Herinneringen aan Bali

Door Anne-Lot Hoek

Charles Destrée

Charles Destrée

Esbly, augustus 2013. In een klein dorpje vlak buiten Parijs woont oud-verzetsman Charles Destrée (86). Op tafel bij de gepensioneerde graficus staat een grote doos die hij speciaal van zolder heeft gehaald en waar met pen ‘Indonesië’ op is geschreven.

Het is Destrée’s archief van zijn jaren als oorlogsvrijwilliger in Nederlands-Indië tijdens de onafhankelijkheidsoorlog. Hij ging er in 1946 met de boot naartoe en keerde in 1948 terug in Nederland, waarna hij meteen naar Frankrijk vertrok. Tegenwoordig houdt hij zich vooral bezig met het uitwerken van omstreden theorieën over ons koningshuis. De doos puilt uit met legerbadges, emblemen, gedenkboeken en schetsen die hij als legertekenaar maakte. Er is zelfs een brief van prins Bernhard als dankbetuiging voor zijn inspanningen in het verzet. In een van zijn fotoalbums staan niet eerder gepubliceerde gruwelijke foto’s. We zien gedode Indonesiërs die op een rij liggen, eentje met een kapot geschoten gezicht. Daaromheen staan kampongbewoners. Op een andere foto is een gevangene te zien die wordt weggevoerd, een Nederlandse KNIL-soldaat loopt ernaast. Achterop een van de foto’s is te lezen: ‘Bali. Foto’s van onbekende herkomst. Represailles?’ In een van zijn brieven naar het thuisfront beschrijft Destrée wat er op de foto’s is te zien: oorlogsmisdaden gepleegd door Nederlanders.

Nederlandse militairen in Indonesië

Nederlandse militairen in Indonesië

Het is een opmerkelijke ontdekking. Nooit eerder kwam in Nederland iets naar buiten over oorlogsmisdaden op Bali. Een wetenschappelijke publicatie uit 1995 van de Canadese historicus Geoffrey Robinson waarin werd stilgestaan bij deze donkere episode (zie nawoord) wekte geen enkele beroering.  

Vrij Nederland sprak met Destrée, en ook met oud-KNIL-sergeant Feddy Poeteray en Koninklijke Landmacht-veteraan Goos Blok. Die laatsten bevestigen dat er misdaden zijn gepleegd op Bali en deden er zelf aan mee. Deze nieuwe onthullingen komen voor de Nederlandse regering op een pijnlijk moment, want volgende week gaat premier Rutte op handelsmissie naar Indonesië. Onlangs maakte de Nederlandse overheid nog excuses voor de misstanden in Zuid-Sulawesi, maar van een uitgebreid wetenschappelijk onderzoek wil Rutte niets weten. ‘De geschiedenis loopt zoals die loopt,’ zei hij. Partijgenoot Han ten Broek vond zelfs dat ‘de doos van Pandora’ maar beter gesloten kan blijven.

Maar het is de vraag hoe lang die doos nog gesloten kán blijven. De Volkskrant kwam in de zomer van 2012 met publicaties van vermeende standrechtelijke executies bij het Zuid-Sumatraanse dorpje Gedong Tataan, waarna NRC volgde met een bekentenis van een veteraan dat de misdaad door Nederlanders was gepleegd. Trouw kwam afgelopen september met de onthulling dat verzetsheld Jan Vermeulen, in de jaren 1946-1948 van de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog onderluitenant van de commandant van de Speciale Troepen Raymond Westerling, meer dan duizend man standrechtelijk executeerde. Nu blijkt dat zich ook op Bali van alles heeft afgespeeld wat het daglicht niet kan verdragen.

Vol idealen

Charles Destrée maakte op het eiland Bali onderdeel uit van het 4e (later 8e) Bataljon van het Regiment Stoottroepen en ging aan de slag als chauffeur én als tekenaar voor de militaire voorlichtingsdienst. Hij zat vol idealen. ‘Wij wilden de mensen van de extremisten bevrijden, net zoals wij door de Canadezen waren bevrijd. We kwamen om de mensen te helpen.’ Uit zijn brieven naar huis, die hij heeft bewaard, blijkt dat hij het prima naar zijn zin had: ‘Ik ga bijna dagelijks met de filmwagen naar het strand en blijf daar dan de hele dag. Ik zwem, klets, teken en lig daar wat te lezen, half in de schaduw onder de klappers.’ Van de strijd met de Indonesische ‘extremisten’ die in de bergen zaten, kreeg hij af en toe wat mee als hij meeging op patrouille: ‘Erg dapper zijn die extremisten niet. Ze schieten een tijdje, maar als we te dichtbij komen lopen ze hard weg.’

Na een verblijf van een paar maanden op Bali begonnen Destrée en zijn strijdmakkers steeds meer overeenkomsten te zien tussen de Nederlandse militairen in Indonesië en de situatie in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. In zijn brieven naar huis vergeleek hij de Balinezen die met de Hollanders samenwerkten met NSB’ers: ‘Ze helpen de Hollanders en dus zijn ze goed, is de mening. Maar de Indonesiërs vechten voor hun onafhankelijkheid, net als het verzet in Holland dat deed.’ En ook: ‘Moffen die huizen in brand staken, beriepen zich als rechtvaardiging op Befehl ist Befehl. Maar als onze jongens een kampong in brand steken, hoe is het dan? Is er wel recht te vinden, behalve het recht van de sterkste?’

