Na alle commotie rond het beeld van Jan Pieterszoon Coen in Hoorn wilde de Java Post nu wel eens weten welke de exacte tekst is die onder het beeld wordt geplaatst. Het Bureau Communicatie van de gemeente Hoorn berichtte ons als volgt:
PERSBERICHT
JP Coen krijgt nieuwe tekst
Er komt een nieuwe tekst op het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen in Hoorn. Dat besloot de Hoornse gemeenteraad op dinsdag 13 maart 2012.
De nieuwe tekst is uitgebreider en geeft ook een beeld van het gewelddadige optreden van Coen bij het verwerven van handelsmonopolies in Indië. De tekst komt op twee nieuwe bordjes en is in twee talen te lezen: Nederlands en Engels. Daarbij komt er een QR Code op de bordjes, die verwijst naar een website met uitgebreide feitelijke informatie en een platform voor meningen en discussies.
Een voorstel van de fractie van PvdA om de tekst ook in een derde taal, Bahasa Indonesia, te vertalen haalde geen meerderheid in de raad. Uiteindelijk stemden alle partijen in met het voorstel, behalve de fractie van de SP. Ook D66 stemde voor, zij het dat deze partij liever helemaal geen teksttoevoegingen had gezien.
De nieuwe tekst:
´Jan Pieterszoon Coen (Hoorn 1587- Batavia 1629)
Koopman, directeur-generaal en gouverneur-generaal van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC). Vormgever van het succesvolle handelsimperium van de VOC in Azië. Stichter van Batavia, het huidige Jakarta.
Geroemd als krachtdadig en visionair bestuurder. Maar evenzeer bekritiseerd om zijn gewelddadige optreden bij het verwerven van handelsmonopolies in Indië.
Voerde in 1621 een strafexpeditie uit tegen één van de Banda-eilanden, omdat de bewoners tegen het verbod van de VOC in nootmuskaat leverden aan de Engelsen. Duizenden Bandanezen lieten hierbij het leven, de overlevenden werden naar Batavia gedeporteerd.
Coen kreeg aan het eind van de negentiende eeuw de status van nationale held, compleet met standbeeld in zijn geboortestad. Een landelijk oprichtingscomité onder leiding van de Hoornse burgemeester Van Dedem zamelde hiervoor het geld in. Het bronzen beeld, een ontwerp van Ferdinand Leenhoff (1841-1914), leraar aan de Academie voor Beeldende Kunst in Amsterdam, werd in 1893 feestelijk onthuld.
Onomstreden is het standbeeld niet. Volgens critici verdient Coens gewelddadige handelspolitiek in de Indische archipel geen eerbetoon.
Meer weten over Jan Pieterszoon Coen? Scan de QR-code en bezoek het Westfries Museum, waar de beroemde portretten van Coen en zijn vrouw Eva Ment te zien zijn, gemaakt door de kunstenaar Jacob Waben.´
Tentoonstelling
Aldus het persbericht. Een redelijk uitgebalanceerde tekst, lijkt ons, zij het dat ´critici´ zullen stellen dat hiermee de gemeente zelf niet duidelijk afstand neemt van het optreden van Coen. Volgens de gemeente is handhaving van het beeld – zoals eerder door de gemeenteraad overeengekomen – echter strijdig met een nog scherpere tekst.
Dat de gemeente de discussie niet uit de weg gaat, blijkt overigens uit de aankondiging van een tentoonstelling over de rol van Coen in het Westfries Museum, van 14 april t/m 1 juli 2012.
Meer informatie over deze tentoonstelling: Westfries Museum
Er zijn te veel mensen, sommigen zelfs met een juridisch wetenschappelijke achtergrond, die de geschiedenis bekijken met de principes van het heden. Er ontstaat dan zoals historicus Guillio Ferroni dit treffend zegt: ” Een exces van politieke correctheid, gecombineerd met een volslagen gebrek aan historisch besef” . Waarmee de feiten van geweld niet worden goedgepraat maar moeten worden bezien in de context van wat toen “gewoon” was. Wat paste in het denken van toen. In dit verband is de nieuwe tekst bij het standbeeld naar mijn mening een goede verantwoorde weergave van hedendaags denken over het verleden (ca 1600), rekening houdend met het verleden.
Scherpe kritiek op gebeurtenissen of toestanden in het (verre) verleden met het ethisch besef en de kennis van heden is over het algemeen de goedkoopste manier tot morele zelfverheffing.
Vooral in combinatie met gebrekkig onderwijs kan dit vaak groteske vormen aannnemen.
Vandaag de dag is dit kennelijk de keerzijde van de heldenverering uit de hoogtijdagen van de natiestaat.
