De rehabilitatie van een architectengroep in Indië

INTERVIEW. Twee jaar na de Nederlandstalige editie verscheen dit jaar de Engelstalige editie van twee boeken over het werk van een minder bekend architectenbureau in Batavia:  Ed. Cuypers en Hulswit-Fermont van 1897-1927 (deel I) en Fermont-Cuypers van 1927-1957 (deel II), beide van de hand van Obbe Norbruis. Hans Arends interviewde de schrijver.

Architect Ed. Cuypers, samen met medewerkers, in Amsterdam.

Door Hans Arends

De namen van Eduard Cuypers, Marius Hulswit en Arthur Fermont  zijn verbonden aan de twee meest productieve architectenbureaus uit het vooroorlogse Indonesië. Tot 1927 werd gewerkt onder de naam Hulswit-Fermont & Ed. Cuypers. Na het overlijden van Marius Hulswit (1862-1921) en Eduard Cuypers (1859-1927) ging men tot 1958 door onder de naam Fermont-Cuypers.

Samen realiseerden ze meer dan 150 gebouwen in de archipel. Hun omvangrijke oeuvre omvatte ondermeer kerken, bankgebouwen, ziekenhuizen, overheidsgebouwen en privé-huizen. De bouwwerken, waarvan er nog vele staan, oogstten in het voormalig Nederlands-Indië en nu in Indonesië veel waardering. Maar wie heeft hier, in Nederland, ooit van deze architecten gehoord?

Obbe Norbruis heeft over deze architecten(bureaus) twee boeken geschreven en legt met veel passie uit waarom hij juist deze architecten en dit deel van onze koloniale architectuurgeschiedenis aan de vergetelheid heeft willen ontrukken.

Obbe Norbruis studeerde architectuur en stedenbouw in Delft. Hij deed onderzoek op dat gebied en werkte als ontwerper en adviseur in Nederland voor diverse bureaus en gemeentes. Geïnteresseerd in de architectuur en stedenbouw uit het koloniaal verleden breidde hij zijn onderzoekswereld uit naar Indonesië.

Waar komt die fascinatie met de koloniale architectuur in Indië vandaan?.

‘Ik ben erg gefascineerd door dingen die anders lopen dan ze gepland zijn. Mensen die een woelig leven hebben geleid, vind ik boeiender dan mensen die volgens het boekje leven. Dat eerste geldt zeker voor de ontwerpers en bouwers van de koloniale gebouwen in Indië. Die hebben uiteindelijk met een heel ander idee aan die gebouwen gewerkt dan dat het uiteindelijk geworden is.

Je moet je voorstellen dat er vlak voor de oorlog hoofdkantoren voor grote ondernemingen – zoals die van de Bataafsche Petroleum Maatschappij –  zijn  gebouwd met de bedoeling dat die nog tot in lengte van jaren hoofdkantoor zouden zijn. Niks daarvan. Heel veel gebouwen kregen een andere functie.

Ik kan erg genieten van een ruïne bijvoorbeeld. Hoe heeft die er vroeger uitgezien en waarom is het een ruïne geworden? Dat zegt me veel meer dan het Rietveld-Schröderhuis, dat er mooi opgepoetst bij staat.’

Javasche Bank (rechts) te Medan. Architect Ed. Cuypers, 1909.

Je schrijft dat de geschiedenis van deze koloniale architectuur doodgezwegen is.

‘Er is best veel aandacht besteed aan de kritische kant rondom het kolonialisme. Dat vind ik terecht. Maar de keerzijde kwam voor mijn gevoel niet erg in beeld. Ik heb het altijd storend gevonden dat er niemand was die er veel aandacht aan besteedde. Nou, laten we maar eens in beeld brengen wat er is gebeurd en kijken of we nog dezelfde mening hebben, of dat we van gedachten veranderd zijn.

In Nederland hebben we veel mensen die zich met architectuur bezighouden. We bulken van de boeken over allerlei inmiddels overbekende architecten. Wat me opviel was dat we heel weinig wisten over de architecten daar. Sterker nog. die werden al heel gauw in de jaren ’20 en ’30  niet meer au-serieux genomen. Als je kijkt naar de vakliteratuur uit die tijd, werd er maar zijdelings aandacht aan besteed.