Destrée en veel van zijn strijdmakkers waren polderjongens uit de Kop van Noord-Holland, zonder enige tropenervaring. Ze wisten niets van de binnenlandse verhoudingen en begrepen weinig van de oorlog waarin ze waren beland. De manschappen die onderdeel uitmaakten van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL), dat al sinds jaar en dag werd ingezet om opstanden tegen het Nederlands gezag de kop in te drukken, behoorden tot een heel ander slag. Voor hen was Nederlands-Indië meer dan een kolonie, het was hun land en hun thuis dat met hand en tand verdedigd moest worden. Op Bali was de KNIL-eenheid Gadja Merah gelegerd, ofwel de ‘Rode Olifant Brigade’. Die bestond vooral uit getraumatiseerde voormalige krijgsgevangenen die aan de beruchte Birmese spoorlijn hadden gewerkt en meteen na afloop van de oorlog de wapenen moesten oppakken. De olifant werd bij de spoorlijn ingezet om zware boomstammen te verslepen, de kleur rood stond voor het vele bloed dat daar was vergoten. Alhoewel de mannen lichamelijk en geestelijk ernstig verzwakt waren, wilden de meesten onder hen meevechten. Bijna iedereen had familieleden verloren als gevolg van de gruwelijke slachtpartijen tijdens de Bersiap-tijd, de chaotische maanden na de Tweede Wereldoorlog, toen Indonesische nationalisten moordend en plunderend rondgingen en duizenden slachtoffers maakten onder vooral Indische Nederlanders. De Gadja Merah-eenheden, waar behalve de voormalige krijgsgevangenen ook Molukse militairen dienden, namen hun taak om orde en rust te brengen en het Nederlands-Indië van voor de oorlog weer te doen herrijzen, zeer serieus. Destrée snapte weinig van de KNIL-ers. ‘Voor elke biels een dooie, zeiden die lui over hun tijd aan de Birma spoorlijn.’ Waarmee ze bedoelden dat ze zwaar hadden geleden. ‘En dan kwamen wij met de Hongerwinter en de Gestapo, dat was ook geen pretje. Het boterde dus al meteen niet, we spraken een andere taal.’

Revolutionaire jeugd

Na de landing van de eerste troepen op het strand in maart 1946 – drie maanden voor de komst van Destrée – verwachtte het Nederlandse leger weinig verzet van de Balinezen, zo blijkt uit het onderzoek van Robinson. Maar na een rustige eerste maand begonnen de problemen. Nederlandse officieren rapporteerden: ‘Dit eens zo vredelievende eiland wordt nu getroffen door een terreur van revolutionaire jeugd, wat een totale ontwrichting van het eens zo goed gestructureerde Balinese sociale systeem dreigt te veroorzaken.’ Het leger reageerde onverbiddelijk. Honderden opstandelingen werden doodgeschoten, duizenden gevangen genomen. Wie zich verzette werd neergestoken, onthoofd of met huis en al in brand gezet. Uit ooggetuigenverslagen die Robinson niet in zijn boek opnam, blijkt dat de Nederlanders kampongs in brand staken en de vluchtende bevolking doodschoten.

De Nederlandse legerleiding was vanaf de allereerste schermutselingen verdeeld over de te volgen strategie op Bali. De hoogste militair op het eiland was een zekere kolonel Ter Meulen, die zelf in Duitse werkkampen had gezeten. Hij riep op tot het staken van het geweld omdat hij vond dat er sprake was van ‘nazipraktijken waartegen de beschaafde wereld de afgelopen jaren heeft gevochten’. Hij rapporteerde aan zijn superieuren dat er in de eerste week van april 1946 al 52 Balinezen waren gedood en velen gewond geraakt. Onder de dodelijke slachtoffers bevonden zich ‘veel onbetekenende opstandelingen en zelfs een moeder en een kind die geen enkele relatie hadden tot het verzet’. Maar de oproep van Ter Meulen maakte weinig indruk op zijn onderofficieren, blijkt uit stukken die Vrij Nederland inzag bij het Nationale Archief. KNIL-kapitein Van Oldenborgh liet het hoofdkantoor in Denpasar weten dat er harde klappen aan de vijand moesten worden toegebracht en wel ‘met álle beschikbare middelen’. Bij de acties moest volgens Van Oldenborgh het doel steeds zijn ‘dat we de tegenpartij verliezen willen toebrengen’. Hij stelde voor gebruik te maken van Piper Cub- en B-25-gevechtsvliegtuigen. ‘Vooral het laatste vliegtuig heeft door zijn snelheid en bewapening een enorme morele indruk.’

Sadistisch

De vliegtuigen werden inderdaad ingezet, doorzeefde dorpen waren het gevolg. In november van dat jaar werden op één enkele dag bijna honderd verzetsstrijders gebombardeerd.

In gevechtssituaties beet het Gadja Merah de spits af. Daarachter kwamen de jongens uit Nederland. Die schrokken van de felheid van de KNIL-militairen. Destrée schreef aan zijn ouders: ‘Zij gaan ervoor door een heel grote smoel te hebben en als ze met velen zijn, er hard en wreed op in te gaan. Gevangenen worden door hen vaak lelijk mishandeld. Als excuses wordt aangevoerd dat hun vrouwen en dochters door de extremisten verkracht worden.’

Gadja Merah

Gadja Merah

Ook een strijdmakker van Destrée die met VN sprak maar anoniem wil blijven, had moeite met het harde optreden van de KNIL-eenheid. ‘Ik vond ze sadistisch. Mensen werden zwaar mishandeld tijdens de verhoren. Ik heb een keer bijna een vent van de inlichtingendienst doodgeschoten. Die was zo hard op een groep gevangenen aan het inslaan dat ik het niet meer kon aanzien.’ Er waren ook Stoottroepers die bewondering hadden voor de Gadja Merah. Oud-Stoottroeper Karel Keuls, die samen met Destrée op Bali diende, laat VN weten dat hij ze ‘fantastische kerels’ vond die ‘een rotte oorlog moesten vechten tegen de guerrilla’s’. Zij knapten volgens Keuls het echte werk op.

