Tussen Tjideng en Tjampoer

Een nieuwe interesse in Indo-historie?

Enkele weken geleden kreeg ik een nieuwsbrief van het Amerikaanse Indo Project waarvan de inhoud me is bijgebleven. De chairwoman van deze organisatie, Bianca Dias-Halpert, schreef in het hoofdartikel ´Telling Our Story´ dat sprake was van een hernieuwde interesse in de geschiedenis van de Indo´s en Nederlands-Indië, een trend die gebaseerd zou zijn op een gevoel van onbehagen bij de Indo´s door het niet-kennen van de eigen achtergrond.
Ik zou willen dat het waar was, het zou zo mooi zijn. Toen Alex Haley in 1976 ´Roots: The Saga of an American Family´ publiceerde, was dat weinig minder dan een revolutie. Het boek, waarvan miljoenen exemplaren verkocht werden, gaf zwart Amerika zijn geschiedenis terug. Voor het eerst leerden de Amerikanen hun geschiedenis kennen van vóór de overtocht van de negerslaven, een geschiedenis om trots op te zijn.

Lievelingswoord

Tjideng 1942

Indisch Nederland heeft een dergelijk moment helaas nog niet gekend, het boek ´Asta´s ogen´ van Eveline Stoel ten spijt. Natuurlijk is er sprake van belangstelling voor de ´typisch´ Indische cultuur en geschiedenis, maar het toch maar een beperkte groep die er werkelijk iets mee doet. En dan heb ik het niet over de kookclubs en koempoelans, maar meer over het actief bezig zijn met die Indische geschiedenis. Als hier een miljoen eerste, tweede en derde generatie ´Indische´ Nederlanders wonen, dan zou dat toch een enorme hoeveelheid materiaal moeten opleveren? Zó veel dat Bronbeek het niet zou kunnen verwerken?!
De Indische organisaties zijn vrijwel alle ófwel oorlogsgerelateerd, ófwel gezelligheidsverenigingen. Het is Tjideng of Tjampoer. Bij de – georganiseerde – eerste generatie wordt het slachtofferschap nog steeds benadrukt en overheersen vooral negatieve gevoelens. Om de werkelijkheid te ontvluchten (?) wordt daarnaast echter veel aandacht geschonken aan het gezelligheidsaspect. Ngobrol is zo ongeveer het lievelingswoord op alle Indische internetfora.
Tussen Tjideng en Tjampoer vinden we echter weinig. Als je geen slachtoffer wilt zijn, maar ook niet zo van ngobrollen houdt, waar kun je dán terecht?    

Erfgoed en internet

Is er dan niets op te maken uit de enorme hoeveelheid boeken die wordt gepubliceerd de laatste tijd, en alle informatie op het internet? Ik denk het niet.
Met de hoeveelheid boeken valt het heus nog wel mee, en als we de publicaties van de afgelopen jaren in het kader van het Erfgoedprogramma niet meetellen, dan vraag ik me af óf er wel sprake is van een toename. En wat het internet betreft: natuurlijk vinden we hier veel informatie die vijf of tien jaar geleden verborgen bleef. Maar dat is aan internet eigen. Het medium nodigt uit tot meedoen en meepraten. Alleen, als dat zo is, waarom zijn er dan zo weinig inhoudelijk goede websites te vinden? Waarom zijn er dan geen honderden familiegeschiedenissen te vinden, of méér thematische pagina´s? Waarom zijn er wel sites over kampen, slachtoffers en passagierslijsten, maar vinden we bijvoorbeeld niets over Indische architectuur? De kerk? De Bataafsche Petroleummaatschappij? Waarom is er geen informatie over Buitenzorg? Cheribon? Soekaboemi? Toch niet omdat de domeinnamen van die plaatsen al zijn geregistreerd door Nederlandse restaurants of bejaardenhuizen?

Een mooie gedachte?

Ik weet het niet. Misschien zie ik het te donker in, en is er wel degelijk sprake van een opleving. Maar als dat al zo is, dan is dat te danken aan een eenmalige financiële injectie van de overheid en het bestaan van internet. Het blijvende effect van het Erfgoed-programma moet echter nog worden bezien, en internet voegt niet noodzakelijkerwijs iets toe, maar toont vooral wat er al was.