Sinds Berlage leren we op een bepaalde manier naar de architectuur kijken. We hebben instrumenten om te beoordelen om iets goed of fout te vinden. Zo ben ik ook opgeleid in m’n studie. Maar die instrumenten lenen zich niet om iets te vinden van de architectuur daar. Dat is ook een reden waarom er niet zo veel aandacht aan besteed is.’

Apotheek Rathkamp, Batavia. Architecten Ed. Cuypers en M.J. Hulswit, 1912.

Waarom ben je juist bij het trio Eduard Cuypers, Hulswit en Fermont terechtgekomen?

‘Ik heb Eduard Cuypers –  neef van de bekende Cuypers van het Rijksmuseum en het Centraal Station – ontdekt bij mijn voorbereiding van een reis naar Indonesië. Bij het verzamelen van informatie kwam ik de naam van Cuypers heel vaak tegen.

Het viel me op dat er wel geschreven is over een paar wat moderner georiënteerde architecten, zoals onder andere door C.J. Dullemen over Wolff Schoemaker [Tropical Modernity, Life and Work of C.P. Wolff Schoemaker] maar niet over de architecten met een beetje retro-achtige of classicistische voorkeuren, zoals het geval bij Ed Cuypers, Hulswit en Fermont was.

Daarnaast kregen ze ook nog het stempel commercieel te zijn. Ik kom ook uit de generatie die vond dat architectuur niet commercieel mócht zijn. Nu zeg ik: waarom eigenlijk niet?

Ik werd alsmaar meer geprikkeld. Uiteindelijk vond ik het fascinerend te ontdekken hoe verschrikkelijk veel er gebeurd was. Met wat voor drive dat geschiedde en ik dacht misschien is het moment nu daar om echt uit te zoeken hoe het er mee zit.’

Als het over je keuze van architecten gaat, dan werden die door generatiegenoten hier in Nederland toch vooral neergezet als architecten uit een voorbije tijd: de saaie 19de eeuw.

‘Absoluut.’

Jij corrigeert dat beeld in je boeken

‘Klopt. Maar ik ben op dit moment niet de enige. Er zijn veel meer schrijvers die komen met de vraag: hebben we de laatste 100 jaar niet heel erg op één bepaalde manier over architectuur nagedacht. Er werd altijd gezegd: die 19de eeuw die deugt niet. Zo zijn we allemaal een beetje opgevoed. En het is te makkelijk om te zeggen, dat komt door Berlage. Maar hij is wel de man die dat allemaal op gang heeft gebracht. En nu zeggen we: vóór zijn tijd is er ook wat gebeurd en misschien moet dat weer eens wat meer aandacht krijgen.’

Javasche Bank te Batavia. Architect Ed. Cuypers, 1913. De voorgevel werd in 1936-1937 gewijzigd door het bureau Fermont-Cuypers.

Berlage heeft zelf ook Nederlands-Indië bezocht?

‘In 1923 is hij in Indië geweest. Daar heeft hij een boek over geschreven [Mijn Indische reis]. Berlage schreef over alles wat hij deed. Hij kwam dus veel meer in de krant. En die Cuypers was maar aan het bouwen. Hij gaf wel enkele tijdschriften uit met oog voor internationale ontwikkelingen. Maar we weten niet wat voor achterliggende gedachten hij had bij zijn ontwerpen.’

Cuypers had wel de naam dat hij gebruik maakte van veel architectuurstijlen.

‘Eduard Cuypers is vrij jong begonnen als architect. Zijn oom Pierre scoorde met het Centraal Station en het Rijksmuseum. Maar hij ging voor een iets andere doelgroep aan het werk en was tot ver na 1900 één van de beste architecten die we hadden.

Met name de socialistische opvattingen versus het liberale gedachtegoed uit de 19e eeuw heeft een belangrijke rol gespeeld in het veroordelen jegens Eduard Cuypers, want hij deed er niet aan mee. Voor Cuypers was de opdrachtgever heilig. Hij had ook niet zoveel gevoel voor armoedzaaiers en zielenpieten. Voor hem was het motto: handen uit de mouwen en aan de slag.’

Hij gaat ook naar Indië

‘Hij is er maar één keer geweest, in 1909. Wat bezielt iemand om hier dingen te ontwerpen die daar moeten worden gebouwd? Natuurlijk de grote opdracht voor het bouwen van al die gebouwen voor de Javasche Bank. Maar wat me dan weer voor hem inneemt is dat hij er niet op stond dat het allemaal precies uitgevoerd werd zoals hij het had bedacht. We denken dat een hele goede architect iemand is die van A tot Z alles uittekent en dat tot het laatste toe uitwerkt, maar hij gaf anderen ook de ruimte om de dingen naar eigen idee in te vullen. Dat siert hem.