Coen uit Batavia-Weltevreden
Meneer van Beek,
U hebt bij mij een gevoelige snaar geraakt. Want bij het verleden zet u het woord “verre” tussen haakjes. In mijn eerste reactie wilde ik nog niet zover gaan. Maar ook het nabije verleden kent wantoestanden die niet goed te praten zijn, maar het “exces van van politieke correctheid en een volslagen gebrek aan historisch besef” komt duidelijk naar voren in het proces Rawagedeh en wat gaat komen over de geweldsexcessen in Zuid-Celebes. Heel foute zaken waarbij als er gestraft zou moeten worden er nu nog slechts enkelen worden kunnen worden berecht en de verantwoordelijken, grotendeels overleden, van toen vrij uit gaan. En waarbij degenen die met deze processen bezig zijn totaal niet (willen) kijken naar de andere kant o.a. de grote moordpartijen van de pemoeda’s, want ach daar valt voor een advocaat geen ( financiële) eer aan te behalen. Ik denk dat er geen enkele Indonesische advocaat er zich aan zou willen wagen en nog minder een rechtbank. Men kijkt daar ook anders tegen aan: sudah het is over en verleden tijd. De Nederlandse excessen toetsen ok, maar dan ook van de andere kant die van de Indonesiërs. En vooral ook kijken naar de omstandigheden waarin onze dienstplichtigen toen in een bestiale oorlog werden betrokken.
Ben er volledig mee eens. In Koeningan, vlak bij Cheribon, zijn mannen en jongens vermoord bij het overbrengen naar de gevangenis aldaar door de bevolking.
Nooit is er nadruk op geweest op deze excessen van Indonesische kant.
Geachte heer Plink,
Die eenzijdigheid ziet u heel goed.
Waarschijnlijkspelen er andere factoren of belangen mee bij de selectieve verontwaardiging als het over Indië gaat. Over bv Suriname of de Antillen hoor je eigenlijk nooit iets, hoewel ook daar met de denkwijze van nu veel onrecht uit het verleden is te zien
Zou dat zijn omdat de Antillen “nog steeds zuchten onder het wrede en moorddadige Nederlandse juk”?
Bovendien is het natuurlijk heerlijk om je te wentelen in het besef dat eigen mensen in het verleden slecht waren en dat je zelf in het heden uiterst goed bent. Dat is weer het voordeel van onwetendheid. Wat de toenmalige tegenpartij uitspookte wordt gemakshalve niet gezien. Wat toendertijd de woede zodanig op deed lopen dat men morele barrières naast zich neerlegde en tot handelingen overging die men nu weerzinwekkend zou vinden wordt niet meegewogen.
Negatieve zaken uit het verleden verloochenen of verzwijgen werkt echter ook averechts. Beter is het er lering uit te trekken en er voor te zorgen dat je nooit die keuzes hoeft te maken.
Ik probeer het gekrakeel met een zekere mate van geamuseerdheid aan te zien, daarbij steun vindend aan het Duitse gezegde : “Nicht ärgern, nur wundern”
We zijn het kennelijk helemaal met elkaar eens. Alleen het met zekere geamuseerdheid bekijken vind ik wat moeilijk want met die eenzijdige houding wordt ook aan veel mensen onrecht gedaan.
Daar heeft u helemaal gelijk in.
Maar het gekrakeel over het onderschrift op het standbeeld van JPC sla k wel geamuseerd gade. Alsof er niets anders te doen is.
Mijn eigen onderzoek heeft uitgewezen, dat wanneer je in een rijtjeshuis woont, het leed 25 meter links en idem rechts niet te dragen is voor 1 man/vrouw.
Als cynicus zou ik kunnen zeggen:” Blij dat ik geen buren dichtbij heb”
Maar eigenlijk bedoel ik dat bestudering van het verleden met al de dingen die er verkeerd zijn gegaan, dat ook inzien en daar ook lering proberen uit te trekken, misschien sommigen wel recht doet. Ik weiger echter mee te doen aan de Hollandse schuldcultuur, die in mijn ogen een slimme manier is om overal mee weg te komen, al dan niet met zelfverheffing, zoals eerder beschreven.
Met vriendelijke groet,
Coen van de Beek.
Waarom wordt de VOC en haar handlangers altijd zo opgehemeld?
Een stad als Amsterdam (en ook andere plaatsen) is voor een deel opgebouwd uit de winsten van de VOC. De Hollandse kooplieden werden rijk in de periode die de geschiedenis in is gegaan als “De Gouden Eeuw”.
Het vuile werk werd “elders” en “groots” verricht. Als het geld maar naar Holland kwam……
Zelfs in de twintigste eeuw zei men in Nederlands Indië/Indonesië: “wij deden en doen het werk en Nederland plukt de vruchten”. Ook de bekende spreuk: “Indië verloren, rampspoed geboren”, was bekend, met alle gevolgen van dien. Dus wederom het Nederlandse belang.
Tot op heden is deze politieke mening/opstelling niet veranderd, op dit punt is er niets veranderd ten opzicht van “toen”.
Dus waarom moet je nu zeggen: Je moet het zien in de tijd van “toen” ? Als er in de kern van de zaak weinig veranderd is?
Sommigen van ons verrijken zich nog steeds ten kostte van anderen net als destijds!