Op een dag kwam een stel ‘Stooters’ naar Destrée toe, of hij mee wilde ‘lijken kijken’. Ze zeiden: ‘Joh Charles, er zijn een hoop doden gemaakt.’ Maar Destrée ging niet mee. Dat was niets voor hem. ‘Later heb ik van één van de jongens de foto’s gekregen die ik nu nog in mijn fotoalbum heb.’ In een brief aan zijn ouders schreef hij: ‘Tabanan, 8 oktober 1946: Laatst was er een gevecht met de extremisten, vijftig kilometer hier vandaan. Acht Balinezen lieten er het leven en vier Jappen. Het stond vast dat de bevolking de extremisten gevoed had. De twaalf doden werden op een rijtje gelegd en de kampongbewoners werden gedwongen naar de verminkte lijken te kijken. Wat denkt men hier nu mee te bereiken?’

Na zeventig jaar is Destrée nog steeds verontwaardigd: ‘Het is toch van je reinste krankzinnigheid? Nederlandse militairen schoten extremisten ter plekke dood in een kampong. Hun familieleden, vrouwen en kinderen stonden er noodgedwongen omheen. De dorpelingen werden gestraft omdat ze die extremisten te eten gaven.’ Destrée was destijds geschokt door de gebeurtenissen, maar hij stelde geen vragen aan zijn meerderen. ‘Ik voelde me medeverantwoordelijk dat Nederlanders dit soort dingen deden. Maar je moest eten en drinken en slapen en je dienst doen. De legerleiding was ervan op de hoogte, ik ging ervan uit dat die actie zou ondernemen, maar dat gebeurde dus niet.’

In zijn bil geschoten

Er werd op Bali ook gemarteld tijdens de verhoren van de militaire inlichtingendienst. Koninklijke Landmacht-veteraan en gepensioneerd leraar Goos Blok was een van de mensen die meededen aan de martelpraktijken tijdens die verhoren. VN spreekt hem thuis in zijn studeervertrek, waar hij ook de lessen Nederlands en Engels voorbereidt die hij twee keer per week aan nieuwe immigranten geeft. Blok kwam in december 1947, anderhalf jaar na Destrée, aan op Bali. Op de boot had hij Maleis geleerd. Daarom werd hij bij de inlichtingendienst ingedeeld en belandde hij op de buitenpost Mengwi, waar hij werd omringd met KNIL’ers van de Gadja Merah. Op zijn eerste dag zag hij hoe collega’s een Balinees bewerkten met een waterslang. ‘Die werd zo bij die man in zijn keel geduwd en met water gevuld.’ Al snel deed Blok zelf ook mee. Hij sloeg gevangenen in elkaar, zette ze in de brandende zon en gebruikte de stroom van een veldtelefoon om ze te martelen. ‘Ik gaf ze de elektroden van de telefoon in hun hand en dan draaide ik zodat elektriciteit werd opgewekt. En dan zaten zij te trillen.’ In de buitenpost waar Blok zat, heerste ondanks de gruweldaden onderling een bijna gemoedelijke sfeer. Angst voor aanvallen van extremisten was er niet. Blok en zijn mannen gingen af en toe op patrouille om verzetsstrijders of dubbelspionnen op te pakken. Op een van die tochten werd een burger die op de vlucht was geslagen, in zijn bil geschoten. Hij bleef gewond in een kloof vastzitten. De officier van de groep zei tegen Blok: ‘Schiet hem maar dood. ’t Is zo lastig voor het Rode Kruis om hem uit de kloof te halen.’ Blok weigerde. Toen een ander het wel deed, hield hij zijn mond. Blok: ‘In het rapport stond: op de vlucht doodgeschoten. Schandalig! Zeker toen bleek dat zijn verzetsdaad eruit bestond dat hij had geweigerd belasting te betalen. Daar heb ik nu last van. Ik had die man moeten beschermen.’

Wraakgevoelens

Oud-Gadja-Merah-sergeant Feddy Poeteray (90) beaamt dat er geweld werd gebruikt, ook het soort incidenten dat Destrée beschreef in zijn brieven en dat te zien is op de foto’s. ‘Wij hadden maar één taak gekregen van generaal Spoor en koningin Wilhelmina, en dat was de kolonie beschermen. Dat daarbij onschuldige burgerslachtoffers vielen, was niet te voorkomen.’ Poeterays huis ademt de sfeer van het oude Indië: hij opent de deur in een gebatikte kamerjas en de rijst voor de lunch staat al op. In de boekenkast staan zwart-witfoto’s van voorouders, een rode olifant en zijn Gadja Merah-emblemen. Poeteray had net als veel van zijn medestrijders zware ontberingen geleden aan de Birmese spoorlijn. Bij hem speelden wraakgevoelens een grote rol. Zijn oma en tante waren tijdens de Bersiap-tijd verminkt, vermoord en in een put gesmeten. ‘Wij waren enorm gemotiveerd om te vechten. Dat vrijheidsstreven vonden we gezeur. Het moest snel afgelopen zijn daarmee.’

Poeteray, Destrée en hun eenheden werden na hun verblijf op Bali overgeplaatst naar Sumatra, waar Poeteray bij de inlichtingendienst terecht kwam. Ook daar ging het er hard aan toe. Maar in tegenstelling tot Blok heeft Poeteray terugkijkend geen medelijden met de slachtoffers. Het waren volgens hem vaak dubbelspionnen die de Nederlanders verraadden. ‘Die weerloze en slecht bewapende jongens uit Holland werden gefolterd en in de rivier gegooid. Ik heb de lichamen gezien, met afgehakte benen, uitgestoken ogen, afgesneden schaamdelen. De daders moest je direct opruimen, dat waren de orders die we kregen vanuit het hoofdkwartier in Palembang. Ik zei dan tegen zo’n vent: “Ga maar even plassen” en dan schoot ik hem van achter in zijn nek en dan viel hij meteen dood neer.’ Het doodschieten van een kleine jongen die in opdracht van zijn vader een brug had opgeblazen, ging ook Poeteray te ver. ‘Mijn Hollandse sergeant gaf me opdracht het bibberende jongetje dood te schieten, maar ik weigerde en liep weg.’ Later zag hij tot zijn ontsteltenis dat het kind alsnog was gedood. ‘Wat wist hij nou van die oorlog. Het was een rottijd. Maar als je zei: “Ik word soldaat”, dan moest je de consequenties dragen. Inclusief de wreedheden van beide kanten. Dat hoort bij een oorlog.’ Wrang is dat Poeteray na aankomst in Nederland net als veel van zijn medestrijders aan de kant werd gezet door de overheid en zelfs jarenlang heeft moeten vechten om zijn Nederlanderschap te bewijzen.

