“Ook uit Indië?”

Een vergeten kamptaal uit de Japanse bezetting

Tijdens de eerste jaren van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië ontstond er onder jongeren in de interneringskampen een eigen taal: een mengeling van Nederlands met uitdrukkingen uit het Maleis en de straattaal van Jakarta. Een van de laatste mensen die zich deze bijzondere variant nog herinneren, is Frans Schreuder. “Het was een luchtige taal, maar ook een beetje macho.”

Door Marc van Oostendorp

Vrouwen en kinderen in het kamp

Wanneer de Haagse pianoleraar Frans Schreuder (1930) de afgelopen decennia aan het vrouwenkamp dacht waarin hij als kind gezeten heeft, pakte hij vaak een papiertje. “Ik heb altijd aantekeningen gemaakt van de gekke woorden en zinnen die we in het kamp Tjideng gebruikten.” Hij is misschien een van de laatste mensen die zich herinneren dat er in de beginjaren van de Tweede Wereldoorlog in de kampen in Indonesië een heel eigen taal gesproken werd. “Ik heb deze week nog vijf mensen gebeld die in andere kampen gezeten hebben. Die wisten er niets meer van. Misschien komt het doordat ik een taalfreak ben. Ik hoor nóg hoe de mensen spraken.”
Tjideng was een van de grootste Japanse interneringskampen in Indonesië. Schreuder kwam er terecht doordat hij als jongetje de eerste tijd bij zijn moeder mocht blijven. Toen hij in 1943 dertien werd, moest hij naar een mannenkamp. Daar was geen sprake meer van kamptaal. “Die mannen waren alleen nog maar bezig met overleven.”   

Optimistisch

Zijn herinneringen aan het vrouwenkamp zijn daarentegen bijna warm.
Toen de Japanners begin maart 1942 Nederlands-Indië binnenvielen, werden alle Nederlandse mannen onmiddellijk geïnterneerd. Vrouwen en kinderen waren in eerste instantie nog min of meer vrij, al moesten ze zich wel vestigen in aparte, ‘beschermde’ wijken: getto’s die in de loop van de oorlog zouden uitgroeien tot kampen.
“Zeker voor ons kinderen was het kampleven in het begin avontuurlijk en stoer”, vertelt Schreuder. “Onze moeders, die altijd bedienden hadden gehad, bleken ineens hard te kunnen werken. De sfeer was vooral optimistisch, ook wel door een racistisch idee dat er leefde. Het was niet denkbaar dat wij blanken lang door een Aziatisch volk overheerst zouden worden.”
Uit die relatief onbekommerde sfeer kwam de nieuwe kamptaal voort: een taal die overwegend door jongeren werd gebruikt, die veel krachttermen kende, en waarin bijvoorbeeld allerlei invloeden uit het Maleis – de voorloper van het tegenwoordige Indonesisch – voorkwamen. Een taal die volgens Schreuder “vooral luchtig” was,
maar ook “een beetje macho”. “De omgangsvormen waren in Indië toch al ruwer dan in Holland.”

Be – wè – sen

Voor Schreuder was het allemaal nieuw. “Voor de oorlog woonden we in een Europese enclave in Batavia. Contacten met de lokale bevolking waren er nauwelijks. Mijn ouders waren in de jaren twintig uit Holland gekomen en we behoorden dus tot de eerste generatie. We spraken heel beschaafd Nederlands – misschien wel deftiger dan in het moederland.” Toch waren bepaalde woorden anders: “We zeiden nooit ‘matras’ maar ‘bultzak’ en nooit ‘medicijn’ maar ‘obat’. Als je wél die Hollandse woorden gebruikte, was je óf net uit het moederland overgekomen, óf je was een aansteller. Nog steeds kan ik soms makkelijker op het Indische woord bajem komen dan op het Nederlandse spinazie.”
De meeste Nederlandse ouders hamerden erop dat hun kinderen geen Indisch accent mochten overnemen. “Ze waren misschien bang dat hun kind ineens met een niet-Nederlandse jongen of meisje thuis zou komen.” Maar Schreuders ouders láchten vooral als hun kinderen tijdens een ruzie met een zwaar accent ineens riepen: “Heb ik dat gedaan? Be-wè-sen!” (oftewel: ‘bewijzen!’). Een enkele keer werd er zelfs voor de grap Maleis gesproken: “Mijn vader was bijzonder taalgevoelig. Hij noemde juffrouw Vanger van de lagere school vanaf het eerste begin ‘si-Tankap’; tankap betekent ‘vangen’.”

Op school plaatsen

Frans Schreuder

In het kamp vielen de oude maatschappelijke scheidslijnen weg. “We kwamen in contact met mensen uit heel andere milieus, die veel meer verindischt waren en die veel meer kennis hadden van de straattaal van Jakarta (het petjok) en van andere talen. Wij jongeren vonden dat stoer en we pikten dat op. We gebruikten nieuwe krachttermen. Dalderidal bijvoorbeeld, met zo’n echt Indische harde d. Of smeu-de-pipeu.”
De vreemde woorden werden aangepast aan het Nederlands. “De kampomheining heette een ‘gedek’. Daaruit maakten we een werkwoord gedekken; dat sloeg op het smokkelen door die omheining heen. Wij gaven dan bijvoorbeeld een hemd aan een inlander – ik gebruik nu een woord uit die tijd – aan de andere kant, en kregen daar een kip voor terug.”
Uit het Japans werden geen woorden overgenomen (“We zagen die Japanners eigenlijk niet”), maar wel uit het Engels. “Een vriend noemden we ‘pel’ of ook ‘pe’, van het Engelse pal. Als we te weinig geld hadden, zeiden we ‘Ik zit short.’ We dronken geen sinaasappelsap, maar ‘orange crush’. En maggi noemden wij ‘meggi’. Ik heb weleens gehoord dat dat Australische invloed zou zijn geweest. Australië was toch het dichtstbijzijnde andere werelddeel. Vooral Indische mensen gebruikten dat soort woorden graag, die wilden zo westers mogelijk lijken. Veel mensen spraken ook Nederlands op een statige manier. In plaats van ‘m’n huis’ zei men ‘mijn huis’. Of ze zeiden: ‘Ik wil mijn dochter op die school pláátsen.’”
Wat bedoelt Schreuder trouwens als hij het heeft over “Indische mensen”?
“Als men het tegenwoordig over Indische mensen heeft, word ik daar ook toe gerekend, omdat ik daarvandaan kom. Maar wij beschouwden ons indertijd als echte Hollanders. Indische mensen was een nette manier om de oorspronkelijke bevolking te benoemen – beter dan scheldwoorden als blauwen.”

Niet in de put

De kamptaal was illegaal, omdat het gebruik van het Nederlands door de Japanners verboden was. “Officieel was Maleis de voertaal. Natuurlijk spraken we toch wel Nederlands met elkaar. Bovendien waren de mensen vindingrijk. In het begin, toen mijn vader al was opgepakt maar wij nog min of meer vrij waren, mochten we hem weleens een pakje brengen. Daar mochten we dan ook een briefje bij doen, maar dat moest in het Maleis. Dan schreef iemand “Saja tidak doedoek di dalam soemoer.” Dat betekent letterlijk ‘Ik zit niet in de put’, maar iemand die geen Nederlands verstaat, en de uitdrukking in de put zitten dus niet kent, dacht: nou ja, die Hollanders zijn gek.”
“We kónden ook niet anders dan Nederlands spreken met elkaar, want ons Maleis was erg slecht. De meeste Nederlanders spraken alleen wat Pasar-Maleis, de taal van de markt. Dat vind ik achteraf arrogant van zo’n koloniaal systeem, dat we maar net genoeg Maleis uitbraakten om ons tegenover een bediende verstaanbaar te maken. In de dorpen spraken sommige Nederlanders wel veel beter Maleis, bijvoorbeeld omdat ze in bedrijven werkten, waardoor ze veel met de lokale bevolking in contact kwamen. Maar in de grote stad leefden de Nederlanders toch veel meer in een besloten kring.”