Met vriendelijk groet,
Hans
Het ophemelen van de VOC gebeurde vroeger zonder enige vorm van kritiek, tegenwoordig wordt er ook met een kritisch oog naar gekeken. Vandaar dus de commotie om de tekst van het standbeeld van Coen en de m.i. juist overwogen beslissing. Maar verantwoorde critici plaatsen het wel in het beeld van die tijd. Want wij Hollanders waren niet de enige met een handelscompagnie naast de WIC met onder meer de slavenhandel. Ook andere landen lieten zich niet onbetuigd, Groot Brittannië was een grote concurrent naast de Spanjaarden en Portugezen. Maar ik heb niet de indruk dat die landen gebukt gaan onder hun verleden, zwelgen in een schuld- en excusescultuur en leiden aan een soort drang tot masochisme. En de kreet “wij deden het werk en Nederland plukt de vruchten”was na het begin van WO II echt voorbij. En bewezen is “Indië verloren rampspoed’ geboren heeft maar even opgeld gedaan maar na 1950 bleek dat we het zelf goed konden. Er is dus wel wat veranderd, behalve de eeuwige bemoeizucht met het opgeheven vingertje, maar dat heeft niets te maken met de door u vermeende inhaligheid van vroeger.
Na 1950 kreeg de spreuk: ”Indié verloren rampspoed geboren.” een andere versie nl.
”Indié verloren rampspoed bezworen .”
En ja hoor, daar gaan we weer: Nieuwe teksten, nieuwe gevechten. Hij die zonder zonde is werpe de eerste steen (van dat standbeeld omver). JPC ruste in vrede.
“JPC ruste in vrede”
En de anderen?
Welke anderen?
In Nederland waarderen ze de geschiedenis niet en alles wat ex-koloniaal is wordt afgewezen.
Mijn vrouw en ik gaan bijna elk jaar naar Frankrijk en overnachten onderweg. In een kleine stad zag ik een monument ter nagedachtenis van ALGERIJNSE genie soldaten, die dus aan de kant van de Fransen hadden gevochten. Na de onafhankelijk van Algerije zijn ze naar frankrijk gegaan en daar hebben ze een monument opgericht en altijd zijn er bloemne. Tevens hebben we vaak oorlogsmonumenten gezien met namen gesneuveld in Indo China of Algerije en deze worden heel goed verzorgd. In Nederland wil men graag alles vergeten.
van de britten begreep ik dat die duizenden doden een verzinsel was van een engelse koopman die zijn lucratieve handel verloren zag gaan en hoopte met een moord-verhaal de britse koning kon bewegen om voor zijn handeltje op te komen.
jan willem hoegen.
Toen het beeld van JPC feestelijk zou worden onthuld, voorafgegaan door 57 uitnodigingen voor een aansluitend dejeuner op 30 mei 1893 aan prominente figuren, waren er toch velen geweest die met een goed geweten schriftelijk, heel beleefd zelfs, hadden afgezegd. Daarbij behoorde ook de toenmalige koningin-regentes, Was het niet Koningin Emma?
Eveneens zijn er honderden kaarten verstuurd om ’t bij te ‘mogen’ wonen.
Een getypte copie voeg ik hierbij van het handgeschreven antwoord op de uitnodiging van raadslid J.A.G. Schermer
Ondergeteekende heeft de eer
aan het Gemeentebestuur van
Hoorn te berichten dat hij
tot zijn spijt moet bedanken
voor de uitnodiging tot
deelname aan het dejeuner op
30 Mei a.s. te geven door het
Gemeentebestuur bij gelegenheid
der onthulling van het stand-beeld van JanPieterszoon
Coen.
Hoorn 25 mei 1893
Ene Dr. A. Vrolik zegt af wegens hoge leeftijd. (Grappig.)
Het Westfries Archief is in het bezit van alle documenten inclusief twee foto’s in sepia.
En waar blijven de Coenfeesten nu?!
De discussie over dit onderwerp dreigt een oeverloze discussie te worden. Net als de voorgaande discussie als begonnen in https://javapost.nl/2012/02/22/jan-dispereert-niet/
Ik ben een amateur in de historie en geen wetenschapper maar een belangrijke bron is een artikel uit 2004 van een historicus met specialiteit de koloniën. dat artikel is opgenomen in de Telegraaf. Terug te vinden bij de website van Nines Zuid – Nines Zuid Blog http://ninesonline.multiply.com/journal?&page_start=100. Het artikel is enigszins verminkt doordat letters zijn vervangen door tekens ( ouderdom?)
Ik adviseer iedereen die bijval dan commentaar heeft geleverd om dit artikel te lezen. Ik volg de discussie verder op de voet maar geef verder geen reacties op elk commentaar.
Omdat het Nines-blog niet goed leesbaar is, heb ik het maar even in een toegankelijker formaat gezet.
Dit is het artikel waarnaar Willem Plink verwijst:
HISTORICUS JURRIEN VAN GOOR STORT ZICH NA PENSIOEN OP OMSTREDEN JAN PIETERSZ. COEN
„Kolonialisme was iets om je voor te SCHAMEN”
door AD VAN SCHAIK
“Kijk er niet naar met ogen uit deze tijd”, zegt historicus dr. Jurrien van Goor (64), schrijver van een standaardwerk over onze koloniale geschiedenis. 35 jaar lang deed hij er wetenschappelijk onderzoek naar en gaf er les over aan de Universiteit van Utrecht. Op 2 september neemt hij afscheid. Daarna gaat hij een biografie schrijven over de omstreden Jan Pietersz. Coen.
Teakhouten tafels en stoelen heten tegenwoordig ‘koloniale meubelen’ en zelfs restaurants noemen zich ‘De Colonie’. In 1969, zijn eerste jaar als docent, was zoiets ondenkbaar. “Kolonialisme was iets om je voor te schamen”, herinnert Van Goor zich. “‘Studenten moesten er niets van hebben.’”Voor iedereen lag de onafhankelijkheid van Indonesie en Nieuw-Guinea toen nog immers vers in het geheugen.