Goos Blok schaamt zich nog steeds voor zijn optreden van destijds. In de jaren tachtig ging hij met zijn vrouw naar Bali om in een plaatselijke kerk excuses te maken voor wat hij de bevolking had aangedaan. Hij oogstte daarmee groot applaus, maar tot echte opluchting leidde het bezoek niet. ‘Ik blijf het onbegrijpelijk vinden hoe ik ooit aan zoiets heb kunnen meedoen.’

Voor Charles Destrée, die juist trots is op zijn tijd in Indonesië – ‘we hebben wel degelijk mensen kunnen helpen’ – is het belangrijk dat deze feiten na zeventig jaar alsnog aan het licht komen. ‘Er zijn daar op Bali misdaden tegen de menselijkheid gepleegd. En de Nederlandse staat moet daar verantwoording over afleggen.’
x

Nawoord
De Canadese historicus Geoffrey Robinson schreef in 1995 The Dark Side of Paradise: Political Violence in Bali, dat nooit in Nederland werd gepubliceerd. Hij staat uitgebreid stil bij de strijd tussen de Nederlanders en de Indonesiërs in de jaren 1946-1949. Uit zijn onderzoek bleek dat het vele geweld op Bali – ook na de onafhankelijkheid – zijn oorsprong vond in het racistische en onderdrukkende koloniale systeem van de Nederlanders. Uit onvrede daarover zetten goed opgeleide Balinezen een eigen verzetsbeweging op. Robinson: ‘De grote vergissing van de Nederlanders was dat ze dachten alleen te vechten tegen de “extremisten” van Java en dat de Balinese bevolking wel aan hun kant zou staan.’

Tweeduizend Balinezen vonden de dood tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd op Bali. Robinson sprak voor zijn boek als eerste met Balinese ooggetuigen van de Nederlandse moordpartijen, maar ook met Nederlandse officieren. Verder raadpleegde hij onze archieven. Hij is verheugd dat de discussie over de vuile oorlog in Indonesië nu opnieuw wordt gevoerd. ‘Toen ik mijn onderzoek deed, was de sfeer hier heel defensief. Historici waren helemaal niet geïnteresseerd in negatieve verhalen over Nederlands optreden in de voormalige kolonie.’ Er is hier tot zijn verbazing weinig aandacht voor deze zwarte bladzijde en er is nooit geld vrijgemaakt voor een groot onderzoek.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Vrij Nederland, 13 november 2013.

Dit bericht werd geplaatst in 9. Java Post. Bookmark de permalink .

31 reacties op Herinneringen aan Bali

  1. Ælle zegt:

    Voor de lezers onder ons: Robinson schreef in 2011 ook een boek over Oost Timor.

    • Ælle zegt:

      Een Amerikaan uit Winchester MA, die zichzelf Tintin noemt schrijft in een recentie voor Amazon: It is a scholarly book based on Dutch and Indonesian sources. It reads well, and contains an impressive number of references. Geoffrey Robinson, Assistant Professor of History at the University of California, Los Angeles, is obviously an expert on the subject, as demonstrated by this in-depth analysis of the social and economic roots of the deep divisions that have, since colonial times, penetrated and defined the Balinese society. Robinson shows how in the 1920’s, the Dutch restored and in some cases created a “traditional” Bali to counter a perceived nationalistic threat. This was achieved by resurrecting and maintaining the old ruling royal families as guarantors of these traditions. The Japanese occupation during WWII, relying mostly on the sudras (lower cast) upset the exiting social order, and explained the social problems which existed until the Sukarto period, eventually leading to the horrific massacred of 1965 and the ascend of General Suharto to power. Robinson presents a picture of Bali quite unlike the idyllic, peaceful island promoted by the tourist industry, but a society influenced by the World’s politics and driven by class and ideological conflicts. This book surely belongs in the library of anyone interested in Indonesia in general and Bali in particular.
      Gebaseerd op Nederlandse bronnen geeft te denken.

  2. Ælle zegt:

    Het 4e (later 8e) Bataljon van het Regiment Stoottroepen:

    Het OVW-bataljon 4(8)-RS was samengesteld uit leden van de Binnenlandse Strijdkrachten uit het gehele land. Via Engeland, waar het bataljon werd voorzien van de noodzakelijke uitrusting, vertrok het bataljon naar Indië. Daar de bevelhebber van het South East Asia Command (SEAC), de admiraal Mountbatten, vanaf 2 november 1945 een landingsverbod op Java en Sumatra voor Nederlandse troepen had ingesteld werd er uitgeweken naar Malakka. Dit verbod is in maart 1946 opgeheven. Op Malakka was het bataljon van 15 februari tot 9 maart 1946 ingedeeld bij de W-Brigade. In maart 1946 vertrok het bataljon naar Menado op Noord Celebes. Van daaruit zou het bataljon worden verdeeld over de Grote Oost om bewakingstaken te verrichten. Zo kwamen er delen van het bataljon te liggen in o.a. Menado, Morotai, Hollandia, Merauke. Sorong, Manokwari en Halmahera.