Stiefje

“Het waren weliswaar vooral de jongeren in het kamp die de nieuwe taal maakten, maar je zat daar zó op een kluitje dat de moeders die uitdrukkingen overnamen. Als we ergens mee zaten, zeiden wij: ‘Ik heb schijt.’ Mijn moeder, die een vlotte vrouw was, hoorde ik dat op een bepaald moment óók gebruiken, al maakte ze het wel iets netter. Ze zei: ‘Ik heb sch.’”
“Het was een gevoelstaal, een taal waarmee we onze onderlinge verbondenheid tot uitdrukking brachten. Die gevoelens komen nog wel terug als ik eraan terugdenk. Nadat we teruggekomen waren in Nederland, zijn we meteen weer opgegaan in de Nederlandse samenleving. Ik zei in het begin wel een keer ‘stiefje’ in plaats van ‘stufje’, maar dat leerde ik meteen af. Die taal zijn we een beetje kwijtgeraakt. Aan de andere kant: als mijn zus vroeger met mij aan de telefoon zat, zeiden haar kleine kindertjes: ‘Heb je oom Frans aan de lijn? Je praat zo Indisch.’ Mijn moeder stond zich een keer te ergeren voor een verkeerslicht naast een andere dame, en zei in zichzelf: ‘Ajo!’ ‘Ook uit Indië?’, vroeg die vrouw.”

xx

___________________________

Tjideng-slang

Als herinnering aan de oorlog en het vrouwenkamp Tjideng publiceerden Ingeborg Tückermann en Gwendolyn de Ruyter de Wildt, beiden voormalige bewoonsters van het kamp, een bundel gedichtjes waarin kamptaalwoorden gebruikt worden, zoals:

Dalderidal, o, wat hèb ik ’n sch…t
Want ik hèb hòndse keet, met si-Aleid
Ik zeg: ‘Ajò, baggi mij ’n vods’
Zegt zij: ‘Dònder op jij, smeu-depipeu, knòts!’
Ik natuurlijk, pe! Wah ik geef haar ’n hijs
En si-Aleidje springt op met gekrijs
Verkoopt mij ’n dreun-doèrr, precies in mijn smoel!
Semèrr, behóórlijk potig zeg, boekan maïn betoel!

Woordverklaring door Frans Schreuder:

dalderidal krachtterm
wat heb ik ’n sch[ij]t ‘wat baal ik’
keet hebben ‘ruzie hebben’
si voorvoegsel bij eigennamen (van bekenden)
ajo aanmoediging
baggi mij ’n vods ‘geef mij een (sigaretten)peuk’
smeu-de-pipeu uitroep waarvan de afzonderlijke woorden geen echte
betekenis hebben
pe ‘vriend’ (van het Engelse pal, dat ook gebruikt werd)
doèrr versterking van het voorafgaande; in dit geval dus: ‘een fikse dreun’
semèrr uitroep
boekan maïn betoel (Maleis) ‘werkelijk geen kinderspel´

x

Dit artikel verscheen eerder in het blad Onze Taal, 2011 – 4.

Dit bericht werd geplaatst in 2. Japanse Bezetting, 1942-1945 en getagged met , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

92 reacties op “Ook uit Indië?”

  1. Wat ik uit het verhaal begrijp is dat die kamptaal gewoon een van de normale tussenvormen was. Voor hem als jongetje opgegroeid in een ABN-sprekend gezin was het nieuw.

    Weer staat ook in dit verhaal discriminerende historische onzin van :

    “……
    Toen de Japanners begin maart 1942 Nederlands-Indië binnenvielen, werden alle Nederlandse mannen onmiddellijk geïnterneerd. Vrouwen en kinderen waren in eerste instantie nog min of meer vrij, al moesten ze zich wel vestigen in aparte, ‘beschermde’ wijken:
    ….”

    Indo-europeanen zijn meestal Nederlanders, toen en nu te Nederland, maar ook in deze tekst wederom niet erkend !
    De meerderheid van de Nederlanders werden juist niet geinterneerd

    • Jan A. Somers zegt:

      Het vrouwenkamp Darmo aan de Reinierszboulevard in Soerabaja was in het begin inderdaad open. Men dacht daar inderdaad beschermd te zijn. Huisvesting en voeding zouden worden verzorgd, belangrijk voor mensen die geen inkomen meer hadden, zoals de meesten. In een verhuisclubje heb ik velen daar naar toe gebracht, o.a. mijn zus en (over)buren. Daarna uiteraard ‘wat’ minder.
      Een interessant boek van Frans Schreuder: Nadet Somers en Frans Schreuder, Gestrand in Indië, muziek en cabaret in gevangenschap. Walburg Pers, 2005. ISBN 90.5730.359.0. Goedkoop in de ramsj.

    • Dat mag dan op Java zo gewest zijn, in de buitengewesten waar er minder Nederlanders – die wij trouwens Hollanders noemden – woonden, was dit niet het geval. Wij weren meteen geïnterneerd in de plantersschool in Brastagi (N.Sumatra), terwijl mijn moeder zo bruin was als sch..t .

  2. j.w.hoegen. zegt:

    wat ik me nog goed herinner is ,
    dat je feilloos andere indische kinderen uit je omgeving wist .
    die komt ook uit indie.
    altijd correct.
    jan willem hoegen.

  3. J.Heerma zegt:

    Dus de geïnterneerden waren totoks?

    • Jan A. Somers zegt:

      Niet alleen totoks, ook belanda kira kira betoel (zoals mijn zus, ikzelf was door een ‘foutje’ belanda indo. Er waren ook nogal wat Indo-Europeanen bij, gelokt door ‘vrije kost en inwoning’. Ik kan ze in die armelijke situatie geen ongelijk geven.

      • Jean E. Delahaij zegt:

        “gelokt door ‘vrije kost en inwoning’….typisch weer zo’n misvatting van een totok!
        Indische Nederlanders, die een totokvader hadden of getrouwd waren met een totok (en hun kinderen verdwenen ook achter de kawat-kawat. In sommige delen van de Indische archipel werden Indische Nederlanders (Indo’s) zonder meer geïnterneerd>

      • Jan A. Somers zegt:

        Mijn verhaal gaat alleen over Soerabaja. Belanda totok en belanda kira kira betoel waren verplicht naar het kamp (de wijk) te gaan. Die hebben we daar naar toe verhuisd, je kon in het begin gewoon in en uit lopen, behalve ’s nachts. Maar daarbij ook nogal wat belanda indo die niet naar het kamp moesten, maar daar vrijwillig naar toe gingen. Bij armoede denk je anders over de zaken, en het zag er nog niet zo ernstig uit. De door u genoemde mensen met een totok vader waren kira kira betoel als hun moeder belanda indo was. Dat het op andere plaatsen anders was kan ik me goed voorstellen. Het was allemaal een beetje rommelig. Ik weet overigens niet wie die totok is waar de vermeende misvatting vandaan kwam.

      • hansvschaik zegt:

        Mijn vader was een echte Haarlemse totok en heeft (net als de rest van zijn moeder, vader, broer en zussen) geïnterneerd. Mijn moeder en wij hebben niet in een kamp gezeten, omdat wij Indonesisch bloed hebben, haar vader – een totok uit Assen – daarentegen wel (Bandung).