Als historicus houdt Van Goor de grote lijnen in de gaten. “Stel je voor”, zegt hij, “tot 1940 stond Nederland bekend als modelkolonisator, zelfs Amerikaanse historici schreven met bewondering over onze aanpak in Indonesie. Die negatieve kijk, een echte omslag, vond plaats na 1945 toen Nederland niet direct de onafhankelijkheid aan Indonesie wilde geven. Nu, 35 jaar later, kent de jonge generatie die emotionele betrokkenheid niet meer, dat zie ik ook bij mijn studenten.”
Nederland had zijn kolonien, maar een allesomvattend boek daarover was sinds 1925 niet meer verschenen. Historicus Van Goor schreef daarom in 1994 ‘De Nederlandse kolonien over de geschiedenis van de kolonien tussen 1600 en 1975’. Het werd prompt een bestseller. Van Goor: “Bij een kolonie denken de meeste mensen ten onrechte alleen aan Indonesie. In 1816, na de opheffing van de VOC, werd Indonesie inderdaad een kolonie maar daarvoor koloniseerde de VOC ook andere gebieden in Azie. Het bestuurde Ceylon, het tegenwoordige Sri Lanka, maar ook de Molukken. Het woord ‘kolonie’ is overigens afkomstig uit het Latijn, het betekent ‘veroverd land’ en ‘wingewest’. Utrecht was bijvoorbeeld ooit een kolonie van het Romeinse Rijk. Zelf kom ik uit de Groningse Veenkolonien. Bij een lezing in Jakarta heb ik eens de grap gemaakt dat ik geen koloniaal ben, maar een Veenkoloniaal! En die werd goed begrepen.”
De slingerende weg van Colombo (de hoofdstad van Sri Lanka) naar de zuidelijk gelegen VOC-vestingstad Galle is een van de mooiste kustwegen ter wereld. Links het opspattende blauwe water van de Indische Oceaan, rechts de kokospalmbomen. Een idee van de VOC. In 1976, toen Jurrien van Goor voor het eerst Sri Lanka bezocht, legde hij die tocht af. “Langs de tropische kust kon ik tijdens de autorit precies vertellen wat de volgende plaatsnaam was. Dat wist ik door de uitvoerige beschrijving van het toenmalige Ceylon door de 18e-eeuwse dominee Valentijn.”
Sri Lanka was voor hem liefde op het eerste gezicht. “Nergens in Azie vind je zo’n rijk VOC-erfgoed. Denk maar eens aan die meer dan 35 forten op het eiland en de honderden huizen uit de Nederlandse tijd. En ook de welwillendheid van de Srilankanen om dat alles te behouden. Vandaar dat ik me als voorzitter van de Stichting Nederland-Sri Lanka blijf inzetten voor het behoud van die historie en de goede contacten met Srilankanen.”
Niet alleen een geschiedkundige uit Sri Lanka, maar ook uit onder meer Japan en India – in totaal twintig Aziaten – leren op dit moment in ons land, in het kader van een project, Nederlands. Het doel daarvan is zelf het uitgebreide, meer dan een kilometer lange VOC-archief te kunnen bestuderen. Deze krant wijdde daaraan onlangs een artikel.
Belangrijk onderdeel van de studie zijn de zogeheten Generale Missiven. “Historische spiegels”, zo noemt Van Goor ze. Uitgebreide brieven zijn het waarin de topbestuurders van de VOC in het hoofdkwartier Batavia (nu Jakarta) door de eeuwen heen verslag doen aan de Heren Zeventien in Amsterdam (het VOC-bestuur). Van Goor maakte een uitgave van de Generale Missiven tussen 1737 en 1743, een boek dat bij zijn afscheid op 2 september wordt gepresenteerd.
“Die Missiven zijn belangrijk; ze bevatten informatie die in die Aziatische landen niet aanwezig is. Naast handelsinformatie over producten als katoen, porselein, ginseng en duivelsdrek (een geneesmiddel uit Perzie) bevatten ze beschrijvingen van klimatologische omstandigheden zoals stormen die een Aziatisch land teisterden, tot epidemieen, kastenverschillen en lokale politieke omstandigheden. Vooral in dat laatste waren de VOC-beambten op al hun handelsposten, van Basra (in Irak) tot Deshima (in Japan), goed ingevoerd. Meestal kenden ze alle belangrijke politieke figuren. Wat op zeker moment goed van pas kwam bij een staatsgreep, zoals dat eens gebeurde in Thailand. De Fransen waren daar jaloers op, maar door hun grootdoenerij mislukten hun contacten”, aldus Van Goor.
Jan Pietersz. Coen (1587- 1629), die gouverneur-generaal was van de VOC, is ongetwijfeld de meest omstreden figuur uit de Nederlandse koloniale geschiedenis. “Vreemd genoeg bestaat er geen moderne biografie over hem, terwijl er veel materiaal, ook zijn brieven, bewaard is gebleven”, zegt historicus Van Goor, die heeft besloten diens levensloop te beschrijven. “In Coen vind ik alle aspecten van de kolonisator: de koopman en de manager. Coen, de stichter van Batavia, was de grondlegger van een groot handelsrijk in Azië.”
