Het onderdeel Getuigen & Tijdgenoten van het project Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950, is inmiddels twee jaar onderweg. Voor Eveline Buchheim, een van de coördinatoren van dit project, aanleiding tot een persoonlijke reflectie op de waarde van herinneringen.
Door Eveline Buchheim
Jaren geleden presenteerde ik tijdens een workshop voor Stichting Mondelinge Geschiedenis Indonesië een panel over gender en raciale verhoudingen in Nederlands-Indië. Daar liet ik een passage uit een interview horen waarin een Nederlandse vrouw vertelde dat haar djongos haar een keer gered had bij een ongelukje in de keuken door water over haar heen te gooien. Een meneer uit het publiek reageerde meteen, hoe onbeschrijfelijk naïef dat ik zo’n verhaal ooit zou kunnen geloven. Het was ondenkbaar dat een situatie als deze zich überhaupt voor had kunnen doen in Nederlands-Indië, zo waren de verhoudingen met het personeel in die tijd niet, die waren immers heel duidelijk en dit was een onmogelijke transgressie van die regels.
Heel precies kan ik het me niet meer herinneren, zo werkt het geheugen nu eenmaal, maar de emotie van zijn reactie staat me haarscherp voor de geest. Destijds reageerde ik vooral vanuit de insteek dat ons geheugen per definitie niet betrouwbaar is en suggereerde ik dat de herinnering van de mevrouw dat dit zo gebeurd was en zijn herinnering dat het absoluut nooit had kunnen gebeuren prima naast elkaar kunnen bestaan. Zelfs als het verhaal nooit zo gebeurd was als deze mevrouw zich tientallen jaren later herinnerde hoeft er nog steeds geen sprake te zijn van een verkeerde voorstelling van zaken, of erger nog, van misleiding of leugens. Om de Tachtiger Willem Kloos te citeren misschien zijn herinneringen ook wel ‘de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie’.
Nu we alweer twee jaar bezig zijn in het project denk ik nog wel eens terug aan dit voorval. We krijgen in ons project vaak te horen dat we veel te laat zijn om nog verhalen te verzamelen voor ons project omdat het allemaal te lang geleden is en de meeste mensen die het mee hebben gemaakt al lang dood zijn. Dat klopt natuurlijk ook, maar gelukkig zijn wij niet de eersten die verhalen over deze periode verzamelen. Er zijn al allerlei mooie collecties met eerder opgetekende verhalen en ervaringen van getuigen.
Maar ondanks het feit dat de interviews jaren eerder werden gehouden, hebben deze collecties te maken gehad met dezelfde uitdagingen en valkuilen, ook toen werden er herinneringen achteraf opgetekend die gekleurd werden door de tijd, door emoties, door een veranderende context en afstand. Dat het geheugen feilbaar en kwetsbaar is en dat elk mens feiten en ervaringen op een eigen wijze interpreteert is natuurlijk niets nieuws. Tegelijk beseffen we met elk verhaal dat bij ons project wordt aangeleverd dat er talloze manieren zijn om verhalen te vertellen, er zijn zelfs vele manieren om hetzelfde verhaal te vertellen.
Waar we nu met Getuigen & Tijdgenoten vooral getuige van zijn is de emotionele herinnering van mensen, je zou dat zelfs een emotionele waarheid kunnen noemen. Bij de verhalen die ons verteld worden, op papier of in getuigenseminars, strijden allerlei emoties om een plaats. Of het nu om angst, schaamte, trots, aarzeling, gekrenktheid, woede of opluchting gaat, in de verhalen gaat het vooral om die sentimenten. Vanzelfsprekend kunnen die emoties gepaard gaan met een alternatieve weergave van de feiten, maar het missen van een paar feiten hoeft een verhaal niet altijd minder waar te maken.
x
x
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de website van het project Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950, 11 juli 2019.
Mijn moeder zei altijd dat de kokkie mijn toevlucht was , en dat de djongos trots met mij door de straat liep .
Baboe Soep leerde mij de dagelijkse mores, wat mocht en wat niet mocht door een man in de samenleving. En met haar dochter moesten wij Nederlands spreken. Een slimme meid is op haar toekomst voorbereid.
Ik ben zo blij eindelijk iemand gehoord te hebben over die prachtige database van de SMGI! Ik heb ook aan de interviews van het IHC meegedaan, daar is volgens mij niks mee gedaan. En daar is nu ook een derde ronde aan toegevoegd. Handel vol geld in de Indische bubbel!
In aanvulling op hetgeen Jan A. Somers heeft geschreven heeft SMGI in 2000, 724 personen geïnterviewd met in totaal 1190 interviewsessies. Een samenvatting is verschenen in het boekje ‘Indië verteld, Herinneringen, 1930-1950’ met inbegrip van twee Cd’s. Samenstellers waren Marieke Brand, Henk Schulte Nordholt en Fridus Steijlen. Deze interviews zijn te beluisteren bij de Universiteitsbibliotheek Leiden, afdeling bijzondere collecties.