Lees ik echter nog een keer de nieuwsbrief van het Indo Project, dan denk ik dat daarin waarschijnlijk slechts bedoeld wordt dat er nu voor het eerst in de Verenigde Staten belangstelling bestaat voor de Indische geschiedenis. Dus als er al ergens sprake is van een trend dan is het slechts dáár, en kunnen we híer niet anders dan verder leven met de constatering dat er nog veel over blijft om te ontdekken. Maar ach, misschien is ook dát wel weer een mooie gedachte.

x

Dit bericht werd geplaatst in 6. Onderzoek, Aanspraken en Verwerking en getagged met , , , , , , , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

9 reacties op Tussen Tjideng en Tjampoer

  1. antonius zegt:

    inderdaad, er rest slechts een “mooie” gedachte….. want feitelijk is er in het algemeen slechts sprake – al sinds die jaren ’50 – van weinig of totaal geen interesse in de eigen Indische historie, het “Indische” verleden van Nederland, niet bij Hollanders, niet bij “Indo’s”, hoe goed ook Tjalie zijn stinkende best heeft gedaan en zo nog een “paar” intellectuele Indische jongens en meiden – vaak al 2e generatie – met iets meer dan een middelbare schoolopleiding, de rest….. wachtte….. moe van assimileren, integreren, op initiatief van anderen, maar kon het eigenlijk geen fluit schelen…..denk ik !!!

  2. Ed Vos zegt:

    Ik kwam net op een site terecht met de titel: “de indische cultuur is zo mooi”. Welja, weer een bericht over een kumpulan met een foto van oudere dansende echtparen.
    Vervolgens op een site met de titel “Overheid en media begrijpen niets van de indische cultuur”. Het enige onvertogen woord dat ik las was die van Bruce van Rijk, directeur van het Instituut Indonesische cursussen in Leiden. Van Rijk is “een echte indo”. Op de vraag wat de huidige betekenis is van Indische cultuur antwoordt hij echter resoluut: “Geen. Het is historie.”

    Klopt. Indisch is historie, een periode. Leuk om daarop terug te blikken, net als naar de Middeleeuwen, of de tijd van de Romeinen en de Kaninefaten (de konijneneters). Meer ook niet. Voer voor historici. Je kunt tegenwoordig er praktisch niks mee doen dan dan het eindeloos herkauwen tot je er zelf dood bij neervalt.
    Ik heb bijvb. zelf een tweetal persoonlijke sites, waarvoor ik geen subsidie krijg. (Vergeet de site van wijlen Londoh ook niet).
    Eentje wordt slecht bezocht, althans slechts bezocht door een handjevol geinteresseerden. Ik behandel daar o.a. indische architectuur (nu mijn stokpaardje). Niet dat ik er een kenner van ben, maar ik ben daarin geinteresseerd. De enige sites die voor die indische architectuur nog belangstelling tonen zijn een handvol gesponsorde Hollandse (niet-indische!) sites. In die periode de jaren 20-30 werd er zwaar gediscussieerd over indische cq indo-europese architectuur. Er waren zelfs 2 beroemde indo-europese architecten van naam, t.w. Charles Wolff Schoemaker en Henri Maclaine Pont.

    In die periode is de discussie over indische cultuur (i.e. architectuur) al begonnen, daarna is het gewoon ook niks geworden, want men was of Europees georienteerd en na WOII was het over en uit met Indie.

    Konklusie, en deze mening is persoonlijk, ik kan sinds zeg de jaren ’60 tot 2011 niets ontdekken in de zogenaamde indische cultuur wat, in vergelijking met bijvoorbeeld Pont en Wolff, cultureel van enige, zelfs internationale, importantie is. Kom nou niet met pasar malams aandraven of dergelijke.
    En wanneer het in de afgelopen 5 a 10 jaar ook niks was, in Nederland, dan wordt het in de komende 5 a 10 jaar ook niks. Subsidies ten spijt.