“Coen onderscheidt zich in ieder opzicht van zijn tijdgenoten”, stelt Van Goor vast. “Ga maar kijken naar zijn portret in het Westfries Museum in Hoorn. Regenten droegen in die tijd op schilderijen uitsluitend zwarte kleding. Coen staat echter afgebeeld met een met goud bestikte jas met opzij een gouden zwaard.”
Volgens Van Goor is die vorstelijke kleding wellicht een gevolg van de zes jaren die Coen, tussen zijn 13e en 19e, in Italie doorbracht om er zich de voor die tijd modernste boekhouding en management-technieken eigen te maken.
Ongetwijfeld kwam de jonge Coen in aanraking met het machiavellisme: voor iemand die leiding geeft is alles geoorloofd om het doel te bereiken. Coen schuwde het geweld dan ook niet. Van Goor stelt: “Hij gebruikte het zeer doelgericht.” Berucht werd Coen onder meer door de moordpartij op het eiland Banda, waarbij hij vrijwel de hele lokale bevolking liet ombrengen en uithongeren ter wille van het monopolie op nootmuskaat.
“Toch moet je als historicus proberen afstand te houden en niet te kijken met de ogen van iemand uit deze tijd. Mensen uitmoorden voor gewin vond eveneens in Europa plaats, zoals bij de strijd om de Deense Sont. Ik herinner me een 17-eeuws schilderij van een zeeslag. In een klein bootje zie je een matroos met een pikhaak in zijn hand. Daarmee duwt hij drenkelingen van de tegenpartij onder water!”
Dank voor het omzetten, bespaart iedereen moeite om het op te zoeken en te puzzelen.
Jurrien Van Goor is de meest betrouwbare historicus van de VOC, en ook over Coen. Als je de meters boekenplank bij de Koninklijke Bibliotheek, het KITLV en het Natinaal Archief ziet, die door hem zijn samengesteld, neem je je petje voor hem af.
Zo ook H.T. Colenbrander (red): Jan Pietersz. Coen. Bescheiden omtrent zijn bedrijf in Indië. KITLV/Martinus Nijhoff, I-VII (7 delen!!), 1919-1953.
Waarom niet gewoon naam, geboortedatum, overlijdensdatum. Klaar, punt uit. De rest hoort iedereen die op school heeft gezeten te weten. (maar ik denk het niet!). Op de meeste standbeelden is dit het geval. Ik zag dit toevallig in Vlissingen op het gerestaureerde standbeeld van De Ruyter. Niemand had een probleem.
Naam, geboortedatum, overkijdensdatum is onvoldoende.
Bijvoorbeeld: In Biervliet (Zeeuws-Vlaanderen) staat het standbeeld van Willem Beukelszoon (de data wordt overigens in twijfel getrokken) met een plaquette met een heel verhaal erbij. (uitvinder van het haringkaken).
Wat er bij het standbeeld van De Ruyter geschreven staat, vermeld Jan A. Somers niet.
Mij lijkt een toelichting altijd nodig, vandaag wordt een standbeeld geplaatst en met de nodige publiciteit erbij weet vrijwel iedereen wie het is en etc. Morgen is bijna iedereen vergeten wie die persoon is: ja de naam, maar die staat erop.
De rest wordt steeds meer onbekend bij de volgende generaties…..
Daarom lijkt mij een uitgebreide toelichting (liever geen eenzijdig; hoe goed/belangrijk deze persoon wel was, maar ook de plussen en minnen erbij schrijven.
Misschien is een allesomvattend gedicht een aardig idee?
Onder het standbeeld van De Ruyter staat: MICHAELI.ADRIANI.FILIO
RVITERO.P.
ANNO. MDCCCXLI
Verder een plaquette ter herdenking van 26 tot slaven gemaakte Hongaarse predikanten in Napels.
Hartelijke dank Heer Somers!
Toch een aanvullende plaquette erbij, dat is al een stuk beter dan alleen een naam, geboorte- en sterfdatum.
Waarom niet gewoon naam, geboortedatum enz.? Omdat er twijfel is gerezen over de geboortedatum van JP. Schijnt doopdatum te zijn geweest. Dus…..
Laat ons maar lekker ziegezagen ook al spelen we geen viool.
Blij toe dat Batavia (Betawie) geen Nieuw Hoorn door hem werd genoemd, wat Nugoren was geworden, denk ik.
Doopdatum komt vaker voor, geen probleem. Hoeveel Indische mensen denken een geboortedatum te hebben, wat in feite de datum van het echten is geweest? Ander probleem met nieuw Hoorn: geen anak Betawi.
Met Betawi (zonder e) wordt ook het Djakartaans dialect bedoeld waar de laatste generatie nu dol op is. Ik spreek het zelf bij gelegenheid heel graag.
Dan hebben we nog het Petjo, ook Petjoh, Petjok of Pecok, net als het uitgestorven Javindo, een Creoolse taal die (echter steeds minder) in Indonesië wordt gesproken. De grammatica is een versimpeld Maleis, en kent invloeden uit het Nederlands, Javaans en Betawi.