    • Jop Delfos zegt:

      Ja, ‘Blanda Totoks’

  4. Ron Smit zegt:

    Zijn er nog personen die in “Tjideng” gezeten hebben en zich nog enkele namen kunnen herinneren ??? Van “Tjideng” zijn n.l. geen kamplijsten beschikbaar. Ik vraag dit n.a.v. een bewijs te moeten leveren dat ik een interneringskamp had gezeten, om erkend te worden als oorlogslachtoffer.

    • buitenzorg zegt:

      Van Tjideng zijn wél kamplijsten bewaard gebleven: één uit 1944, en een ander uit 1945.
      Je vindt ze hier: http://www.japanseburgerkampen.nl/Tjideng.htm, onder aan de bladzijde. Let wel: niet iedere geinterneerde staat individueel vermeld. De registratie vond plaats per familiehoofd. Lees de toelichting.

      • hansvschaik zegt:

        Deze lijst is niet compleet: zowel mijn vader als zijn broer (mijn oom) hebben enige tijd in het Tjideng kamp gezeten en staan niet op de lijst.
        Helaas zijn beiden overleden, dus kan ik niet vragen welke tijd…

    • R.G. Laverman zegt:

      Ga eens praten met mijn schoonzus, Greet Laverman te Vlaardingen.Die heeft ook in Tjideng gezeten en is ook al jaren bezig erkend te worden als oorlogsslachtoffer.

      • Ron Smit zegt:

        Hoe bereik ik je schoonzus ???

      • D.R.A.de Ceuninck van Capelle zegt:

        geachte mijnheer Smit,
        hoe kan ik uw schoonzuster bereiken?
        ook ik wordt niet erkend dat ik in het tjidengkamp van mijn 1e tot mijn 3e jaar gezeten heb.
        de crusiale vraag is : wie weet hoe tante Betty van haar achternaam heet die mij gedurende deze periode verzorgd heeft? zij had 2 dochters van waarschijnlijk toen 17 en 19 jaar oud en was getrouwd met een huisarts,die door de Jap is onthoofd.
        men kan alleen tot behandeling voor erkenning overgaan als er tenminste 2 getuigen zijn.
        het blijkt “normaal” dat een jongen van 3 jaar een zuiver beeld over zijn ervaringen met details nog weet,ondanks dat hij inmiddels 70 jaar oud is,weet te verwoorden!
        zoniet,dan brengt hij maar getuigen aan om in behandeling te worden genomen.
        graag hoor ik van u of anderen die in het tjidenkamp hebben gezeten in de periode 1942/1945.
        met dank en vrgr,
        D.R.A.de Ceuninck van Capelle.

      • Ron Smit zegt:

        Heeft U familie in de USA ? Gijs en adje C van de Capelle, zo ja dan bent U ook familie van mij. De zus van mijn vader,Corrie Smit, was getrouwd geweest met Ceuninck van Capelle.
        Bovendien had ik ook in de Marine gezeten (18jaar) en werden we daar inderdaad “Blauwe” genoemd wat niet zozeer een scheldnaam, eerder een erenaam was. Dat “Blauwe” sloeg op ons gemengd bloed.
        Tot op heden wordt er in de Marine en ook op reunies in bronbeek een “Blauwe Hap” geserveerd.

      • D.R.A.de Ceuninck van Capelle zegt:

        geachte heer Smit,
        wat u stelt over het eten “de blauwe hap” klopt inderdaad.was dit niet op dinsdag’s?
        w.b.t. familiebanden;ALLE de ceuninck van capelle’s behoren tot 1 familie.
        vergeet niet,dat in de stamboom van de familie grote gezinnen soms wel tot 17 a 13 kinderen in de 19e eeuw als “normaal” te boek staan.de familie is zeer omvangrijk en internationaal gelegerd. zelfs tot in Turkije.
        in 1985 was er een reunie en waren er “slechts” 150 leden van de familie aanwezig,terwijl er op ca. 300 a 400 gerekend was. aftakkingen waren o.a de namen;
        Portier, Erdtzieck,de Rooy van Zuiderwijn,Ko,Sonntag,Nijendorff en teveel andere namen om op te noemen.
        ik zal mijn oudste zoon vragen het een en ander na te kijken.
        met vrgr,

      • Ron Smit zegt:

        Op Maandag”Nasi Goreng en Snert”, snert voor de hollandse jongens die geen Nassi goreng lustten. Wij Indo’s aten dan beide, dus zowel de Nassi goreng en ook de snert. Je had hollandse jongens die gek waren op de “Blauwe hap”
        Op Woensdag kregen we dan een echt uitgebreide en goed van smaak zijnde Rijsttafel, dit is een traditie in de KM tot op heden.
        M.vr.groet Ron

    • Nooit in Jappenkamp gezeten. Maar wel op het nippertje aan de dood ontsnapt door rampokkers bij de Japanse inval. Vele lugubere dingen meegemaakt als kind. Na ’45 in Ind. beschermingskamp met om. weinig eten maar veel tinggi en kutu. Op een avond ik brobos, om in de desa achter het kamp eten te vragen. Na die avond nooit meer honger gehad. Wij hadden weinig eten, maar die desabewoners hadden vrijwel niets, behalve beri-beri. In veel gezinnen ontbraken vader en grote broers, die als romusha (dwangarbeider) waren weggevoerd door de Jap. Bij terugkeer van de Nederlanders meerdere malen onder vuur gelegen; zo ook bij verovering van Bandung door de Apra.
      In de A’damse RAI woonde ik een dag bij voor en over Ned. zigeuners periode 40-45.
      Ik ontmoette er een Indischman, die mijn emotionaliteit opmerkte en me aanraadde om naar centrum ’40-’45 te gaan in Oegstgeest. Ik had dikwijls nachtmerries mbt. oorlogs-geweld, werd overspannen en arbeidsongeschikt verklaard. Een middag een opname-gesprek gehad met een dame verbonden aan C’40-45. Dat gesprek had me zo geraakt, dat ik bij het 1e stoplicht het bewustzijn verloor en van m’n fiets viel. 3 jaren oorlogs-verleden mogen opruimen, dat was geen pretje. Kreeg een uitkering van de WUBO. En m’n leven wordt nooit meer verpest door die vreselijke nachtmerries. Ik ben dankbaar dat ik nu mag genieten van een rustige oude dag, met voldoende inkomen.

      • A Nony Mouse zegt:

        Stichting Centrum ’45 is hèt landelijk centrum voor specialistische diagnostiek en behandeling van mensen met complexe psychotraumaklachten. Kennis en expertise rond psychotraumatologie wordt ontwikkeld door het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek en verspreid via onderwijs. Stichting Centrum ’45 heeft het keurmerk TOPGGz, vanwege de hoogspecialistische behandelfunctie en de structurele verankering van onderzoek en kennisoverdracht binnen de organisatie. Stichting Centrum ’45 is partner in Arq, een ondersteunende holding voor instellingen en organisaties die zich bezig houden met het thema psychotrauma en met de gevolgen van schokkende gebeurtenissen. Neem contact met hen op is de uitnodiging.

        Stichting Centrum ’45 (kliniek, dagkliniek, polikliniek)
        Rijnzichtweg 35
        2342 AX Oegstgeest
        Telefoon 071 519 15 00
        Fax 071 515 72 32
        Email: info@centrum45.nl

  5. Marjan Bruinvels zegt:

    Ik ben van 1935 en zat in Tjideng, Tangerang en Adek. Ik vind dat verhaal over Indische woorden heel leuk! Na de oorlog was er Jenever Kentell voor de mannen: dat werd You Never Can Tell.
    De tjerrieboom in de tuin. En het kampliedje:
    Mishuhara mara mara
    Itoe koempoel tidah baik.
    Besok pagi koempoel lagi
    Kassian die arme wijk.

    Ik denk uit Adek.

