had, zei hij (serieus) dat er een einde moest komen aan het verhaaltje dat Captain Cook in 1780 Australië had ontdekt en dat “daar toen niemand woonde”.
    Kortom, het een leidt tot het ander – met Tom Vanderveldt (ook een Dutchie) hebben we toen, met een paar anderen, de VOC Historical Society gesticht en we zijn naar afstammelingen van schipbreukelingen gaan zoeken, die ook van Nederlandse afkomst waren.
    De uitkomst kan op de volgende websites bekeken worden;-
    http://www.voc.iinet.net.au http://www.indigitrax.org.au/ http://indigitrax.org/hartog EN
    http://indigitrax.org.au/nhunda
    Nu we beslissende resultaten krijgen, komen er hier steeds meer ECHTE Australiërs te voorschijn, die toch een beetje Nederlands zijn. Hoe gaan we die noemen?

    • Surya Atmadja zegt:

      Gampang dese.

      Australindo’s, zoasl de Amerindo’s ( Indo in Amerika) etc

      • H.A. Naberman. zegt:

        Ik denk dat we ons bij discussies over Indo’s moeten houden aan het uitgangspunt: Nederland- Nederlands Indie/Indonesia.

      • Jan A. Somers zegt:

        Ja, dat is al moeilijk genoeg!

      • R Geenen zegt:

        Ausindo!

      • W.(Bill) Zitman zegt:

        Thanks Surya en Ron, maar niet zo gampang dese. Darahnja isterrniet cukup pada masuk “indo”.

      • W.(Bill) Zitman zegt:

        Heren Naberman en Somers – niet zo somber! Look at the bright side! Wanneer we bewijzen dat West Oz nooit officieel aan de Oosterse Staten was aangesloten, dan zouden wij hier een Oranje Vrijstaat kunnen verklaren en dan zouden jullie dat ongastvrije kikkerlandje weer kunnen verlaten. Onze Australische halfbroertjes zouden dit idee met open armen (en met rijsttafel met witchetty grubs en hagedissen melk) ontvangen!

      • R Geenen zegt:

        Leuk idee Bill

      • H.A. Naberman. zegt:

        Somber??

    • R Geenen zegt:

      Wow Bill, this is the best website of history I have seen since a long time.
      Thank you.

    • W.(Bill) Zitman zegt:

      “Eurstralian”?….”Euriginal”?…of gewoon “Nieuw Hollander?”. Dit is meer origineel en West Australië heeft nooit een naam gekregen, zoals de oosterse staten.

  25. Peter van den Broek zegt:

    Ik begin steeds meer tot de overtuiging te komen dat niet de Indo’s een identiteitsprobleem hebben maar dat anderen wat in de war zijn over Indo’s. Dan praat ik over degenen die het verschil tussen Indo’s en Indonesiers niet kennen of niet het verschil tussen Indischen en Indo’s. Ik praat helemaal niet over het begrip generatie dat methodologisch volledig in de lucht hangt. Of die groep die hun roets zoeken in Indonesie, laat ze een lampje meenemen. Ik wacht totdat iemand in Wikipedie (het wetenschappelijk standaardwerk bij uitstek) een Indisch boekje opendoet.

    Ik heb vrede met mijzelf….oftewel ik word wat ik ben

  26. Surya Atmadja zegt:

    Bijna 30% (60.000) van de Indische Nederlanders zijn verdergemigreerd naar USA en paar % (?) andere warme landen (Brazil, Spanje, Australia etc ) .
    Ze beleven hun “Indo zijn” anders dan hun Indo broeders en zusters in Nederland.
    Van de ex Warga Negara waren ongeveer 6000 achter gebleven in Indonesia.
    Ze ervaren hun “Indo zijn” anders dan de Nederlandse.

    Mss is het verstandiger om het Indo Zijn te benoemen als gevoel , zoals ik soms ergens lees bij de 3de gen. (geboren en getogen in Nederland ) Indo of indische Nederlanders.

    • W.(Bill) Zitman zegt:

      Peter en Surya hebben hier allebij gelijk. Het fijt dat de Indo, of de Indische Nederlander, zich in Nederland nog steeds in sterkere maten “anders” voelen dan de geen die naar andere landen geemigreerd zijn, is grotendeels de schuld van de ignorante Nederlanders, die een sterke gewoonte hebben om “anderen” in verschillende hokjes duwen, maar zelf niet weten wat ze aan het doen zijn. Hiermee geven ze je meteen een gevoel dat je er niet bij (hun) hoord.
      Hier in Australië zie je dat maar heel weinig en dan alleen van de Engelsen.

