De geest overwint

Bij het verzet tegen de Japanse overheersing wordt al snel gedacht als bij het verzet in Nederland tegen de Duitsers: de strijd van een volk tegen een onderdrukkende buitenlandse natie, met ruggensteun van de bevolking. Is dat beeld echter juist?

Verzetsster Oost-Azië

Door Bert Immerzeel

Nee, in Nederlands-Indië was alles anders. De Indonesische bevolking stond aanvankelijk vrij neutraal tegen de Japanners. Bezet te zijn door Nederlanders of door Japanners, het liet ze vrij koud. Het verzet moest daarom komen van een kleine – door huidskleur doorgaans herkenbare – groep van Nederlanders, Indo-Europeanen, en pro-Nederlandse Indonesiërs zoals Molukkers. Hun acties werden daarmee niet gedragen door de rest van de bevolking, met alle negatieve gevolgen van dien. Dit stelde de Japanners in staat om een zware repressie uit te oefenen op een qua omvang beperkte en aanwijsbare groep. De blanke Nederlanders werden direct geïnterneerd, de anderen uit hun huizen gejaagd en tewerkgesteld.

De weinigen die nog iets tegen de bezetter konden doen moeten zich ook in wanhoop hebben afgevraagd wát ze konden doen, en waren daarbij afhankelijk van instructies van buitenaf, instructies die niet kwamen omdat het radiocontact met de buitenwereld ontbrak. Er zijn verschillende pogingen ondernomen om berichten naar India en Australië te zenden, maar deze zijn – met een enkele uitzondering vanaf Timor – niet ontvangen. Het verzet bestond daarom voornamelijk uit het voorbereiden van de verwachte terugkeer van de Geallieerden: het verzamelen van wapens, het in kaart brengen van Japanse posities en hulp bieden aan geïnterneerden. Verzet van de kant van de Indonesische bevolking ontstond pas enkele jaren later, in 1944 en 1945, in de vorm van enkele lokale opstanden.

De herinnering

De herinnering aan dat verzet, en daarmee alles wat we er nu nog van weten, is voor een groot deel bepaald door hier kort na de oorlog over werd gedacht. En hoe het werd gewaardeerd in de vorm van onderscheidingen en uitkeringen.

Op 31 januari 1946 werd in Bandoeng en Tjimahi door de plaatselijke Britse bevelhebber een Japans zwaard met oorkonde uitgereikt aan enkele tientallen ‘personen die zich tijdens de Japanse bezetting in of buiten de kampen bijzonder verdienstelijk hadden gemaakt’.  Onder de gelauwerden bevond zich dr J. van de Velde van het plaatselijk Rode Kruis, kolonel Poulus, kampcommandant van Tjihapit, de heer en mevrouw Van de Capellen voor hun gaarkeukenwerk ten behoeve van de buitenkampers, evenals aan diverse anderen voor voedselvoorziening en het – verboden – uitluisteren van radioberichten. Het was weliswaar geen verzetsonderscheiding, maar wel een onderscheiding die richting gaf aan latere erkenningen, en op dat moment bedoeld als een soort bloedtransfusie voor een verzwakte Nederlandse gemeenschap.   

Een jaar later werd de Federatie van ex-Illegale werkers in Indië (FIWI) opgericht, met als doel het behartigen van de belangen van ‘alle personen die tijdens de bezetting illegaal werk hebben verricht’, het verspreiden van kennis over het verzet, en het pleiten bij de overheid voor een buitengewoon pensioen voor de nabestaanden. De vereniging had ongeveer 500 leden; toelating als gewoon lid was slechts mogelijk als men verzet had gepleegd, ter beoordeling aan het bestuur. In 1947 werd een herinneringskruis in het leven geroepen. De pogingen voor verkrijging van een pensioen mislukten.

Verzetsster

In 1948 volgde een échte, dit maal koninklijke, onderscheiding: de Verzetsster Oost-Azië 1942-1945. De ster, waarop de tekst ‘De geest overwint’, werd uitgereikt, ambtshalve, aan hen ‘die zich door geestkracht, karaktervastheid of gemeenschapszin op bijzondere wijze verdienstelijk hebben gemaakt voor door krijgsgevangenschap, internering of anderszins in de macht van de vijand geraakte Nederlanders of Nederlandse onderdanen, dan wel in het verzet tegen de vijand’. Om tot de voordrachten te komen werd het KNIL- en Marinepersoneel vragenlijsten toegezonden met het verzoek aan te geven wie zich tijdens de oorlogsperiode bijzonder verdienstelijk had gemaakt, en wie zich had misdragen. Helaas zijn de antwoorden niet bewaard gebleven. Wel weten we dat ongeveer 470 toekenningen plaatsvonden op ongeveer duizend dossiers.