    • Surya Atmadja zegt:

      Mijn ouderlijk huis ( tot 2010) was in Laan Trivelli (ex Kamp Tjideng).
      Bij de Moesiweg en Laan Trivelli en Tjipoenegara weg .
      Weet nog dat we een cherrieboom hebben op de voorerf .
      Het gebeurde wel eens dat een paar nakomelingen van oud geinterneerden bij mijn vader vroegen of ze binnen mogen kijken .

  6. Peter Holsbergen zegt:

    Het was toen helemaal niet arrogant om pasar Maleis te gebruiken. Het was namelijk de, ook door de Inlanders, gebruikelijke voer- of handelstaal. .

    • Jean E. Delahaij zegt:

      In het tegenwoordige Indonesië wordt door de meeste Indonesiërs nog steeds het zgn.
      pasarmaleis gebezigd. Het Javaans, dat hoofdzakelijk in Midden-Java en Oost-Java gesproken wordt (in West-Java beheersen maar weinig mensen het Javaans), valt hoofdzakelijk in drie ‘hoofdvormen’ in te delen en wel het Hoog-Javaans, het Midden-Javaans en het Laag-Javaans. Daarnaast bestaan nog zo’n dertigtal van het Javaans afgeleide dialecten.

      • Ed Vos zegt:

        In het tegenwoordige Indonesie spreekt men de bahasa daerah, de taal van de lokale bevolking. Javaans, Sundanees en dergelijke.

        Men heeft er totaal geen behoefte aan om met elkaar en met u in het bahasa Indonesia te converseren. Ook wordt, wanneer het hen uitkomt (en ook slechts in bepaalde kring) de bahasa Gaul gebruikt maar vaak is dit de bahasa pergaulan, een soort omgangstaal, een wat minder formele vorm van bahasa Indonesia . Op facebook en op fora vindt u dit in geschreven vorm terug. Dit is geen pasar Maleis in de betekenis die we er vroeger aan gaven: krom Maleis. Daarnaast bestaat er ook een bahasa Perdagangan, de taal van de markt, maar daarbij moet u markt wat ruimer nemen: de handelsmakt

        Tegenwoordig kunnen we, in plaats van pasar Maleis, beter spreken van de de bahasa ngawur of de bahasa serampangan, waarmee ook u als buitenstaander beslist geen goede sier kunt maken..

        Onder de indische bevolking, werd vroeger verstaan , de oorspronkelijke bevolking van de archipel. In hoever de indo-europese bevolkingsgroep die daar eeuwen woonde ook hieronder moet worden begrepen is een andere discussie. Vervolgens werd aan de indische bevolking een andere betekenis toegekend: afstammelingen van Europeanen en inheemsen (indo’s). De indische gemeenschap.
        Dat totoks hiertoe ook worden gerekend is slechts een verruiming van de betekenis.

      • Surya Atmadja zegt:

        Pasar “maleis” is het maleis van de gemiddelde Nederlanders en Indische Nederlanders die de echte Bahasa Melayu niet beheersen omdat het gegeven werd in de scholen voor de inlanders .
        En daar komen de Indische Nederlanders en Totok niet.
        Die Bhs Melayu werd gegeven bij de studie van de Indologen die later Europese B,B-er werden in Ned.Oost Indie .
        Die later de officiele Bahasa Indonesia werd gekozen in 1928.
        In West Java wonen Sundanezen, met hun eigen streektaal de Bahasa Sunda .
        Logisch dat de Sundanezen geen Bhs Jawa kennen .

      • Van beek zegt:

        Voor mij is maleis gewoon het zelfde als het bahasa indonesia. Natuurlijk wel met wat oudere woorden erin die nu djarang worden gebruikt. In indonesie nu wordt het bahasa indonesia njang baik dan benar, niet dagelijks gebruikt. Wel natuurlijk bij kranten en officiele gesprekken. Je hebt ook indos die beweren wel vloeiend(redelijk) pasar maleis te spreken maar geen bahasa indonesia njang biasa(dus niet jang baik dan benar). Ze kunneb mijn bahas indonesia gewoon goed verstaan en andersom is het voor mij gewoon indonesisch. Zoals niemand mij concrete verschillen tussen grammatica of zinsopbouw kan geven tussen et maleis en indonesia is het gewoon sama sadja voor mij. Kom aub niet aan met bikin betoel of kasi toenjoek want dat gebruikt men nu ook gewoon in het spreektaal indonesisch.

      • Van beek zegt:

        Ed vos, de bahasa gaul is de jongerentaal die vooral gesproken wordt in djakarta. Volgens mij is bahasa betawi hetzelfde als bahasa gaul. Enkele voorbeelden.
        Loe ngapain deh!
        goewe skarang lagi di njokap dan bokap goewe.
        Enak adje loe!
        Emang loe gile?!?
        Ook de in vorm is typisch bahasa betawi. Bersihin, toendjoekin, betoelin. Vooral het woord lagi(=bezig zijn) woord gebruikt. Goewe lagi bersihin kamar loe. In het bahasa indonesia jang baik dan benar gebruik je het woord sedang. Saja sedang membersihkan roemah saja. In het melajoe ambon gebruik je ada. Beta ada bikin/kas barsi beta poeng ruma.

      • Van beek zegt:

        P.s Ik denk dat ze het op z’n maleis zo zouden zeggen: saja bikin/kasi bersi saja poenja roemah.

    • Ed Vos zegt:

      Aangezien de Nederlanders Maleis met de bevolking probeerden te spreken kon het niet anders zijn dat de eenvoudige inheemse bevolking die behalve hun eigen taaltje — op Java was dat het Javaans — nauwelijks het Maleis beheerste, in gebroken Maleis met hen converseerde.

      Maleis werd door de bank genomen niet of nauwelijks in de archipel gesproken. De inheemse bevolking had er totaal geen behoefte aan in een andere taal te converseren dan in hun eigen lokale taal

      Pasar Maleis was de taal van de Hollanders die nauwelijks de moeite namen om Maleis te spreken, immers een paar Hollandse of Engelse woordjes was voor hen al genoeg. Pasar Maleis was niet de taal van de inlanders. Of het moest zijn de specifieke bahasa Perdagangan, de taal van de handelsmakrt.

      • Ed Vos zegt:

        “immers een paar Hollandse of Engelse woordjes was voor hen al genoeg. ”

        lees: een paar Maleise woordje in hun Nederlands of Engels was voor hen al genoeg wanneer de conversatie stokte, of je wees op de pasar die banaan maar met je wijsvinger vinger aan.

      • Surya Atmadja zegt:

        Bhs Melayu werd gedoceerd bij de Indologie studie van de Bestuursacademie.
        Ene Rd Kandoeroean S Mihardja was leraar Bhs Sunda en Bhs Melayu bij de HIK , dit werd verteld door zijn klein dochter Rd.S.S Atmadja ( ook HIKster ).
        De Bhs Indonesia ( eigenlijk Bhs Melayu) zoals het gegeven werd bij de Bestuursacademie in Delft en Leiden ( Europese BB-ers) en ook bij de HIK .
        Van Ophuijsen was leraar HIK op West Sumatra ( bekend van de Van Ophuijsen spelling).