Al die tekeningen gingen per schip die kant op. Dat duurde een maand en dan hoopte hij dat Hulswit, zijn compagnon in Indië, het allemaal begreep en zo niet dan kwam het weer terug per schip. Ik vind dat allemaal wel interessant.’

Vincentiusstichting te Kamat, Batavia. Architecten: M.J. Hulswit en Ed. Cuypers, 1916.

Bestaat er een definitie van koloniale architectuur?

‘Hij zal wel ergens bestaan, maar ik vermoed dan dat er staat dat het gaat over gebouwen die vanuit een westerse optiek ontstaan zijn in de tropen, tijdens de koloniale periode. Zoiets.

Het aardige, dat is één van de ontdekkingen die ik deed, is dat de eerste 30 jaar van de vorige eeuw men in Indië veel meer open stond voor verschillende stijlinvloeden dan in Nederland. Hier kwam men snel met baksteen-bouw en nog een beetje Amsterdamse School. Dat wordt een brave architectuur, terwijl je daar dan veel meer flamboyante gebouwen ziet.’

Dus Indië wordt de uitlaatklep voor Hollandse architecten.

‘In Nederland begon veel meer het modernisme, het rationalisme door te dringen. Dat heeft daar veel minder een rol gespeeld. Ik moet er dan wel bij zeggen en dat is dan weer dat koloniale dat we het vooral hebben over gebouwen voor de beter gesitueerde Hollanders die daar zaten. De inlander had nog steeds zijn hut en z’n gewone optrekje. Daar werd geen aandacht aan besteed. Zeker niet door Eduard Cuypers en zijn team, terwijl dat wel door sommige andere architecten gebeurde. Maar we kunnen hem niet al te veel verwijten. Cuypers stierf in 1927 en pas de laatste 10-15 jaar van z’n leven begon hier sociale woningbouw een grote rol te spelen.’

Welke plek nam Ed. Cuypers binnen het metier van architecten in Indië in?

‘Architectuur kwam pas heel schuchter op gang in dat land. Pas rond 1900. Voor die tijd deed men maar wat. En als je bedenkt dat Cuypers daar voor het eerst in 1909 was en er zijn eerste projecten deed, dan is één oog al gauw koning in het land der blinden. Dus in de begintijd telde hij samen met Hulswit absoluut mee.’

Dus er was geen sprake van een uitgesproken visie.

‘Als die visie er was, was het een heel klassieke visie die geworteld was in de 19e eeuw. Je was een koloniale mogendheid, dus je liet zien aan je gebouwen dat het Westen superieur was. Er werden in die tijd monumentale gebouwen gebouwd in onder meer de Filipijnen en Australië. Dus Cuypers dacht dat is misschien ook voor mij een voorbeeld. Dus ik moet voor een Javasche Bank in Batavia zorgen die er mag wezen. En het leuke is nu dat de mensen die er nu komen ook nog steeds vinden dat het een bank is die er mag wezen.’

Die ‘nieuwe’ aandacht voor de koloniale architectuur hier, wordt die ook zo in het Indonesië van nu ervaren?

‘We zijn in Nederland opgegroeid met de houding om dit onderwerp maar te laten rusten. Onze generatie heeft er weinig of geen aandacht aan besteed. Dit is nu aan het veranderen. Dat geldt ook voor de Indonesiërs. Daar was de wereld tot voor kort begonnen op de dag van de onafhankelijkheid en de geschiedenis daarvoor hebben ze van horen zeggen. En je merkt nu dat jongeren echt zeggen: “Hé, er is ook nog een tijd daarvoor geweest, hoe zit dat?”

Je merkt ook dat eigenaren interesse hebben wat voor soort koloniale panden ze bezitten. Er worden fotoseries over gemaakt en ze vormen het decor in straten waar toeristen langzamerhand komen. Dus je ziet dat er een herwaardering aan het ontstaan is.’

Hebben de Hollandse architecten geprobeerd de Nederlandse visie op bouwen over te brengen?