Maar wat ik zou willen weten is of het waar is dat Japanse samoerai-beulen, werkelijk in dienst van de VOC werden ingezet om opstandige dorpshoofden te onthoofden. Wat is
hierover bekend? Was JPC hiervoor medeverantwoordelijk?
In zijn boek ‘Het verloren paradijs’ (een geschiedenis van de Banda-eilanden) verwijst de auteur Joop van den Berg naar de Indonesische schrijver en cultuurfilosoof Yusuf Mangunwijaya en citeert uit diens werk ‘Tussen admiraals en sultans’.
Van den Berg geeft als toelichting: (citaat) Omdat in de meeste Nederandse bronnen bijna altijd om ‘historisch begrip’ wordt gevraagd voor het optreden van de latere landvoogd, gaf ik de voorkeur aan deze Indonesische bron. Mangunwijaya schrijft hierover: “/……../ Zes Japanse huursoldaten traden naar voren. /……../ Daar lagen de levenloze lichamen van zes helden van Banda. Nog drie keer zwaaiden de vlijmscherpe zwaarden door de lucht en sneden de lichamen elk in vier stukken. Nadat de acht voornaamste mannen zo waren afgeslacht, stapten de beulen koel op de andere slachtoffers af. Nog zesendertig mannen stonden fier rechtop, /……../” (einde citaat).
Van den Berg vervolgt dan zelf verder met: (citaat) “De Heren van de VOC maakten van die bloedige dag, 11 maart 1621, een officiële feestdag die ieder jaar op Neira diende te worden gevierd.” (einde citaat)
Titel: Het verloren paradijs
Auteur: Joop van Berg
ISBN 9789055011575
De aantallen slachtoffers die tot nu toe genoemd zijn wijken zeer uiteen en doen de lezer voor raadsels staan waardoor de geloofwaardigheid vermindert. Bovenstaand artikel spreekt over zes helden die veranderen in acht voornaamste mannen, en dan staan er nog zesendertig mannen fier rechtop, die naar ik aanneem ook nog moeten worden afgemaaid. Dat zijn er opgeteld tweeënveertig of vierenveertig.
In de gehouden lezing van Rick Van den Broeke op 18 juni 1994 over “De Banda-eilanden”
georganiseerd door de Indische Kulturele Kring – Pasar Malam Besar
Den Haag/Minitheater, lees ik het volgende waar er 33 dorpshoofden werden vermoord.
Citaat:
~ “Ruim 15.000 Bandanezen zijn op beestachtige wijze vermoord door de Nederlanders. Japanse Samoerai-beulen waren ingehuurd om de 33 dorpshoofden te onthoofden en de lichamen werden in een put op het eiland Lonthor geworpen die nu nog steeds voor de bevolking , om begrijpelijke redenen, een zeer beladen plaats vormt. Een beperkt aantal Bandanezen zijn door de Hollanders gedeporteerd naar Djakarta en klein aantal inlanders wist nog met bootjes te vluchten naar o.a. de naburige Kei-eilanden. De Engelsen , onder de indruk van al dat wapengeweld, stonden vervolgens ook het eiland Poeloe Run, zonder tegenstand af aan de Nederlanders. Daarmee was op basis van een , vanuit de tijd waarin we nu leven, volstrekt af te keuren vorm van imperialisme het hele gebied van de Banda-eilanden vanaf 1621 door Nederland gekoloniseerd. Banda was door deze holocaust volledig ontvolkt.
De reacties vanuit Nederland op de werkwijze van Jan Pieterszoon Coen waren niet gunstig. Laurens Reaal, gouverneur generaal van 1616 tot 1619 zei onder meer: ” Door die moord en mishandeling zal Holland voortaan bekend worden als het wreedste land ter wereld, bovendien behaalt men geen winsten uit een lege zee” en ook de Heren XVII leken geschrokken door de rapporten over Banda. Het meest sprekend is echter het afgrijzen over de zaak zoals een van de soldaten het in zijn journaal formuleerde: “… dit volbracht synde, syn met verbaestheyt ieder vertrocken naer syn quartier, gheen behagen hebbende in sulcken coophandel”. Zoals het nu echter ook nog in de wereld gaat, zo ging het ook bij de VOC : slechts één zaak telde eigenlijk maar : de verdere versterking van de eigen economische belangen van Nederland, koste wat kost. Dat was dé centrale koers van de V.O.C. .”
In de VOCsite.nl lees ik dat het er zelfs ‘meer dan 40’ waren waarvan er twee konden ontsnappen.
Onder de noemer volkerenmoord kan men in Wikipedia niet beslissen tussen 33 of 47 onthoofde dorpshoofden wiens lichamen in een put in Lonthor zijn gegooid.
Bovendien zijn over ‘het verraad der Bandanezen’ drie versies beschikbaar.
Welke kiest U?