      • Walter Bosch zegt:

        Even ja, de praktijk! Ik reis regelmatig met Holland Amerika lijn. De catering is daar in handen van Indonesiërs. Ik zelf als Indo spreek met hen in het bahasa Malayu jang banjak belaser. Maar wat schetst mijn verbazing. Tussen al die Amerikanen aan boord van een cruiseship werd ik ontdekt als een van hun bangsa. Gezien mijn leeftijd van 70 jaren werd ik met respect behandeld door de Indonesische obers. De obers gedroegen zich anders dan bij de andere gasten. In de rij staan voor het restaurant in pakian deftig, was er niet bij!! Mijn vrouw en ik werden door de mandur er tussen uit gehaald en hij bracht ons naar de beste plaats in het luxe restaurant. Ik werd ook altijd begroet met een sembah. Van boord gaande, op het einde van de reis, stond er een hele rij Indonesiërs bij de valreep van het schip om om ons uitgeleide te doen. Met een zwaar hart nam ik afscheid van deze geweldige mensen. En mijn pasar-maleis klonk hun als muziek in de oren want één van hun bangsa kon toch maar even die reis maken!! Ik beveel iedere Indo aan om een reis te maken met de HAL. Je bent dan ineens weer thuis! Bapak sampai berjumpa lagih klinkt nog als muziek in mijn oren!

      • Ron Smit zegt:

        Mijn Reactie op het stuk van Walter Bosch. Mijnheer Bosch, wonend in America, en diverse cruises met de HAL gedaan, (mijn vrouw meer dan 25 cruises) moet het mij van het hart om ONEENS te zijn met sommige dingen die U hier neerschrijft.
        Op de eerste plaats, zijn er diverse nationaliteten aan boord van een cruise schip en niet alleen amerikanen en Uw gezelschap. Het bargebeuren daar zijn merendeels de Filipino’s voor. De keuken, bediening, maar ook in de huishoudelijke sector (cabine’s schoonmaken, beddengoed verwissellen etc), alsmede de tender bemanningen en scheepsonderhoud daar zijn meestal de Indonesische werknemers voor aangewezen.
        Zoals het bij de Indonesiers gewoon is, wordt een ieder, ik ben 72 ) inderdaad aangesproken met Bapah, maar dat gebeurt ook overal in Indonesie zelf. Omdat je een Indo bent, gedraag je je ook naar hun toe, veel vrijer, amicaler en dat vinden ze ook leuk, zodat je van hun ook meer gedaan krijgt. Een kapitein van de HAl is zelfs een Indo, Jack van Coevorden, uit Nieuw-Guinea. Hij is nu gepensioneerd. We kennen ook nog andere indo en hollandse kapiteins van de HAL.
        Dat je dan niet in de rij hoeft te staan voor het diner, komt waarschijnlijk omdat er geen rij was. Normaal gesproken ga je op een avond dat het “Formal Night” is netjes gekleed, in toxedo/avondjapon, naar het diner. Je wordt dan verwelkomd door de “Maitre Di ” en zijn stewards, een van de stewards brengt je dan naar je tafel, waar je kennis maakt met je tafelsteward en zijn helper, deze tafel en tafelstewards houd je de verdere reis. De tafel WAS JE AL AANGEWEZEN, toen je ging inchecken (Boarding). Het is niet zo, en NOOIT geweest, dat een steward, jou naar een tafel brengt, die hij zelf uitzoekt.
        Je tafelnummer en welke “seating” je hebt, stond al vast voordat je aan boord komt.
        Het feit blijft bestaan dat wij, na een paar andere maatschappijen geprobeerd te hebben, toch weer met de HAL op een cruise gaan, vooral omdat deze schepen, niet zo groot zijn, soms een hollandse kapitein hebben maar bovenal dat het gezellig is met de Indonesische bemanning.

      • Walter Bosch zegt:

        Bedankt voor uw commentaar. Dit verhaal geschiedde a/b m.s. Rotterdam in 2004. Eerste vaardag vanuit Ft. Lauderdale. Second seating! Tafel nog niet bekend. We stonden op de wachtlijst omdat de 2e seating volgeboekt was. Er stond dus wel degelijk een rij!
        Op de woensdagavond gaf de Indonesische bemanning een theatervoorstelling en ik had het genoegen te mogen meespelen in het anklungorkest. Door de hut steward geregeld!! Daarna de Eurodam toen de Noordam en op 1 maart a.s. weer de Noordam. Het wordt voor mij en mijn echtgenote een thuiskomst. We hebben ook ervaring met de Cunard Line (QM II)en de Royal Carribean (Adventure of the seas) maar net wat u zegt de HAL is en blijft het fijnst.

  7. Neter zegt:

    Wat een enig artikel. Hartelijkst, Flory

    Flory Neter. http://www.vbvinfo.nl

    Verstuurd vanaf mijn iPad

  8. HenkAnthonijsz zegt:

    Ik lees o.m.
    Indische mensen was een nette manier om de oorspronkelijke bevolking te benoemen – beter dan de scheldnaam blauwen.
    Vraag: “oorspronkelijke bevolking indische mensen ? Dom-dom-dom!

    • G.Tee zegt:

      Weet je waarom een indische jongen een ” blauwe jongen” genoemd wordt door de
      hollandse jongens? Het is omdat in het begin toen de indo’s hier voor het eerst aan-
      kwamen in Holland niet tegen de kou kunnen en blauw aanlopen van de kou,zo werden
      ze “blauwe jongens” genoemd.Net zo als de blonde jongens door de indo’s kaaskoppen
      worden genoemd omdat ze blank zijn net als kédjoe.

      • Jean E. Delahaij zegt:

        Onzin! In Indië werden we al uitgemaakt voor blauwe.

      • Sommige “witten” zijn namelijk kleurenblind.

      • hansvschaik zegt:

        Zoals Jean E. Delahaij zegt: onzin !
        Inderdaad, geloof ik deze verklaring over de kou niet.
        In Haarlem waar ik vanuit Indonesië aankwam in februari 1958 waren er ook andere jongens, echte blonde kaaskoppen, die werden ook “Blauwe ” genoemd. Alleen maar omdat ze uit Indië / Indonesië kwamen…..
        Misschien een soort xenofobie?

  9. Jean E. Delahaij zegt:

    Inderdaad. Blauwen en Indo’s waren scheldnamen waarmee Indische Nederlanders werden bedoeld, voornamelijk gebruikt door totoks. De Indische Nederlanders hebben echter deze benamingen als geuzennamen aangenomen; er waren zelfs badges te koop met de tekst “ik ben trots een Indo te zijn”.

  10. H.A. Nabermanm. zegt:

    In het artikel staan inderdaad dingen die een nadere beschouwing waard zijn….
    Ik beperk me tot één merkwaardige…
    “Uit het Japans werden geen woorden overgenomen (“We zagen die Japanners eigenlijk niet”),”
    Als je deze opmerking plaatst naast de bekende gruwelverhalen uit de vrouwenkampen dan geeft dat toch wel te denken.

  11. Het valt mij op, dat er eigenlijk alleen maar reacties van mensen uit Java komen. Net of de buitengewesten geen Indo’s kenden/hadden. Ik ben geboren in Batavia in 1938, maarheb een deel van mijn leven doorgebracht in Penang (Malakka), Medan, de kamptijd in Brastagi en Aek Pamienke. Na de oorlog Semarang, Palembang en Jakarta. Een zwervend bestaan: voor mijn militaire dienst had ik nog nooit langer dan twee jaar in dezelfde plaats gewoond.

    • Jan A. Somers zegt:

      Ik kan het alleen maar met u eens zijn. Het lijkt wel op Nederland dat opgedeeld is in de grachtengordel en de provincie. Maar ik kan alleen maar schrijven vanuit Soerabaja. Laat uw reactie een oproep zijn aan de velen uit de buitengewesten.

    • HBo. zegt:

      Een poos gewoond in de Farquhar Road (Georgetown op het eiland Penang), nabij dat oude historisch hotel, waar een beroemde schrijver heeft gelogeerd. U welbekend? Naast het hotel waren nog oude “koloniale” huizen leegstaand. Althans leegstaand? Ze werden clandestien bewoond door….. Nederlandse “uitkeringsgerechtigden.” Ik spreek hier over de jaren ’80 van de vorige eeuw. Leuk te lezen, dat er lezers zijn die ook de “buitengewesten” kennen.