De FIWI maakte zich boos over de toekenningsgronden. Het ‘echte’ verzet zou het afleggen tegen humanitaire hulp. Bij het afronden van de werkzaamheden, in 1955, liet de toekenningscommissie VOA echter weten dat deze zorgen overbodig waren geweest. Zij had zich bij haar beslissingen wel degelijk streng opgesteld.

Een herbeleving van de oorlogsgeschiedenis leidde rond 1980 tot nieuwe initiatieven. De Nederlandse verzetsdeelnemers hadden tot dusverre geen interesse gehad in een onderscheiding. Nu, 35 jaar ná de oorlog, lag dat anders. Een decoratie in de vorm van een herdenkingskruis werd welkom geacht. Het Nationaal Comité Verzetsherdenkingskruis bestond uit twee subcomités. Naast een Comité Nederlands verzet was ook sprake van een Comité Indisch verzet, waarin onder andere personen als D. Kriek en G.S. Vrijburg. Voor wat betreft Indië werd het VHK toegekend aan ‘een ieder die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Oost-Azië op door Japan bezet gebied of Japans gebied, aan naar het oordeel van het comité, als verzet tegen de vijand aan te merken handelingen heeft deelgenomen’.  De ca. 19 duizend aanmeldingen leidden tot 15.300 toekenningen, voor wat betreft beide Rijksdelen tezamen. Cijfers over de Indische aanvragen alleen werden niet bijgehouden. Houden we echter rekening met een verdeelsleutel gebaseerd op de pro-Nederlandse bevolking van beide Rijksdelen (10 miljoen – 0,5 miljoen) dan zou daaruit blijken dat ongeveer duizend Indische verzetsdeelnemers een VHK hebben aangevraagd.

Een buitengewoon pensioen

In 1981 was de overheid voor het eerst ook ontvankelijk voor de gedachte aan een pensioensregeling voor nog levende Indische verzetsdeelnemers en nabestaanden, naar analogie van een al lang bestaande voorziening voor Europese verzetsdeelnemers. Een studiecommissie oordeelde dat een dergelijke regeling wenselijk en noodzakelijk was. Het duurde nog tot 1986 voor de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (Wiv) van kracht werd. Voor de verkrijging van een pensioen moest sprake zijn van a. gepleegd verzet, en b. daarmee verband houdend blijvend letsel. Onder verzet werd nu verstaan: ‘Activiteiten welke na de capitulatie van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, anders dan in militair verband, werden verricht met het oogmerk door daad of houding afbreuk te doen aan de militaire of ideologische doeleinden van de bezetter zonder dat daarbij persoonlijk gewin of andere persoonlijke motieven een rol speelden en welke een zekere mate van duurzaamheid of intensiteit inhielden en waaraan voor betrokkene een duidelijk risico verbonden was’. In totaal werden ongeveer tweeduizend aanvragen ingediend, waarvan 600 tot toekenning leidden.

De cijfers die we hier noemen geven aanleiding te veronderstellen dat het aantal deelnemers aan het pro-Nederlandse verzet tegen de Japanse bezetter moet worden geschat op enkele duizenden. De enorme repressie van die bezetter met martelingen en gevangenschap kan mogelijk tot een hogere inschatting hebben geleid.

Wat we onder verzet verstaan is natuurlijk afhankelijk van de criteria, en daarin heeft zich wel degelijk een ontwikkeling voorgedaan. Aanvankelijk was de hulp aan geïnterneerden belangrijker dan het verzet daarbuiten. Later werd deze hulp gekwalificeerd als humanitaire hulpverlening, en werd het ‘verzet’ gemeten tegen kwalificaties als duurzaamheid, intensiteit en risico.  Niet minder belangrijk was de ervaring van de beoordelaars: aanvankelijk waren dit personen die nog met beide benen in de oorlogswerkelijkheid stonden en daardoor mogelijk meer vanuit het hart beslisten, later door anderen die niet diezelfde historie met zich meedroegen. Om verkeerde beoordelingen te voorkomen, werden aanvragen in het kader van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, in beginsel voorbehouden aan de Buitengewone Pensioenraad, eerst voorgelegd aan een adviesorgaan van ‘Indiëgasten’.