    Vanaf juli werden de diverse onderdelen opgehaald en debarkeerde het bataljon op 23 juli op Bali. Hier werd het bataljon met Inf. X, XI en XII KNIL (Gadjah Merah) bijeengebracht in de Y-Brigade. Na de pacificatie van Bali vertrok het bataljon op 24 oktober naar Palembang. Deze plaats was gedeeltelijk in handen van de TNI. Stroef lopende onderhandelingen over de demarcatielijn deden de spanning oplopen. Op 31 december 1946 begon de slag om Palembang (operatie “Continentenplan”). Na een hevige strijd, waarbij de stoters vooral bij het Charitas ziekenhuis en op de Javabank zware gevechten leverden werd er, op 5 januari 1947, een wapenstilstand afgekondigd en werd de demarcatielijn vastgesteld.

    Tijdens de 1e politionele actie, op 21 juli 1947, moest het bataljon Batoeradja, de kolenvelden bij Boekit Assam, Moearaenim en Lahat bezetten (Operatie Utrecht). Daar de opmars als gevolg van hevige oliebranden langs de weg naar Praboemoelih sterk werd vertraagd bleef het bataljon in de uitgangsstellingen te Kerapi. De dag daarop zette het bataljon de opmars in naar Batoeradja, dat na een moeizame tocht, ten gevolge van vele kapotte bruggen, werd bezet. Met een compagnie als bezetting te Batoeradja, die nog diverse aanvallen kreeg te verduren, ging de opmars op 26 juli verder richting Lahat. Diezelfde dag bereikte het bataljon Soegihwaran en de mijnen bij Tandjoeng Enim en Boekit Assam. Daarna ging het verder naar Lahat. Op 29 juli 1947 werd de actie beëindigd. Het bataljon kreeg het gebied tussen Lahat en Moearaenim als patrouillevak aangewezen. Op 1 juni 1948 werd het bataljon afgelost door 4-1 RI en vertrok het op 10 juni 1948 naar Batavia van waaruit het zou repatriëren.
    Opgericht:
    20-09-1945 te Weert
    Vertrek Engeland:
    30-11-1945 Aldershot
    Vertrek Indië:
    31-12-1945 a/b “Alcantara”
    Aankomst Malakka:
    29-01-1946 Chaah, Sagil
    Aankomst Celebes:
    19-03-1946 Menado,
    21-03-1946 Morotai
    Aankomst N-Guinea:
    25-03-1946 Hollandia
    Toegevoegd aan:
    T.T.C. N-Celebes, Nieuw-Guinea, Noord-Molukken,
    T.T.C. Bali-Lombok, *Zuid-Sumatra
    Ingedeeld bij:
    W-Brigade, *Y-Brigade
    Actiegebied(en):
    Grote Oost, Bali, *Palembang, *Lahat
    Commandant:
    Maj. A.J. van Raalte 20-09-1945/01-09-1946
    Maj. A.A. de Lindt 01-09-1946/01-09 1947
    Maj. P. de Kam 01-09-1947/10-08-1948
    Gerepatrieerd:
    21-06-1948 a/b “Indrapoera”
    27-07-1948 aankomst Rotterdam
    Omgekomen: 20 man

    Uit Collectie Informatie Centrum legermuseum.nl

  3. Ik vraag me wel es af of het ooit anders was in deze wereld. Er is geen volk, geen land dat niet schuldig is van misdaden. Je hoeft maar een man in een uniform te stoppen en te bewapenen en naar moeilijkheden sturen en het gaat de mist in. Sommige bekennen dit en andere stoppen het in de doofpot.

  4. Wat een verschrikkelijke tijden.
    Wij die na de kamp jaren op Java ( Tjideng ) in Surabaya woonde aan de Kali Brantas wisten niet echt dat deze ellende bestonden … misschien mijn ouders wel ?? ( inmiddels overleden ) Ik was zelf maar 10 jaar oud.
    De wereld blijft maar door gaan met duizenden slacht offers want de mensen houden van oorlogen dat is kennelijk mensenlijk.

    • Ælle zegt:

      De wereld blijft maar door gaan met duizenden slacht offers want de mensen houden van oorlogen dat is kennelijk mensenlijk.
      Het draait ook om geld, mevrouw Douqué. Veel geld.

      Voormalige soldaten die scherpschutters zijn laten zich ook verhuren om moorden te plegen. Gisteren werd een Duitser, Dennis Gogel in Washington tot 20 jaar gevangenis veroordeeld. Samen met 2 andere Amerikanen, waarvan er één, Joseph Hunter, Rambo als bijnaam, zat hij in een complot om een narcotica agent en een informant (scheepskaptein) te doden voor US$ 700.000,-. Hij was bijna 20 jaar, van ’83 tot 2004, in militaire dienst geweest.
      Tweede ex-soldaat is Timothy Vamvakias, die van 91 to ’93 en van ’99 tot 2004 diende en later als sergeant in Zuid-Korea en als militaire politieman in Puerto Rico.
      Deze veroordeling zou ex-soldaten/mariniers van ‘zwart bijverdienen’ moeten afschrikken. Ik vraag me af hoelang deze praktijken al plaatsvinden.

      De Amerikanen worden pas volgende maand veroordeeld.

      Triest!

      • Ælle zegt:

        Correctie: Vamvakias was reeds tegelijkertijd op 16 juli 2015 met Slawomir Soborsky en Michael Filter, de handlangers die in respectievelijk het Poolse en Duitse leger dienden, tot 20 jaar cel veroordeeld.
        De vijf huurlingen werden na een langdurig undercover DEA onderzoek.in september 2013 gearresteerd.

      • Jan A. Somers zegt:

        Schietoefeningen met persoonlijk wapen waren vanwege de veiligheidsmaatregelen verschrikkelijk saai. Om dit te doorbreken organiseerden wij een soort competitie Scherpschutter. Twee ervan kregen uiteindelijk dat predicaat. Ik dacht dat één van hen ook naar de Olympische Spelen werd afgevaardigd.