    • R Geenen zegt:

      Mss is het verstandiger om het Indo Zijn te benoemen als gevoel , zoals ik soms ergens lees bij de 3de gen. (geboren en getogen in Nederland ) Indo of indische Nederlanders.

      Het zelfde ervaar ik hier in California. Hier spreken de indischen van “Dutch-Indo” of gewoon “Indo”, zijnde Indische Nederlander. Heel al en toe hoor ik het woord Euroasian.

      • van Beek zegt:

        Dutch-Indonesian noemen ze jullie toch? Ik vind amerindo’s een goede benaming

      • R Geenen zegt:

        Dutch-Indonesian noemen ze jullie toch? Ik vind amerindo’s een goede benaming

        Je wil het niet geloven, maar de eerste keer dat ik het woord amerindo hoorde/las is op deze site.
        Ja, we zijn hier bekend als Dutch-Indonesians, maar dat woord is vaak te lang en daarom spreken ze liever van Dutch-Indo of zelf korter Indo.

  27. Surya Atmadja zegt:

    Jan A. Somers zegt:
    4 april 2013 om 10:39 am
    Vanuit Soerabaja gezien zijn die anak Betawi niet ons soort volk. Zoiets als Rotterdam-Amsterdam.
    —————————————————————————————————————-
    De toppunt van de Indische cultuur was in Batavia en Ommelanden.
    De rest van de grote steden van Java zoals Semarang, Malang , Surabaya kan gewoon niet tippen aan de anak Betawi.
    Si Tjalie(mijn inziens vader van alle Indo) en zijn vrienden in zijn verhalen waren ook anak Betawi .

    • Jan A. Somers zegt:

      Dat bedoelde ik ook. Elk land heeft zijn eigen grachtengordel. Maar Soerabaja heeft nog altijd het hoogtepunt van de revolutie. Daar heeft Indonesië de heldendag 10 november aan te danken.

    • bo keller zegt:

      Surya Atmadja zegt
      gewoon niet tippen aan de anak Betawi., aduh hoe toch dese BUAYA Kemayoran den
      helen echten ,je weet!
      siBo

  28. Peter van den Broek zegt:

    @ Surya Atmadja,
    Indisch als gevoel is wat problematisch want gevoel is moeilijk onder woorden te brengen danwel nauwelijks communiceerbaar, laat staan dat het verstandelijk is Het argument “Indisch is een gevoel” is veelal een zwak excuus om de onwetendheid aangaande de Indische geschiedenis van de aangesproken Indo te maskeren. Ik zie zo’n persoon een waas voor zijn ogen krijgen, hij sluit de ogen en uit het gebrabbel van de verbaal minder begaafde en Indolente begrijp ik dat hij zegt “Indisch is een gevoel”.

    Een Indo die zijn Geschiedenis niet kent is volgens mij geen Indo maar gemankeerde….. Dus na al die jaren is dat het resultaat van het indischzijn. Dan hebben de indo’s ivm andere en Mede-Nederlanders het toch wel erg ver geschopt……een Gevoel….Ik schaam me diep

    • P. Vermaes zegt:

      @Peter van den broek: Ik kan erg ver met u meegaan in wat u Surya Atmadja op 4 april 2013 1:13 verklaarde. Ik kom er eerlijk voor uit dat ik behoor tot de “generatie dom” (Nederlanders die in Indië gedurende WWII + Bersiaptijd, 5 jaar, geen onderwijs hebben gehad ofschoon ze leerplichtig zouden zijn geweest). In Nederland was je altijd de oudste van de klas en de domste van de klas. Uit het hoofddeel van deze post blijkt dat het Indo-pauperdom eigenlijk van alle tijden was en dat domheid een lange voorgeschiedenis heeft. Dat verklaart ook waarom mijn blanke broeders denken dat het woord indolent in afgeleid van Indo en niet van het Latijn indolentem…

      • R Geenen zegt:

        Ik kom er eerlijk voor uit dat ik behoor tot de “generatie dom” (Nederlanders die in Indië gedurende WWII + Bersiaptijd, 5 jaar, geen onderwijs hebben gehad ofschoon ze leerplichtig zouden zijn geweest). In Nederland was je altijd de oudste van de klas en de domste van de klas. Uit het hoofddeel van deze post blijkt dat het Indo-pauperdom eigenlijk van alle tijden was en dat domheid een lange voorgeschiedenis heeft. Dat verklaart ook waarom mijn blanke broeders denken dat het woord indolent in afgeleid van Indo en niet van het Latijn indolentem…

        Meneer P. Vermaes, wat U hier boven schrijft, bestrijd ik ten zeerste. Omdat U geen kans heeft gehad om te leren, wil niet zeggen dat U dom bent. Ieder mens weet iets door levens ervaring, en die ervaring maakt hem/haar in mijn ogen een knap persoon en daar kan een ander van leren.