‘Architect Moojen heeft zijn best gedaan een architectuur-link te leggen met Nederland. Ik beschrijf dat in m’n boek. Maar hij was daar vrij uniek in. Er is een aantal gebouwen – bijvoorbeeld het postkantoor in Medan – met een Hollandse allure. Dat was rond 1911. Ik weet niet waarom, maar op een gegeven moment is dat weer verdwenen. Men was meer gecharmeerd van bijvoorbeeld een Amerikaanse art-deco. Ze waren internationaler zou je kunnen zeggen. Dus als je die gebouwen ziet, heb je niet het gevoel dat het iets met Nederland heeft. Ze zouden ook heel goed in Australië of Miami kunnen staan. Of ze hebben soms iets heel eigens, met veel invloeden uit eigen land.

Die koloniale architecten in Indonesië hadden dus helemaal geen behoefte om de Nederlandse wil aan het land op te leggen. Die zaten daar ook met het idee dat ze op een goeie dag weer toch weer teruggingen.

De Engelsen en de Fransen hadden in hun koloniën veel meer de neiging hun architectuur-ideeën over te brengen en mensen op te leiden en gebouwen te ontwerpen die ook in Europa hadden kunnen staan.

Wat we wel zien – dat is een beetje een nuancering van mijn antwoord – is dat er met name in de dertiger jaren toen het crisis werd architecten die hier bouwden daar ook een aantal moderne architectuurvormen neerzetten.’

En die architecten die uit Indië terugkwamen, hebben die nog hun ‘tropenervaringen’ meegenomen? Zie je daar in Nederland iets van terug?

‘Daarover is weinig bekend, ik heb daar zelf weinig voorbeelden van gezien. Voor Cuypers geldt dat in ieder geval niet. Hij heeft nooit in Indië gewoond.’

Aan het eind van het gesprek komt Obbe Norbruis weer terug op de verbazing die als en rode draad door zijn betoog loopt: ‘Verdikkeme, ze hebben zoveel gebouwd en dat is nog nooit op een rijtje gezet. De vraag bij de architectuurhistorici was vooral: Zijn er nog moderne gebouwen? Want modern was goed, zo hebben we het geleerd. Dus die werden eruit gehaald, terwijl ze de rest eigenlijk hebben laten liggen omdat ze er niet zo goed mee uit de voeten konden.’

Dat voert dus eigenlijk weer terug naar de controverse Berlage- Eduard Cuypers waar je uitgebreid aandacht aan besteedt?

En eigenlijk ook een beetje in de latere periode, na de dood van Cuypers, tussen Fermont en zij die vooral de sociaal bewogen, moderne architectuur nastreefden. Want daar had Fermont ook wat minder mee. Maar het had vooral ook te maken met het feit dat moderne architectuur zich eigenlijk niet zo leent voor de tropen. Grote ramen moet je niet hebben. Op al die strakke platte daken hebben ze nu dakjes gebouwd tegen de hitte. Ze hadden dus eigenlijk wel gelijk bij Fermont-Cuypers dat ze daar niet zo warm voor liepen.

 

 

 

O. Norbruis, Alweer een sieraad voor de stad. Het werk van Ed.Cuypers en Hulswit-Fermont in Nederlands- Indië 1897-1927. LM Publishers, 2018. 314 pagina’s, €34.50.

O. Norbruis, Architectuur met vlag en wimpel. Het werk van Fermont-Cuypers in Nederlands-Indië en Indonesië 1927-1957. LM Publishers, 2018. 295 pagina’s, €34.50.

 

 

O. Norbruis, Landmarks from a bygone era. Life and work of Ed. Cuypers & Hulswit-Fermont 1897-1927. LM Publishers, 2020. 314 pagina’s, €45.

O. Norbruis, Architecture from the Indonesian past. Life and work of Fermont-Cuypers 1927-1957. LM Publishers, 2020. 295 pagina’s, €45.

 

Dit interview verscheen eerder in uitgebreide vorm op de website ‘Indisch Museum’.

Dit bericht werd geplaatst in 9. Java Post. Bookmark de permalink .

22 reacties op De rehabilitatie van een architectengroep in Indië

  1. Rick van den Dolder zegt:

    Prachtig! Zo blij hiermee na al dit werk op Java en Sumatra te hebben bewonderd

  2. Boudewiijn van Oort zegt:

    Bij mijn bezoek in Indonesie, een paar jaar geleden viel het me op dat er wel degelijk waardering was in dat land voor die Nederlandsche architectuur. In Jakarta viel het me op dat de oude koloniale gebouwen van de VOC er nog goed bijstonden, en in Bandoeng was dat ook het geval met de vele artdeco gebouwen in die stad.