  5. Het verslag in Vrij Nederland is ongetwijfeld realistisch.Ik was 14 jaar tijdens de oorlog en heb ook een deel van de na-oorlogse periode meegemaakt . De heer Desire is bijna net zo oud als ik hij heeft dus net als ik daarna nog vele oorlogen meegemaakt.Hij heeft dus net als ik ondervonden,dat de wereld, de natuur,mensen wreed zijn.Waarom ? Noch hij, noch ik hebben daar een antwoord voor.
    Deze generatie denkt kennelijk ,dat je door het aanwijzen van schuldigen en gewetensonderzoek in het reine komt met het verleden,m.i. is dat een illusie.
    Is er dan geen antwoord om als mensheid op deze kleine planeet te leven ? Als wij daar nu eens over gaan nadenken.
    Joty ter Kulve

  6. RLMertens zegt:

    ‘Gadja merah op Bali en Lombok’, is de titel van het boek, dat is opgedragen aan de de ex krijgsgevangen, wederom in Knil dienst, uit Siam/Burma. Gadja merah met de driekleur in top; het symbool van kracht. ‘Een warme herinnering aan goede kameraadschap, aan goed teamwerk. Aan een bevolking, die ons werk waardeerde en ons beloonde met haar vriendschap'(!) Een school voorbeeld hoe indertijd wij indertijd in Indië werden ‘voorgelicht’. Ook deze ex
    krijgsgevangenen bij de bevrijding, die plotseling het nieuws uit Indië, de ‘proklamsi’, vernamen.
    Uit D.vdMeulen; Ik stond er bij; op verzoek van van Mook naar Siam/Burma toog en daar aantrof; een verboden(?) groepering de Pagode groep, Indische Nederlanders, die geen vertrouwen meer hadden in Nederland en die daarom tijdig aansluiting wilden met de Republiek.
    En all helemaal niet aan een (wederom) oorlog wilden deelnemen.
    Tegen over die groep; de mannen van ‘Groot Nederland Actie’ olv. gangmaker kapt.Berg, die liever voor Nw.Guinea opteerde, als ‘staat van enkel blanken’. Toen het nieuws over de bersiap/ tjintjang praktijken van de Republiek, via de voorlichtingsdienst binnen kwam druppelden, aarzelden niemand zich meer om onmiddelijk ingezet te worden. Wraak en nog meer….was het devies. Tot het bot gemotiveerd werden ze naar het front gestuurd. Vandaar het gebeurde op Bali/Lombok etc. Opmerkelijk is het dat het buitenlandse(!) historici zijn(ook nu Zwitser Limpach), die deze wandaden uit Nederlandse dossiers(!) hebben opgemerkt/bestudeerd.’Onze historici waren helemaal niet geïnteresseerd’,aldus de Canadees Robinson. En nu…?
    Verzwijgen is ook geschiedsvervalsing( iets wat we vooral Japan toedichten). Wat dat betreft kunnen we beter Duitsland volgen, die zich met deemoed ‘confronteert met zijn nazi verleden’.
    En een eind maakt aan al het gehuicheld.

    • Jan A. Somers zegt:

      Het mag uiteraard niet, maar ik vond de reactie van vooral uit gevangenschap teruggekeerde (Molukse) KNILlers op de door hen aangetroffen uitgemoorde familie heel natuurlijk. Even turven over hoeveel familieleden het ging, daarna de keepjes in de kolf. Ik, als gewoon burger, beschikte uiteraard niet over een geweer, maar wel over uitgemoorde familie.

      • Surya Atmadja zegt:

        Jan A. Somers zegt:
        27 september 2015 om 11:30 am
        Het mag uiteraard niet, maar ik vond de reactie van vooral uit gevangenschap teruggekeerde (Molukse) KNILlers op de door hen aangetroffen uitgemoorde familie heel natuurlijk.
        ====================================
        Het is menselijk , als men wraak wil nemen en dat sommigen het doen is ook begrijpelijk.

  7. e.m. zegt:

    @Verzwijgen is ook geschiedsvervalsing( iets wat we vooral Japan toedichten). Wat dat betreft kunnen we beter Duitsland volgen, die zich met deemoed ‘confronteert met zijn nazi verleden’.@

    — Nou … wh heer Mertens, sinds wanneer mag je als afgestudeerd HTS-ingenieur Nederlandse nuchterheid met Duitse degelijkheid en Japanse namaak vergelijken ? (Doen we toch ook niet met appels, Bratwurst en kersenbloesem;)

    e.m.

    • Surya Atmadja zegt:

      Ik kan al die nieuwe ontdekkingen , geheime foto’s , verborgen lijken in de oude kasten verhalen niet meer volgen. Te veel .

      Ik heb een “oude”bekende die lid was van de Gadjah Merah, jammer dat hij een paar maanden geleden overleden (katanya) .
      Heb al lang afspraken gemaakt om bij hem thuis te komen ( zijn verhaal staat ook in Java Post of IAF ).Maar niet gedaan.
      Het is leuk om met de mensen van de andere kant te praten ( Nederlanders).
      De vader van een medelezer was sergeant bij de G.M ,na RI merdeka was hij daar gebleven , werkte zelfs bij de Indonesische (semi?) overheid.
      Later was hij alsnog naar NL vertrokken .