        Domme mensen zijn mensen die veel geleerd hebben, maar die kennis niet benutten.

    • W.(Bill) Zitman zegt:

      Natuurlijk is het een “gevoel”! Na 55 jaar geleden het “gevoel” van wereldburgerschap te hebben aangenomen, “voel” ik mij zelf nog steeds anak Betawi. Deze “gevoelens” kunnen/hoeven niet schriftelijk bewezen te zijn.
      Daarentegen hebben onze drie zonen, die van Nederlands/Eurasian afkomst zijn (Nederlands-Engels-Portugees-Indiaas-Maleis, een real campur gado-gado) hier in Oz helemaal geen “gevoel” dat ze “anders” zijn. Deze “gevoelens” zijn uniek voor de Nederlandse bevolking, die deze (feelings) daar geschapen hebben na de repratiatie van
      Indonesia.

      • R Geenen zegt:

        Bill,
        Je slaat de spijker op de kop. Wij Indische mensen, die niet meer in Nederland wonen, hebben een ander gevoel tegenover de Nederlandse gedachte dan de indischen die in Nederland zijn gebleven.
        Ook ik heb het eerder verkondigd dat ik meer het idee heb een wereld burger te zijn.
        Vooral als je in het land waar je nu woont je eigen ik kan en mag zijn.

  29. Peter van den Broek zegt:

    @dhr Vermaes: “generatie dom” heeft denk ik meer met de koloniale verhoudingen te maken waarbij meer naar huidskleur dan naar intelligentie werd gekeken, want hoe moet ik verklaren dat veel kinderen van deze domme mensen , door de mogelijkheden in Nederland, toch voldoende hoger en wetenschappelijk onderwijs hebben genoten. Ik heb wel eens ergens gelezen dat kinderen van Indischen een hogere opleiding hebben dan de gemiddelde Nederlander. Bij nader analyse was het verschil statistisch toch niet zodanig, dat de stelling bevestigd kon wordent. Toch klinkt het leuk. Domheid bij Indo’s heeft evenveel met de mythe van de domme Indo als Indolent iets met Indo te maken heeft. Dus nul punt nul..

    @dhr Zitman: gevoel van wereldburgerschap: wat is dat eigenlijk, kan je dat eten: ik ben een anak batavia en hier in Nederland opgegroeid maar of ik mezelf een wereldburger kan noemen, ik voel me vaak zo provinciaal
    U zegt: Deze “gevoelens” kunnen/hoeven niet schriftelijk bewezen te zijn”: wat wilt U daarmee zeggen, als ze niet bewezen kunnen worden, hoe moet ik dat dan omschrijven : Indisch gevoel wordt dan een soort godsdienst: God bestaat maar ik kan het niet bewijzen.

    Mijn zoon, Italiaans/Nederlands is anders, want hij is een emigrant, dus hij kijkt naar de wereld op een andere manier en gedraagt zich anders. Hij houdt de traditie van emigrant, van overgrootader tot vader in ere. En dat heeft helemaal niks met gevoel te maken maar met observeren en vertellen hoe dat voelt. Soms wordt de eerste generatie verweten dat ze zwegen over hun verleden. Nu gaat de volgende generatie navelstaren over gevoel en zwijgen over de toekomst, als je de Indische cultuur dood wil maken dan heb je met dat gevoel als non-communicatie wel de zekerste weg gekozen

    Ik heb al eerder gezegd, dat de gevoel-Indo meer te maken heeft met het gebrek aan verbale en non-verbale communicatie van de aangesproken Indo, dit gebrek is een domheid dezer indo aan te rekenen, dus in wezen dubbel dom=tolol. de domheid van dhr Vermaes is hem en zijn generatie niet aan te rekenen omdat de koloniale omstandigheden zo waren.