    Schoemaker en Aalbers zijn daar niet vergeten.
    Mijn vader was architect en ontwierp het KMA comlpex in Bandoeng. Het is nog steeds in gebruik door het leger, maar niet de KNIL
    De Nederlandse stempel op Indonesie was niet alleen negatief, en niet alleen tijdelijk

    • Maud Lebert zegt:

      Ja, Schoemaker is zeker niet vergeten. Zijn naam staat overal op gebouwen. Maar dat Sukarno daar heel wat aan medegewerkt heeft, bv. o.a. aan de gevangenis Suka miskin in Bandung, staat nergens. Ere wie ere toekomt. In dit geval niet.En er zal zeker geen boek over Sukarno op dit gebied verschijnen.

      • Jan A. Somers zegt:

        Het is toch algemeen bekend dat Soekarno na veroordeling in Suka Miskin gevangen zat? 1930. Zijn straf van vier jaar werd in 1931 verminderd, maar eind december 1931 werd hij al ontslagen uit de gevangenis. Paragraaf 14.4 over Soekarno in mijn boek. Ik dacht (natuurlijk) ook in zijn biografie. Het was (dacht ik) een gevangenis voor prominente personen.

      • Maud Lebert zegt:

        Het is toch algemeen bekend dat Sukarno.. in Suka Musikin gevangen zat. Jawel Mhr. Somers, maar dat was niet het thema. Ik wees erop, dat Sukarno aan het ontwerp en de uitvoering van Suka Miskin met Shoemakers samenwerkte, en nog aan heel veel andere gebouwen waar alleen Schoemakers naam op vermeld staat. Hoe kon het ook anders. Een bekend architect (sic), die de medewerking had van een onbenullige architect en dan nog eens een Indonesier! Of Suka Miskin voor ‘prominente personen’ was, zoals u schrijft, kan ik niet beoordfelen. Een heel goede kennis van mij (Indonesier), zat daar ook als jonge man gevangen, en hij was toen (nog) niet prominent. Hij was er gevangen gezet door Indonesiers, omdat hij pro-nederlands was. Wat hij mij over de toestanden aldaar heeft verteld, laat niets op ‘prominenz’ duiden.

      • Jan A. Somers zegt:

        Soekarno was geen architect, maar civiel ingenieur. Waarschijnlijk ingeschakeld voor constructie en berekeningen.

      • Maud Lebert zegt:

        Bedankt voor uw correctie mhr.Somers.In ieder geval werd zijn medewerking niet vermeld.

      • Jan A. Somers zegt:

        “werd zijn medewerking niet vermeld.” Dat is ook niet de gewoonte. Op zo’n bureau werken velen, van professor tot typiste. Alleen de mede-eigenaren of de maten uit de maatschap, of de vennoten uit de vennootschap worden vermeld. Het gaat om de personen die in de rechtspersoonlijkheid (Kamer van Koophandel) worden vermeld. Iets anders is als die medewerkers een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan een publicatie of rapport. Dan zie je die namen genoemd, Maar dan ook: Onder redactie van …. .Dat is de baas. Een onderzoeksrapport van mij bij TNO draagt mijn naam, ondanks de hulp die ik op het lab rechts en links heb gehad. Maar als ik duidelijk samen met een collega daaraan heb gewerkt, staan er twee namen. Maar de volgorde zegt soms ook iets over de (vermeende) belangrijkheid. Op een mondeling tentamen waar ik de twee auteurs van een boek noemde, Jansen en Pietersen, vroeg de professor wie die Pietersen was, de vader of de zoon. Wist ik natuurlijk niet, de professor uiteraard wel: dat was de zoon, de vader had zich nooit op de tweede plaats laten noemen. Het is maar een weet in die wetenschappelijke wereld. Je bent weledelgeleerd of weledelzeergeleerd. Of hooggeleerd.