      Over de GM op Bali , volgens Indonesische bron hebben ze in dorp Marga -na bepaalde dingen gedaan .
      Quote:
      Tidak berlangsung lama, tepatnya pada tanggal 20 November 1946 pagi, serdadu-serdadu tentara NICA mengepung Desa Marga dan di desa itu tentara-tentara NICA mulai menebar teror. Seluruh penduduk desa Marga dipaksa keluar rumah dan berkumpul di pasar desa dipaksa membeberkan di mana posisi pemuda-pemuda gerilya itu berada. Namun tidak ada satupun yang mau buka mulut. Akibatnya Belanda marah dan menyiksa penduduk desa serta menembaki orang-orang yang tidak bersalah sampai mati tergelepar.
      (dorpelingen die hun eigen mensen niet willen verraden werd gemarteld(meniksa=di-siksa) , di-tembaki (van me-nembak-i of beschoten) .
      De leider v/h verzet was Kolonel I Gust Ngurah ( Nationale Held) , de Internationale vliegveld van Den Pasar werd naar hem genoemd.

      • Ælle zegt:

        Addendum
        Omgekomen/gesneuveld/gedood: 20 man (periode 1946/1947, vermeld moet worden dat er nog 5 gesneuvelden geregistreerd staan bij de “Bali Lombok Brigade”. Totaal 25.
        Of deze gesneuvelden ook bij Inf.X. ingedeeld waren is onbekend)

      • RLMertens zegt:

        W@Aelle. In het boek Gadjah merah. Zij die vielen; 22 namen, allemaal in 1946.
        -Opmerkelijk is het dat achter de namen genoteerd zijn; ongeval, vermoord,(door wie?), vijandelijke actie of overleden.(?) Overleden zijn; lt.kol.FH ter Meulen en 2x sergeanten. Waar aan? -Opmerkelijk is ook dat alles (wat toen Nederland ondernam) ten gunste is van de plaatselijke bevolking. ‘…aan een bevolking, die ons werk waardeerde en ons beloonde(!) met haar vriendschap! -Ewald van Vught; Poepoetan Marga, Bali
        20-11- 1946; Jaarlijks wordt op Bali deze veldslag herdacht. Het grootste gevecht op Bali en bezorgde de vrijheid strijders- de Prajoda’s= hulp troepen- een verpletterende nederlaag. Op die dag werden 96 strijders omsingeld en gedood. Ook hun leider, ex Knil, Ngurah Rai, tot volksheld van de Republiek uitgeroepen. -Jaarlijks wordt ook in Amstelveen een Indië herdenking gehouden. Ik maakte daar eens kennis met een oudere Hollandse(Totok) dame uit Indië/Jappenkamp etc. Wij ergerden ons beiden aan het militaire gedoe bij deze herdenking. Zij vertelde mij; ‘daarom ga ik bij elk bezoek aan Bali, waar ik een pleegkind heb, eveneens naar de ere begraafplaats Marga. Waar in totaal 1371 gesneuvelde vrijheidsstrijders liggen. Zoals ik hier de onze herdenk, herdenk ik daar, hun slachtoffers’.(!)

      • Ælle zegt:

        Als hun oorspronkelijk embleem was het de bedoeling een witte olifant als motief te gebruiken, maar dat mocht niet van de koning van Thailand. Het was te voorzien dat ze rood voor ogen zagen want het waren toch ex-krijgsgevangenen.
        Hoewel op Noord-Sumatra nog olifanten voorkwamen is de olifant in de emblemen van de KNIL Infanterie bataljons X, XI en XII afkomstig uit Thailand waar de witte olifant een nationaal symbool is. Enkele van deze emblemen (met geborduurde witte olifant met rode stiksteek omlijst) zijn in gebruik geweest bij administratief personeel.
        De olifant in het embleem van de Bali/Lombok brigade die in Thailand uit ex-krijgsgevangenen van het KNIL was geformeerd is een aanvallende rode olifant, de Gadja Merah. Later (1946) zijn uit de brigade de Inf. bat. X en XI ontstaan, met eigen embleem en op Bali werd Inf. Bat XII opgericht met kader uit X en XI en inheemse troepen.
        Opgericht 19-10-1945 te Tamuan (Siam het huidige Thailand)
        Onderdeel van 1e Java Echelon (eind 1945 opgeheven)
        Toegevoegd aan Trpco. Bali-Lombok, T.T.C. Zuid Sumatra
        Ingedeeld bij Bali – Lombok Brigade, Y – Brigade
        Actiegebied(en) Bali, Lombok, Palembang, Pendopo, Teloekloeboek Talangakar Benakat
        Commandant Majoor. J.W. van Marle 19-10-1945 / 13-02-1946
        Majoor W.C.A. van Beek 13-02-1946 /
        Opheffing 19-01-1948
        Heropgericht Medio 1948
        Deze geschiedenis moet verder uitgediept worden. Ik zal mijn best doen. U ook?

      • Jan A. Somers zegt:

        “Opmerkelijk is het dat achter de namen genoteerd zijn; ongeval, vermoord,(door wie?), vijandelijke actie of overleden.(?) ” Niet zo opmerkelijk hoor. Gewoon militaire statistiek. Om te voorkomen dat we hiervan allemaal nullen maken. In de totaallijst van dode Nederlandse militairen, (ruim 5000?) is die keurige onderverdeling ook gemaakt.

    • Ælle zegt:

      Nou …eh…
      ~ Als gouden appels in zilver beeldsnijwerk is een woord, gesproken (getypt) op de juiste tijd ervoor. Spreuken 25:11
      Niet dus …

      • RLMertens zegt:

        @Aelle- ‘als gouden appels etc.’; Het Gadjah merah optreden op Bali?

      • Ælle zegt:

        ~ zelfs de ‘Pagode groep ging overstag, zei men ~
        RLMertens, wat wordt met de Pagodegroep van de Gadjah Merah bedoeld? Waar lees of vind ik hier iets van terug?

    • RLMertens zegt:

      @em; ‘niet vergelijken; appels, bratwurst en kersenbloesem’? Niet alleen vergelijken maar….doen! De pot verwijt de ketel….

