Het Tjidengkamp in zwart-wit
Ter aanvulling op het verhaal ´Een kind in Tjideng´ dit keer een geluidloze film van dit kamp, waarschijnlijk gemaakt enkele maanden na de Japanse capitulatie. Wat opvalt is dat er weer wordt gelachen, ondanks het feit dat het leed nog dicht aan de oppervlakte moet hebben gelegen. Mannen zijn er nog nauwelijks. Het gedek is al gesloopt. De vrouwen en kinderen zijn – zo lijkt het – de hele dag bezig met het schoonmaken van hun omgeving, het bereiden van de maaltijden (rijst was er al weer volop) en het doen van de afwas. Overal staan potten en pannen, en zelfgemaakte komfoortjes om het eten warm te maken. Het water komt uit putten die waarschijnlijk niet al te hygiënisch moeten zijn geweest. Duidelijk is de enorme overbevolking van het kamp.
De film werd op het internet gezet door iemand uit Indonesië, vandaar de wat merkwaardige titel ´Propaganda Belanda 1945´. Propaganda was het nu bepaald niet. Propaganda? Voor wat?
Voor al die vrouwen en kinderen die in Tjideng hebben gewoond, maar ook voor de geïnterneerden uit al die andere kampen, hier een terugblik:
x
___________________
Geachte meneer,
Het blijft bijzonder deze site. Mijn complimenten. Het TV programma Showroom/NRV NL 1/ zendt 8-12 een filmpje uit van 10 minuten over mijn contacten met de vorstenhuizen van Indonesia.
Dank U.
Hoogachtend:
DP Tick
Het valt mij op dat alleen de grote huizen in Laan Trivelli of mischien Moesieweg werden gefilmd.
Zag wel een kleinere huis , zeer waarschijnlijk in de buurt van Batangharistraat , tegenover de plein.
Ik heb daar 14 jaar gewoond , in Laan Trivelli .
Ik bewonder dit filmpje en zie al die mooie vrouwen,schrobben,koken,… dus zeker nog in een periode dat er nog iets te koken was, want op een geven moment in de kampen niet meer kon of mocht.
Ik keek ook of ik niet een bekende zag b.v. een meisje van 6 jaar die op mij leek, of mijn moeder en mijn 2 broers.
Na ongeveer 70 jaar geleden zullen er vele mensen niet meer leven.
Bedank ook mijnheer B. voor al Uw informaties op JAVAPOST.
A.D.
Mijn naam is Xaviera Hollander, geboren als Xaviera de Vries en toen woonachtig op de Simpang 100 te Soerabaja alwaar mijn vader dr. Mick de Vries een ziekenhuis beheerde. Wij zijn 3 weken na mijn geboorte in 1943 geinterneerd. Mijn moeder Germaine de Vries en ik hebben de meeste tijd van de oorlog in Tjideng gezeten. Op haar sterfbed toen ze net 85 was geworden in Amsterdam heb ik, die meestal boeken schreef over sex, o.a. ´The Happy Hooker´, haar beloofd een boek te schrijven over ONS, mijn ouders en ik, en dat boek kwam er. Het heet ´Child no more´ of in het Hollands ´Kind af´. Hierin komen onder meer 4 hoofdstukken voor over de beruchte jappenkampen en de folteringen van Sonei. Graag wil ik iemand spreken of kunnen bellen of emailen die of mijn vader nog kent uit de kamptijd of mijn moeder en mij.
Ik ben te bereiken per email xie@xavierahollander.com Tel. in Amsterdam 00 31 20 6733934. Ik woon nu in Amsterdam na jarenlang boeken geschreven te hebben, en run daar een Bed and Breakfast samen met mijn man Philip de Haan.
Ik was most impressed met wat ik allemaal gezien heb op deze website…. tot tranens toe.
Groeten, Xaviera Hollander-de Vries.
Kijk ook eens op de internet wat er te zien is betreffende de Australische TV film , (een ware gebeurtenis), “Sisters of War”.
Beste Bert,
Ik was sprakeloos en verbijsterd over de film…en ben niet eens in NI geboren, maar de ontroering was er.
Mooie site Bert, ga door!!
slamat malam Wilma
My name is Richard Anthonijsz and am now living in Australie. I was born on 7th March 1942 and within a short time was I together with my mother Maria (Manjo) Anthonijsz ( De Vries ) and my 2 brothers Gerard and Eddie send to Tjideng kamp. I very much would like to hear from anyone who can remember my mum and her 3 little boys and share information together. I may be contact by email on rikita@internode.on.net. My other email address is richardanthonijsz@bigpond.com
This film about Tjideng is something I cannot at all remember. Even though I was very young, I do remember the lack of food, the brutality, the filthy conditions and off course the infamous kamp commander especially when he was suffering full moon sickness.
Please, if you know anything about my family, contact me at the above email addresses.