Het zou wenselijk zijn als de interviews van IHC meer bekendheid krijgen en raadpleegbaar zijn voor geïnteresseerden.
“Deze interviews zijn te beluisteren” Er zijn ook uitgetypte samenvattingen online beschikbaar. Ik heb mijn code nog bij de verzameling bij het KITLV. Ik weet niet of de code ook geldig is bij de universiteitsbibliotheek. Mijn dochter Nadet was bij het team interviewers.
En wat die derde ronde betreft, de meesten zijn al dood.
ff vergeten. Die tweede ronde was onder auspiciën van het IHC. Nu met video-opnamen. Het gezag in de huiskamer werd overgenomen door de cameraman. Zeeuws meisje werd opzij gedirigeerd toen haar spiegelbeeld in de boekenkast achter mij verscheen.
De interviews van het SMGI kunnen natuurlijk worden beluisterd, maar dat is geen lolletje. Bijvoorbeeld bij mij:
25 september 2000
155 minuten
21 thema’s in de samenvatting.
9 oktober 2000
126 minuten
18 thema’s.
Wie heeft er zin in 281 minuten naar Jan A. Somers luisteren? Je kunt natuurlijk via de nummers van de uitgetypte thema’s een voorkeuze maken, maar het blijft monnikenwerk. Datzelfde geldt natuurlijk ook voor de video’s van het IHC Bronbeek. En van de volgende rondes. En dan hebben we het nog maar over één geïnterviewde!
Bijkomend voordeel van het beluisteren: een mens uit Indië is aan het woord in zijn eigen huiselijke omgeving. Hierbij hoor je af en toe ons taaltje!!!
@B.A.
Zijn de interviews te sorteren op sleutelwoorden?
Ik ben op zoek naar verhalen van personen, m.n Buitenkampers die in de oorlog en/of in de Bersiapperiode in Tegal/Brebes e.o. woonden, waar de suikerfabrieken waren.
Indeling is in thema’s. Had ik al geschreven.
Mijn vader A. Cornelius is geïnterviewd door Nadet. Bijzonder haar stem te horen naast die van mijn vader en van mijn moeder. Voor zover bij mij bekend beheert de universiteitsbibliotheek de collectie van het KITLV. Ik heb destijds de foto’s van mijn grootvader D.O.L. Cornelius geschonken aan KITLV. Deze collectie is door KITLV overgedragen aan de universiteitsbibliotheek en inmiddels gedigitaliseerd en raadpleegbaar. Kost wel enige inspanning om die via de website van de universiteit te vinden. Voordeel is dat e.e.a. op één lokatie beheerd en geconserveerd wordt.
Mensen zijn loyaal. Ik herinner me Jakarta, vlak na de bevrijding. Op het plein in mijn buurt, Jalan Raden Saleh, werd een school gebouwd, uit bamboe. Als 15 jarige, gedurende een speel activiteit, kwam ik terecht bij deze school. Een jonge Indonesische vrouw glimlachte naar mij,
´Apa kabar, sonjo Roy?´ (Hoe gaat het met jongeman Roy?)
Ze keek gauw achterom naar haar man die aan het gebouw werkte, voordat ze verder met mij sprak.
Ik herkende haar niet. Ze was waarschijnlijk een van de jonge baboes die we hadden tijdens de Japanse bezetting en was nu met haar man. Ik herinner me nog hoe een van de baboes kleren verkocht die mijn moeder maakte, en lemper. Gedurende de Bersiap periode durfde ze niet meer voor ons te werken.
´Alles is goed met mij, en met U?´
´Alles is goed, daag.´
‘gesneuvelde TNI militair’- Op straat, bij het restaurant Peiping, Bandoeng 23/1- 1950. Ongewapend (!), wandelend, eindelijk merdeka! En dan plotseling uit het niets; neergeknald door een soldaat van een rechtvaardige vorst. Fietsers razen voorbij en een gegontjengde jongen kijkt nog even om. Terwijl overige wandelaars zich naar het restaurant begeven. -Welk verhaal hoort hierbij? Welk emotionele herinnering? Van/over die rechtvaardige vorst of… die jonge gedode TNI’er, wiens merdeka droom hij niet heeft mogen meemaken?
De gesneuvelde militair was van de Siliwangi divisie en was waarschijnlijk op de vlucht geslagen met een drietonneer vanaf het hoofdkwartiet aan de Hospitaalweg. De foto is genomen bij het Denis-gebouw van bij het kruispunt van Braga en Hospitaalweg, waar de man is neergeschoten door een volgeling van APRA bij hun inval in Bandoeng. Van een en ander ben ik getuige geweest.