      • hansdekoning zegt:

        2 HBo Dank voor de reactie. Laat me even toevoegen, dat ik 74 ben en me dat hotel – ook al hebben mijn ouders er misschien gezamenlijk met mij – verbleven – onmogelijk nog kan herinneren. Ik begon me trouwens pas echt bewust te worden van mijn Indische achtergrond in Palembang en dat is wellicht te danken aan de daar nog heersende “geest”: Sriwijaya? Op zijn minst zo belangrijk op haar hoogtepunt als Mataram?

      • hansdekoning zegt:

        Interessant trouwens: die Nederlandse uitkeringsgerechtigden. Indo’s of totoks?

      • HBo. zegt:

        @HansdeKoning:
        De üitkeringsgerechtigden” waren…. werkloze jonge jongens, die ergens in Nederland een postadres hadden en een uitkering genoten uitgekeerd in keiharde Nederlandse valuta, het daar spendeerden aan de destijds goedkope Malaysische levensstandaard en leefden als een Nederlandse (lees Totok ) God in Malaysia. Zij waren in staat om van hun uitkering een spaarpot op te bouwen om daarvan een retourtje Malaysia/Nederland te kopen, als zij eens op het matje van de Sociale Dienst werden geroepen om na te gaan of alles nog naar “wens verliep” in hun sociale leventje… ahum ahum.

  12. Gijs Beynen zegt:

    En dan herinner ik me dat er elke namiddag een jongetje door het kamp liep en riep: “Het is koempoeltijd, het is …”

  13. J.Heerma zegt:

    Mij moeder en ik (geb. 1940 in Bandoeng) zijn in de volgende kampen geweest: Kareës,Tjihapit, Tjideng en Adek. Mijn achternaam is Heerma van Voss, mijn moeders meisjesnaam Tasseron. Bij het uitbreken van de oorlog moest mijn vader zich melden in Cheribon en heeft de oorlog doorgebracht in Birma. Daarna is hij na de oorlog danig gebroken teruggekeerd naar Indië. Mijn ouders zijn kort daarna gescheiden. Ik werd op de boot (de “Japara”) naar Nederland gezet, mijn beide ouders hertrouwden. In 1948; met mijn (stief)moeder met de Indrapoera terug naar Indië. Mijn vader was vooruit gevlogen.En in 1950 terug naar Nederland. Tijdens mijn werkzame leven nooit veel nagedacht over de oorlog, totdat ik kortgeleden een boek in handen kreeg over de geschiedenis van de Archipel en omgeving, beginnende in 1300 tot 1975. Daarin las ik o.m dat de Japanners, na hun overgave, de Indonesiërs van wapens voorzien hebben hetgeen ik een misdadige streek vind. De Nederlandse regering heeft de Indische mensen verraden met een in San Francisco opgesteld verdrag tussen Nederland en Japan, waarin de Japanners vrijgesteld werden van vergoedingen en herstelbetalingen aan Nederland, met het gevolg dat de krijgsgevangen en geïnterneerden berooid terugkeerden naar Nederland. Voor de kleding die men uitgereikt kreeg in Ataka, kreeg men later de rekening gestuurd. De huidige regering/meerderheid van de Tweede Kamerleden hebben tegen een vergoeding voor de geïnterneerden gestemd. Nu woon ik alweer 45 jaar in Australië en heb de laatste tijd veel contact met Indonesiërs hier in West Australië.
    Eén naam die ik mij herinner is een goede vriendin van mijn moeder en mijn kamptante, Kitty Wienholts-Koestal.

    • Nog sterker: De Nederlandse regering heeft de krijgsgevangen KNILérs nooit hun soldij uitbetaald, maat bestond het wel mijn vader een rekening te sturen voor het lokaliseren van vrouw en kinderen, die overigens door de bank – de Factorij – allang vanuit Medan naar Singapore gevlogen waren, waar mijn vader – ex-Birma spoorweg – al weer werkte.

    • Jan Kees Prins zegt:

      Deze dame , welke ook een vriendin was van mijn ouders [ fam Prins ] , is reeds lang geleden overleden in Nederland

      • Ja , lang geleden maar toch lijkt het of het verleden week was. Zij is op 2 juli 2004 in Den Haag overleden. Door mijn vele omzwervingen weet ik praktisch geen namen uit die periode. Een andere goede vriendin van mijn moeder was Kitty Wienholtz-Koestal. Haar herinner nog heel goed. Zij was mijn lievelingstante en altijd (behalve gedurende de kamptijd natuurlijk) had ze voor mij een kwatta chocolade reep voor mij bij zich.

  14. Ed Vos zegt:

    Naast alle (vermeende) gevoeligheden een interessant stukje dat me meer inzicht geeft in de verhoudingen in de voormalige kolonie. Niet alleen nam men toendertijds nauwelijks de moeite zich te verdiepen in de belevingswereld van de inlander, men leefde langs de inlander heen. Niets te verwonderen dat er nauwelijks kontakt of communicatie was, met als resultaat een definitieve breuk.

    • bokeller zegt:

      Wie waren onze moeders -opa’s- oma’s- ooms- tantes etc dan ?? Waren onze familie -leden geen inlanders of van een ander soort mensenras mss.
      Mvg siBo

  15. Grappig verhaal.

    Ik heb ook in Tjideng gezeten ( daarvoor in Tjihapit). Wij arriveerde in Juni 1940 uit Zuid Afrika, daardoor veroorzakend wat diplomatische moeilijkheden tusssen de Nederlandse regering in Londen, en Japan en ruzie met de Indische regering (uitvoerig beschreven in mijn boek) Wij gingen, een tikkeltje wijzer, na de kamptijd terug naar Zuid Afrika. Daar zochten wij onze vooroorlogsche Nederlandsche vrienden op [die in 1940 “vrijwillige” dienstplicht in de KNIL hadden gewijgerd, met risico van gevangenis straf), en die ons in 1945 hielpen om weer voet aan wal te zetten. Daar heb ik, onnozele kampbengel van 8, een keurig net zoontje van onze royaal gehuisveste gastheer, kamptaal doen leren, maar het jochie leerde slecht, en vroeg beleefd zijn moeder voor een piesappel.

  16. Surya Atmadja zegt:

    Van beek zegt:
    17 oktober 2012 om 10:47 pm
    P.s Ik denk dat ze het op z’n maleis zo zouden zeggen: saja bikin/kasi bersi saja poenja roemah.
    —————————————————————————————-
    bhs INDONESIA ; saya membersihkan rumah milik saya .

    Bhs Betawi werd gebruikt door de Orang Betawi , hun aantal was ooit een paar honderdduizend.
    Ze waren de nakomelingen van Sundanezen (en of Bantam) in combinatie met Javanen ( nakomelingen van expeditieleger van Mataram.
    Aangevuld met Chinezen ( eigenlijk de bouwers/droogleggers van Batavia ten tijde na J.P.C ) plus Arabieren , en andere overwonnen volkeren van VOC(Bandanezen,Balinezen , Buginesen etc met hun talen ) , plus Portugees ( was de taal van Batavia tot omstreeks 1780 ) en een klein groep Orang Melayu ( ze woonden in Kampung Melayu in Batavia).
    Ze spreken huis en tuin keuken Bhs Melayu .

    Uit die groepen kwam dan de Bhs Betawi met de 2 dominante talen Sundanees en Javaans.
    De officiele Bhs Melayu is van hoge kwaliteit werd gebruikt door de Hofmensen, wetenschappers, schrijvers(pujangga).De meeste pujangga (schrijvers) kwamen in het begin uit Sumatra
    .
    De “pasar Maleis”was een soort afgeleide taal , gebruikt door Nederlanders/Europeanen en Indische Nederlanders die de Bhs Melayu niet hadden gehad op school .