  3. Jan A. Somers zegt:

    Ik heb mij eigenlijk nooit bezig gehouden met ‘Indische cultuur’, ik zou ook niet weten wat ik daar onder zou moeten verstaan. Keuvelen over het laatste recept voor sajur lodeh van tante Toeti? Kwaadspreken over mijn trouwen met een Zeeuws meisje (die overigens lekker Indisch kookt, van mijn moeder geleerd), niet met een Indisch meisje? Ongeïnteresseerdheid voor onze in de bersiap omgekomen voorouders op de erevelden in Indonesië? Ongeïnteresseerdheid voor het verval van allerlei registers in Indonesië, zoals van gemeenten, kerken, begraafplaatsen? Beperking van de nationale herdenking bij het Indisch Monument tot een periode die eindigt op 15 augustus 1945? Of als ik bij de supermarkt bij de kassa sta en ineens geraakt word door de stem van het kassameisje achter mij: dat taaltje ken ik toch? Ja hoor, licht getint, zoals dat in politiek correct Nederlands heet. Of geraakt worden door een geboorteplaats in een overlijdensadvertentie van een overigens mij onbekende persoon? Indo-rock? Ik heb twee keer een lezing verzorgd voor de Indische School op de Pasar Malam, de eerste keer veel publiek, de tweede keer weinig. Waarschijnlijk gewaarschuwd voor die academische leuterkous, die niets te bieden had over nasi kuning of trauma’s.
    Ik heb mijzelf na mijn pensionering alleen bezig gehouden met de geschiedenis van Nederlands-Indië, zowel in mijn dissertatie als in een later verschenen boek met subsidie van ‘Het Gebaar’. Veel belangstelling bij historici, weinig uit Indische kringen. Maar geschiedenis is natuurlijk slechts een klein deeltje van cultuur. Er zijn in Nederland maar een paar uitgeverijen met een behoorlijk Indisch fonds. Ik ken alleen Walburg Pers vrij goed, veel mooie uitgaven, veel naar de ramsj. Zou een enquête bij die uitgeverijen ons een goed beeld geven over het lot van al die uitgaven? Of zijn die uitgevers bang te laten zien hoeveel er eigenlijk in de ramsj terecht komt?

  4. John Rijken zegt:

    Ik heb alles meegemaakt, voor de Oorlog als 10 jarige, 1947 als 15 jarige,
    in Kedunghalang de kamptijd meegemaakt. De Wubo zegt het is een opvangs kamp, wij weten het misschien veel beter dan die jonge knollen die daar nu beslissen dat
    het is een Beschermings kamp, Als je buitenbleef werd je onthalst. Om in de US
    rond te komen moet je Citizen zijn.Door toedoen van het kamp en Citizen te zijn
    werd mijn aanspraak bij de WUBO afgeschreven. Ik strompel met het gebroken
    been van het kamptijd -springen uit een Legertruck. Down With The Wubo.
    De Indische mensen en Joden in Holland die zijn voor getrokken. Het is een feit.

    • Sylvia scholten zegt:

      Beste John Rijken,
      Wat erg om dit te lezen. Ik zat ook in dit kamp tijdens de bersiaptijd. Klopt het dat ik familie van je ken, Ebert Rijken? In de klas in Goes?
      Groet, Sylvia scholten

  5. Eppeson Marawasin zegt:

    Ik had mijn redenen om niet geïnteresseerd te willen zijn in mijn eigen molukse geschiedenis. Maar in deze pre-pensioenfase van mijn leven (nog maar 4,16 jaar) maak ik dankbaar gebruik van bronnen zoals Java Post. Met verwijzing naar de hierbovenstaande uitwisseling van gedachten; ik heb zojuist de reactie van Maite DB gelezen aan Buitenzorg in ‘over mij’. Moet de gemotiveerde vastleggers van tempo doeloe toch hoopvol stemmen dat hun inspanningen zullen worden voortgezet en ook gelezen zullen blijven worden.

  6. MJ van der Klugt zegt:

    Ik heb een vraag: Wie heeft dit artikel geschreven?

Plaats een reactie