Eveline Buchheim schrijft o.a. “Zelfs als het verhaal nooit zo gebeurd was als deze mevrouw zich tientallen jaren later herinnerde hoeft er nog steeds geen sprake te zijn van een verkeerde voorstelling van zaken, of erger nog, van misleiding of leugens”
Als in het onderdeel Getuigen & Tijdgenoten van het project de waarde van herinneringen op deze manier zó hoog wordt aangesteld, dan heb ik er wel een hard hoofd in of we wel een volledige resultaat van het onderzoek/project kunnen verwachten.
Zovér worden we alleen van negatieve aspecten van het project op de hoogte gehouden en van het schrijven van Dr Buchheim lijkt het mij dat de coördinatoren alreeds de weg vrij aan het maken zijn om het resultaat van het project op onderbouw met toevoeging van mogelijke mythevormingen, persoonsverheerlijkingen en opgeblazen verklaringen kunnen te rapporteren.
Dit zou een “wetenschappelijk onderzoek” worden, waarvoor de regering M€4.3 van jullie belastinggeld op tafel heeft gelegd. Daarvoor zou de directie van het onderzoek verantwoordelijk worden gesteld om met factueel bewijs van deze periode, samengesteld door academisch gekwalificeerde medewerkers, terug te komen. Hervertelling van fictie is geen verantwoordelijk geschiedschrijving.
Het wordt tijd dat we iets meer positief over het Onderzoek te weten krijgen – b.v. dat de regering volledige medewerking heeft verstrekt, volledig opening van zaken gegeven heeft en dat de archieven van de inlichtingendiensten van deze periode vrijgegeven zijn, zodat “wetenschappelijk onderzoek” ten volle uitgeoefend kan worden.
De reactie van deze meneer is volkomen
bezijden de “ waarheid” .
In mijn herinnering was de omgang met
het personeel normaal , de tuinman greep in
toen ik in de tuin speelde en er een slang in de buurt was .
Opspattende kokende melk werd geblust met
een natte doek .
Kookles van onze kokkie , niet aanspreken met
“ toean ketjil “ maar gewoon bij naam .
Zo zal het bij meerdere families zijn geweest
E Daems
Menselijkheid is niet aan grenzen of te wel wat comme il faut mocht of niet mocht onderhevig. Er zijn honderden verhalen van de mensen uit die tijd bedienden noemen van een menselijk delen.
Altijd zo interessant opinies van beide kanten. te horen.
Mijn vader, Gijs Koolemans Beijnen, in Piru op het eiland Ceram geboren en op vijf-jarige leeftijd naar Nederland vertrokken, is na zijn studie meteen naar Surabaya vertrokken voor een baan bij de Koloniale Bank. Hij was bijzonder op de Indonesiers gesteld en vertelde, dat toen na de Japanse landing in 1942, de bevelhebber van zijn legerafdeling besloot om de regimentskas onder de officieren (?) te verdelen, hij in Oost Java zat met veel geld terwijl mijn moeder in West Java zat. Terwijl hij gemobiliseerd was en in het Nederlands Indiese leger de Japanse invasie zat af te wachten, was hij bevriend geraakt met een van de bediendes van de mess van zijn regiment. Hij vroeg toen de bediende, om het geld dat hij uit de regimkentskas had gekregen, naar mijn moeder in West Java te brengen hetgeen de bediende gedaan heeft na een tocht gedurend oorlogstijd van Oost Java naar Bogor/Buitenzorg, waar wij toen zaten. Mijn vader was erg onder de indruk van de eerlijkheid van de bediende, die met dat geld lang en gelukkig had kunnen leven met zijn bloedverwanten, maar besloten had eerlijk te zijn en het geld aan mijn moeder te geven. Ik herinner me, dat we op een avond, toen mijn zusje en ik al in bed waren, we bezoek kregen, en naderhand kwam mijn moeder, erg ge-emotioneerd, ons vertellen dat ze “van vader had gehoord.” Dat moet de bediende met het geld zijn geweest. Mijn vader, en ik, hebben de eerlijkheid van deze Javaan nooit vergeten.
De opdracht die ik had gekozen voor mijn dissertatie:
“Men geeft voor, dat het een trouwloos, valsch en moordadig volck is, gelijck als de Moorschgesinden off Mahumetanen in die landen doorgaens werden bevonden, en dat dienvolgende geen vaste verbonden met haer sijn te maecken, daerop men sig magh verlaten off geruststellen. Maer als men soude vragen, wat voor menschen d’onse off de Christenen sijn, en off sy niet diergelycke fauten en gebreecken hebben, sal men niet moeten seggen van jae?”
Pieter van Dam, Beschryvinge van de Oostindische Compagnie, II, I, 166.