    Petjok was dan de “bahasa gaul” van de Indische Nederlanders met veel leenwoorden van de Bhs Betawi .
    Zie het aantal Sundanese , Javaanse , Portugese en andere leenwoorden .

  17. HenkAnthonijsz zegt:

    Jan-Jan kepala matjan
    kiepiet, kiepiet boentoet ayam
    Si Piet mentiet
    zijn staart kiepiet, kiepiet

    Tingelinggeling daar gaat de bel,
    si Pak gendoet gaat naar de hel.

    • De kampioen petjok is m.i. nog steeds Tjalie Robinson in “Piekerans van een straatslijper”. Lees : “Sie hins kom de stoomboot, uit spanje hij al”.

      • Surya Atmadja zegt:

        Niet alleen dat.
        Voor mij is si Tjalie “vader” van alle Indo’s
        Zonder zijn inspanningen en herdefiniëren van de Indo (cultuur)erfenis zijn de Indo’s al lang aan het verNederlandsen ( was ook hun ideaalbeeld in Ned.Oost Indie).
        In 1952 erkende hij met trots dat hij een kind van Oost en West is.
        En hij was een van de eerste gerepatrieerden die een positieve mening had over zijn de Indonesiers.
        Na zijn terugreis naar zijn oude stad Djakarta omstreeks 1964 of 1966.

      • Wat je laatste zin betreft: Tjalie was emotioneel duidelijk veel verder dan ik. Ik zit nog vol rancune.

      • Jean E. Delahaij zegt:

        Wat Hans de Koning zegt, raakt bij mij een snaar. Rancune heb ik niet t.o.v. Indonesië en Indonesiërs in het algemeen. Wel ben ik teleurgesteld over het feit dat de Pancasila ver weg is in het tegenwoordige Indonesië (vooral na Suharto). Voor niet moslims en etnische minderheden (zoals Chinezen en Indo’s) wordt het leven in Indonesië er nog minder aangenaam dan het al was. De Indonesische regering blijkt deze mensen niet te kunnen beschermen tegen de fundamentalisten onder de moslims en regionaal verleent de politie hand- en spandiensten aan deze fundamentalisten.
        Rancune, misschien meer machteloze woede en verachting, heb ik tegenover die groepen politici en zgn. actievoerders hier in Nederland, die de afslachting, op een gruwelijke wijze, van duizenden Indo’s en ook Chinezen in de bersiaptijd en de tijd daarna door “Indonesische strijders voor de onafhankelijkheid” (ook meestal aangestuurd door moslimfundamentalisten) blijven bagatelliseren.
        Het aantal van twintigduizend slachtoffers dat werd genoemd, wordt aangevochten, terwijl het meervoudige niet ondenkbaar is. Indo’s die helemaal “verinlandst” waren en b.v. al een paar generaties als tani het land bewerkten, werden zelfs vermoord (lees de Dampitaffaire er maar op na).

      • hansvschaik zegt:

        De Chinezen en Indo”s zijn niet de enigen die nu gebukt gaan onder de terreur van fundamentalisten, maar een ieder die geen (mag officieel niet) moslim is, dus elke andere godsdienst is de klos.
        Inderdaad: waar is de Pancasila ?
        Het is goed verwoord door Jean E. Delahaij
        Rancune heb ik niet, alleen verdriet hoe het er toen en nu aan toe gaat in mijn prachtige en geliefde geboorteland.

      • Mijn rancune betreft de lieden, die achter het moslimfundamentalisme zitten en ik vermoed dat het lieden zijn als Tommy Suharto, die erop uit zijn zoveel mogelijk concurrenten bij de uitbuiting van het Indonesische volk uit te schakelen. Het zou niet voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid zijn, dat god wordt gebruikt om goud te verzamelen. Indonesiërs? Over het algemeen lieve, aardige mensen, die hun best doen open en gastvrij te zijn.

      • hansvschaik zegt:

        Ik lees net dat Aceh (daar geldt de sharia) negen christelijke kerken en 6 boeddhistische tempels gesloten hebben omdat ze niet aan de strenge islamitische wetten voldoen.
        Waarom lieden als Tommy Suharto hier achter zou zitten, begrijp ik niet.
        Je kan zeggen wat je wilt over het Suharto tijdperk, maar er was wel vrijheid van godsdienst in overeenstemming met de Pancasila !!! Extremisten kregen gewoon geen kans.
        Natuurlijk heeft het Suharto veel negatieve kanten gehad waarbij vooral de zelf verrijking boven aan stond! En ook de militaire overheersing met al zijn beperkingen voor de burgerij was een sterk minpunt.
        Inderdaad zijn Indonesiërs in (zwijgende) meerderheid lieve gastvrije mensen, die niet in opstand komen tegen het terrorisme.

      • Jan A. Somers zegt:

        Ik heb helemaal geen bijzondere mening over Indonesiërs, geen positieve, geen negatieve. (ook na de Simpangclub en de Werfstraatgevangenis) Het zijn voor mij normale mensen net als Nederlanders. Aardig, akelig, van alles door elkaar.

    • peter varenhorst [1934] zegt:

      dah jan; dah kees
      wah jij na toe?
      na kampchinees
      wat jij da doen?
      drinken water eropees
      hoe smaken dat?
      wah prik prik in mijn nees

      uit kindertaal in struiswijk 1944-1945
      peter varenhorst

      • Jan Eysink zegt:

        Hallo Peter Varenhorst,
        Ik heb je reactie van 29-12 2011 gelezen.
        Febr. ’42 hebben mijn moeder en ik nog op de Vioslaan 15 gewoond
        Via Tjilatjap hebben wij nog geprobeerd uit te wijken naar Australie, niet gelukt en terecht gekomen in Kamp Kampili te Makassar Celebes.
        Heb je nog wat info van Vioslaan 15. mogelijk een plaatje of tekening.
        Hart.Groet,
        Jan Eysink ,
        wj.eysink@kpnmail.nl.

  18. Surya Atmadja zegt:

    Over de OrBa( Orde Baru) , de regeringsperiode van Soeharto ( 1967-1998).
    Juis in OrBa periode werden andersdenkenden ( moslim, separatisten en vele andere groepen die niet aan de leiban van de regering lopen) kunnen worden vervolgd.
    En bij de Chinezen werden innige contacten gesmeed op economische gebied.
    Zie de asal usul van Soeharto periode in Semarang.
    Naast de economische bloei van de Chinezen( ALI-BABA constructies) heb je ook een groep Chinese “denk tank”die de vrijheid van de Chinezen beperken ( raar maar waar).

    De jongere generatie Indonesiers zijn ook nu van bewust van het belang van PancaSila( al sinds de Piagam Djakarta 1945 al discutabel voor de voormannen v.d fundamentalisten) en Sumpah Pemuda 1928.
    Zie de discussies in diverse Indonesische forums, of krantenfora .
    Vwb de 2de generatie Indonesiers , net gepensioneerd (55 jr) / omstreeks 60 jaar die nog iets te zeggen hebben door hun economische en politieke carierres ( al is het op de achtergrond=wayang spel) , die zijn mijn inziens duidelijk.
    Dat baseerde ik door mijn contacten met leeftijdsgenoten , via milis(mailinglist, reunie etc).
    Uiteraard schrijven ze niet in forums , ze hebben andere bezigheden.
    Zo zie je ook dat de daerah in zekere zin hun eigen ontwikkeling willen invoeren, bij sommige gebieden kreeg men ook gedeeltelijk of zelfs volle autonomie ( OtSus=Otonomi Khusus, zoals Aceh en Papua).
    Voorts wordt de Bahasa Daerah ( Sunda, Javaans etc) ook ingevoerd.