Op 8 mei 1621 zijn de belangrijkste personen op het eiland Neira gedood. Vierenveertig gevangen, waaronder 8 orang kaya’s werden naar het kasteel Nassau gebracht. Buiten het fort was een rond perk gemaakt van bamboes waarbinnen de gevangenen werden gebracht. Zes ingehuurde Japanse kooplieden hebben als eerste de acht belangrijkste personen vermoord door hen doormidden te houwen met hun zwaarden, het hoofd af te slaan en daarna in vieren te hakken. De overige 36 werden eveneens onthoofd en in vieren gedeeld. De gevangen stierven ‘in alle stilheid, zonder enig gebaar te maken’. Slechts één man vroeg in het nederlands: ‘Mijne heren, en is er dan geen genade?’, maar die was er ook voor hem niet. De hoofden en lichaamsdelen van de geexecuteerden werden op bamboes gestoken. Dit anonieme ooggetuige verslag is vermoedelijk geschreven door Nicolaas van Waart, luitenant van Coen. Hij besluit zijn relaas met de woorden ‘God weet wie recht heeft’. Het overgrote deel van de mannelijke bevolking werd gedood. De meeste verdreven Bandanezen vestigden zich op Keffing en Guli-Guli in de Seram Laut eilandengroep. Van de oorspronkelijke bevolking van 15000 mensen zijn er in 1621 nog ongeveer 1000 over; zij die gevlucht zijn of als slaaf naar Batavia zijn afgevoerd. Coen rapporteert in 1623: ‘
‘De inboorlingen sijn meest allen door den oorloch, armoede ende gebreck vergaen. Zeer weynich isse op de omliggende eilanden oncomen.’
Nota bene: De Japanse samoerai’s waren dus in feite kooplieden.
De Japanners waren gewoon in dienst als soldaat. Dat hadden de Engelse handelsposten ook. (zie Ambonse moord). In het fort te Jakatra waren 25 Japanners, 16 Chinezen en 70 Javanen in dienst. Het was wel zo dat de Japanners het vuile werk moesten doen. In die tijd waren er nog geen Molukkers in Nederlandse dienst. Ik heb een prent waarop Soenan Amangkoerat II, vorst van Mataram, eigehandig de opstandige Madoerese prins Taroeno Djojo executeert. Op de achtergrond zijn soldaten van de VOC te zien: van blond/rood, via geel en bruin naar zwart. Multiculti!
In de eerste 2 eeuwen waren de Nederlanders in de minderheid.
In feite was het aandeel van andere volkeren en huurlingen en slaven erg groot.
Interessante boeken o.a Smeltkroes Batavia van Jean German Taylor, Oud Batavia I en II van Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen(1922), en Batavia : H.E Niemeijer 2005.
Zelfs de Bandanezen hebben een klein legertje in Batavia , in dienst van de VOC.
(Waarschijnlijk nakomelingen van resten van meegevoerde Bandanezen -JP.Coen)
Gelooft u dat een mens een wolf is voor zijn medemens? Zo ja, dan geen standbeeld voor een wolf. Of gelooft u in het goede in de mens? Ik denk dat elk mens wel streeft naar het goede: voor zichzelf, voor zijn medemens, voor zijn volk, voor zijn natie. Nederland wilde het vroeger (ook) voor de Indonesiers, terroristische organisaties zoals de Baader-Meinhoff wilden het, al Qaeda wil het nog steeds. Poetin wil het. Hitler, Stalin Mussolini, Hirohito wilden het ook. Zo kunt u nog een tijd doorgaan. Allen waren kinderen van hun tijd, en binnen hun tijd moet je hun daden ook beschouwen. Of niet soms?
De vraag is? Moet dat standbeeld van Coen daar blijven staan? Ik zou zeggen, schrijf een referendum uit, en de meeste stemmen gelden.
In Indonesie staan veel steden standbeelden voor hun helden, die ten strijd trokken tegen de Nederlanders. Daar zit Diponegoro op zijn paard, Soedirman die geen nederlandse overheersing dulde, enz. Ter lering, ere aan die helden, en ter herinnering aan de eigen geschiedenis. Daarover wordt niet gediscussieerd, immers daar heeft men een lijst van helden: De Pahlawan Nasional Wij Nederlanders die toen grootse dingen verricht hebben in dat land, welke standbeelden van helden willen we hier (in Nederland) nog? Van Daendels, die van de grote Postweg, wordt nog steeds gebruikt. Van Heutsz, de “uitvinder” van Indonesie, dat land bestaat nog steeds. En nu alweer Coen.
Ik wens u een prettige voortzetting toe van de discussie.
Ik wilde nog nog even terugkeren op mijn voorkeur voor bepaalde Amsterdamse architectuur (zie mijn post op dit blog in een andere discussie over Coen)
Op het gebouw van de voormalige NHM, nu het Gemeentelijk Archief, ontworpen door de Bazel, aan de Vijzelstraat (de tempel aan de Vijzelstraat) , staan drie GG broederlijk naast elkaar: Coen, Daendels en Van Heutsz . Daarvan heb ik mooie foto’s gemaakt voor mijn persoonlijke collectie.
Daarover hoor je niemand. Wat niet weet dat niet deert 😉
Hieronder de namen van de 10 Engelsen, 9 Japanse huurlingen en een Portugese werknemer van de VOC, die allen terechtgesteld werden onder de term Amboyna Massacre op 9 Maart 1623
tijdens het bewind van JanPietersz. Coen.