      • Maud Lebert zegt:

        In hemelsnaam m hr. Somers moet dat nu werkelijk? We weten intussen allang dat u een knappe kerel bent. Maar waartoe dient deze hele litanie. Gaat het niet zonder dat u over uw eigen roemenswaardige prestaties bericht? Het gaat erom dat Soekarno niet genoemd werd voor zijn werk. U méént te weten wat hij gedaan zou hebben, en weliswaar als werk op een bureau! (Dat had u toch moeten wéten!) Het had net zo goed kunnen zijn dat hij voor het hele projekt verantwoordlijk is geweest en Schoemaker er alleen zijn handtekening onder heeft gezet. Dat Soekarno nergens werd genoemd, is eenvoudigweg omdat hij een Indonesier was.

      • Quanon zegt:

        @ Mevrouw Lebert, ref “In hemelsnaam m hr. Somers moet dat nu werkelijk? We weten intussen allang dat u een knappe kerel bent. Maar waartoe dient deze hele litanie. Gaat het niet zonder dat u over uw eigen roemenswaardige prestaties bericht? “.
        Ik heb begrip voor uw ongemak. Willekeurige sample : circa 40% van de reacties wordt gegeven door dhr J.A. Somers en voorzien van een forse hoeveelheid data, prestaties en commentaar. Goed werk. Ik zou me kunnen voorstellen dat het een dagtaak is. Van de andere kant heeft zo’n waterval een zekere belemmerende werking op het geven van reacties en inzichten door anderen. Die interesseren c.q. prikkelen mij juist daarom ook meer. Wat hebben anderen ervaren, wat weten zij bij te dragen, vanuit welk perspectief ? Over diversiteit gesproken. Ik heb uw commentaar met belangstelling gelezen. Interessant en dank.

      • Maud Lebert zegt:

        Beste Mhr. Quanon, Bedankt voor uw interesse. Het is altijd goed de opinie en ook de perspectieven van anderen hier te kunnen lezen.Maar het persepectief van mhr. Somers is mhr. Somers zelf en wat hij uit zijn bijbel citeert. Daar mag iedereen van vinden wat hij of zij wilt, wat mij betreft is men daar al gauw op uitgekeken. Bovendien schijnt het ook nu weer, dat mhr. Sonmers van mening is, dat hij de enige is die research gedaan heeft en dus iedereen het hoe en wat te moeten bijbrengen. Na ja, als hij daar plezier in heeft en verder niets te doen heeft! Beste groeten.

      • Jan A. Somers zegt:

        “Dat Soekarno nergens werd genoemd, is eenvoudigweg omdat hij een Indonesier was.” Uw mening. Heeft u recht op hoor. Ik probeerde alleen maar te vertellen wie voor een bouwwerk of onderzoek verantwoordelijk was. En zich dus bekend moet maken. En dat daar ook gevoeligheden bij komen. Waarom zijn ook de constructeurs, tekenaars, rekenaars e.d. niet vermeld? Hadden met hun werk ook een grote verantwoordelijkheid! Waar de architect, geen verstand van heeft, blindelings op heeft vertrouwd.
        ” een zekere belemmerende werking op het geven van reacties en inzichten door anderen” Hoezo? Daar hebben we toch een kepala kampong voor om te schrappen? En iedereen mag hier toch gewoon zeggen wat hij/zij ervan denkt? En overslaan als hem/haar dat niet bevalt?

      • Maud Lebert zegt:

        Mhr van den Broek heeft het antwoord gegeven.Dat wist mhr Somers niet (hoort, hoort). Hij die altjd alles meent te weten. Arme ziel!

      • Jan A. Somers zegt:

        “die research gedaan heeft” Nou, voor het niet noemen van alle medewerkers van het bureau heb ik helemaal geen research gedaan hoor. En van mij geen beschuldiging over “Indonesiër” als je dat niet waar kunt maken. En ik mag ook aannemen, zonder research, dat er tussen Soekarno, en uw kennis, heel veel tijd zit. Daartussen is nogal wat gebeurd. Dan zeg ik soedah, laat maar.

      • Maud Lebert zegt:

        ah beste mhr. Somers, zoals u al heeft geschreven, soedah, laat maar. Want er is geen land met u te bezeilen. Wie beschuldigt wie waarvan en wie moet, volgens u, iets ‘waar’ maken’? Opdat u weer naar eigen mening gelijk krijgt? Als dat niet het geval is, is de ander altijd ‘niet juist’.
        In ieder geval kan ik u verzekeren, dat mijn indonesische kennis en Soekarno wat de tijd betreft, dicht bij elkaar zijn gelegen, want hij werd in de bersiap periode in Suka Miskin gevangen gezet en weliswaar door eigen landgenoten, omdat hij, zoals eerder geschreven, pro-Nederlands was. Toen hij bevrijd werd (ik weet niet door wie, Britten of Nederlanders,) moest hij zijn hachje redden, wat hem ook gelukt is. Tevreden?