Het eindoordeel over de effectiviteit van het verzet is in de na-oorlogse jaren nauwelijks veranderd.  In 1955 schreef de toekenningscommissie VOA hier al over ‘dat de omvang van de offers niet in juiste verhouding staat tot hetgeen bereikt is’. De gebreken bestonden uit een onvoldoende opleiding; onvoldoende organisatie; te optimistische verwachtingen over de duur van de oorlog; en tenslotte uit een onderschatting van de omvang van het verraad.

Dit is natuurlijk een beoordeling achteraf. Hadden we maar geweten….Bij de beoordeling van de verzetsacties gaat het echter om de intentie, gelijk het motto van de Verzetsster Oost-Azië: ‘De geest overwint’.  

Dit bericht werd geplaatst in 9. Java Post en getagd met , , , , . Maak de permalink favoriet.

5 Responses to De geest overwint

  1. Het doet mij met eerbied en trots herinneren aan mijn vader Godfried Abraham Schotel, geboren 05-03-1904, waarvan de onderscheiding Verzetsster Oost Azië, nog steeds in de lade van mijn nachtkastje ligt, samen met de dapperheidsonderscheiding Kruis van Verdienste, voor zijn verrichtingen bij de Slag in Straat Badoeng febr. 1942, tijdens de Japanse landing bij Sanoer op Bali en de Britse onderscheiding Silver Laurel Leaf, For Brave Conduct. Veel staat uitgebreid beschreven in zij autobiografie, Tussen Agoeng en Gedeh, welke beschikbaar werd gesteld aan o.a. het NIOD, het NIMH, het Wereld Museum (Voormalig Tropen Museum) en bij ondergetekende (digitaal). Hij overleed op 79.jarige leeftijd in 1983 en kwam daardoor niet in aanmerking voor een gift.

  2. Boeroeng's avatar Boeroeng schreef:

    Hey Buitenzorg,
    Leuk je weer te zien posten.
    Ter aanvulling: Ook minder blanke burgers werden direct geinterneerd. Dit omdat ze een Europese naam hadden bijv.
    Zoals in Sumatra te Padang in april 1942
    https://igv.nl/?s=bangkinang

  3. koppieop's avatar koppieop schreef:

    Goeden dag.Pas vandaag gelegenheid gehad om dit commentaar te verzenden.. Met genoegen gelezen, niet het minst vanwege de zin:<<<Op 31 januari 1946 werd in Bandoeng en Tjimahi door de plaatselijke Britse bevelhebber een Japans zwaard met oorkonde uitgereikt aan enkele tientallen ‘personen die zich tijdens de Japanse bezetting in of buiten de kampen bijzonder verdienstelijk hadden gemaakt’. >>Ik weet niet of, hoe ik hier een fotoopie of scan aan kan hechten, en doe het dus maar met een transcript van een brief die mijn vader ontving van de RAPWI (Recovery of Allied Prisoners of War and Internees):  

    Bandoeng, 30 Januari 1946.

    Aan Den WelEdelen Heer Bob Bär

    Progostraat 14

    Bndoeng

    In verband met de uitreiking van een onderscheiding, voor tijdens de Japansche bezetting verricht werk, door Brigaier-Generaal MacDonald, wordt U verzocht morgen, 31 Jnuari 1946 om 11.30 uur, op het terrein tegenover de Jaarbeurs aanwezig te willen zijn.

    R.A.P.W.I. – H.Q.

    (w.g.) R.B. Quack

    Vond het wel leuk om dit hier even te vermelden. Een ceremonie die ik me, bijna 80 jaar later, ik was toen 14, nog goed voor de geest kan halen.

    Tot slot nog een kort, amusant excerpt uit een brief ontvangen van het Rijksinsttituut voor Oorlogsdocumentatie, d.d. 13 Maart 1946:

    === In Propeller no. 7 lazen wij van het erezwaard, U door de Engelschen in de persoon van Generaal MacDonald uitgereikt voor inbraak in Japansche magazijnen. Het is ons een genoegen, U met deze onderscheiding geluk te wenschen. (In dergelijke omstandigheden is inbraak wel een onderscheiding en felicitatie waard).===

    Beste groeten,

    Dick Bär

  4. ronmertens's avatar ronmertens schreef:

    @BertImmerzeel; ‘vrij neutraal tegenover de Japanners etc.’ – Zie de filmbeelden; een Japanse leger, dat door Indonesische toeschouwers, van Japanse vlaggen voorzien, juichend werd binnen gehaald! =W.Wertheim; kijkend naar de intocht in Bandoeng; zijn metgezel: ‘zijn dat nou die kleine Jappen met kromme benen en scheve ogen waar wij het van verloren hebben? Je zou zo over hun heen kunnen pissen…!’

Geef een reactie op ronmertens Reactie annuleren