    • Ælle zegt:

      Het was te voorzien dat ze rood voor ogen zagen want het waren toch ex-krijgsgevangenen.
      Van het totaal aantal krijgsgevangenen (POW’s) ging 25% dood. (Gelezen op een Engelstalige nieuwe website Revolvy.com) Van de honderd (100) ex-krijgsgevangen hebben minstens vijfentwintig (25) maatjes zien sterven.

      • Ælle zegt:

        Deze link schrijft dat het percentage is 1 op 5, dit berekend over het totaal aantal krijgsgevangen. de 25% is berekend over de Nederlanders en Indo’s bij elkaar genomen.
        die het overleefd hebben, die ik gekend heb als familieleden en bekenden tot de 2de graad, zijn geestelijk zwaar beschadigd geraakt, als ze al dan niet té vroeg gestorven zijn.

        During the Japanese occupation of the NEI, two large groups of people were deprived of their freedom: prisoners-of-war and detained civilians. These groups ended up in different camps. Both groups consisted of considerable numbers of people, many more than the Japanese had expected and the allies had expected at the liberation. It has been calculated that 42,233 European servicemen in the Indies had become prisoners-of-war: 3,847 servicemen of the Royal Dutch Navy, 36,869 of the Royal Netherlands East Indies Army (KNIL) and 3,847 servicemen of the KNIL auxiliary corps.

        Around 8,200 of them lost their lives, about one out of every five. Besides, many native servicemen of the KNIL fell into the hands of the Japanese army, of course. The Javanese and Sundanese were soon set free, but most of the Menadoese, Amboinese and Timorese, the Christian natives were held. Except on Borneo, most prisoners-of-war did not stay on the islands where they were captured, but were transported elsewhere, especially to be put to work.

        The number of civilians interned by the Japanese is estimated to have been 125,000. The largest group concerned civilians from the Netherlands East Indies. According to Dr. D. van Velden (from whose book “The Japanese camps for civilians” a lot of information has been taken) 96,300 civilians ended up in Japanese camps; 13,120 (13.6%) succumbed. During the war the Japanese reported to the Red Cross that there were 98,000 detainees, of whom 16,800 died (17%). Though the precise figures are not known, we may assume that about 100,000 civilians from the Indies were in Japanese camps, of whom one in six died.
        The Burma-Thailand Death Railway – Lives lost and percentages of total POWs
        3,098 Dutch (19%); 6,904 English (29%); 2,646 Australians (31%); 131 American (23%); 180,000 Asiatic (90%)
        Source: Dutch National War Memorial Museum

      • Ælle zegt:

        Deze bovengenoemde link is mansell.com

      • RLMertens zegt:

        @Aelle. ‘dat ze rood voor ogen zagen etc.’ Door onze voorlichtingsdienst/legerleiding ea. die propageerde dat; Door gezagsvacuüm (uit het niets ) de pemoeda’s (plotseling) hun vrouwen/kinderen/ouderen afslachten/ tjintjangen etc. Vooral die Indo gezinnen die in de Japanse buiten de kawat verbleven. En de vooral Indo/Gadjah Merah deel zon op wraak( zelfs de ‘Pagode groep ging overstag, zei men) Zo had de legerleiding het
        voor elkaar, dat zelfs de Inheemse Knil groep (zelfs Knil Javanen), zich erbij aansloot en vast beraden was Nederlands Indië in stand te houden.

  8. Ælle zegt:

    Deze onderstaande link bewijst de existentie van de Gadja(h) Merah = Rode Olifant met foto’s uit het fotoalbum van de ouders van wijlen de heer Ed Vos.
    http://home.online.nl/ed.vos/gadja-merah/index.htm

  9. p.wentink zegt:

    Ik zou even Willen melden dat men eerst eens de Bersiap periode moet bestuderen alvorens ook maar iets van een ordeel over onze jongens van destijds mag vellen. ( het op beestachtige wijze vermoorden van burgers).
    Ook de zwaarverminkte vermoorde terug gevonden militairen geven een heel ander verhaal. Misschien zouden er nog wel schadevergoedingen geclaimd kunnen worden aan de Indonesische regering.

    • Surya Atmadja zegt:

      p.wentink zegt:
      4 mei 2016 om 8:34 pm
      Misschien zouden er nog wel schadevergoedingen geclaimd kunnen worden aan de Indonesische regering.
      ============================================================
      Mag proberen.
      Uiteraard zal uit de Indonesische zijde ook een tegen claim komen .

      Trouwens volgens de Nederlandseregering bestaat Republiek Indonesia niet eens , wel R.I.S ( Verenigde Staten van Indonesia) , met ingang van de ondertekening van RTC.
      Dus wel op de juiste deur of loket kloppen .

      • Jan A. Somers zegt:

        ” bestaat Republiek Indonesia niet eens , wel R.I.S” Nee hoor, Indonesië had als soevereine staat het volste recht een naamsverandering in te voeren. (dat hebben wij in Nederland in het verleden ook een paar keer gedaan). Ik denk dat die ook geregistreerd staat bij de VN, en daar houdt Nederland zich gewoon aan zoals het hoort. Ik zag pas nog een gezellige foto van beide ministers van Buitenlandse Zaken. En de geloofsbrieven van de Indonesische ambassadeur worden toch gewoon door Nederland aanvaard? Ik zie die ambassadeur elke keer op 15 augustus gewoon een krans leggen. De Republiek Indonesia is juridisch gewoon de rechtsopvolger van de RIS, en heeft alle verantwoordelijkheden van de RIS daarmee overgenomen. We hoeven dus niet te zoeken naar het juiste loket, er is er maar één. Volkenrecht is niet zo moeilijk. Wij doen zelfs niet moeilijk met de akte van soevereiniteitsoverdracht aan de RIS die door alle deelstaten is ondertekend. Vorig jaar nog tentoongesteld op het NA.

Geef een reactie op RLMertens Reactie annuleren