      • Peter van den Broek zegt:

        Volgens Wolff Schoemakers’ biograaf zou ir. Soekarno hebben meegetekend aan Soekamiskin, maar hij noemt geen bron. Soekarno zelf rept er in zijn Autobiography niet over, doch een korte levensschets uit 1955 van het Ministerie van Voorlichting beweert dat Soekarno inderdaad als architect bij de bouw betrokken was geweest.

      • Maud Lebert zegt:

        Bedankt Peter vd Broek. Maar heeft u de hr. Somers ook daarmede overtuigd? Dat staat in de sterren. Beste groet

      • Jan A. Somers zegt:

        ” Tevreden?” Helemaal.
        – Ik lees bij u “is eenvoudigweg omdat hij een Indonesier was.” Ja, eenvoudigweg, weet ik genoeg.
        – “want hij werd in de bersiap periode in Suka Miskin gevangen gezet en weliswaar door eigen landgenoten” Tussen bouwjaar ca. 1925-1927 en 1945 is een hele tijd verlopen waarin heel veel is gebeurd en veranderd zoals u weet. Geen vergelijking mogelijk tussen Soekarno en uw kennis.
        Prominent: Interessant dat er in de buurt van Bandoeng, Tjimahi, tijdens de Japanse bezetting een ‘prominentenkamp’ was. Daar heeft mijn broer eindexamen gymnasium kunnen doen. Daar heeft mijn eerste baas bij TNO, Prof. Baars, met wat collega’s goed werk kunnen doen voor de gezondheid van de geïnterneerden. Maar het noemen van ‘prominent’ heeft mij heel wat kritiek opgeleverd. In de bezettingstijd hoorde alles heel erg te zijn:

      • Jan A. Somers zegt:

        “als architect bij de bouw betrokken was geweest.” Zou best kunnen, maar om als civiel ingenieur (net als ik) zomaar architect genoemd te worden is mijn grote vraag. Een afgestudeerde arts is niet zomaar cardioloog. En als de heer Soekarno toch nog als aanvullende studie architect zou zijn geworden, betekent nog niet dat hij in het directieteam heeft gezeten. Gezien zijn politieke carrière die al tijdens zijn studie was begonnen (kon zo maar voor een Indonesiër in die tijd) zal hij weinig tijd hebben gehad om zich architect te mogen noemen of genoemd te worden. Ik ben bij meerdere bouwwerken betrokken geweest, maar daarmee ben ik nog geen architect. En u weet, bronnen zijn niet altijd correct in naamgeving.

    • Jan A. Somers zegt:

      Klopt, in Soerabaja ook. Zoals dat prachtige gouverneurskantoor. Loopgangen buiten, werkplekken binnen. En mijn school, nog steeds concordant onderwijs! De Werfstraatgevangenis niet meer. Vervangen door een grotere! Wel de Simpangclub.

  3. Jan A. Somers zegt:

    Ik ben in het bezit van het (ook prachtige) boek Bouwen in de Archipel, Burgerlijke openbare werken in Nederlands-Indië en Indonesië 1800-2000. (2004) Een groot team deskundigen onder redactie van Wim Ravesteijn en Jan Kop. Uiteraard uitgegeven bij Walburg Pers, die lui weten waar ze de subsidie vandaan kunnen halen. In dit geval het Prins Bernhard Cultuurfonds, Stichting Unger van Brero Fonds, J.E. Jurriaanse Stichting, Ministeries van Buitenlandse Zaken, Cultuur en Wetenschappen, Rijkswaterstaat, Bandoengse Technische Hogeschoolfonds en Lamminga Fonds. Verbazingwekkend dat ik in die tijd bij Vroom en Dreesman zoveel van die prachtige literatuur over Indië/Indonesië in de ramsj kon kopen. Meer nog dan bij De Slegte. Werd door niemand gelezen, snel in de ramsj.

  4. Bart Huysman zegt:

    Wat enorm spijtig dat twee personen in deze zo aan het hakketakken zijn. Jammer, hoor. Laten wij het hebben over het doel van deze nieuwsbrief: architectuur.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s