    Ik ga maar naar bed want morgenvroeg (sic) dien ik mij met biologische vis bezig te houden

    • W.(Bill) Zitman zegt:

      Mijnheer van den Broek – Uw vraag op mijn “gevoel van wereldburgerschap” ondertekent precies wat ik bedoelde. Natuurlijk kan je dit “gevoel” niet eten. Ook is het niet met godsdienst te vergelijken. Godsdienst word grotendeels door omstandigheden opgedrongen (zoals in een katholieke familie geboren te zijn) en meest gelovige mensen hebben geen “gevoel” voor hun geloof. Ook hier is wel degelijk bewijs wat je “bent” – kerk registers, doop bewijsjes enz.
      “Gevoel” is very much in je zelf, zoals U zich provinciaal “voeld”. Uw reactie vertelde mij dat U helemaal in de Nederlandse stroom bent opgenomen en heel Nederlands denkt – zwart/wit. Dit is niet erg – veel van mij familieleden in Nederland zijn, na Indië, ook zo geworden, maar wij gaan goed met elkaar om. Wel vinden wij, als we daar zijn (en met een “gevoel van wereldburgerschap”), het vermakelijk om de Nederlanders (algemeen) te observeren en wij lopen (innerlijk) te lachen over de drukte die ze maken over allerlei kleinigheden en hoe ze zich met het leven van de buren bemoeien.
      By the way – ik vindt niet dat U provinciaal bent – dit is alleen maar in Uw “gevoel”.

    • P. Vermaes zegt:

      @Peter van den Broek: Gebrek aan verbale en non-verbale communicatie… Voor wat het verbale deel betreft, dat kan verklaard worden door het Indo spreekwoord: “Stil stil water diep.” Het zo mooi zijn als het statistisch waar is, dat de kinderen van mijn “generatie dom” qua opleiding gelijke tred houden met de kinderen van mijn “Blanke Broeders.”

  30. Peter van den Broek zegt:

    Hr. Zitman, ik moet U teleurstellen
    Ik ben al meer dan 25 jaar uit Nederland. Eerst heb ik 7 jaar in Zwitserland gewoond en nu zit al 18 jaar in Italie. Het zwart-wit denken leerde ik te gebruiken in het buitenland. Ik gebruik het om de dingen helder te stellen maar ook in de diverse maatschappijen klaarheid voor mezelf te hebben. Italianen willen zich nergens op vastpinnen, dus dan moet ik wel naar een zwart-wit stelling anders kom ik nergens. Daar vandaan kunnen we de nuance maken, anders word je door Italianen van het kastje naar de muur gestuurd. Tevens werk ik ook veel met Zwitsers en dat is de andere kant van de medaille. Zij zijn rechtlijnig maar hebben ook een gevoel, een belangrijk element is fair, het heeft iets met innerlijke balans te maken en na vele jaren kan ik het in zijn context gebruiken bij Zwitsers natuurlijk.

    Dat Indisch gevoel wil ik zelf definieren, niet alleen om klaarheid voor mijzelf te krijgen maar ook die normen en waarden aan mijn zoon door te geven. Ik heb nog steeds het voorrecht om direct die Indische maatschappij waar te nemen waarin mijn moeder en oudere ooms en tantes in hebben geleefd. Zij zijn dragers van het indischzijn dat niet verloren mag gaan. Uit hun geschiedenis en ander verhalen laaf ik mijn Indisch-zijn. Wat ik jammer vind dat steeds meer Indsichzijn verloren gaat doordat de mensne niet meer teruggaan naar hun wortels dwz geschiedenis: bvb: om een kind van een Nederlander en een Indonesische een Indo/Indische te noemen vind ik ontkenning van de geschiedenis.

    Daarom vind ik het belangrijk aan Indisch gevoel vorm en Inhoud te geven

    Heer Vermaes: Ik ben al blij dat ik mijn zoon eenzelfde opvoeding of dezelfde vooruitzichten kan geven zoals ik en mijn Italiaanse vrouw hebben ontvangen. Ik ga ervan uit dat hij het beste uit twee rassen haalt, dat werd zelfs door een Duitse medicus in Muenchen in een of andere Bierhalle bevestigd, hij was wel erg dronken maar kinderen en dronkaards zeggen de waarheid. Met dat gemengde ras zit het dus altijd goed.

    • van Beek zegt:

      Mijn opa van Beek is een kind van een Nederlander en een Indonesische. Is hij dan geen Indo? Als je gemengd bent(Indonesisch met Europees) ben je een Indo. Ik heb twee euraziatische ouders, en mijn opa van Beek heeft een Nederlandse vader en een Indonesische moeder, en we voelen ons beide gemengd. Boeroeng zegt bijvoorbeeld dat je Alleen Indisch kunt zijn als je voorouders voor 1945 zijn gemengd of je hebt totok-belanda voorouders die jaren lang in Indie hebben geleefd waardoor ze zich Indisch voelen. Een Indo kan volgens Boeroeng altijd ontstaan, dus ook nu. Ik kan me daarin wel in vinden.