    @ Hans
    In Indonesia heb je (onder de wens of “druk” of “lobby” van de plaatselijke bevolking) bepaalde wetten aangenomen door de parlement.

    In bepaalde gebied waar de bevolking typisch een geloof aanhangt kan de andere gelovigen/geloven niet zo maar een kerk, moskee ( zie op Bali , en andere typische christelijk gebieden-) , tempel bouwen zonder de “noodzaak” ( vraag van de betreffende geloof) en en de goedkeuring van de omwonenden.
    Daarnaast heb je de wettlijke eisen qua bouw , locatie etc .

    Een voorbeeld:
    door getrokken naar Nederlandse situatie.
    Stel eens voor dat Moslim migranten in Nederland een moskee willen bouwden( geld genoeg door collecte of “subsidie”van Midden Oosten) , in Spakenburg of Vollendam .
    Zou die migranten (uit Somalie of Kenya) een bouwvergunning krijgen ?

    Bij de Bataks heb je gescheiden dorpen met hun eigen moskee of kerken

    • Jean E. Delahaij zegt:

      “I could not read a sentence in which it did not seem to me that the observation was off, the point missed, the nuance blurred – in short, the evidence rather munificently distorted so as to support a narrow and unilluminating thesis at the expense of the ambiguous and perplexing actuality.”
      Philip Roth in “Portnoy’s Complaint”

    • @ hansvschaik zegt:
      23 oktober 2012 om 2:23 am Wellicht ben ik de originele gelover in samenzweringstheorieën, maar het is een feit, dat het in troebel water goed vissen is en er zijn vreemdere bedgenoten dan moslimfanaten en groot- kapitalisten. Vergeet Osama bin Laden niet.

  19. D.R.A.de Ceuninck van Capelle zegt:

    “Blauwe” voor Indo’s is afkomstig van de K.Marine . Omdat er maar een paar Indo’s voor de oorlog bij de K.Marine waren en soms men “onmiddelijk” niet bij naam kon roepen,werd er “BLauwe” groepen en werd deze uitdrukking zo algemeen bij de Marine,dat in begin vijftiger/zestiger jaren in de vorige eeuw deze roep nog gebezigd werd bij de K.M.
    Na een slaande ruzie over deze gebezigde “Blauwe”,werd mij door de commandant van het K.M.kamp uitgelegd,dat dit in het geheel niet bedoeld was als scheldwoord,maar omdat onze zwarte haren al eenmaal een blauwe gloed hadden en men dus gemakshalve,omdat men niet zo snel op je naam kon komen,”Blauwe” ging roepen.
    Werd vervolgens niet gestrafd,onder voorwaarde,dat ik mijn excuses aan de Bule^ zou aanbieden.

    • Anton zegt:

      “Blauw”, komt van de blauwe plek onder het stuitje van meeste Indische baby’s…, (nex met rambut te maken…. ) ; let maar op… daar ben ik gewoon trots op…
      Maar ik vond de Hollandse kinderen in Indonesie nogal naar sapi’s ruiken, denk wel dat het door de melk en kaas komt… Ik dronk dat haast nooit..of tenminste ..we konden het niet permiteren…

      • Surya Atmadja zegt:

        Verhaal van si Anton klopt ook .
        Mijn zeun, pipty-pipty Indonesia -Totokse heeft ook die tjap blauw .
        Ook dat verhaal van Belanda totok bau keju / susu ( is ook waar = ehwaar ).
        Ondanks dat ze elke dag mandi-en.
        En bij de Indonesiers dan ?
        Bau(stinken naar ) terasi of pete ?
        Bij mij kunnen ze niet zo snel ruiken, gaat soms 3x per dag mandieen en eet ook wel eens trasi-pete en keju ( craft cheese , en susu sapi ) .
        Alleen die australische craft cheese krijgen we thuis niet vaak, iets duur.

  20. Jean E. Delahaij zegt:

    De uitleg van D.R.A. de Ceuninck van Capelle over hoe de SCHELDNAAM Blauwe is ontstaan is plausibeler dan eerdere beweringen. Blijft staan dat het gebruik van die term discriminerend en denigrerend bedoeld is.

  21. Jean E. Delahaij zegt:

    J. Heerma zegt op27 oktober 2012 om 4:04 am….Portnoy’s Complaint is ook in het Nederlands
    (vertaald).
    Alles wat ik gelezen heb van Philip Roth, heb ik in de oorspronkelijke taal, waarin zijn boeken geschreven zijn (Engels/Amerikaans) gelezen. Daarom!

  22. Jean E. Delahaij zegt:

    Misschien kan J. Heerma zo vriendelijk zijn om het te vertalen. Alvast bedankt.

  23. van den Broek zegt:

    Ik vind de verklaring van D.R.A.de Ceuninck van Capelle aangaande Blauwe wel plausibel maar dat betekent niet dat afgaand op een opmerking van een of andere KM-Commandant deze opmerking ook representatief is. Ik ben zelf bij de KM geweest en zag vele Indos maar merkte de blauwe gloed niet op. Dat kan aan het licht in Den helder liggen.

    Ik hoorde ook de term Blauwe bij de KM gehoord eind jaren 70/begin jaren 80 maar heb deze nooit als discriminerend/denigrerend beschouwd. Misschien kan Delahaij uitleggen in welk verband ik dat disriminerend/denigrerend moet beschouwen. Zij weet er meer over.

    @ D.R.A.de Ceuninck van Capelle
    Ik heb begin jaren 80 op het KIM in DEn Helder een jonge Officier van de Administratie een de Ceuninck van Capelle ontmoet, hij moet nu ongeveer 55 jaar zijn, is hij soms familie van U?

    • Geachte mijnheer van den Broek,
      de uitleg van de commandant van de KM,betrof de Indische jongen naar ik begrepen heb van de eerst jaren na ? de oorlog met Ned.Indie^. Toen zaten er maar een paar ido’s bij de marine.
      w.b.t.de familiebanden van de Ceuninck van Capelle,kan ik alleen zeggen dat het altijd familie is,daar deze zeer uitgebreid is.Mijn overgrootvader was 1 van de 19 kinderen;mijn grootvader 1 van de 17;ikzelf 1 van de 12.
      het leuke is,dat 3/4 van de jongens van de Ceuninck’s bij de KM. gediend hebben.
      toen ik in dienst kwam schreef de betreffende schipper mijn naam feilloos op. op mijn opmerking dat hij de eerste was die mijn naam feilloos opschreef,antwoordde hij:
      man,ik ken jullie allemaal en hij noemde zo de voornamen van mijn ooms en neven op die bij de KM in dienst zijn (zijn geweest).
      met vrgr,Roel

    • Jean E. Delahaij zegt:

      Zoals ik eerder heb geschreven, blijft staan dat de benaming ‘blauwe’ in eerste instantie denigrerend en discriminerend gebruikt werd t.o.v. Indische Nederlanders, evenals de benaming
      ‘Indo’. Ook heb ik geschreven dat Indische Nederlanders deze benamingen als geuzenamen hebbben ‘aanvaard’. Niets mis mee.
      In 1978 werd ik benoemd tot Hoofd Centrale Keuken in het VU academisch ziekenhuis (was toen de naam). De chef kok,, die, in hiërarchische zin, verantwoording aan mij moest afleggen, hij was een oud-km-er, vond het maar niets dat een ‘tweede blauwe’ binnen de leiding van de Dienst Voedingszaken werd benoemd. Afgezien van het feit dat hij een uitgesproken racist was, was hij ook een machtswellusteling. Jammer voor hem, koos hij er voor mij op allerlei manieren tegen te werken. Het eindigde voor hem in een oneervol ontslag op staande voet..

Geef een reactie op Hans de Koning Reactie annuleren