Thank you,
Richard Anthonijsz, Gold Coast area, Queensland, Australia
Op 12 februari 1942 vluchtte een groep van 19 mannen, vrouwen en kinderen voor de Japanners van Medan richting zuid-oost Sumatra en ontkwamen met het “SS vander Hagen” van Padang/Emmahaven naar Tjilatjap op Java. Op zoek naar namen van mensen uit deze vluchtgroep stuitte ik tot mijn grote verrassing op de foto”Een wasbeurt in Tjideng” in de rubriek “Een kamp vol potten en pannen”.De vrouw en het meisje op deze foto zijn mijn moeder en zusje resp. Jietske Aletta Blokdijk-van Laar en Jietske Aletta Blokdijk. De film waarvan deze foto is overgenomen dateert van eind augustus/begin september 1945.De film is gemaakt door een ploeg Amerikaanse oorlogscorrespondenten en de lokatie is Laan Trivelli 125 (nog steeds), Tjideng vlak voor de garage waarin 9 personen gedurende de kamptijd waren ondergebracht. Jietske Aletta Blokdijk is in september 1990 (50 jaar oud) in Frankrijk overleden. Haar moeder overleed in november 1993.
Dat is toeval, Pieter! Ik zocht een plaatje dat bij de opening van het artikel paste, en heb toen maar een uitsnede uit de film gemaakt.
Beide personen hebben nu een naam, geweldig!
Ik ben Xaviera Hollander of wel de Vries, dochter van dr. Mick de Vries en Germaine de Vries,.
Mijn moeder en ik zijn jarenlang in Tjideng geweest… en hier is een van de hoofdstukken die ik geschreven heb in mijn boek KIND AF
DE KIJK VAN EEN KIND OP DE HEL
Toen ik oud genoeg was om in het kamp rond te kunnen scharrelen, ontmoette ik Ankie. We werden onafscheidelijke vriendinnen. Deze wijze, oude vrouw van zes was mijn grote voorbeeld. Omdat haar grootmoeder de zuster was van mijn Oma Esther, waren we in de verte ook nog familie. Anders dan mijn moeder had Ankie’s moeder een streng karakter. Ze hield van Ankie en haar jongere broertje, maar deelde ook rustig een klap uit als ze ongehoorzaam waren. Misschien was deze striktheid de reden dat Ankie met dieren een veel intiemere, diepere relatie ontwikkelde dan een kind normaal met een huisdier heeft. Ze leek in staat hun wereld te betreden en wanneer ze hun geluiden imiteerde, kon ze met hen communiceren.
In tegenstelling tot onze ouders, die niet buiten hun eigen blok mochten komen, konden kinderen vrij rondzwerven in het kamp. Het was vreemd, maar van ’s ochtends tot ’s avonds hing Ankie rond bij de wilde honden en de apen die zich in het kamp hadden gevestigd. Net als de mensen leden de dieren honger en Ankie verzamelde noten en bananenschillen om ze te voeren. Ze begonnen haar te vertrouwen en haar als een van henzelf te behandelen. Overdag nam ze me bij de hand en bracht ze me naar een plek waar apen elkaar zaten te vlooien. Ik was gefascineerd en omdat ik met Ankie was, schonken ze geen aandacht aan me. Geen wonder dat ik al vroeg dingen over seks leerde, want Ankie nam me ook mee om te kijken naar de vrijages van de honden. De dieren tolereerden haar aanwezigheid zelfs als ze om stukjes voedsel vochten. Ook nu nog houdt Ankie, midden in de stad, een paar fretten in haar flat. De stank trekt door het hele blok en de beesten bijten venijnig als iemand zo dom is om ze te benaderen, maar tegen haar zijn ze zo zachtaardig als tamme konijnen.
Ankie behoedde me niet alleen tegen aanvallen van hongerige dieren, ze beschermde me ook tegen bruutheden van de bewakers door de aandacht af te leiden als we kattenkwaad uithaalden. De Japanners vernederden en schoffeerden hun Hollandse gevangenen als in één grote explosie van de opgekropte haat die alle niet-blanke Aziaten tegen de blanke Europese kolonisten hadden. Maar er waren er die het heerlijk vonden om te stoeien met het kind dat er met haar blauwe ogen en goudblonde haren als een engeltje uitzag. Sommigen van hen moeten vaders geweest zijn, die verlangden naar hun eigen dochtertjes die zo ver weg waren, anderen hadden pedofiele neigingen, maar voor de meesten was ze waarschijnlijk gewoon een soort huisdiertje, een schattig jong poesje. Ze namen haar op schoot, streelden haar haar en zaten aan haar te frunniken. Zij dachten misschien dat Ankie deze ongebruikelijke aandacht prettig vond, in werkelijkheid gruwde ze ervan.