      Maar stel nou dat een jonge Nederlander met een jonge Indonesische trouwde in 1944 en in 1944 hun eerste kind kreeg in Batavia. Dat kind zou dus Indisch en Indo zijn. 12 jaar laten krijgen ze hun tweede kind in Jakarta. Het is dan 1956. Dat kind is dan niet Indisch maar wel een Indo. Volgens de theorie van de vd broeke is dat kind wat toen in 1956 werd geboren noch Indisch en noch een Indo. Terwijl zijn broertje(volgens sommige) in 1944 wel een Indo en Indisch is. Ah voor mij zijn ze beide gewoon Indisch en Indo.

      • Surya Atmadja zegt:

        Hangt af hoe men het bekijkt ,vanuit de Ius Solli of Sanguinis principe en de tijd.
        Tot en met 1945 volgens de Indonesiers en tot en met 1949 volgens de Nederlanders waren de kinderen van Nederlanders/Indische Nederlanders met totok Indonesiers zijn Indo-European/Indische Nederlanders(Nederlandse Cultuur)

        Mijn zoon (geb. 1986 in Adam) , een zoon van een totok Indonesier en totok Hollandse is geen Indo-Europeaan (Wel een Indo-Belanda) en ook geen Indische Nederlander.
        Hij is een(inmiddels)genaturaliseerde Nederlander.
        In 2004/2005 ging op zijn 18de zijn Indonesische nationaliteit loslaten(vrijwillig) .

    • W.(Bill) Zitman zegt:

      Mijnheer van den Broek, teleurgesteld voel ik me niet. Wel blij dat U in dit geval toch het verschil ziet tussen Nederland en buitenland, maar Italië zou precies het land zijn waar ik zelf mijn “gevoel van wereldburgerschap” nog meer zou kunnen waarderen. Hun gewoonten zouden mij niet raken. Hier in Oz hebben we een grote Italiaanse community. Heel goede en hardwerkende burgers, maar als je b.v. op een business meeting met ze zit, zitten ze ongegeneerd Italiaans met elkaar te praten. Dus ik weet wat U bedoeld.
      Wij zijn hier haren aan het splijten en ik geef U gelijk, dat ook in mijn geval (en voor sentimentele redenen), het mooi zou zijn als we het “Eurasian gevoel” aan onze zonen zou kunnen doorgeven, maar ze zouden dat niet zo waarderen, omdat ik zelf het leven van een veel breder spectrum ben gaan bekijken en hun ook zo opgevoed hebt.
      Van bloed “zijn” ze het wel, maar ze “voelen” het niet. Ik kan daar ook geen inhoud bij toevoegen, want die tijd is voorbij en het leven en omstandigheden zijn nu zo anders.
      Dus mijn “gevoel” van “anak Betawi” gaat met mij ook de kist in.

  31. Vele van de reacties lezend kan ik niets anders doen als denken dat er na 63 jaren nog niets in de mentaliteit veranderd is. Het ointbreekt er alleen aan dat er in Nederland weer grafitis verschijnen met “Indo’s ga weg”. Ik ben een indo, in Barcelona, woonachtig. En ben trots een Indo te zijn, en die trots heb mijn kinderen overgedragen. De Indo gemeenschap in Nederland heeft de totok gemeenschap zelf gecreerd tijdens zijn tijd van bezit van Nederlandsch Indië, maar heeft daar nooit de consequenties van willen zien noch te aanvaarden en er mee te leven. Ten opzichte van het artikel BRAVO met hoofdletters.

  32. Ælle zegt:

    30 Pagina’s over Indische Familiegeschiedenis & Genealogie
    http://asaloesoel.igv.nl/

  33. Zo als ik ooit gezegt ooit heb: Ik heb nooit een vrouwelijk Steurtje gezien, terwijl zij juist de meest kwetsbaren zijn. Jammer van dominee v/d Steur.Terwijl de Indonesische Steurtjes van Timorese en Mandonese afkomst zelfs gouverneur (Timor en onderhorigheden) zijn geworden en Presiden Directeur van de GARUDA AIRWAYS!

Geef een reactie op Ron Habiboe Reactie annuleren