Gabriel Towerson, agent v/d VOC in Ambon;
Samuel Colson, agent op Hitto;
Emanuel Thompson, assistent in Ambon;
Tymothy Johnson, assistent in Amboina;
John Wetherall, agent in Cambello;
John Clarke, assistent in Hitto;
William Griggs, agent in Larica;
John Fardo, steward of the English house at Amboina;
Abel Price, chirurg
Robert Browne, kleermaker;
Hiheso, Tsiosa, Suisa, allen uit Firando;
Stanley Migiel, Pedro Congie, Thome Corea, allen uit Nangasacque (Nagasaki);
Quiondayo uit Coraets;
Isabinda uit Tsoucketgo;
Zanchoe uit Fisien;
Augustine Perez uit Portugal;
http://nl.wikipedia.org/wiki/Ambonse_Moord
Verdere details ter inzage @ https://www.british-history.ac.uk/report.aspx?compid=69785
Het ging om 28 personen. Uit mijn dissertatie: De poging tot samenwerking tussen de Engelse en Nederlandse Oostindische Compagnieën was in Europa gecreëerd mede om, bij de hervatting van de oorlog met Spanje, Engeland te binden. Coen was er alles aan gelegen de Engelsen het leven zuur te maken maar hij werd door de Bewindhebbers gedwongen tot samenwerking. Op Ambon had dat in 1622 geresulteerd in een Engelse factorij onder Gabriel Towerson, met een bezetting van ongeveer twintig personen. In februari 1623 werden enkele Japanse soldaten, in dienst van de Compagnie, verdacht van spionnage voor de Engelsen en verraad, hetgeen zij na pijniging toegaven. Ook de gearresteerde Engelsen bekenden, aanvankelijk pas na een ‘scherper examen’, nader-hand zonder pijniging, waarmee de bekentenissen geacht werden rechtmatig te zijn verkregen. Gouverneur Van Speult heeft nog overwogen de processtukken naar de Gouverneur-Generaal en de Raden op te sturen maar het grote aantal gevangenen, dertig personen, leverde problemen op met de bewaking, en er was geen schip beschikbaar voor transport naar Batavia. De groep werd ter plaatse berecht, waarbij allen schuldig werden bevonden aan crimen laesae majestatis, hoogverraad. De door de fiscaal geëiste straf om “met den swaerde gestraft te worden, datter de doot navolght” werd door Gouverneur Van Speult en zijn Raad toegewezen. Twee Engelsen werden gespaard om de goederen van de Engelsen tijdelijk te beheren. Na hun transport naar Batavia zijn zij ondergedoken.
Het is de vraag of krachtens de vigerende procedures de ondervraging onder tortuur van de eerste Japanner geoorloofd was geweest. Wel was het gangbaar om belastende verklaringen van meer dan een getuige aan te nemen als voldoende grond tot pijniging. De vereiste bevestiging van de verklaring, buiten pijniging, was echter niet duidelijk en ook de op de zaak betrekking hebbende documenten zijn niet geheel betrouwbaar. In de bekentenissen van de overige acht Japanners wordt geen melding gemaakt van tortuur, maar volgens verklaringen van leden van de Raad van Ambon waren zij “met water, d’een min d’ander meer gepijnicht, naerdat se eerst frivolijck en met ongefondeerde redenen weijgerden iets te bekennen.” Ook in het proces-verbaal van het verhoor van de Engelse verdachten was geen melding gemaakt van pijniging en herhaling van de bekentenis zonder tortuur, maar in de genoemde verklaringen van de leden van de Raad van Ambon valt te lezen dat zij tot bekentenis zijn gebracht “na kleine of geene torture met water” of met brandende kaarsen onder de oksels en elleboog.
Het is vreemd dat tegen het vonnis in zo een zware zaak geen appel in Batavia was aangetekend. De opvatting van de Engelsen dat de zaak had moeten worden voorgelegd aan de Nederlands-Engelse Raad van defensie krachtens artikel 30 van het tractaat van 1619 werd verworpen. Deze Raad was immers geen rechterlijk college, slechts een politiek, commercieel, defensief college. Gouverneur-Generaal Carpentier en de overige leden van de Raad waren van mening dat het proces in Ambon weliswaar rechtvaardig, maar ook te informeel en hard was geweest. De Heeren XVII waren met de zaak in verlegenheid gebracht, en in de instructie voor Gouverneur-Generaal en Raden van 17 maart 1632 werd geboden dat dergelijke processen niet mochten plaats vinden zonder kennisgeving aan en advies van de Gouverneur-Generaal en Raden.
Het Amboyna Massacre incident was volgens Karen Chaney (auteur Albion, Vol.30 No. 4, Winter 1998) politiek beschouwd een nogal onbeduidende zaak, vergeleken met het overige aantal verloren levens als gevolg van de eeuwenlang durende conflicten tussen Hollandse en Engelse kooplieden in Oost Indië.
Overigens bereikte het nieuws Engeland iets meer dan een jaar en twee maanden later op 29 Mei 1624, wat een diplomatieke rel uitlokte. Het duurde nog een eeuw voordat de gemoederen, inclusief het koningshuis, waren gesust.
De Hollanders zullen boeten voor het beledigen van de Engelse eer, suggereerde Chamberlain.
Ik zoek nu maar even de zon op.
Die zon zie ik van hier uit! Dat de reis van het bericht ruim een jaar duurde was in die tijd normaal. Chamberlain had niets te suggereren. De kwestie werd met de Vrede van Breda in1667 definitief bijgelegd.