Tot op de dag van vandaag is Ankie niet heen over haar afkeer van iedereen en alles wat oosters is. Ze kan er zelfs niet toe komen om Japans voedsel te eten. Toch verdroeg ze hun liefkozingen en was ze er zelfs blij mee, omdat de soldaten haar vaak etensresten gaven, die zij stiekem aan haar hongerige moeder gaf. Haar moeder kreeg haar zover dat Ankie met de meest plooibare van haar kwelgeesten een overeenkomst sloot twee rijpe tomaten per week voor het recht om haar te liefkozen. Vandaar dat Ankie’s naam voor Japanse soldaten tot hun grote plezier “Johnny Tomaat” werd. Maar Sonei, de kampcommandant, was uit ander hout gesneden en geen man die kleine meisjes liefkoosde. Zijn wreedheid was legendarisch en er werd verteld dat hij maanziek was, omdat bij volle maan zijn uitspattingen nog woester werden en zijn sadisme tot onvoorstelbare diepten van ontaarding en verdorvenheid zonk. Toch trad het fragiele kind dit monster schijnbaar zonder een spoor van vrees tegemoet en wist het te verslaan.
Ankie’s broertje was ziek. Gebrek aan geschikt voedsel en de vreselijke toestand van de sanitaire voorzieningen verzwakten de weerstand van volwassenen en hadden een nog ernstiger invloed op jonge kinderen. De vrouwen hadden heimelijk primitieve kooktoestellen in elkaar gezet, waarop ze afschuwelijke brouwsels maakten van de armzalige rantsoenen rijst, bananenschillen en, in het geval van Ankie’s moeder, slakken, die ze ’s nachts vingen. Er kwam ontzettend veel dysenterie voor en het verschrompelde jongetje zat op zijn po te huilen en te schreeuwen, terwijl zijn ingewanden leken op te lossen in een constante stroom van kwalijk riekend vocht. Dit gebeurde tijdens een van Sonei’s ergste vlagen van waanzinnige beestachtigheid. Hij haatte honden en liet ze schoppen en slaan tot ze van razernij net zo gek werden als hij. In plaats van het zieke kind naar een dokter te sturen, besloot Sonei het kind door de gek geworden honden in stukken te laten scheuren. Soldaten grepen het jongetje en bonden hem vast op de pot. Toen werd hij midden op de exercitieplaats gezet, waar iedereen het spektakel kon aanschouwen. De gevangenen keken vol afschuw toe, terwijl Sonei’s vriendjes lachten en grappen maakten en er tien of meer kwijlende honden werden losgelaten. Plotseling zweeg iedereen, verbijsterd en vol ontzag, toen Ankie rustig tussen de honden ging staan en zonder woorden, met zachte geluiden een boodschap aan haar vrienden gaf. Ze lieten het kind dat hen als offer werd aangeboden, met rust, hoewel ze uitgehongerd waren en schaarden zich zacht grommend om Ankie en sommige van deze wilde honden likten zelfs haar handen voordat ze terugliepen naar hun eigen plek. De soldaten dropen af. Zelfs Sonei schaamde zich blijkbaar, want hij liet de kinderen met rust en, het was niet te geloven, heeft ze verder nooit gestraft. Het jongetje overleefde het Jappenkamp en werd een beroemd hersenchirurg in Holland.
Na de oorlog had ik het contact met Ankie verloren en had alleen nog vluchtige herinneringen aan deze periode, maar in 1985 spoorde ze me op en toen ik dit boek begon te schrijven, kwamen bij haar herinneringen aan deze dagen boven. Van haar heb ik dingen gehoord die ik nooit heb geweten. Maar ze riep bij mij ook herinneringen wakker waarvan ik tot op dat moment niet besefte dat ik ze had.
“/…/ en werd een beroemd hersenchirurg in Holland.” Als zijn patiënt heb je dan misschien wel nauwelijks het besef, dat je behandelend geneesheer zelf levend is ontsnapt uit zijn hel op aarde, zoals door u beschreven. De gemiddelde Nederlander zou zich denk ik afvragen: “Hel? Hoezo hel op aarde? Waar? Nederlands-Indië?”
JAPANS KAMP
Aan deze oever, bocht van de rivier
die zich geelbruin door dampig oerwoud sleept,
moet het geweest zijn: het moerassig kamp,
stank van ontbinding, dysenterie en dood.
In deze slechte modderige grond
hebben wij onze doden neergelegd,
vel over been, het was een licht corvee
maar iedere morgen werden het er meer.
Niets meer te vinden, ratten zon en vocht,
aasgieren en de nijvere witte mieren
hebben ook hier hun werk grondig verricht.
Voor kruisen was er trouwens toen geen hout.
Hoor ik hun stemmen nog, laag over ’t land?
maar het zijn boeren, bukkend tot de oogst.
De padi rijpt over het dodenkamp
en in de halmen wuift getroost hun hand.
Willem Brandt (1905 – 1981)
artikel menarik ,